«0ESSCHE
COURANT.
No. 84.
458te Jaargang.
1858.
MAANDAG 1 NOVEMBER.
Verkort verslag- van den toestand der
Provincie Zeeland, door Gedepu
teerde Staten uitgebragt aan de
Provinciale Staten, in de zomer
vergadering van 1858.
m Tc 7l\
v Kor r;
V V.I. K-
y?e uitgave dezertourant geschiedt Maandag en Donderdag
avonduitgezonderd op feestdagen.
De prijs per kwartaal is f J,76 franco per post ^,9ö. I
inzending van advertentien moet geschiedei
Gewone advertentien worden a 20 ets. de regel geplaatst
Geboorte-huwelijks- en doodberigtenvan J6 regels d f J^óO
behalve het zegelregt.
vóór drie uren des namiddags.
Vervolg),
Hoofdstuk XIII.
Landbouw.
De vrees dat de buitengewone droogte en hittewelke gedurende
een groot gedeelte van den zomer hebben geheerschteenen hoogst'
nadeeligen invloed op de verschillende gewassen zouden hebben uit
geoefend is bij de inzameling welke met het gunstigste weder heeft
plaats gehad en buitengewoon vroeg was afgeloopen, gelukkiglijk
gebleken allezins overdreven te zijn geweest. De hoeveelheid toch
van het ingezamelde ging de verwachting meestal te boven, terwijl de
hoedanigheid van vele gewassen niets te wenschen liet.
Het koolzaad bleef voornamelijk in Zuid-Beoelandbeneden het
middelmatige, en was, op weinige uitzonderingen na, weinig olierijk.
Ook het. vlas viel aldaar bij de roting tegen, voornamelijk door de
ongeschiktheid van het water aldaar voor die bewerking. De gemid
delde opbrengst per bunder was, vau de zomer tarwe 22, van de
winter dito 30—31, rogge 2627, zomer gerst 3839, winter
dito 4546, haver 3940, zomer koolzaad 11—12, winter dito
1415, paardeboonen 25, duive dito 21, bruine en witte dito 18,
groene erwten 2627, witte of gele 30, graauwe 22, aardap
pelen 126—127, boekweit 16 mudden, gedolven meekrap 2024 en
vlas 513 ned. ponden.
De gemiddelde opbrengst der voornaamste veldgewassen over de jaren
18471857 was als van
Zomer tarwe 19 over de 10 jaren tot 2425 over 1857.
Winter dito 21.25 26—27
Kogge 22.90 25-26
Zomer gerst 33.30 38—39
Winter dito 40.30 4546 -
Haver 41.22 40—41
Zomer koolzaad 16.25 24—25 n
Winter dito 18.15 m m 26—17
Paardeboonen 23.32 2324 m
Duiven dito .19.62 1920
Witte dito 20.87 h 99 99 n 9, 23—24
Groene erwten 22.07 2425
Witte of gele dito 18.82 n 2223
Graauwe dito 20.87 21—22
Aardappelen 97.62 M142-143
Boekweit 21.50 m 17
Vlas por pd. 561 „550 n. p.
Lijnzaad 7.86 9—10
Volgens een overzrgt van dezen oogst zouden genoemde voortbrengselen
eene wa&olc hebben van vijftien millioen tweemaalhonderd vier en twintig
duizend zevenhonderd zeventig guldens, f 15^224,770, waarbij in het oog
moet gehóuden wordeneensdeels dat nlen bij die berekening zich
voor alle overdrijving heeft gewacht en ten anderen dat onder die
som niet begrepen zijn, zoo veel andere, voordeelen die door den
landbouwersstand worden genoten, doch waarvan het bedrag onbekend
blijft. Men denke hierbij alleen aan het zuivel en men neme in
aanmerking dat, gedurende het jaar 1857 blootelijk aan versche boter
voor een bedrag van bijna 2'/2 ton gouds alleen in de gemeenten
Middelburg en VUssingen is ingevoerd.
De koop- en huurwaarde der landerijen bleven, over het algemeen,
op dezelfde hoogtede prijzen van paardenrunderen en ander vee
waren zeer hoog.
Voor de bijenteelt, waarmede enkele personen in dit gewest zich
bezig houden, was het warme en drooge weder zeer bevorderlijk. Men
verkreeg veel honig en was, het eerste gold 50 cent het pond.
Ofschoon de landman wat de bemesting zijner gronden betreft
alsnog meestal de oude gewoonte blijft volgen, is hier en daar ten
dezen toch eenige vooruitgang te bespeuren. Het gebruik van secreet-
mest en asch nam in het voormalig 4de district toe. In het voor
malig 5de district werd wederom eene zekere hoeveelheid guano met
verschillend gevolg gebezigdvoor de zandgronden waren de uitkom-
aten, naar het schijnt, bijzonder gunstig. Ook in Zuid-Beveland werd
meer werk dan vroeger van de bemesting gemaaktproeven met guano
vielen in dit eiland niet gunstig uit.
Hoofdstuk XIV.
Verveening Jagt en Visscherij.
De staat van het jagtveld was, in het afgeloopen jaar, over het
algemeen, voldoende. Het kleine wild was talrijk. Waterwild integen
deel werd uiet veel aangetroffen.
Het regt der uitgegeven jagt-akten bedroeg zonder dat van zegel
f 6345,00.
De visscherij op de Schelde en zeeuwsche stroomen was in 1857
niet zoo voordeelig als het vorige jaar. De botvangst was slechts
middelmatig. Rog, molenaar en scharren werden weinig gevangen.
Sardijn en panharing werden weder niet aangetroffen. De oestervangst
was mede niet gunstig. De ansjovisvangst was ruim. Dc mosselen
waren goed en de aftrek ging geregeld. Door ée'n visscher werden
37 zeehouden gedood. Zonder inbegrip van het zegelregt werd voor
regt van uitgegeven visch-acten f 1478,50 betaald terwijl nog 556
kostelooze vergunningen aan onvermogende visschers werden uitgegeven.
De uitkomsten der kustvisscherij waren niet gunstiger dan in 1856.
BIÜÏTÏElTLAIfDSCHE BERIGTEIf.
Naar men verneemt houden de ministers zich thans
ijverig bezig met het in gereedheid brengen van hunne
antwoorden op de voorloopige verslagen der kamer be
trekkelijk de ontwerpen der staats-begrooting voor den
jare 1859. Men verwacht dat die antwoorden binnen
kort aan de kamer zullen worden ingezonden zoodat
de discussien over de begrootings-wetten omstreeks de
helft der maand november zullen kunnen aanvangen.
Op nieuw is de ongelijkheid der verdeeling tussohen
de onderscheidene provinciën, -van de som voor reis- en
verblijf-kosten der militie-commissarissen enz. in het
oog gevallen. Men achtte de provincie Zeeland in dit
opzigt tegenover Friesland karig bedeeld en dat wel
niettegenstaande het reizen in eerstgenoemde provincie
moeijelijker en kostbaarder is dan overal elders.
Verleden donderdag is aan den Wilhelmina-polder
tot voortzetting der onderzeesche verdediging van den
bekenden zwaren dijkval, ontstaan bewesten het sas
van Goes in den nacht van den 9 op 10 februarij
1856, onder directie van den hier gevestigden ingenieur
van den waterstaat, de heer Conraddoor den aannemer
Harlog een rijzeustuk gezonken, dat door zijne groote
afmetingen de tot lieden in Zeeland bewerkte zink-
stukken overtreft.
Het stok bedroeg niet minder dan 4500 vierk. ellen
oppervlakte of eene lengte van 100 bij een breedte 45
ned. ellen.
Met behulp van 6 groote schepen, die ongeveer 300
lasten vilvoordsche steen aanvoerden, en 25 vletters
werd het stuk door 180 manschappen binnen 3 uren tijds
geballast en op een gegeven sein gezonken, waarbij eene
volgens deskundigen groote moeijelijheid werd over
wonnen, aangezien de achterzijde van het stuk 12 en
de voorzijde op 21 el diepte moest gezonken worden,
zoodat dan ook na afloop der werkzaamheden, die met
de meeste orde bestuurd werden niets meer van het
zoo groote zinkstuk te zien bleef.
Niettegenstaande het ongunstige weder woonden velen
dit met Zeelands behoud in zoo naauw verband staande
soort van dijkwerk bij.
Voor de calamiteuse polders in Zeeland wordt op de
staatsbegrooting voor 1859 op nieuw eene som van
f 270,000 aangevraagd. In de afdeelingen der tweede
kamer heeft men er de aandacht op gevestigd, dat die
aanvrage geschiedt, zonder dat eenige mededeeling wordt
gedaan wegens het onderzoek naar hetgeen de ingelan
den dezer polders zeiven voor de verdediging tegen het
zeewater bijdragenen naar de vraagof die eigene
bijdragen in behoorlijk verband staan tot de opbrengst
der landen en tot hetgeen van staatswege wordt ver
strekt. Dat onderzoek wordt thans reeds een paar
jaren achtereen voortgezet, zonder tot eenig bepaald
resultaat te leiden. In 1857 hadden ged- staten van Zeeland
eene waardering der landen in één der calamiteuse
polders van sommige zeeuwsche eilanden en van Staats-
Vlaauderen doen plaats hebbendoch was men door
gemis van medewerking der dijksbesturen slechts zeer
gedeeltelijk in die waardering geslaagd. Een nader
onderzoek op de wijze bedoeld bij 's konings besluit
van 20 junij 1823, n°. 83, was dien ten gevolge
bevolen. In de afdeelingen der kamer werd nu ge
vraagdwelke uitkomsten dat nader onderzoek opge
leverd heeft.
Van goederhand vernemen wij dat op aanstaanden
donderdagdes avonds ten 6 uredoor den heer van
Schelvenevangelie-dienaar te Gend in de kerk der
doopsgezinden alhierverslag zal worden gegeven van
den Evangelie-arbeid in Belgie. Mogen velen door
hunne tegenwoordigheid van hunne belangstelling in de
uitbreiding van het rijk van Christus doen blijken.
Heden avond zal door de rederijkers kamer Vondel
alhier hare eerste openbare opvoering voor dezen winter
plaats hebben. Het programma is verdeeld als volgt
Eerste gedeelte 1. De redding, van mr. si. Bogaerls.
2. De heldendood van Claessensfragment uit de
Hollandsche natie van Helmers. 3. Fragment uit het
drama Johan Woutersz., van II. Schimmel.
Tweede gedeelte. 4. Brand op zee en zelfopoffering,
fragment uit het dichtstuk de Meineed, van C. (1. Withuis.
5. De zieke jongeling, van J. van Beers. 6. De liefde
op de proefeene schets voor rederijkersin 2 tafe-
reelendoor een neefje van Jan de Rijmer.
Omtrent den landbouw in deze streken deelt men
ons mede, dat zelden onder zulk gunstig weêr de
zaaitijd inviel. Voor het grootste gedeelte is het
zaaijen van rogge en gerst afgeloopen, terwijl men met
do tarwe druk bezig is. Op verschillende plaatsen heeft
reeds het koolzaad wortel gezet en ziet men de rogge
boven. Men schrijft het dalen der granen op verschil
lende markten dan ook aan het veel belovende der
velden toe.
Het verbruik van mosselen ter bemesting in de om
streken van Breda, heeft eene ongekende vlugt geno
men sedert de uitkomsten zoo bevredigend zijnvooral
op het graanland is men met deze wijze van bemesting
er in geslaagd eene goede opbrengst te erlangen. De
mosselvangst op de Ooster-Schelde overtreft die van
het vorige jaar. Honderde karren worden dagelijks
vervoerd tegen den geringen prijs van 80 cent per kar.
De bank in de nabijheid van Breda is reeds van 60,000
karren kleine mosselen of zaadgoed ontlast.
BUITEHLAÏfDSCHE BERIGTEH.
ITALIË.
Uit Rome wordt aan het Journal des Débats
weder een bedroevend feit medegedeeld. Er werd dezer
dagen in den kerker van het heilig officie een priester
gebragtdie zich aan moord heeft schuldig gemaakt,
gepleegd onder omstandigheden die afgrijzen en walging
wekken. Het feit droeg zich aldus toeaan den pas
toor van het dorpje San Giulianello was een sommetje
geld ontstolen. Hij klaagde een man uit de omstre
ken aan doch bij gebrek aan bewijs moest de aange
klaagde in vrijheid worden gesteld. Woedend dat hij
zijne wraak niet kon uitoefenen en tevens zijn geld
niet terng kreeg, besloot de priester zelf zich de
ophelderingen te verschaffen die hij verlangde. Om
daartoe te geraken lokte hij in een afgelegen grot den
zoon van den man op wien hij verdenking hadeen
jongeling van 15 of 16 jaar. Onverhoeds werd de
knaap door den priester overvallen en gebondentoen
begon de priester hem een soort van pijnbank te doen
oudergaan, door namelijk met een mes kleine insnijdin
gen op zijn ligchaam te maken die echter niet van
ernstigen aard waren. De knaap bekende niets, hetzij
hij niets wist of niets wilde zeggen. Het gezigt van
het bloed bedwelmde den ellendigen priester, hij gevoelde
zich geprikkeld om irf'zijne afschuwelijke bezigheid
voort te gaande insnijdingen werden al scherper en
scherper en weldra bezweek de jongeling onder twee
endertig wonden. Toen het lijk daarna ontdekt werd
en men tot de begrafenis overging, moest de moorde
naar, als de pastoor van het dorp, als geestelijke het
ontzielde ligchaam van zijn slagtoffer vergezellen. De
omstanders meenden bij het verrigten der kerkelijke
plegtigheden eene vreemde aandoening in hem te be
speuren en toen den volgenden dag de brigadier der
karabiniers hem de doodakte des overledenen vroeg,
die de priester uit zijn kerkregister moest geven
geraakte deze in nog grootere ontsteltenis. Een en
ander wekte het vermoeden der misdaad op en de
pastoor werd in hechtenis genomen.
ENGELAND.
Volgens de correspondent van een amerikaansch blad,
heeft een amerikaan, uit Californie komende, de duide
lijkste proeven geleverd dat hij in staat is om vergiftige
slangen hare magt te ontnemen, en wel door het mes
merisme. Na eene vertooning met zijne verzameling
slangen, stelde een der toeschouwers voor, dat hij zijne
kunst toonen zou op pas gevangen slangen hetwelk
hij aannam tegen betaling van 25 dollars. Deze bijeen
gebragt zijnde, hragt men hem een ratelslangdie de
vorige week gevangen was. Na het dier eenigen tijd
beschouwd te hebben wierp hij het uit de mand of
kist op den grond, schopte het, vatte het bij den staart,
slingerde het heen en weder, greep het toen in het
midden en hield het op armslengte van zich af. De
slang wendde den kop om en zag den amerikaan
aan, die zijne oogen gedurende eenige minuten strak
op die van het beest vestigde en het toen om zijn
hals eii borst liet kronkelen. Twee dagen later her
haalde hij zijne proeve met een pas gevangen groote
ratelslang.
Voor eenige dagen ging een te Castlecomer in
Ierland woonachtig jongmensch naar het veldom een
zeer grootenzoogenaamde!) spaanschen vlieger op te
laten. De volle lengte van het touw uitgevierd heh-