Dit blaadje behoort bij n° van 3 OPENBARE \ERGADERli\G GEMEENTE-RAAD TE GOES, 35 der Goessche Courant lei 1860. van den DEN 26 APRIL 1860. (Vervolg van n°. 34.) Wordt gelezen het verzoek van den heer C. Douw Snijder, om, uithoofde zijner benoeming tot hoofd-onderwijzer te Boskoop met 15 mei ontslagen te worden als hulp-onder wijzer op de fransche jongensschool. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt dit ontslag eervol verleend in te gaan zoo als verzocht is. De voorzitter zegt dat die betrekking alzoo eertsdaags weder zal vaceren dat er op de school slechts 15 leerlingen zijn en de opbrengst dei- schoolgelden niet meer dan 42, per maand bedraagt en hij den raad in de volgende ver gadering in overweging wenscht te geven of het wel raad zaam is hierin te voorzien Mede wordt gelezen het verzoek van de heereu C. Verloop en Zoon, om de overeenkomst tusscheu hen en de gemeente aangegaan betrekkelijk de stichting eener gasfabriek en het leveren der straatverlichting over te dragen aan de naam looze maatschappij, de Utrechtsche gas onderneming. Is met eenparigheid van stemmen goedgevonden dit ver zoek in te willigen. Nog doen burgemeester en wethouders het voorsteltot het plaatsen van eenen grooten candelabre midden op de Groote Marktvolgens overgelegde teekeoing waartegen de aannemer zal vergoeden de waarde van eenen gewonen candelabre, den nieuwen buiten kosten der gemeente zal plaatsen en den thans aanwezigen overbrengen naar de Vlasmarktalsmede tot het aanschaffen van een toestel tot verlichting van het raadhuis bij eventuele illuminatie zullende de kosten van den candelabre ongeveer 400, die van den verlichtingstoestel omtrent 50,bedragen. Alzoo wordt besloten. Wordt gelezen een adres van den heer J. H. C. Kakebeeke, daarbij hoofdzakelijk te kennen gevende dat hij heeft verzocht vrijstelling van de dienst bij de brand - weer, als zijnde eervol ontslagen bij besluit van burge meester en wethouders van 17 december 1859: dat de commissie ter beoordeeling der reclamesblijkens daarvan bij hem adressant ontvangene kennisgeving, hem niet van de dienst heeft vrijgesteld, zonder opgaaf van redenen; dat hij bij meergemeld besluit als onderbrandmeesler is ontslagen zonder op nieuw in eene andere betrekking bij de brandweer te worden aangesteld, waarom de adressant vermeent alstoen geheel van de dienst te zijn vrijgesteld dat, onder anderen, de heer A. Biersteker, in hetzelfde geval als adressant verkeerende door de commissie finaal is vrijgesteld en de adressant niet begrijpt waarom bij den eenen hetzelfde argument gegrondbij den anderen on gegrond is; dat het hem almede vreemd voorkomt, dat zij die hun eervol ontslag hebben bekomen onder een vorig reglement, gedurende het tegenwoordige reglement daarvan ontstoken zijn, daar het hem voorkomt dat beiden evenveel aanspraak op vrijstelling hebben. Waarom hij verzoekt van de dienst bij de brandweer dezer gemeente ontslagen te worden. De voorzitter berigt daaromtrentdat bij besluit van burgemeester en wethouders van 17 december 1859 de heer Kakebeeke op zijn verzoek is ontslagen uit zijne betrekking als onderbrandmeester echter niet als lid der brandweer dat die dispositie eensluidend is met die betrekkelijk A. Biersteker, die mede ontslagen is als onder-brandmeester dewijl hij als schipper die functie niet kon waarnemen. dat het bij beide resolutien de bedoeling van burgemeester en wethouders was, beide te ontslaan alt titularissen, niet als leden der brandweer; dat het beweren van den adressant dat beide gevallen gelijk zijn volkomen gegrond is en Biersteker in der daad door de commissie bij vergissing is vrijgesteld door een abuis van een der ambtenaren ter griffie dat dit abuis behoort hersteld te worden en Burgemeester en Wethouders naai luid van art. 20 der verordening alzoo voorstellen, het besluit tot vrijstelling van dhr. A. Biersteker te vernietigen en dat betrekkelijk dhr. Kakebeeke te raaintine ren en daarvan aan den adressant en dhr. Biersteker kennis te geven. Hetgeen wordt besloten. De rekening over 1859 en begrooting voor 1860 van de gemeente-apotheek ingekomen zijnde worden gesteld in handen der commissie voor het financiewezen ten fine van onderzoek berigt en voorstel. Burgemeester en Wethouders berigten dat zij zich aan den Commissaris des konings hebben geadresseerd om te weten, hoedanig de uitbetaling der belooning wegens de volkstel ling geschieden moet, waarop die heer na deswegens het ge voelen van den minister te hebben ingewonnen heeft berigt, dat het den gemeentebesturen vrij staal aan de personen die met het werk der volkstelling zijn belast geweest beloonin gen uittebetalenin afwachting dat de van rijkswege aan de gemeenten toeteleggen tegemoetkomingen zullen worden uitbetaald. Naar aanleiding daarvan stellen Burgemeester en Wet houders over daarvoor beschikbaar te stellen ƒ120,te voldoen uit de onvoorziene uitgaven en hetgeen daarvoor door het rijk wordt tegemoetgekomen (ten bedrage van 85,39'/)) als buitengewone ontvang te verantwoorden. Alzoo wordt eenparig besloten. Op voorstel van Burgemeester en Wethouders besluit de raad van den post van onvoorziene uitgaven over 1859 af en overteschrijven op dien voor brandstof en licht 101,06'/2 en op dien voor vervolgings kosten van onvermogende belas tingschuldigen 33,41. Op het verzoek van het bestuur over het Gasthuis besluit de raad autorisatie te verleenen om van art. 5 der begrooting over 1859 voor melk, boter en kaas af en overteschrijven op art. 3 belastingen 70 cent art. 4 onderhoud f 111,15 en art. 6 kleeding en beddegoed 53,15. Wordt gelezen hel verzoekschrift van den beer O. Verhagen, dat hij ter uitbreiding zijner industrie en met het oog op het stoken van alcohol en aanverwante fabrikaten uit het wascb water zijner garancine fabriek, behoefte heeft aan meerder terrein langs de water- of havenzijde en wel de perceeleu n°. 250, 278 en 279. dat hoewel die gronden thans zeer duur verpacht zijn, hij aanneemt die huurders volkomen te bevredigen en de tegen woordige pacht te betalen en te veranderen in grondrente. Welk verzoek wordt gesteld in handen van burgemeester en wethouders om raad berigt en voorstel. Het kohier der honden-belasting voor 1860 opgemaakt op 363,— wordt verhoogd met - 6, en alzoo vastgesteld op 369, Door burgemeester en wethouders wordt overgelegd het jaarverslag vau den toestand der gemeente over 1859, het geen zal worden gedrukt en aan Gedep. Staten medegedeeld. De Voorzitter legt over de navolgende ingekomene stukken: Van heeren Gedeputeerde Staten Goedkeuring van het besluit tot verkoop van boomen. Idem tot af- en overschrijving begrooting. Idem tot afstand grond Israëlitische begraafplaats. Idem tot onderhandsche verpachting tuin rar. van Deinse. Idem wijziging contract ravelijn. Idem uitgifte grond aan W. van Riet. en idem kohier hoofdelijken omslag. Van de commissie over de provinciale bibliotheek een exemplaar van den catalogus dier boekerij. Van de vaste commissie voor het financie wezenhet berigt dat zij het niet raadzaam acht voor 1861 eenige ver andering te brengen in het belastingstelsel der gemeente. Van den heer O. Verhagenhet berigt dat hij aanneemt de voorwaarden waarop hem vergund wordt het hek voor zijne fabriek op gemeente grond te plaatsen. Wijders eenige verzoeken om kwijtschelding van hoofde lijke» omslag en honden belasting over 1860 wegens ver andering van woonplaatsdie worden aangehouden tot na den afloop des diensljaars. En eenige staatsbladen die worden gedeponeerd. Waarna de vergadering is gesloten. DRUKKERIJ van F. KLEEUWENS ZOON, Uitgevers der Goesiche Courant.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1860 | | pagina 3