üffi\BAHE VEHGADEillM
GEMEESSTS-SAAD TE GGE3.
VAN DEN
Vervolg van het verslag van het verhandelde inde zitting
VAN DKN 25 OCTOBER 1855.
In behandeling komt alsnu de gemeente begrooting voor
1856 en wel eerst over de algemeene strekking.
De commissie voor het finantie-wezei) rapporteert daar
omtrent: dat zij met genoegen ontwaard heeft, dat het eind
cijfer van deze begrooting zoo veel lager is als vroeger en
in 1856 door de gemeente ruim 8000 minder moet betaald
worden aan belasting dan de laatste 20 jaren dooréén ge
rekend, waarvan zij een staal overlegt.
Dhr. v. d, Boscn heeft een en ander nagegaan en verzoekt de
vrijheid mede te doelen wat hel meest in aanmerking komt.
Hij acht het eene goede gewoonte, om bij de behandeling
der begrooting van denkbeelden te wisselen over de aangcle
genheden daarmede in verband staande en heelï niet genoegen
gehoord, dat ook de commissie van linantien eene vergelijking
heeft gemaakt tusschen de begrooting van 1856 en vroeger.
Spreker heeft mede die begrootingen nagegaan en heeft
berekend, dat jaarlijks 54000 zullen benoodigd zijn; li ij
heeft zich afgevraagd of dit cijfer normaal was voor de toe
komst, zoodanig, dat daarvan wel eenigzins kan afgeweken
worden, maar het gemiddeld bedrag 54000 blijft; alleen
daardoor kan men weten, hoeveel er betaald moet worden.
Daartoe de begrootingen van 30 jaren nagegaan hebbende
komt hij over dat tijdvak tot een midden cijfer van ruim
59000 waarbij hij lot verwondering heeft ontwaard dal
tusschen hel eene en andere jaar 22000 speling is.
IIij gelooft dat er grond bestaat cm f 54000 als een vast
cijfer aan te nemen en wijst er op dat dus het aanstaande
jaar bijzonder gunstig te noemen is.
Om uit die f 54000 een vast cijfer van uilgaven te ver
krijgen, heeft hij nagegaan de vaste uitgaven en andere die
niet jaarlijks terugkeeren en dus voor wijziging vatbaar zijn,
zoo als b. v. vernieuwing, aanleg enz. daarvoor heeft hij
2000 als middencijfer aangenomen; eveneens voor de scholen,
waarvoor nu 3900 is uilgetrokken, zal eene gewone uitgaaf
van 800 voldoende zijn, terwijl hij verder meent dat op den
duur voor de armen eene subsidie uoodig zal zijn van 5000
eu hij voor de bestedelingen in liet gasthuis heeft gesteld 3000.
Door die berekeningen krijgt spreker eene gewone jaarlijksche
uitgaaf van 51870; bijzondere omstandigheden, b. v. gebrek
aan liefdadigheid of calamiteiten niet in aanmerking genomen.
Daartegenover staan de gewone inkomsten, (buiten liet goed
slot en den hoofdeüjken omslag) die omstreeks 27660 be
dragen, zoodat hij vermeent dat op den duur 18000 hoof
delijken omslag niet toereikend zal zijn, maar 24000 inde
toekomst zal benoodigd wezen.
Hij heeft zich daarbij afgevraagd, indien die 24,000 wer
kelijk benoodigd zijn en alzoo de gezamenlijke belastingen
40,000 bedragen of de burgerij daardoor niet bijzonder
zou worden gedrukt; uit de becijferingen over vroegere ja
ren blijkt echter, dat liet toen eenige duizende guldens meer
bedroeg; spreker is dus overtuigd en gerustgesteld, dat die
last verminderd is en hel zal hem aangenaam zijn indien
hij ook die overtuiging bij zijne medeleden heeft kunnen ves
tigen waarhij dan nog te meer door de welgezinden zal
moeten erkend worden, dat de belastingen veel evenrediger
gedragen worden dan vroeger.
De Voorzitter betuigt den heer van den Bosch dank voor
zijne opmerkingen en meent dat de raad met genoegen mag
terug zien op hetgeen hij in dezen gedaan heeft.
Dhr van Kerkwijk licht het verschil tusschen eenige cijfers
door de commissie aangegeven en die van dhr van den Bosch,
nader toe en zegt, dat de commissie de cijfers heeft genomen
van alles wat de gemeentewet belasting noemt of daarmede
gelijk gesteld wordt; trekt men die ontvangsten die vroeger
niet als belasting geheven, maar toch ontvangen werden af,
dan zou hel verschil grooter zijn en zou men den schijn op
zich iaden partijdig te hebben willen wezen.
Dan zou inen b. v. zien, dat zijn opgebragt aan opcenten,
grondlasten en personeel 1854 5188,1855 5265,
1856 ƒ5234,aan hoofdelijken omslag 1854 /'13000,1855
f 13000.-. 1856 18000,—, aan dranken 1854 12462,—,
1855/12907,—, 1856/10612,—, op de honden 1854 345,—,
1855 345,—, 1856 320.—, op het gemaal 1854 i5464,—,
1855 /15455,—, 1856 niets, geslagt 1854 569,— en brand
stof 1854 f 479,— dus totaal over 1854 47507,over
1855 46972,— en over 1856 34166,—.
De Voorzitier meent ook dat er reden van tevredenheid
beslaat bij vergelijking tusschen nu en vroeger, daar toch
ook >eel is verbeterd, b. v. de vernieuwing der straten,
waaraan sinds jaren niets gedaan was en waarvoor nog eenige
jaren 1000,zal benoodigd wezen het schoolwezen in
bet bijzonder van den minderen stand enz.hij meent dat
er, den materielen en finantielen toestand der gemeente in
aanmerking genomen reden van dankbaarheid bestaan.
Niemand over de algeniefcue strekking meer het woord
verlangende wordt tot de arlikelsgewijze behandeling over
gegaan te beginnen met de uitgaven.
Hoofdstuk 1, afd. 1, art. 1, jaarw. van den burgemeester
800, art. 2. van de wethouders J 800, art. 3, van den se
cretaris 1000, art. 4, van den ontvanger 1200, zonder
discussie goedgekeurd
Aid. 2, art. 1, griflier 600, commies 200, twee boden
650, concierge raadhuis 250, insgelijks. Art. 2. geneesheer
J 450, heelmeester 300, vroedvrouw 240, apotheker 400.
Dhr van den Bosch merkt hierbij aan, dat het cijfer van
dezen post in verband staat met het verzoek van het K. K.
parochiaal armbestuur.
Dit verzoekt het genot van die ambtenaren; in ieder geval
beeft de diaconie daarop gelijke aanspraak er is dus eene
volstrekte noodzakelijkheid om in geval van toestemming die
zaak bij verordening te regelende vermindering van be
zoldiging zou een anders noodzakelijk gevolg zijn van de ver
mindering van verpligtingen.
Spreker acht eene schikking ten dezen verkieslijk en het
zou dus de vraag zijn in hoever men de eenerzijds verzochte
hulp kan aanbieden; hij zou ervoor zijn die zaak aantehouden
om bepaald te regelen doch mogt men wenschen dadelijk
een bepaald besluit te nemen, dan stelt hij voor te bepalen:
dat de kerkelijke armbesturen liet genot zullen hebben van
den geneesheer en heelmeester der gemeente en van de armen-
apotiieek, zonder eenige vergoeding, mits door hen afschrift
hunner zomer- en winterrol, aan den wethouder met de
armenzaken belast, worde gegeven en zij die daarop niet
^tfineri en dus niet vast bedeeld zijn, die hulp alleen
verkrijgen op een briefje van dien wethouder.
Hij acht die bepaling uoodig om de gemeente te vrijwaren
van het misbruik maken door de armbesturen en tot hand
having van de belangen der gemeente op den tegenwoor
digen voel blijven kan de zaak niet.
De Voorzitter is hel laatste met den heer van den Bosch
eens; hij meent echter dat het bezwarend zou zijn, huilende
gevraagde hulp van geneesheer en heelmeester ook de recepten
gratis te geven; deze kosten de gemeente geld en dit zou
misschien als subsidie kunnen aangemerkt worden en hoven
dien de diaconie heeft niet om die hulp verzocht.
Dhr van den Boscn is van oordeel dat het volkomen gelijk
staat; de diensten zoo wel als de medicijnen representeren geld.
Bij de invoering der armenwet heeft de gemeente raad de
uilvoering daarvan gewild; daartoe werd door de diaconie niet
medegewerkt, van daar gedurende een jaareenen onwettigen
toestand nu heeft de diaconie blijken van haren goeden wil
gegeven om te regelen en de leden der gemeente hebben aan
zienlijk hijgedragen, bijna meer dan te verwachten was; van
zijnen kant dus ook, moeide gemeente raad doen wat hij kanen
al mogt dit voor de gemeente eene mindere inkomst zijn van
100of/200, dit kan in den aard der zaak geen verschil maken.
De Voorzitter zou dit ten minste voor 1856 minder goed
achten, omdat dan van liet plan wordt afgeweken en de
sommen op de hegrooting zijn gebragl.
Dhr van de Putte voegt daarbijdat dit verschil niet
f 200, maar omstreeks j 500 zal bedragen.
De Voorzitter voert nog aan dat dan de gcheele inkomst
van de armen apotheek wordt gemist, met uitzondering van
het aandeel der godshuizen; dit zou daarom te minder raad
zaam zijn, omdat alle collegien zijn toegetreden onder voor
waarde van betaling; reeds de vermindering op ieder recept
is eene bate en dat daarvoor zou bijgedragen worden lag
geheel in het plan der commissie; met de genees en heel
kundige hulp is dit anders, die zijn van vroeger uil de
gemeente kas bezoldigd- \angenoinen dat het verzoek der
apothekers aangenomen ware, dan l ee Is zou ieder aanzienlijk
gehaat zijn, maar ieder zou voor zich zeiven betalen.
Dhr van Kerkwijk. Wat betreft hel verleenen van genees
en heelkundige hulp door den wethouder met de armenzaken
belast, dit zon een groot struikelblok zijn evenzeer als de
verpligte inededceling der rollen hel maakt een groot ver
schil of men verlof geelt lot het gratis bewonen van een
gebouw sedert jaren door armen bewoond, dan of men genees
middelen levert en liet betrokken armbestuur van de betaling
vrijstelthet is waar, de mogelijkheid zou bestaan dat zij mis
bruik maken, maar evenzeer is bel moeijelijk aan één man
het toestaan of weigeren van geneeskundige hulp optedragen.
De Voorzitter meent datdaar èn de geueesheer èn de
heelmeester gemeente ambtenaren zijndeze genoegzaam
waarborg geven, dat geene middelen zouden voorgeschreven
worden voor hen, die daarop geene aanspraak kunnen maken.
Dhr van den Bosch verschilt daarover met den Voorzitter
van gevoelen en ofschoon beide heeren ambtenaren zijn
gelooft hij dal het hun dikwijls moeijelijk zou vallen aan
zoodanige vcrpligting te voldoen.
Dhr van de Putte is legen het opdragen der bevoegdheid
aan den wethouder, tot het verschafl'en van de bedoelde hulp;
de armbesturen moeten dit zelf beoordeelen, hij althans zou
niet gaarne lid zijn van een collegie, dat een gedeelte zijner
bevoegdheid aan een ander opgedragen zag.
Dhr van den Bosch zegt, dal dit in zoover waar is, wanneer
men uit éigen beurs geeft, maar wanneer men geeft uit die
vah de gemeente wordt er wel eens minder naauw gezien.
Dhr van de Putte betwijfelt dit; vooral in de laatste jaren
is er bijzonder op gelet, omdat men overtuigd was dat het
verleenen van geneeskundige hulp de eerste stap was tot
alimentatie.
De Voorzitter stelt voor alleen een besluit te nemen dat
de bedoelde ambtenaren verpligt zullen zijn de armen te
helpen en des verkiezende ook die van bet R. K. en Herv.
diaconie armbestuur.
Dhr v. d. Bosch stelt voor dezen post voorloopig le arresteren
met voorbehoud der wijze van regeling van de geneeskundige
dienst, dan kan later de instructie mede herzien worden.
Dit komt ook dhr v. d. Putte het geschikst voor en wordt
alzoo besloten.
Art. 3, jaarwedde opzigter gemeentewerken 400, art. 4,
klokkenist 200, art. 5, klokluiders 100, art. 6, hinnen-
havenmeester 200, sasmeester 40Ö, sasknecht 250, art.
7, voor de surveillance der belastingen 357.
Dhr v. d. Putte zegt, dat overliet loopende en vorig jaar,
de opbrengst der belastingen, waarvan de kosten van sur
veillance hier zijn uitgetrokken, is geweest p. m. 28000,
nu is die opbrengst slechts geraamd op 10000; de surveil
lance die overblijft is dus uiterst gering; door het afschaffen
der rijks-en gemeentebelasting op het gemaal, behoeft er geen
toezigt meer gehouden te worden op molens, bakkerijen als
anderzins; hij gelooft dat het dan ook billijk wezen zou de
kosten van surveillance eenigzins te verminderen.
Dhr. van Kerkwijk gelooft wel dat de rijks-ambtenaren
alsnu minder werk zullen hebben, maar vermeent dat dit
meer betrekking zal hebben op de werkzaamheden voor het
rijk dan op die voor de gemeente; de laatste gelooft hij niet
dat zoo veel minder zijn zullen.
Dhr. Smaliegange ineent gehoord te hebben dat er na
Januarij maar zes rijks commiezen hier zullen gestationneerd
blijven, dif, tevens belast zullen zijn met de surveillance voor
de omliggende gemeenten; de surveillance, die zij op de
plaatselijke belastingen zullen houden, zal dus na dien tijd
wel niet veel zijn.
Dhr. van de Putte voegt daarbij, dat hunne werkzaamheden
zich zullen bepalen tot bet afteekenen der biljetten van uitvoer.
De Voorzitter wijst op het bezwaar dat er in gelegen zou
zijn, in dezen nu reeds te beschikken; de regeling zoo als
zij nu bestaat is geschied met goedkeuring en overleg van
het ministerie van financien indien men nu zonder diens
voorkennis of goedkeuring deze zaak behandelt, zou het kun
nen zijn, dat de surveillance door de rijks ambtenaren niet
langer werd toegestaan, in welk geval alles zou komen voor
rekening der gemeente; hij gelooft dus dat het misschien
beter zal zijn, wanneer de regeling van rijks wege bekend
is, daarop in het aanstaande jaar terug te komen.
Waarmede de vergadering zich vereenigt.
Art. 8. Jaarwedden van leeraars en onderwijzers 3435.
Art. 9. dito der marktmeesters/220. Art. 10. der waagmees-
ters 40. Art. 11. commissaris van policie 500.
Art. 12. 3 policiedienaars le klasse a350 ƒ1050,
en 4 van de 2e klasse a 175 700,
Zamen 1750,
De commissie van 'tfinancie-wezen berigt daarop, dal zij
met de verhooging van ƒ25, voor ieder van de agenten der
2e klasse niet kan instemmen, daar zij eene bezoldiging van
ƒ150 voor hunne diensten genoegzaam acht en eene ver-
hocging welligt voor andere gemeente ambtenaren aanleiding
zou wezen om eveneens op verhooging aan te dringen.
Dhr. van Kerkwijk voegt daarbij, dat hij in de vergadering
van burgemeester en wethouders toen dit onderwerp ter
sprake kwam, niet zeer voor eene verhooging gestemd was
doch er in berust zoude hebben waren daarop van eene
andere zijde geene aanmerkingen gerezen.
Nu evenwel inoet hij opmerken, dat de agenten der 2de
klasse bijna de helft der jaarwedde genieten vau de agenten der
eerste hunne kleeding staat ook met die der andere gelijk en
daar zij toch alleen nachtdienst verrigten, die hun niet belet
des daags hun gewoon werk te doen, is hij tegen verhooging.
De Voorzitter is dit niet eens; ofschoon de kleeding voor
het aanstaande jaar gelijk is, is dit op andere jaren het geval
niet, de agenleu der 2e klasse hebben b. v. geen rok of
hoed dit zal dus op een volgend jaar verschillen ten an
deren is de nachtdienst verreweg de zwaarste; zij doen om
den anderen nacht dienst, alzoo komt hunne bezoldiging voor
iederen nacht dienst op ongeveer 1, terwijl zij daarenboven
hij kermis en feestdagen, evenzeer als de agenten der eerste
klasse, dagdienst moeten verrigten; hij koudt beter veeleer
voor, dat 175 voor ieder le weinig is en had liever gezien,
wanneer de finantiëele positie der gemeente dit veroorloofde
dat 200, had kunnen voorgedragen worden.
Dhr. van Kerkwijk zou er te meer bezwaar in zien, omdat
men binnen kort de benoeming van eene» commissaris van
policie kan verwachten en het de vraag zal wezen in hoever
deze het personeel als voldoende zal beschouwen.
Dhr. Smaliegange vindt het niet heusch zoo als de ver
zoekersdie nog slechts één jaar in dienst zijn, doen, door
twee malen in een jaar op verhooging aan te dringen; zoo
doende kan men met die zaak telkens hij den raad terug komen
en heeft het al den schijn als of men wilde dwingen.
In omvraag gebragt wordt liet art. aangenomen zoo als is
voorgedragen met 5 tegen 4 stemmen die van de heeren
v. Kerkwijk, Hochart, v. d. Bosch eu SmallegaNGE.
Art. 13, jaarw. agent van kazernering 150, art. 14, van
de drukkers der gemeente ƒ250, art. 15, van de twee vaste
arbeiders 624, art. 16, van den concierge der koopmans
beul s 50, art. 17, van twee grafdelvers 80, art. 18, van
vier boden der spuiten 20 art- 19 van den amanuensis
armbestuur 300, (dit art. is overgebragt op de begrooting
van hel armbestuur en vervalt mitsdien) en art. 20 van den
concierge van het manhuis 78.
Iloofdst. 2, afd. 1, art. 1, onderhoud van '{raadhuis, policie
wacht enz. 150, art. 2 voor aankoop en onderhoud van
meubelen 300, afd. 2, art. 1, kosten van licht 125, art.
2; braudsloflen 250, art. 3, staats- en provinciaal blad
20,50, art. 4, regist. van den burg. stand 260, art. 5,
hevolking-registers 50, art. 6, schrijfbehoeften 300, art.
7, boek-, druk- en bindwerk 340, art. 8, zegelkosten 120,
art. 9, kleine uitgaven 100, worden alle zonder discussie
goedgekeurd.
Iloofdst. 3, afd. 1, art. 1, gewoon onderhoud van:
a. torens en klokken f 2000,
b. havens 1000.—
c. bruggen200,
d. riolen500,
e. wegen-....» 900,
beplantingen300,
g. begraafplaats100,
Zaïnen 5000,
zijnde 1000 minder dan in vorige jaren uithoofde het te
voorzien is dat het onderhoud der haven en kanaal werken,
de uitsparing dier som zal veroorloven.
Dhr v. d. Putte vraagt of ouder die raming ook begrepen
is de zoo wenschelijke verbetering aan de buitenkom der
1 havenhet stellen van eenige palen en het regt en
dieper maken der geul aldaar; nu de haven van Goes ook
losplaats is voor steenkolen komen er vele vaartuigen van
de Ruhr met steenkolen geladen, die bij ongunstiger» water
stand en eenigzins harden wind niet dan met moeite de geul
doorkomen; mogt liet ongeluk willen dat er daar een bleef
zittenzou zulks voor de scheepvaart een groot ongerief
kunnen veroorzaken want hel zou moeite kosten en met
vele kosten gepaard gaan oin dan de vaart weder vrij te
krijgen hij vraagt mitsdien inlichting of die noodzakelijke
werken uit de daarvoor gebragte som van 1000 kunnen
1 gevonden worden
i Dhr y. Kerkwijk antwoordt daarop, dat wat de kosten
[aangaat van het afnemen van de kromte der geul, dit groo-
tendeels door spuijiug kan gevonden worden en die kosten
althans niet van zoo groot aanbelang kunnen zijn vroeger
werd er altijd tot onderhoud dier werken f 2000 a 2400
voorgedragen in de laatste jaren evenwel heeft men het
rijsbeslag der hui ten hennen door steenglooijing vervangen
en daardoor voor het vervolg bezuinigd; het plan is dan ook
j de verlangde palen te zetten, wanneer die onder de le ver-
j koopen hoornen der gemeente gevonden worden; het eenige
'wat op dezen post aanzienlijk tegen kan vallen, is de paal
worm. die tegenwoordig minder dan vroeger bespeurd wordt,
i Hij gelooft dat er dus met 1000 wel zal kunnen toege
komen worden.
Daarna wordt het art. goedgekeurd.
Afd. 2, art- 1voor aankoop van keijen ter verdere ver
nieuwing der straten j 1000, goedgekeurd.
Art. 2, voortzetting van den aanleg der wallen 500.
Dhr v. d. Rosch zegt, dat toen hij dat las hij zich herin
nerd heeft dat ook in vorige begrootingen voor dit onderwerp
sommen zijn uitgetrokken; toen bij in 1852 het voorstel deed,
stelde hij niet alleen voor, den wal van de öostpoort naar
de Ganzepoort te verfraaijen, maar in het algemeen de ver
betering der wallen, zoo als in de begrooting voor 1853 te
lezen staat en waarvoor toen f 1200 is begroot. In de rek.
over dat jaar, bleek dal het werk was aanbesteed voor/1500
a 1600 en in 1854 werd nog voor hetzelfde onderwerp
1200 uitgetrokken, waarvan uit de rek. blijkt dat f 959 is
uitgegeven voor dat onderwerp is dus nu reeds 2400 a
f 2500 uitgegeven; het blijkt dus dat dat werk moet tegen
vallen, want na hetgeen men er aan gedaan heeft, is bet geene
wandelplaats, maar eene wildernis te noemen; kan nu de
voorgedragene som vau 500 voldoende zijn tot volbrenging
of zal bet zijn eene voorzetting, zoo als het artikel in de
begrooting luidt? anders zou spreker het beter achten er maar
in eens doortebijten.
Dhr. van Kerkwijk antwoordt dat door de vergraving van
den grond men van het primitief plan is moeten afwijken
waarbij men niet moet vergeten, dat een goed gedeelte der
eerst voorgedragen som besteed is, aan eene riool die bij het
opgraven bleek geheel ingestort en verteerd te wezen en toen
over eene aanzienlijke lengte is moeten verlengd worden; hoe
de berekening voor de wallen is geweest, verklaart hij echter
niet te weten.
Dhr. Kakebeeke voegt daarbij dat van hetgeen nog gedaan
moet worden, slechts een klein gedeelte uit de voorgedragene
500 kan geschieden gaarne wil hij toegeven dat het op
die plaatsen waar nog niet geplant is onaanzienlijk is, zonder
dadelijk toe te stemmen, dat het eene wildernis is; dat men
daaraan niet meer heeft doorgewerkt is ook al grootendeels
veroorzaakt, doordien de grasëttiug te gelijk met de aschbak-
ken was verpacht en die pacht met dezen zomer expireerde;
wat betreft de wijze van aanleg, dit is niet zo'o of het kan er
wel eenigzins doorgaan; wanneer men iets meer wil doen, dan
zeker zullen de voorgedragen fondsen niet toereikend zijn.
De Voorzitter zegt, dat liet voornemen wel bestaat het werk
voorttezetten, niet om het af te doen; dit heeft men gedaan om
het niet al te drukkend te maken, anders zou er bij de voor
gedragene som minstens nog 1000 moeten gevoegd worden.
Daarna wordt het art. goedgekeurd.
Art. 3. Tot aankoop eener woning voor den brugophaalder
bestemd, t. w. het huis van N. Vertregt, staande bij de nu
afgebroken poort aan de kaai 650 met inbegrip der kosten.
Dhr. van Kerkwijk geeft daarbij te kennen, dat Vertregt
zich bij hem heeft vervoegd en genegen verklaardzijn
buis voor 600 te verkoopen en tot tijd en wijle dat het
voor den brugophaalder in gebruik zal gesteld worden bereid
is liet te huren tegen 1,50 'sweeks. Daarop is het door den
opzigter der gemeentewerken onderzocht en deze heeft het
vrij goed in muren en gebindten bevonden.
Dhr. van den Bosch is er zeer voor om het huis af te koopeu,
doch wil daaraan niet de voorwaarde verbonden zien om het
voor brugopliaalders woning te bestemmenhij houdt het
denkbeeld vast, verval in zijn voorstel tot afbraak der poorten,
om namelijk ook dat buis af te breken en zou er geen bezwaar
in zien, dan voor den brugophaalder aan bet eind b. v. vau
den armenhoek eene woning te zoeken.
Dhr. van Kerkwijk antwoordt daarop, dat bij het voorstel
tot aankoop niet geschreven staat dat het huis perpetueel tot
woning voor den brugophaalder moet bestemd blijven; men
mag niet aankoopen zonder autorisatie van heeren gedepu
teerde staten waarbij de reden van aankoop moet worden
opgegeven; als men bet goed vindt kan men naderbaiid even
eens besluiten, onder goedkeuring van gedeputeerde staten,
het huis af te breken.
Dhr. van den Bosch wil er niet op aandringen dal liet
denkbeeld om af te breken als amendement in omvraag komt,
doch hij wensebt dit alleen gezegd le hebben om het denk
beeld levendig te houden.
Hel art- wordt goedgekeurd.
Art. 4 voor eene nieuwe wip aan de brug 400.
Daar deze reparatie geen uitstel kon lijden zonder gevaar,
is zij bereids onder handen en zal uit de begrooting van dit
jaar betaald worden, waardoor die post vervalt.
Art. 5 tot inrigting der gemeente apotheek 300.
Hoofdstuk 4 afd. 2 art. 1 grondlasten f 290.
Wordt op voorstel der finantiëele commissie met f20 ver
hoogd, voor de 6 opcenten in 1856 door het rijk meer le lieflen
en de belasting van het aan te koopen huis.
Art. 2. waterpenningen f 40. Art. 3 grondreuten f 37.
Hoofdstuk 5 afd. 1 art. 1 intressen der gevestigde schuld
f 3308.18.
Afd. 2 art. 1. 16e termijn van aflossing der gevestigde schuld
f3000. Art- 2 27e termijn van de renteloos opgenomen gelden
dergildenfoudsen f100. Art. 3. 3e termijn van de rentelooze
geldleening der provincie voor verbeterde wegen 1' 272.
Afd. 3 art. 1 onafgehaalde intressen f 244,79*.
Hoofdstuk 6 art. 1 voor de leggers en plans van hel ka
daster f 15. Art. 2 voor de kiesverrigtingen f 60.
Art. 3 onderhoud spuiten f 225.
Dhr. v. Kerkwijk licht daarbij toe, dat dit art. f75 minder is
dan vroeger, omdat voorheen voor de bijeenkomsten en soupé's