PUBLICATIE.
PUBLICATIE.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandags en Donderdags
avondsuitgezonderd op feestdagen.
De prijs per kwartaal is f .*,7.5, franco per post f J,90.
De inzending van advertenlien moet geschieden vóór drie uren (les namiddag,
DONDERDAG 27 SEPTEMBER.
Gewone advertenlien worden d 20 ets. de regel geplaatst
Geboorte-huwelijks- en doodberigtenvan 1 6 regels a F ófiO
behalve hel zegelregt.
Vervolg en slot der in ons vorig no. opgenomene
verordening betrekkelijk de straten, stegen enz.)
Art. 12. Niemand zal op openbare straten, stegen,
markten pleinen en wallen zeilen linnen laken of
andere goederen hangen aan leuningen van stoepen
bruggen, boomen, palen of andere werken of op lijnen,
aan boomen vastgemaakt; noch aldaar kleedingstukken
of andere goederen bleeken of uitspreiden.
tiet ophangen en uitkloppen van tapijten is alleen
lijk geoorloofd op de door den burgemeester aangewe
zene of in 't vervolg aantewijzen plaatsen.
Art. 13. Het is verboden buiten de stoepen of goten
vóór de huizen, koop- of winkelwaren op de openbare
straten en stegen uit te stallen of kapblokken te plaatsen
zonder verlof vau den burgemeester, in dat geval tegen
betaling van de bij raadsbesluit van den 1 Julij 1853
bepaalde belasting
Art 14. Geene uithangborden of andere uitstekende
voorwerpen, tot welk einde ook, mogen, zonder bij
zondere vergunning van den burgemeester, meer voor
waarts worden uitgestokendan de rand van de stoep.
Art. 15. Het is verboden met sneeuwballen, steenen,
vuilnis of dergelijke te werpen alsmede te spelen op
trappen en stoepen van openbare gebouwen.
Art. 16. Het is verboden met kaarten of dobbelsteenen
te spelen op of aan den openbaren weg.
Art. 17. Niemand zal bekendmakingen van welken
aard ook, anders mogen aanplakken of doen aanplakken
dan op eigen panden en op de verschillende borden
tot dat einde van wege de gemeente geplaatst.
Art. 18. Op de borden der gemeente mogen door
niemand aanplakkingen worden gedaan dan door de daartoe
aangestelde beambten; de door deze aangeplakte bekend
makingen mogen niet worden afgescheurd of onleesbaar
gemaakt.
Art. 19. Op de klinkerpaden en de pleinen van de
groote markt en beestenmarkt zal niet met paarden
rijtuigen noch ook met band-, krui- en andere wagens
gereden worden.
Kinderwagens worden hiervan uitgezonderd.
Art. 20. Voerlieden of geleiders van voertuigen of
losse paarden bij de opgehaalde brug komendewach
ten tot zij behoorlijk gesloten is en tot dat de voet
gangers die zich daar voor bevindende brug zijn
overgegaan.
Art. 21. Geen voertuig met paarden bespannen zal
op de straat of openbaren weg mogen staan, zonder dat
de voerman of een ander geschikt persoon zich daarbij
bevinde.
Art. 22. Verhuurders van paarden of rijtuigen mogen
geene andere voerlieden bezigen dan die minstens den
ouderdom van 14 jaren hebben bereikt en behoudens
de bepaling van art. 59 van het reglement op de dienst
der openbare middelen van vervoer te lande.
Art. 23. Rijtuigen, paarden en andere dieren mogen
niet worden vastgemaakt aan leuningen en stijlen van
stoepen of bruggen, noch ook aan boomen en lantaarn
palen.
Art. 24. Zoo bij het laden als ontladen mogen de
karren, wagens en rijtuigen voor de huizen, bakkerijen,
pakhuizen enz. niet blijven stilstaan zonder dat de paarden
worden vastgehouden of een der strengen is losgemaakt.
Art. 25. Bij bet vervoer met sleden moeten indien
de straten glad zijn, de sleden aan het achtereind voor
zien zijn van een stevig touwbetgeen moet worden
vastgebonden om het uitglijden te voorkomen.
Art. 26. Het is verboden binnen de bebouwde kom
der gemeente met paarden harder dan in den gewonen
draf te rijden, vrachtwagens, diligences of postwagens
mogen niet anders dan stapvoets rijden tenzij bij het
oprijden van steilten.
Art. 27. Indien de straten met sneeuw bedekt zijn
draagt ieder paard eene klinkende schel aan den hals.
Art. 28. Op de bondenwagens zal de geleider niet
mogen zitten, maar verpligt zijn naast of achter het voer
tuig te gaan en bij tijds voor de aankomende rijtuigen
uit te halen stil ie staan en zich voor de honden te
Jslaatsen
Art. '29. Niemand mag zijne paarden, melk- of slagt-
vee daaronder ook varkens en schapen begrepen, in de
straten of stegen of op de wegen der gemeente zonder
Leleider laten losloopen.
Art. 30. Zonder schriftelijke vergunning van den
burgemeester is bet verboden op en over de wallen eenig
vee te drijven of te laten grazen of met eenig rij- of
voertuig (kinderwagens uitgezonderd) of met paarden te
rijden; van d.t laatste zijn uitgezonderd dekeizersdijk
en de rijwegen loopende van de Koepoort naar den Ag-
nesgang, van de Zeven Koten naar de Nieuwstraat en
van de 's Heer Ilendrikskinderenstraat naar de graan
molen de korenbloem en de vijf gebroeders.
Art. 31. Niemand mag in de brand- of rioolgangeu
deuren uitgangen of waterloozingen daarstellen of de
zelve bezigen tot berg- of ligplaats van bout en andere
voorwerpen behalven ingeval van brand mogen de af
gesloten gangen door niemand geopend worden zonder
vergunning van den burgemeester.
Art. 32. Wanneer het gebruik van eenigen gang aan
de bevvoneis van aangrenzende huizen of erven door den
burgemeester is vergund, zijn de gebruikers verpligt
zoodanigen gang en de daardoor loopende goot rein en
zuiver te honden en de straat uit te wieden, in voege
als in art 1 en 2 dezer verordening is bepaald.
Art. 3S. Het is verboden de wegen of hunne be
plantingen te beschadigenplaggen, zand of aarde van
de wegen te nemen, goten ot greppen daardoor te graven,
het water van de huizen of van de mestvaalten daarover
te leiden of die zonder vergunning van den burgemeester
met plaggen, mesthoopen, houtmijten gevelde boomen
of takken, stroo en diergelijke te bezettenof eenige
ruigten, mest of vuilnis daarop ta werpen of moedwillig
te laten vallen, aangespannen of onaangespannen wagens
of voertuigen of andere voorwerpen daarop te plaatsen
en te doen verblijven of iets te doen, waardoor zij be
derven of de passage belemmerd wordt.
Art. 34. Het is verboden over de voet- of wandel
paden langs de wegen eenig vee te drijven of te laten
loopen.
Art. 35. Geen puin zal op of aan de wegen mogen
worden gestortdan op de daartoe bestemde plaatsen
en binnen de palen waarmede die plaatsen zijn afgezet.
Art. 36. Zonder vergunning van den burgemeester
zal niemand in de grachten of waterleidingen der ge
meente baggeren of moddertrekken, of in dezelve twijg
of iets dergelijks plaatsen.
Art. 37. Niemand zal eenige vuilnisdrek asch
krengen afval of geweiden van runderen kalveren
schapen of varkens, alsmede steenen of dergelijke in de
grachten of waterleidingen werpen, noch stratendrek daarin
vegen.
Art. 38. Niemand zal zwemmen of zich baden in de
grachten of wateren dezer gemeentedan ter plaatse
door den burgemeester aantewijzen.
Art. 39. Zonder vergunning van den burgemeester
is het verboden de baan op het ijs van de vesten of
de haven te vegen.
Art. 40. Met uitzondering der doorgangen onder de
bruggen is bet verboden de banen voor schaatsenrijders
op de grachten bestemd en ingerigt, met arresleden te
berijden of op eenigerlei wijze te beschadigen en on
bruikbaar te maken.
Art. 41. Alhetgeen in strijd met de vorenstaande be
palingen mogt worden daargesteld, ondernomen of na
gelaten zullen burgemeester en wethouders ten koste
der overtrederskunnen doen wegnemenbeletten of
verrigten
Art. 42. 11e overtredingen van de bepalingen dezer
verordening voor zooverre daartegen bij de wet, bij al-
gemeenen maatregel van bestuur, of bij provinciale ver
ordening niet is voorzien, zullen gestraft worden, als
volgt
die van art. 1, 2, 3, 4, 8, 10, 12, 13, 15, 16. 17,
19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 32, 35,
38, 39 en 40 met eene geldboete van 1 tot f 3.
die van art. 5, 6, 9, 11, 14, 18. 33, 34, 36 en 37
met eene geldboete van f 2 tot 5.
die van art. 30 en 31 met eene geldboete van 5
tot T0.
Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten
van Zeeland volgens bun berigt van den 14 dezer
N°. 33 in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied waar bet behoort
den 22 September 1855.
M. P. BLAAUBEEN, burgemeester.
H. C. PILAAR secretaris.
Vervolg van het in twee onzer vorige nummers opgenomen
reglement op het brandwezen.)
Art 31. Afkoop zoo wel als plaatsvervanging stelt
voor altijd vrij van de in deze verordening bedoelde
dienstenbehoudens de bepaling van art. 29.
Art. 32. Generale brandmeestersbrandmeesters, on
der-brandmeesters, tellers en boden, kunnen geen plaats
vervanger stellen.
Art. 33. Al wie tot de dienvt der brandweer benoemd
of aangewezen isen daarvan kennis gekregen beeft
maakt deel uit van bet personeel bij het brandwezen
en is verpligt de aan die betrekking verbonden werk
zaamheden waartenemenbehoudens de bepaling van
art. 30 en zijne bevoegdheidomredenen van vrij
stelling hebbende, deze binnen veertien dagen aan heeren
burgemeester en wethouders intedienen.
Hangende de beslissing zijner reclame is hij tot geene
dienst verpligt.
Art. 34. De werkzaamheden van het personeel wor
den geregeld bij instructie.
HOOEDSTUK IV.
Van de oefeningen met de spuiten en de
Art. 35. Niet meer dan viermaal in het jaar en niet
langer dan 3 achtereenvolgende urenzullen de spuiten
met voorkennis van burgemeester en wethouders beproefd
worden, waartoe het personeel tot de aan de beurt zijnde
spuiten behoorende, twee dagen te voren door den bode
zal worden opgeroepen.
Art. 36. De onderhoorigen zijn verpligt in alles wat
de dienst betreft, hunne meerderen te gehoorzamen.
Art. 37. Allen die tot het brandwezen in eenige be
trekking staan, worden van wege de gemeente voorzien
van de volgende onderscheidings-teekenen die zij in
functie zijnde, moeten en buitendien niet mogen dragen,
te weten
De generale brandmeesters.
Eene verzilverd koperen plaatvan het wapen der
gemeente voorzien.
De brandmeesters.
Eene koperen plaatwaarop de betrekking en de
spuit waartoe zij behooren zijn uitgedrukt.
De onder-brandmeesters.
Eene dito plaatdoch kleiner.
De tellers.
Een koperen penningwaarop alleen de spuit waartoe
zij behooren vermeld staat.
Alle overigen.
Een zwart geschilderde blekken penning, waarop de
spuit waartoe zij behooren en het nummer waaronder zij
op de lijst bekend staan, op beide zijden is aangeduid.
De platen of penningen worden gedragen aan een
lint of touwtje op de borst, aan eene knoop of knoops
gat vastgemaaktzoodanig dat de plaat of penning
altijd zigtbaar is.
HOOEDSTUK V.
Verpligtingen bij hel ontstaan van brand en
bepalingen omtrent het blusschen.
Art. 38. De oproeping van het personeel bij de brand
weer geschiedt door het kleppen der policiewacht en
bet luiden der klok.
Art 39. De brand bij avond of nacht ontstaande
zijn de bewoners van ieder huis, verpligt een brandend
licht voor een raam der beneden-verdieping aan de straat
zijde te plaatsen en dit brandende te houden tot het
aanbreken van den dag, of tot na de blussching van
den brand.
Art 40. Wanneer in de nabijheid van den brand geen
genoegzaam water voorhanden is, zal ieder bet in zijn
bezit zijnde water, in kelders, welputten, regenbakken
enz. ter beschikking stellen van de brandweer.
Zoo de brand uitbarst bij vriezend weder, zal ieder
insgelijks verpligt zijn te hebben en te houden kokend
water en dit op eerste aanvraag afgeven.
Vervolg hierna.)
GOES, 27 September.
lieden avond ten 6 ure gemeente-raad; ter herinne
ring diene dat de punten van behandeling zijn 1°-be-
ëediging en installatie leden, 2°- Benoeming lid in de
directie van het middel van straat- en zandwegen, 3c.
Mededeeling- beschikking reclames tegen den hoofdelijken
omslag en wijziging van het kohier, 4°- Yoorstel van
de vaste commissie voor bet financie-wezen tot afschaf-
k