verhoeds door den heer Vader een schriftelijk voorstel ter
tafel gebragt, waarover het van geen lid te vergen was, da
delijk een oordeel te vellen; even als toen, wordt nu eene
uitgebreide memorie van toelichting voorgelezen, waarop
het wei onmogelijk is onvoorbereid te rescontrerenik be
doel namelijk, dat eene dergelijke wijze van beraadslagen
het uiterlijk en schijnbaar voordeel geeft, aan hem die de
gelegenheid gehad beeft zich voor te bereiden; ieder is bekend
met het voorval wat den heer Vader heeft verhinderd vroeger
zijn voorstel te doen, ik herhaal het dus dat ik daarmede niets
persoonlijks op het oog heb.
Ik zal mij dus bepalen bij het voorstel en alleen een paar
punten aanstippen uit de memorie van toelichting.
Het voorstel door dhr. Vader ter vorige vergadering gedaan
is mij bij herbaalde lezing voorgekomen, dat moet gesplitst
worden in drie deeleu.
De drieledigheid die wij daarin aantreffen is in de le
plaats, eigen belasting op 'tgemaalin de 2e plaats, terug
komen op de vroeger genomen besluiten tot afschaffing van
accijnsen en in t|e 3e plaats, het heffen van een hoofdelijken
omslag berekend naar de huurwaarde en het aantal kindereu
der bewoners.
De inhoud van dat ^voorstel doet mij twijfelen, of de voor
steller het voornemen wel gehad heeft zoodanig voorstel le
dpen en of hij niet veeleer eerst tot de overtuiging yan de
noodzakelijkheid eener hoofdelijke belasting is gekomen, toen
hij bespeurde dat de noodige som anders niet te dekken was;
yan daar dau ook de overdrijving van de opbrengst der gemaals-
belasting tot f 16000.
In de zaak evenwél bestaat verschil; ook in andere gemeenten
bestaat over het behouden der belasting op het gemaal verschil
van gevoelen; doch nergens, in niet eene gemeente beeft
ipen het zoo ver gedreven, om de afgeschafte accijnsen wederom
in te voeren, ik vind het eene ongerijmdheid zoo groot, dat
he,i alleen aan de wijze van wording van het voorstel en
de noodzakelijkheid waarin de voorsteller zich aan heleind
van zijn voorstel geplaatst zag, te wijten is, dat daarin van
directe belasting gewaagd wordt.
Alleen het le gedeelte beschouw ik dat thans het punt in
kwestie uitmaakt; ik geloof toch niet dat het den heer Vader
ernst ïs, te gelooveu dat op die vroegere besluiten, tot
afschaffing van accijnsen, die alle met eene groote meerder
heid zijn aangenomen, door dit collegie kan worden terug
gekomen. 1
Ik zal mij onthouden van hel iinantieel standpunt en
geloof dat dit door den heer van Kerkwijk voldoende is
toegelicht. De vele bespiegelingen in de memorie van toe
lichting vervat, zijn in de laatste jaren in verschillende
vormen en wijzen opgedischt en het spreekt van zelf dat
daaromtrent nog verschil van zienswijze bestaat; dat verschil
ontstaat, door het standpunt waarop men zich plaatst en hij.
die zich op het standpunt plaatst van bedaarden vooruitgang
te willenen te beoogen, zal wel niet op eens alle accijnsen
afschaffen.
Dhr Vader beeft aangehaald het voorbeeld van Engeland;
ongaarne spreek ik daarover in liet publiek, als niet volkomen
daarmede bekend, maar toch geloof ik dat dwaling daaraan
ten grondslag ligt; de income tax waarvan dhr Vader spreekt,
is wanneer ik mij niet bedriegminder eene directe per
soonlijke belasting, dan eene soort van grondbelasting, belas
ting op de bezittingen; het is waar Engeland heft accijnsen
op thee, koffij, suiker, op alle koloniale waren; maar in
Engeland heft men geen accijnsen op de eerste levensbehoeften
en hier is kwestie van eene belasting op eene eerste levens
behoeftede laatste van die accijnsen hier bestaande is de
heffing op de tarwe, eene belasting die zich in zooverre niet
van de andere onderscheidtdat zij het onmogelijk maken
industrie en handel op het punt van broodbereiding te ont
wikkelen; doch ook deze belasting drukt op een artikel van
voeding, waarvan het verbruik in de laatste jaren bepaald
afgenomen is, hetgeen ik beschouw als een bewijs van ach
teruitgang, bij die klasse, die vroeger zich uitsluitend met
tarwe brood voedde; over tien jaren was het verbruik van
tarwe brood zoo algemeendat het zelfs door armbesturen
bedeeld werd; daarentegen is het verbruik van rogge evenzeer
toegenomen, waaruit ik zie eene toenemende behoefte, die
een gevolg is van den prijs van het brood.
Men beweert dat de prijs van hel brood even duur zal
zijn, doch van het tegendeel zijn de voorbeelden niet ver te
zoeken; ter vorige vergadering is de prijs van het kalfs-
vleesch aangehaald, doch het komt mij voor dat dit voorbeeld
minder gelukkig gekozen was; ik zal alleen noemen, de lurF
die na 1853, (de afschaffing van de gemeente belasting)
onmiddelijk 10 cent per mud minder werd verkocht; het
rundvleesch, dat door mij dadelijk na de afschaffing van den
gemeente accijns, voor een prijs builende gemeente gekocht
werd zoo veel minder als de accijns bedroeg.
Dat de afscnaffing van accijnsen niet altijd dadelijken in
vloed op den prijs uitoefent, is waar; iedere dehitant doet
hij de afschaffing poging om die ten zijnen bate te blijven
ontvangen, die neiging ligt bijna bij allen, doch zonder kans
om dit op den duur le kunnen volhouden; eindelijk treedt
er een op, die het belang van een uitgebreid debiet beval,
.en wanneer het ijs eenmaal gebroken is moeten de overigen
volgen.
Dat de duurte der tarwe een vermeerderd gebruik van
rogge zal veroorzaken is zeker, maar de oorzaken van die
duurte liggen builen ons en onze magt en om dan den door
accijns kunstmatig verhoogden prijs te verminderen, dat is
de pligt van het bestuur; in de tweede kamer zijn bij gele
genheid dezer zaak de discussien door eene bepaalde opinie
gedomineerd en de regering heeft met voorbijzien van alle
consderatiien aan de natie de weldaad bewezenvan de
afschaffing der bèlasting op het gemaal. Daarom zal ik met
volle overtuiging dat voorbeeld volgen en stemmen voor de
afschaffing met 1 Januarij 1856.
r Dhr Vader: ik zal beginnen met het laatste punt; ook mij
zou het aangenaam zijn alle accijnsen te kunnen afschaffen,
ware hel niet dat daarin moet voorzien worden op eene
andere wijze, die nog veel drukkender is. Die belasting zal
nog veel erger zijn clan de heffing eener belasting op het
gemaal; ik heb die afschaffing altijd als eene illusie beschouwd,
ep daarom expressè/ijk de belasting op de rogge zoo gering
gesteld om daaidoor de belasting-betaling voor dat object
onnoembaar le maken, omdat het voor de surveillance noodig
was; ik beweer dat daar, waar het geheele gezin tarwe brood
èet de bijdrage in den hoofdelijken omslag zoo bezwarend
zal zijn, dat de toestand van hel gezin slechter en men met
het behoud van den accijns veel beter geweest ware.
M at. dhr van deu Bosch heeft aangevoerd nopens het split
sen in 3 deelen van mijn voorstel, dit is niet zoo en wordt
door mij ontkend.
Ik heb in der tijd met groot leed weten zien overgaan tot
de afschaffing van accijnsen; die afschaffing is dan ook maar
met ééne stemmeer aangenomen en bij die gelegenheid heeft
dhr van den Bosch er zich legen verklaard: daarom veron
derstelde ik dat het velen aangenaam zou zijn op hun ge
voelen te kunnen terug komen ik beschouw hel als eene
dwalingen acht. liet weusc.lielijk dat men zoo spoedig mogelijk
terti'Wió'inedat men dit op andere plaatsen niet doet is
zeei'"natuui'lijk daar men hier hij uitzondering reeds afge
schaft heelt.
Ik heb daarom te meer ook andere accijnsen dan die op
liet "einanl voorgesteld - omdat (Ie surveillance ei[feoaanli.[
da n "ook (Ue andere middelen vallen; de si and dei-
Mak zoo als zij nu is. is niet houdbaar; hij de inzage der
rekening toch blijkt, dat de accijnsen in 18o4 3Ü0U,—
minder hebben opgebragt dan daarvoor geraamd was er
schijnt (lus geene behoorlijke surveillance te wezen, ook
daarom zou hel goed zijn de surveillance, uittebreiden.
Wat voorts betreft, als had ik de vergadering willen sur-
preneren, hieromtrent moet ik opmerken, dat ik rniin voor-
stel gegeven heb, zonder het doel om daarbij toelichting te
voegendoch evenzeer als ik daartoe besloten hebwaren
de leden in de gelegenheid ook hunne denkbeelden te ont
wikkelen.
Dhr. van den Bosch. Ik sal alleen antwoorden op het punt,
door dea heer Vader aangevoerd als zou ik in ij vroeger
tegen de afschaffing der accijnsen verklaard hebben wel
herinner ik mij, dat toen het rapport der finantiéie commissie
in 1852 ter tafel kwam, ik had verlangd consequentie en een
geconstateerd beginsel doch juist omdat ik er dat niet in
aantrof was ik er tegen er was daarin afschaffing van ac
cijnsen voorgesteld maar daarentegen behoud van dien op
de tarwe; daarom was ik tegen de conclusie der commissie,
ofschoon ik nooit tegen de afschaffing van accijnsen geweest ben.
Dhr. S. Vader. Het punt van hoofdelijke omslag is nimmer
een punt van beraadslaging geweest. De commissie van fi'
nantien stelde voor het hellen eener directe belasting eii
op hare verklaring dat haar geene andere dan hoofdelijke
omslag bekend was besloot men, zonder nadere beraadsla
ging lot die heffing.
Dhr. v a it dei» Bosch. De wijze waarop dhr. Vader heeft
voorgesteld als had ik vroeger tegen de afschaffing van accijns
gestemd, zou welligt den schijn hebben als ware ik inconse
quent geweest- daarom herhaal ik het nogmaals, dat ik toen
tegen de conclusie van het rapport was, omdat ik vermeende
dat de commissie verder moest gegaan zijn dan zij deed.
Dhr. Var Voorst Vader. Valt het niet te ontkennen dat
aan de heffing eenér eigene belasting op hel gemaal vele be.
zwaren verbonden zijn en dat de rigtige surveillance op dat
middel hoogst rnoeijelijk zal zijn niet minder waar is het
dat eene verhooging en verdubbeling van den reedt bestaanden
hoofdelijken omslag, aan veel grootere bezwaren verbonden
en ten eenenmale aftekeureu is.
Nu toch reeds is er eene groote ontevredenheid bij velen
ontstaan en niet zonder reden, want voor velen zijn de aan
slagen in den hoofdelijken omslag bezwarend en dit door
eene verhooging, ja verdubbeling'nog bezwaarlijker te maken,
komt mij voor niet te kunnen.
Werd er niet reeds nu eene belangrijke som a on hoofde
lijken omslag geheven, dan' welligt zou ik geneigd zijn mijne
sten» te geven aan de afschaffing van den accijns oj> het gemaal
doch op de gronden zoo even door mij aangegeven zal ik
stemmen voor hei voorstel van den heer S. Vader.
Dhr. van de Putte toen ik in de vorige vergadering ap
puijeerde het voorstel tot verdaging der beraadslagingen t
was het geenszins, omdat ik eene minder gevestigde over
tuiging bezat nopens de accijnsen ik ben een voorstander
van de afschaffing, omdat ik ze voor den handel en de nij
verheid belemmerend en verderfelijk acht ik stemde voor
die verdaging omdat het verschil tusscheu de locaie cijfers
door den heer Vader aangegeven, met die van de commissie
zoo groot was en ik mij wensclne te overtuigen aan welke
zijde de waarheid ten grondslag lag; ik heb beide vergeleken
en na de ophelderingen zoo sttaks door den heer van Kerk
wijk gegeven ben ik volkomen overtuigd berekende de
commissie te zwaar de heer Vader daaxentegen berekende
te ligt. De belasting op het gemaal bovendien is drukkend
voor eenen stand in de maatschappij, die niet gedrukt mag,
die niet gedrukt kan worden
Dhr Vader heeft in zijne toelichting gezegd, dat ieder naar
zijn vermogen in de lasten van den staat moest bijdragen en
hoe zou dit beter te vinden zijn dan door eene belasting die
naar de inkomsten geregeld wordt
Ik zal daarom stemmen tegen het voorstel van dhr S. Vader.
Niemand verder het woord verlangende zegt de Voorzitter:
Ik heb ter vorige vergadering behoord tot de minderheid
die wenschte de beraadslagingen over hel voorstel van den
heer Vader niet aantehouden. omdat het mij al dadelijk bleek,
dat dit voorstel strekte om alles Op den ouden voet terug te
brengen en ik voor mij alle accijns-belasting zoo noodlottig
achtte voor het land en de gemeente waar zij geheven wordt,
dat ik zou meenen het verderf der gemeente te stemmen
wanneer ik die voor eene wederinvoering der accijnsen uit-
bragt.
Het is hier de plaats niet om te spreken voor of tegen de
accijns-belasting genoegzaam heeft de wetenschap en de
treurige ervaring van zoo vele jaren dit toegelicht.
De accijnsen zijn in strijd met het beginsel van vrijen
arbeid en ruiling, die beide hoofdvoorwaarden van volks
welvaart; zij zijn de nijverheid doodend immers alle ont
wikkeling in den wegslaande; en daardoor aanleiding gevende
tot smokkelarij en mitsdien zedeloosheid.
Zij zijn onderhevig aan tijdroovende formaliteiten soms
nog kostbaarder dan de belasting zelve zij vorderen een
aanhoudend toezigt van ambtenaren tot binnen de huizen en
werkplaatsen, dat meermalen tot ergerlijke tooneelen aanlei
ding geeft en met de burgerlijke vrijheid niet is overeen
te brengen: zij vorderen een leger van ambtenaren ten koste
van den staat even drukkend als een tweede staand leger.
Maar hoeveel onregtvaardiger en onzedelijker wordt zooda
nige belasting niet, wanneer die op de eerste levensbehoeften
drukt De accijnsen toch strekken om allen gelijkelijk te
treilen de arme betaalt dus evenveel als de njke ook hij
betaalt dus even goed 4^ cent van ieder pond brood.
Daarbij komt dat ilie druk het meest door de armen gevoeld
wordt, omdat de consuintie van brood bij hen ongelijk grooter
is dau bij de rijken. Gode tij dank, zijn onze tafels ruim
schoots voorzien van vleésch groente en andere voedende
middelen die den arme ten eenenmale ontbreken en wiens
voedsel bijna uitsluitend uit brood bestaat en oru dan van
zijn benoodigde dezelfde belasting te heffen, is zeker wel het
onregtvaardigste wat men bedenken kan.
(lok drukt de belasting ongelijk en de talrijkste huisgezinnen
worden daardoor het meest getroffen.
■Stel naast elkander 2 gezinnen iéder met een inkomen van
1000 het eene bestaat uit man en vrouw het andere uit
inan, vrouw en 4 kinderen: in het eerste verbruikt uien da
gelijks 1 Ned. pd. het andere 3 Ned. pd. brood zien wij
nu het verschil, clan betaalt het eene gezin dagelijks 9 centen
meer, alleen in die belasting, hetgeen in een jaar ruim 33
beloopt.
Men is gew oon de bestrijders van de accijnsen met 2 punten
te rescontreren
Ilel le is de accijnsen treffen de massa
Dit moge waar zijn, maar ze worden niet naar ieders krachten
en vermogen geheven; dit kan niet, want de belasting drukt
op het product.
Het 2e argument de accijns wordt door de verbruikers
onmerkbaar in den prijs van het belaste voorwerp betaald
en omdat zij dag aan dag betalen, brengen zij gemakkelijk en
ongemerkt de belasting op.
Maar die gemakkelijkheid neemt de onregtva^rdigheid niet
weg: hel accijns-stelsel ontfutselt als het ware de belasting,
niemand bijna weet wat hij betaalt.
Het is er mede als met een gezin waar twee dieven zijn
de ecu ontsteelt u een stapeltje rijksdaalders doch deze zal
spoedig ontdekt en gestraft, worden; de andere neemt eenige
centen daags en dit wordt niet bespeurd ofschoon hij bij
her eind van het jaar evenveel en meer heeft weggenomen
dan de eerste.
Zie daar bet beeld der accijnsen. Zooveel is zeker dat
hoe men dan ook klagen moge over hoofdelijken omslag
geen burger, (in denzin zoo als dhr Vader dit begrijpt) zoo
veel in den omslag bijdraagt als in het vroegere accijns-
stelsel en al had deze raad niets goeds, niets anders gedaan
dan de daarsteliing van eenen omslag ter vervanging der
accijnsen dan nog zou de rand zich verdienstelijk hebben
gemaakt en aanspraak hebben op den dank der burgerij.
Nu over het voorstel zelf en de voorgelezene memorie van
toelichting:
Dhr Vader zegt dat hoofdelijke omslag eene minder aan
nemelijke belasting is en in zijne uitgewerkte memorie, is
het le deel niet eene verdediging van zijn voorstel maar
veeleer eene philippica tegen den hoofdelijken omslag gerigt.
Ook ik kom nog al in aanraking met de burgerij en wel
verre van ontevredenheid over den hoofdelijken omslag te
bespeuren heb ik integendeel ontwaard dat men daarmede
zeer tevreden is.
Wijders zegt het voorstel de belasting op de bouwmate
rialen het geslagt en den tabak drukt voornamelijk op de
meergegoeden dit staat er het is waar doch het slaat er
onbewezen, ten zij men beweren wilde, dal de burgers geen
vleesch meer eteD en geen brandstof gebruiken.
Voorts werpt dhr Vader weg, het kostbare van zijn stelsel.
Ik heb daarin gevonden, dat er drie agenten meer zouden
aangesteld worden. (Wij zullen de poorten nog een «ogen
blik laten rusten, om daarop straks terugtekomen.Maar
aangenomen voor een oogenblik dat dhr Vader daarin gelijk
had dan is de surveillance met het voorgestelde personeel
nog onmogelijk; het is welwaar dat de tegen woordige agenten
van policie eenigermate de belasting surveillereu maar dit
kan of mag hun hoofdwerk niet zijn; met 3 ol' 4 agenten meer
zullen zij om den anderen nacht dienst moeten doen en het
zal dus wei duidelijk zijn dat eene vermeerdering van drie-
personen op verre na niet toereikend zou wezen.
Maar bovendieE is het onmogelijk eene pooit gesloten le
houden; ik heb hier voor mij liggen hel staat sblad van 1852
waarin o. a. liet besluit van den raad te Groningen waar
men ook tot inning der belastingen twee poorten wi 1de gesloten
houden, door Z. M. is vernietigd, op grond, dat de toegang
tot gemeenten onbelemmerd moet zijn en zoodanig besluit
strijdt tegen tiet algemeen belang. Het gesloten houden dei
poorten zou dus, al wilde men niet gelukken en hiermede
heb ik het gesprokene door dhr. Vader beantwoord.
Dhr. Vader Ik zal den Vooizttter niet volgen over het
weldadige van de afschaffing der accijnsen; ik acht het wen.
schel ijk dat zij alle konden afgeschaft worden maar er is
hier geen sprake van iets te kunnen afschaffen, maar van ver,
vanging en de belasting die de accijns zal vervangen zal meer
dan deze drukkend zijn.
Men moet niet zoo uitsluitend de belastingen voor den ge.
meenen man willen opheffen men moet ze niet willen Le-
schouwen als paria's in de maatschappij daarheen geworpen
tot last van anderen.- ieder eerlijk burger zal er roem in stellen
zijn aandeel te geven in hetgeen de stoat behoeft; de accijns
is het eenige middel waardoor zij kunnen worden getroffen,
daarom heb ik de accijns op de rogge zoo gering gesteld
dat het voor niemand eenig bezwaar kan zijn en zij die tar
webrood eten en f 3, per hoofd betalen kunnen, zullen door
cien hoofdelijken omslag worden getroffen.
Ik neb voorts, wat de bezwaren tegen hoofdelijken omslag,
aangaat alleen willen aanvoeren wat de heer Thohdeckk
die op een zoo veel hooger standpunt stond zelf daartegen
heeft gezegd ik herhaal dat de groote bezwaren en het bijn*
ondoenlijke om eenen billijken maatstaf te vinden voor hoof
delijke heffing, ook bij de nauwgezetste toepassing ongelijk
zal drukken en aanleiding geeft tot willekeur en misbruik.
Met regt verklaar ik mij daartegen en nimmer zal ik
mijne stem geven aan eene belasting die leidt tot willekeur
en misbruiken.
De Voorzitter vond het vreemd, dat ik zeide dat de be
lastingen op bouw- en brandstoffen, vleesch en tabak, groo-
tendeels door de rueestgegoeden gedragen worden maar het
is toch u allen bekend dat het vleesch bij den burgerman
niet in die hoeveelheid wordt gebruikt dat zijne nood wen
digheden niet met die der meergegoeden in verhouding staan
waar hij op één haard vuur stookt, daar vindt men bij den
rijke verschillende kamers verwarmd zoodat het verbruik
van den een' verreweg dat van den ander' overtreft en dus
die belastingen wel degelijk op de meestgegoeden drukken.
Het voorstel tot surveillance dat door mij gedaan is heb
ik met voordacht niet met te veel zorg willen uitwerken: dit
komt aan het bestuur toe en de regeling daarvan is een on
dergeschikt punt; ik heb aangetoond boe hel in 1842 was en
tot dat standpunt kon men terugkeeren.
Het bezwaar van liet openhouden der poorten deel ik niet
wat van Groningen waar is, behoeft daarom van Goes niei
waar te zijn en mogt het waar zijn, men kon dan in de plaat*
van de klapperliedea die vroeger rond gingen ze nu aan
de poorten laten wacht doen; dat personeel kostte toen 3038,
en nu zou ik zeggen dat dit met 2600, kan gedaan worden.
Hel amendement van den heer S. V.ader, daarop in stem
ming gebragt, wordt verworpen met 8 tegen 2 stemmen, die
van de heeren S. Vader en v. V. Vader.
Alsnu komt in behandeling het voorstel van de vaste com
missie voor het finantie-wezen tot afschaffing met l Janu
arij 1856 van de belasting op het gemaal
Dhr. van den Bosch heeft eene aanmerking op den vorm
en ofschoon de bedoeling wel gevat wordt, wenscht hij dui
delijkheidshalve de redactie verbeterd: zoo als nu het voorstel
luidt zou men meenen dat ook de opcenten werden afge
schaft en die vervallen van zelf wanneer het rijk geene be
lasting heeft.
Dhr. v. Kerkwijk is dit niet met den heer van den Bosch
eens, het besluit waarbij de belasting ingesteld wordtspreekt
van opcenten en van eigen belasting op tarwe brood enz.
het besluit dus moet worden ingetrokken doch daar hel
alleen den vorm betreft is hij niet tegen eene wijziging rau
redactie.
De Voorzitter steil daarop eene andere redactie voor en
wordt het besluit in omvraag gebragt met 8 tegen 2 stemmen
aangenomeu; «egen stemden de beide heeren "Vader.
Wordt gelezen een verzoekschrift van N. Düivbnwaardt en"
de wed. J. Dekker, om een gedeelte gronds ter grootte van
67 vierk. ellen in het schotje van armoede en tegen hunne
tuinen grenzende, in gebruik le erlangen om daarmede huuneo
tuin te veigrooten.
Burgemeester en wethouders hebben locale inspectie gedaan
en hebben geen bezwaar het verzoek in te willigen mits
door den eersten l en de tweede 0,75 'sjaars worde be
taald en onder de noodige bepalingen van voorzorg
Hetgeen met algemeene stemmen aangenomen wordt.
De benoeming der vaste commissien aan de orde zijnde
stelt de Voorzitter voor, die voor het armwezen onder dank-
betuiging voor hare bewezen diensten te bedanken en le
ontbinden, uithoofde door de invoering der armenwet en de
regeling van het armwezen in deze gemeente, haar werkkring
als geëindigd kan beschouwd worden.
Hetgeen wordt goedgekeurd.
Dhr. v. Kerkwijk stelt daarna voor om in de commissie
voor de bewaarschool en de school van minvermogenden ook
een lid te benoemen uit het H. K parochiaal armbestuur en
mitsdien de benoeming der vaste commissi en aan te houden, tot
van dat en andere collegien voordragten zijn gevraagd en ont
vangen.
Hetgeen mede wordt goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen
a. Missive van Heeren Gedeputeerde Staten van 21/28 Sép»
temberhoudende dat zijl. berusten in het besluit oni aan
het algemeen armbestuur subsidie te verstrekken ad 5950 en
terugzenden de gemeente-begrooting voor de loopende dienst
waaraan zij alsnu hunne goedkeuring hebben geschonken, mét
opmerking evenwel dat de jaarwedde van den rentmeester en
amanuensis van het armbestuur en de kosten voor verpleging
van elders armlastigen en de restitutien daarvoor, eigenaardig
op de arm-begrooting behooren.
Burgemeester en wethouders zullen daarop dus bij de vol
gende begrooting bedacht zijn.
b. Staatsblad no. 121.
Waarna de vergadering gesloten wordt.
F. KLEEUAVENS EN ZOON. UITGEVERS DEU
GOESSCHE COURANT.