verhoeds door den heer Vader een schriftelijk voorstel ter tafel gebragt, waarover het van geen lid te vergen was, da delijk een oordeel te vellen; even als toen, wordt nu eene uitgebreide memorie van toelichting voorgelezen, waarop het wei onmogelijk is onvoorbereid te rescontrerenik be doel namelijk, dat eene dergelijke wijze van beraadslagen het uiterlijk en schijnbaar voordeel geeft, aan hem die de gelegenheid gehad beeft zich voor te bereiden; ieder is bekend met het voorval wat den heer Vader heeft verhinderd vroeger zijn voorstel te doen, ik herhaal het dus dat ik daarmede niets persoonlijks op het oog heb. Ik zal mij dus bepalen bij het voorstel en alleen een paar punten aanstippen uit de memorie van toelichting. Het voorstel door dhr. Vader ter vorige vergadering gedaan is mij bij herbaalde lezing voorgekomen, dat moet gesplitst worden in drie deeleu. De drieledigheid die wij daarin aantreffen is in de le plaats, eigen belasting op 'tgemaalin de 2e plaats, terug komen op de vroeger genomen besluiten tot afschaffing van accijnsen en in t|e 3e plaats, het heffen van een hoofdelijken omslag berekend naar de huurwaarde en het aantal kindereu der bewoners. De inhoud van dat ^voorstel doet mij twijfelen, of de voor steller het voornemen wel gehad heeft zoodanig voorstel le dpen en of hij niet veeleer eerst tot de overtuiging yan de noodzakelijkheid eener hoofdelijke belasting is gekomen, toen hij bespeurde dat de noodige som anders niet te dekken was; yan daar dau ook de overdrijving van de opbrengst der gemaals- belasting tot f 16000. In de zaak evenwél bestaat verschil; ook in andere gemeenten bestaat over het behouden der belasting op het gemaal verschil van gevoelen; doch nergens, in niet eene gemeente beeft ipen het zoo ver gedreven, om de afgeschafte accijnsen wederom in te voeren, ik vind het eene ongerijmdheid zoo groot, dat he,i alleen aan de wijze van wording van het voorstel en de noodzakelijkheid waarin de voorsteller zich aan heleind van zijn voorstel geplaatst zag, te wijten is, dat daarin van directe belasting gewaagd wordt. Alleen het le gedeelte beschouw ik dat thans het punt in kwestie uitmaakt; ik geloof toch niet dat het den heer Vader ernst ïs, te gelooveu dat op die vroegere besluiten, tot afschaffing van accijnsen, die alle met eene groote meerder heid zijn aangenomen, door dit collegie kan worden terug gekomen. 1 Ik zal mij onthouden van hel iinantieel standpunt en geloof dat dit door den heer van Kerkwijk voldoende is toegelicht. De vele bespiegelingen in de memorie van toe lichting vervat, zijn in de laatste jaren in verschillende vormen en wijzen opgedischt en het spreekt van zelf dat daaromtrent nog verschil van zienswijze bestaat; dat verschil ontstaat, door het standpunt waarop men zich plaatst en hij. die zich op het standpunt plaatst van bedaarden vooruitgang te willenen te beoogen, zal wel niet op eens alle accijnsen afschaffen. Dhr Vader beeft aangehaald het voorbeeld van Engeland; ongaarne spreek ik daarover in liet publiek, als niet volkomen daarmede bekend, maar toch geloof ik dat dwaling daaraan ten grondslag ligt; de income tax waarvan dhr Vader spreekt, is wanneer ik mij niet bedriegminder eene directe per soonlijke belasting, dan eene soort van grondbelasting, belas ting op de bezittingen; het is waar Engeland heft accijnsen op thee, koffij, suiker, op alle koloniale waren; maar in Engeland heft men geen accijnsen op de eerste levensbehoeften en hier is kwestie van eene belasting op eene eerste levens behoeftede laatste van die accijnsen hier bestaande is de heffing op de tarwe, eene belasting die zich in zooverre niet van de andere onderscheidtdat zij het onmogelijk maken industrie en handel op het punt van broodbereiding te ont wikkelen; doch ook deze belasting drukt op een artikel van voeding, waarvan het verbruik in de laatste jaren bepaald afgenomen is, hetgeen ik beschouw als een bewijs van ach teruitgang, bij die klasse, die vroeger zich uitsluitend met tarwe brood voedde; over tien jaren was het verbruik van tarwe brood zoo algemeendat het zelfs door armbesturen bedeeld werd; daarentegen is het verbruik van rogge evenzeer toegenomen, waaruit ik zie eene toenemende behoefte, die een gevolg is van den prijs van het brood. Men beweert dat de prijs van hel brood even duur zal zijn, doch van het tegendeel zijn de voorbeelden niet ver te zoeken; ter vorige vergadering is de prijs van het kalfs- vleesch aangehaald, doch het komt mij voor dat dit voorbeeld minder gelukkig gekozen was; ik zal alleen noemen, de lurF die na 1853, (de afschaffing van de gemeente belasting) onmiddelijk 10 cent per mud minder werd verkocht; het rundvleesch, dat door mij dadelijk na de afschaffing van den gemeente accijns, voor een prijs builende gemeente gekocht werd zoo veel minder als de accijns bedroeg. Dat de afscnaffing van accijnsen niet altijd dadelijken in vloed op den prijs uitoefent, is waar; iedere dehitant doet hij de afschaffing poging om die ten zijnen bate te blijven ontvangen, die neiging ligt bijna bij allen, doch zonder kans om dit op den duur le kunnen volhouden; eindelijk treedt er een op, die het belang van een uitgebreid debiet beval, .en wanneer het ijs eenmaal gebroken is moeten de overigen volgen. Dat de duurte der tarwe een vermeerderd gebruik van rogge zal veroorzaken is zeker, maar de oorzaken van die duurte liggen builen ons en onze magt en om dan den door accijns kunstmatig verhoogden prijs te verminderen, dat is de pligt van het bestuur; in de tweede kamer zijn bij gele genheid dezer zaak de discussien door eene bepaalde opinie gedomineerd en de regering heeft met voorbijzien van alle consderatiien aan de natie de weldaad bewezenvan de afschaffing der bèlasting op het gemaal. Daarom zal ik met volle overtuiging dat voorbeeld volgen en stemmen voor de afschaffing met 1 Januarij 1856. r Dhr Vader: ik zal beginnen met het laatste punt; ook mij zou het aangenaam zijn alle accijnsen te kunnen afschaffen, ware hel niet dat daarin moet voorzien worden op eene andere wijze, die nog veel drukkender is. Die belasting zal nog veel erger zijn clan de heffing eener belasting op het gemaal; ik heb die afschaffing altijd als eene illusie beschouwd, ep daarom expressè/ijk de belasting op de rogge zoo gering gesteld om daaidoor de belasting-betaling voor dat object onnoembaar le maken, omdat het voor de surveillance noodig was; ik beweer dat daar, waar het geheele gezin tarwe brood èet de bijdrage in den hoofdelijken omslag zoo bezwarend zal zijn, dat de toestand van hel gezin slechter en men met het behoud van den accijns veel beter geweest ware. M at. dhr van deu Bosch heeft aangevoerd nopens het split sen in 3 deelen van mijn voorstel, dit is niet zoo en wordt door mij ontkend. Ik heb in der tijd met groot leed weten zien overgaan tot de afschaffing van accijnsen; die afschaffing is dan ook maar met ééne stemmeer aangenomen en bij die gelegenheid heeft dhr van den Bosch er zich legen verklaard: daarom veron derstelde ik dat het velen aangenaam zou zijn op hun ge voelen te kunnen terug komen ik beschouw hel als eene dwalingen acht. liet weusc.lielijk dat men zoo spoedig mogelijk terti'Wió'inedat men dit op andere plaatsen niet doet is zeei'"natuui'lijk daar men hier hij uitzondering reeds afge schaft heelt. Ik heb daarom te meer ook andere accijnsen dan die op liet "einanl voorgesteld - omdat (Ie surveillance ei[feoaanli.[ da n "ook (Ue andere middelen vallen; de si and dei- Mak zoo als zij nu is. is niet houdbaar; hij de inzage der rekening toch blijkt, dat de accijnsen in 18o4 3Ü0U,— minder hebben opgebragt dan daarvoor geraamd was er schijnt (lus geene behoorlijke surveillance te wezen, ook daarom zou hel goed zijn de surveillance, uittebreiden. Wat voorts betreft, als had ik de vergadering willen sur- preneren, hieromtrent moet ik opmerken, dat ik rniin voor- stel gegeven heb, zonder het doel om daarbij toelichting te voegendoch evenzeer als ik daartoe besloten hebwaren de leden in de gelegenheid ook hunne denkbeelden te ont wikkelen. Dhr. van den Bosch. Ik sal alleen antwoorden op het punt, door dea heer Vader aangevoerd als zou ik in ij vroeger tegen de afschaffing der accijnsen verklaard hebben wel herinner ik mij, dat toen het rapport der finantiéie commissie in 1852 ter tafel kwam, ik had verlangd consequentie en een geconstateerd beginsel doch juist omdat ik er dat niet in aantrof was ik er tegen er was daarin afschaffing van ac cijnsen voorgesteld maar daarentegen behoud van dien op de tarwe; daarom was ik tegen de conclusie der commissie, ofschoon ik nooit tegen de afschaffing van accijnsen geweest ben. Dhr. S. Vader. Het punt van hoofdelijke omslag is nimmer een punt van beraadslaging geweest. De commissie van fi' nantien stelde voor het hellen eener directe belasting eii op hare verklaring dat haar geene andere dan hoofdelijke omslag bekend was besloot men, zonder nadere beraadsla ging lot die heffing. Dhr. v a it dei» Bosch. De wijze waarop dhr. Vader heeft voorgesteld als had ik vroeger tegen de afschaffing van accijns gestemd, zou welligt den schijn hebben als ware ik inconse quent geweest- daarom herhaal ik het nogmaals, dat ik toen tegen de conclusie van het rapport was, omdat ik vermeende dat de commissie verder moest gegaan zijn dan zij deed. Dhr. Var Voorst Vader. Valt het niet te ontkennen dat aan de heffing eenér eigene belasting op hel gemaal vele be. zwaren verbonden zijn en dat de rigtige surveillance op dat middel hoogst rnoeijelijk zal zijn niet minder waar is het dat eene verhooging en verdubbeling van den reedt bestaanden hoofdelijken omslag, aan veel grootere bezwaren verbonden en ten eenenmale aftekeureu is. Nu toch reeds is er eene groote ontevredenheid bij velen ontstaan en niet zonder reden, want voor velen zijn de aan slagen in den hoofdelijken omslag bezwarend en dit door eene verhooging, ja verdubbeling'nog bezwaarlijker te maken, komt mij voor niet te kunnen. Werd er niet reeds nu eene belangrijke som a on hoofde lijken omslag geheven, dan' welligt zou ik geneigd zijn mijne sten» te geven aan de afschaffing van den accijns oj> het gemaal doch op de gronden zoo even door mij aangegeven zal ik stemmen voor hei voorstel van den heer S. Vader. Dhr. van de Putte toen ik in de vorige vergadering ap puijeerde het voorstel tot verdaging der beraadslagingen t was het geenszins, omdat ik eene minder gevestigde over tuiging bezat nopens de accijnsen ik ben een voorstander van de afschaffing, omdat ik ze voor den handel en de nij verheid belemmerend en verderfelijk acht ik stemde voor die verdaging omdat het verschil tusscheu de locaie cijfers door den heer Vader aangegeven, met die van de commissie zoo groot was en ik mij wensclne te overtuigen aan welke zijde de waarheid ten grondslag lag; ik heb beide vergeleken en na de ophelderingen zoo sttaks door den heer van Kerk wijk gegeven ben ik volkomen overtuigd berekende de commissie te zwaar de heer Vader daaxentegen berekende te ligt. De belasting op het gemaal bovendien is drukkend voor eenen stand in de maatschappij, die niet gedrukt mag, die niet gedrukt kan worden Dhr Vader heeft in zijne toelichting gezegd, dat ieder naar zijn vermogen in de lasten van den staat moest bijdragen en hoe zou dit beter te vinden zijn dan door eene belasting die naar de inkomsten geregeld wordt Ik zal daarom stemmen tegen het voorstel van dhr S. Vader. Niemand verder het woord verlangende zegt de Voorzitter: Ik heb ter vorige vergadering behoord tot de minderheid die wenschte de beraadslagingen over hel voorstel van den heer Vader niet aantehouden. omdat het mij al dadelijk bleek, dat dit voorstel strekte om alles Op den ouden voet terug te brengen en ik voor mij alle accijns-belasting zoo noodlottig achtte voor het land en de gemeente waar zij geheven wordt, dat ik zou meenen het verderf der gemeente te stemmen wanneer ik die voor eene wederinvoering der accijnsen uit- bragt. Het is hier de plaats niet om te spreken voor of tegen de accijns-belasting genoegzaam heeft de wetenschap en de treurige ervaring van zoo vele jaren dit toegelicht. De accijnsen zijn in strijd met het beginsel van vrijen arbeid en ruiling, die beide hoofdvoorwaarden van volks welvaart; zij zijn de nijverheid doodend immers alle ont wikkeling in den wegslaande; en daardoor aanleiding gevende tot smokkelarij en mitsdien zedeloosheid. Zij zijn onderhevig aan tijdroovende formaliteiten soms nog kostbaarder dan de belasting zelve zij vorderen een aanhoudend toezigt van ambtenaren tot binnen de huizen en werkplaatsen, dat meermalen tot ergerlijke tooneelen aanlei ding geeft en met de burgerlijke vrijheid niet is overeen te brengen: zij vorderen een leger van ambtenaren ten koste van den staat even drukkend als een tweede staand leger. Maar hoeveel onregtvaardiger en onzedelijker wordt zooda nige belasting niet, wanneer die op de eerste levensbehoeften drukt De accijnsen toch strekken om allen gelijkelijk te treilen de arme betaalt dus evenveel als de njke ook hij betaalt dus even goed 4^ cent van ieder pond brood. Daarbij komt dat ilie druk het meest door de armen gevoeld wordt, omdat de consuintie van brood bij hen ongelijk grooter is dau bij de rijken. Gode tij dank, zijn onze tafels ruim schoots voorzien van vleésch groente en andere voedende middelen die den arme ten eenenmale ontbreken en wiens voedsel bijna uitsluitend uit brood bestaat en oru dan van zijn benoodigde dezelfde belasting te heffen, is zeker wel het onregtvaardigste wat men bedenken kan. (lok drukt de belasting ongelijk en de talrijkste huisgezinnen worden daardoor het meest getroffen. ■Stel naast elkander 2 gezinnen iéder met een inkomen van 1000 het eene bestaat uit man en vrouw het andere uit inan, vrouw en 4 kinderen: in het eerste verbruikt uien da gelijks 1 Ned. pd. het andere 3 Ned. pd. brood zien wij nu het verschil, clan betaalt het eene gezin dagelijks 9 centen meer, alleen in die belasting, hetgeen in een jaar ruim 33 beloopt. Men is gew oon de bestrijders van de accijnsen met 2 punten te rescontreren Ilel le is de accijnsen treffen de massa Dit moge waar zijn, maar ze worden niet naar ieders krachten en vermogen geheven; dit kan niet, want de belasting drukt op het product. Het 2e argument de accijns wordt door de verbruikers onmerkbaar in den prijs van het belaste voorwerp betaald en omdat zij dag aan dag betalen, brengen zij gemakkelijk en ongemerkt de belasting op. Maar die gemakkelijkheid neemt de onregtva^rdigheid niet weg: hel accijns-stelsel ontfutselt als het ware de belasting, niemand bijna weet wat hij betaalt. Het is er mede als met een gezin waar twee dieven zijn de ecu ontsteelt u een stapeltje rijksdaalders doch deze zal spoedig ontdekt en gestraft, worden; de andere neemt eenige centen daags en dit wordt niet bespeurd ofschoon hij bij her eind van het jaar evenveel en meer heeft weggenomen dan de eerste. Zie daar bet beeld der accijnsen. Zooveel is zeker dat hoe men dan ook klagen moge over hoofdelijken omslag geen burger, (in denzin zoo als dhr Vader dit begrijpt) zoo veel in den omslag bijdraagt als in het vroegere accijns- stelsel en al had deze raad niets goeds, niets anders gedaan dan de daarsteliing van eenen omslag ter vervanging der accijnsen dan nog zou de rand zich verdienstelijk hebben gemaakt en aanspraak hebben op den dank der burgerij. Nu over het voorstel zelf en de voorgelezene memorie van toelichting: Dhr Vader zegt dat hoofdelijke omslag eene minder aan nemelijke belasting is en in zijne uitgewerkte memorie, is het le deel niet eene verdediging van zijn voorstel maar veeleer eene philippica tegen den hoofdelijken omslag gerigt. Ook ik kom nog al in aanraking met de burgerij en wel verre van ontevredenheid over den hoofdelijken omslag te bespeuren heb ik integendeel ontwaard dat men daarmede zeer tevreden is. Wijders zegt het voorstel de belasting op de bouwmate rialen het geslagt en den tabak drukt voornamelijk op de meergegoeden dit staat er het is waar doch het slaat er onbewezen, ten zij men beweren wilde, dal de burgers geen vleesch meer eteD en geen brandstof gebruiken. Voorts werpt dhr Vader weg, het kostbare van zijn stelsel. Ik heb daarin gevonden, dat er drie agenten meer zouden aangesteld worden. (Wij zullen de poorten nog een «ogen blik laten rusten, om daarop straks terugtekomen.Maar aangenomen voor een oogenblik dat dhr Vader daarin gelijk had dan is de surveillance met het voorgestelde personeel nog onmogelijk; het is welwaar dat de tegen woordige agenten van policie eenigermate de belasting surveillereu maar dit kan of mag hun hoofdwerk niet zijn; met 3 ol' 4 agenten meer zullen zij om den anderen nacht dienst moeten doen en het zal dus wei duidelijk zijn dat eene vermeerdering van drie- personen op verre na niet toereikend zou wezen. Maar bovendieE is het onmogelijk eene pooit gesloten le houden; ik heb hier voor mij liggen hel staat sblad van 1852 waarin o. a. liet besluit van den raad te Groningen waar men ook tot inning der belastingen twee poorten wi 1de gesloten houden, door Z. M. is vernietigd, op grond, dat de toegang tot gemeenten onbelemmerd moet zijn en zoodanig besluit strijdt tegen tiet algemeen belang. Het gesloten houden dei poorten zou dus, al wilde men niet gelukken en hiermede heb ik het gesprokene door dhr. Vader beantwoord. Dhr. Vader Ik zal den Vooizttter niet volgen over het weldadige van de afschaffing der accijnsen; ik acht het wen. schel ijk dat zij alle konden afgeschaft worden maar er is hier geen sprake van iets te kunnen afschaffen, maar van ver, vanging en de belasting die de accijns zal vervangen zal meer dan deze drukkend zijn. Men moet niet zoo uitsluitend de belastingen voor den ge. meenen man willen opheffen men moet ze niet willen Le- schouwen als paria's in de maatschappij daarheen geworpen tot last van anderen.- ieder eerlijk burger zal er roem in stellen zijn aandeel te geven in hetgeen de stoat behoeft; de accijns is het eenige middel waardoor zij kunnen worden getroffen, daarom heb ik de accijns op de rogge zoo gering gesteld dat het voor niemand eenig bezwaar kan zijn en zij die tar webrood eten en f 3, per hoofd betalen kunnen, zullen door cien hoofdelijken omslag worden getroffen. Ik neb voorts, wat de bezwaren tegen hoofdelijken omslag, aangaat alleen willen aanvoeren wat de heer Thohdeckk die op een zoo veel hooger standpunt stond zelf daartegen heeft gezegd ik herhaal dat de groote bezwaren en het bijn* ondoenlijke om eenen billijken maatstaf te vinden voor hoof delijke heffing, ook bij de nauwgezetste toepassing ongelijk zal drukken en aanleiding geeft tot willekeur en misbruik. Met regt verklaar ik mij daartegen en nimmer zal ik mijne stem geven aan eene belasting die leidt tot willekeur en misbruiken. De Voorzitter vond het vreemd, dat ik zeide dat de be lastingen op bouw- en brandstoffen, vleesch en tabak, groo- tendeels door de rueestgegoeden gedragen worden maar het is toch u allen bekend dat het vleesch bij den burgerman niet in die hoeveelheid wordt gebruikt dat zijne nood wen digheden niet met die der meergegoeden in verhouding staan waar hij op één haard vuur stookt, daar vindt men bij den rijke verschillende kamers verwarmd zoodat het verbruik van den een' verreweg dat van den ander' overtreft en dus die belastingen wel degelijk op de meestgegoeden drukken. Het voorstel tot surveillance dat door mij gedaan is heb ik met voordacht niet met te veel zorg willen uitwerken: dit komt aan het bestuur toe en de regeling daarvan is een on dergeschikt punt; ik heb aangetoond boe hel in 1842 was en tot dat standpunt kon men terugkeeren. Het bezwaar van liet openhouden der poorten deel ik niet wat van Groningen waar is, behoeft daarom van Goes niei waar te zijn en mogt het waar zijn, men kon dan in de plaat* van de klapperliedea die vroeger rond gingen ze nu aan de poorten laten wacht doen; dat personeel kostte toen 3038, en nu zou ik zeggen dat dit met 2600, kan gedaan worden. Hel amendement van den heer S. V.ader, daarop in stem ming gebragt, wordt verworpen met 8 tegen 2 stemmen, die van de heeren S. Vader en v. V. Vader. Alsnu komt in behandeling het voorstel van de vaste com missie voor het finantie-wezen tot afschaffing met l Janu arij 1856 van de belasting op het gemaal Dhr. van den Bosch heeft eene aanmerking op den vorm en ofschoon de bedoeling wel gevat wordt, wenscht hij dui delijkheidshalve de redactie verbeterd: zoo als nu het voorstel luidt zou men meenen dat ook de opcenten werden afge schaft en die vervallen van zelf wanneer het rijk geene be lasting heeft. Dhr. v. Kerkwijk is dit niet met den heer van den Bosch eens, het besluit waarbij de belasting ingesteld wordtspreekt van opcenten en van eigen belasting op tarwe brood enz. het besluit dus moet worden ingetrokken doch daar hel alleen den vorm betreft is hij niet tegen eene wijziging rau redactie. De Voorzitter steil daarop eene andere redactie voor en wordt het besluit in omvraag gebragt met 8 tegen 2 stemmen aangenomeu; «egen stemden de beide heeren "Vader. Wordt gelezen een verzoekschrift van N. Düivbnwaardt en" de wed. J. Dekker, om een gedeelte gronds ter grootte van 67 vierk. ellen in het schotje van armoede en tegen hunne tuinen grenzende, in gebruik le erlangen om daarmede huuneo tuin te veigrooten. Burgemeester en wethouders hebben locale inspectie gedaan en hebben geen bezwaar het verzoek in te willigen mits door den eersten l en de tweede 0,75 'sjaars worde be taald en onder de noodige bepalingen van voorzorg Hetgeen met algemeene stemmen aangenomen wordt. De benoeming der vaste commissien aan de orde zijnde stelt de Voorzitter voor, die voor het armwezen onder dank- betuiging voor hare bewezen diensten te bedanken en le ontbinden, uithoofde door de invoering der armenwet en de regeling van het armwezen in deze gemeente, haar werkkring als geëindigd kan beschouwd worden. Hetgeen wordt goedgekeurd. Dhr. v. Kerkwijk stelt daarna voor om in de commissie voor de bewaarschool en de school van minvermogenden ook een lid te benoemen uit het H. K parochiaal armbestuur en mitsdien de benoeming der vaste commissi en aan te houden, tot van dat en andere collegien voordragten zijn gevraagd en ont vangen. Hetgeen mede wordt goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen a. Missive van Heeren Gedeputeerde Staten van 21/28 Sép» temberhoudende dat zijl. berusten in het besluit oni aan het algemeen armbestuur subsidie te verstrekken ad 5950 en terugzenden de gemeente-begrooting voor de loopende dienst waaraan zij alsnu hunne goedkeuring hebben geschonken, mét opmerking evenwel dat de jaarwedde van den rentmeester en amanuensis van het armbestuur en de kosten voor verpleging van elders armlastigen en de restitutien daarvoor, eigenaardig op de arm-begrooting behooren. Burgemeester en wethouders zullen daarop dus bij de vol gende begrooting bedacht zijn. b. Staatsblad no. 121. Waarna de vergadering gesloten wordt. F. KLEEUAVENS EN ZOON. UITGEVERS DEU GOESSCHE COURANT.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1855 | | pagina 4