BIJVOEGSEL
BËHOORE.VDE «IJ Mo. 51 DER
OPENBARE VERGADERING
(JE MEENTE-RAAD TE (JOES,
DEN 1 Jl LIJ 1853.
Afwezig de Heer Saaijmans Vader die onder liet lezen der
notulen binnen komt.
.De notulen zijn gelezen en gearresteerd-
De door den Heer van den Bosch verlangde inlichtingen
nopens de bijzondere school der le klasse, worden bij monde
van den Voorzitter, gegeven, dpor voorlezing van al de be
trekkelijke stukken, welke voorlezing ruim li uur duurde,
waarna de Heer van den Bosch verklaart genoegen te nemen
met de gegevene inlichtingen.
fn verband met die inlichtingen, is alsnu aan deor de het
Ter vorige vergadering aangebonden voorstel van Burgemees
ter en Wethouders, om den grond der voormalige schutterij
in erfpacht uit te geven, tot stichting eener bijzondere school.
De Heer van den Bosch zegt, te vermeenen; dat de Raad
verpligt is dank te betuigen voor de volledige mededeelingen
van Burgemeester en Wethouders en dat het niet zijne be
doeling is gewe'est, persoonlijk nader met die zaak bekend te
worden, maar het publiek, dat daarmede, door sommige dag
bladen, zoo eenzijdig is bekend geworden, in de gelegenheid
té stellen, die za^k grondig te kennen.
Overigens zal hij zich nopens het aan de orde zijnde ver
zoek op grond van art. 4,6 der gemeentewet van medestem
men onthouden.
De Voorzitter deelt dat gevoelen niet, maar zal het ver
langen van den Heer van den Bosch eerbiedigen.
lu omvraag is het verzoek toegestaan de Heer van den
Bosch stemt niet mede.
Wordt overgegaan tot de benoeming der commissie voor
de school van minvermogenden, en wel allereerst een der
Wethouders tot lid en voorzitter.
De ïleevep Smallegahge.ejifrSoHtendam worden tot stein-
opoeraers benoemd.
Bij de le stemming verkreeg de Heer van Kerkwijk 7, de
Heer Kakebeeke 4 stemmen, zoodat de Heer van Kerkwijk is
benoemd.
Bij de stemming van een raadslid verkregen de Heeren Ver
venne -6, van den Bosch 5 stemmen, zoodat de Heer Vervemie
is benoemd.
Uit het ingezondene dubbeltaldoor het algemeen Arm
bestuur, bestaande uit de Heeren J. de Fouw Wz. en T. Pie-
tersewerd met algemeene stemmen de eerste benoemd.
Üit de voordragt der diaconie, waarop de Heeren J. A.
AF. van de Putteen J. C. D. van den Busschevoorkwa
men verkreeg de heer van de Putte 10 en van den Bussche
1 stemzoodat de eerste is benoemd.
Terwijl uit de voordragt der oeconomische spijsuitdeeling op
de Heeren L. C. de Peval 8 op den Heer N. Vervenne Pz.
3 stemmen werden uitgebragt.
De Commissie is alzoo zamengesteld uit de heeren van
KerkwijkVoorzitter en lid, Ph. Vervenne. J. de FouwJ. A.
A. F. van de PutteL. C. de Peval. leden.
Aan de orde is: eene verordening omtrent de honden.
Ui t hoofde van het gevorderde saisoen en de bestaande
urgentie stelt de Voorzitter voor, deze dadelijk even als de
hierna te noemene in behandeling te neinen.
Hiertoe besloten zijnde wordt dezelve voorgelezen en dooi
den heer van den Boschhet woord gevraagd over de alge
meene strekking.
ZEd. zegt te vermeenen, dat de verordening is te beschou
wen als tweezijdig, of als maatregel tegen de hondsdolheid,
of als algemeene maatregel van politie.
Als maatregel tegen de hondsdolheid voorziet de verorde
ning niet genoegzaam, dewijl honden die dol zijn en ver
moedelijk dol zijn, niet te specificeren zijn. Er zijn geene
kenteekenen waaruit met zekerheid hondsdolheid kan wor
den opgemaakt; van haar bestaan en in dat geval is het in
bewaring stellen zoo als in art 7 en 8 wordt voorgesteld te
onzeker voor de algemeene veiligheid is een hond dol of
wordt hij vermoed dol te zijn, dan moet men niet aarzelen,
maar hem eenvoudig doodslaan.
De Voorzitter geeft als zijne meening te kennen, dat de
bedenkingen van de heer van den Boschniet behooren tot
de algemeene strekking maar bij de behandeling der bijzondere
artikelen, dewijl anders de discussien verward en moeijelijk
te leiden zullen zijn.
De heer van den Bosch w«l dit toegeven, doch vermeent
dat de verordening niet streng genoeg is, met het oog op
hetgeen men zich daarmede voorstelt.
De drie eerste artikelen in omvraag gebragt, worden zon-
def discussie aangenomen.
Bij art. 4 bepalende, dat honden voor voertuigen gespannen
van muilkorven behooren voorzien te zijn, vraagt de heer
Saaijmans Vaderof dit altijd zoo moet zijn, dan wel even
als van de andere honden na gedane publicatie door den
Burgemeester; door den Voorzitter wordt geantwoord dat
de bedoeling is, dat deze trekhonden altijd van muilband
of korf behooren voorzien te wezenwaarop de heer Saaij
mans Vader de bedenking oppert, of niet juist de band of
korf bevorderlijk is aan het ontstaan van dolheid?
De Voorzitter bestrijdt dit en zegt, dat die korven zeer
spacieus en niet hinderlijk voor de honden zijn, terwijl de
heer van den Bosch er bij voegtdat ook te Utrecht die op
merking gemaakt ismaar door een bekwaam veearts daar
op is medegedeeld, dat dezelfde oorzaken bij de trekhonden
In een volgend nummer hopen wij deze zaak breedvoe
rig mede te deelen.
tot dolheid zamen werken als hij de andere, zoodat de mis
handelingen waaraan de genoemde meestal bloot staan, de
krachtinspanning die daarvan vereischt wordt, en dergelijke
meer, meermalen oorzaak zijn van plotselinge dolheid, zon
der dat die aan het dragen van korf of muilband kan toe
geschreven worden. ZEd. verklaart zich dus tegen bet
denkbeeld van den Heer Vader
Art. 4 in stemming gebragt wordt aangenomen, tegen
stemde de heer Saaijmans Vader.
Op art. 5 bepalende, dat alle honden in strijd met de
vorige artikelen aangetroffen, zullen opgevangen of gedood
worden: vraagt de heer van den Bosch of dit dan faculta
tief is en van de personen zal afhangenhij stelt voor, po
sitief te bepalen öf opvangen of afmaken.
De Heer Vader vermeent dat het woord opvangen beter
behouden ware.
Ook de Heer van Kevkwijk is van dat denkbeeld; strekte
de verordening alleen tegen hondsdolheid dan zou hij er
voor zijn maar nu niet.
De Voorzitter erkentdat het den schijn heelt van wil
lekeur als men spreekt van opvangen of afmaken; maar dit
is gedaan met het uitzigt óp de mogelijkheid van het ont
staan van dolheid dan toch zal niemand het willekeurig
achten, dat alle honden in strijd met deze verordening aan
getroffen. afgemaakt worden.
De Heer van den Bosch vraagt verder wat het lot zal zijn.
van die honden, die los worden aangetroffen, doch waar
van de eigenaars bij de policie niet bekend zijn en geeft
in bedenking of het niet goed zou wezen, even als in an
dere gemeenten de naam des eigenaars op een halsband
of plaatje le zetten.
De Voorzitter acht dit in groote sleden goed maar in
kleine zoo als deze, overbodig.
Art. 5 wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Op art. 6, bepalende dat de niet teruggevorderde bonden
worden afgemaakt, stelt de Heer Vader als amendement
voor, kunnen worden afgemaakt
De Heer van Kerkwijk appuijeert dit.
In omvraag gebragt wordt het aangenomen met 7 tegen
4 stemmen. Tegen de Heer van den BoschKerkwijkVer
schoor en Vader.
Ook op art. 7 en 8 worden wijzigingen voorgesteld dooi
den Heer van den Boschdie worden aangenomen. Tegen
de Heer van Kerkwijk Soulendam en Kakebeeke.
Art. 9, 1011 en 12 en de gebeele verordening worden
zonder verdere discussie gearresteerd.
De verordening op bet bouwen, afbreken en herstellen
van bijzondere eigendommen gelezen zijnde, wordt, de alge
meene strekking en allé de artikels goedgekeurd en de geheele
verordening gearresteerd.
Alleenlijk is op voorstel van den Heer Vervenne uit art.
6 weggelaten, het woord «kelders», welk amendement is
aangenomen met tegenstemming van de Heeren van Kerk
wijk. Verschoorvan der Muelen en de Voorzitter.
Het raadsbesluit tot heffing van marktgeld de verorde
ning tot invordering en de policie-verordening op de mark
ten, worden met algemeene stemmen zonder discussie gear
resteerd.
Op gelijk besluit tot heffing van opcenten op de personele
belasting, zegt de Heer van den Boschdat daarin gespro
ken wordt van gemeenteu wier kom eene bevolking van
3000 tot 5000 zielen bevat, terwijl volgens het laatst uit
gekomen Prov. blad van de bevolking deze op ruim 5400
moet berekend worden.
De Heer van Kerkwijk beantwoordt dit door te zeggen, dat
ook het rijk de personele belasting slechts heft, volgens den
maatstaf van 3000—5000 zielen.
De Heer van den Bosch is van gevoelen dat dit niet af
doet en dat, al dwaalt het rijk dit geene reden is om ook
te dwalen.
De Voorzitter voert aan dat opcenten slechts kunnen ge
heven worden naar den maatstaf van de rijksbelasting en
dat bovendien de kom der gemeentedat is, binnen de poor
ten, slechts 4700 zielen bevat.
De heer van den Bosch vraagt of dan de voorsteden niet
medegerekend worden.
Waarop de Voorzitter ontkennend antwoordt.
Waarop het besluit, de verordening tot invordering, het
besluit tot heffing van opcenjfen op de grondlasten en de
verordening tot invordering daarvan algemeen worden aan
genomen.
Wordt gelezen het rapport der commissie voor het arm
wezen op het nader verzoek van de diaconie der Hervorm
de gemeente, dat de raad moge terugkomen op zijn vroe
ger besluit en alsnog aan de ;diaconie voor 1854 eene sub
sidie toekennen van ƒ600,
Dat rapport strekt om
1. te handhaven het vorig besluit.
2. aan den breeden kerkenraad voor te stellen
a. dat de verpligting der diaconie tot verpleging barer
armlastigen overgaat op het algemeen armbestuur.
b. dat de kerkenraad zich verbindt, tot dat einde ter be
schikking van het algemeen armbestuur te stellen, de vaste
inkomsten en baten der diaconie, het bedrag der collecten
tot een zeker maximum.
dat aan de Diaconie verblijve het gecollecteerde boven
dat maximumhetgeen lot buitengewone bedeeling wordt
gegeven en het bedrag eener winter-collecte.
dat drie diakenen met de leden van het armbestuur, wor
den belast met de verpleging van armlastigen.
dat de administratie geheel door de kerkenraad wordt ge
voerd en jaarlijks eene rekening gezonden aan het algemeen
armbestuur, en
dat de geldelijke verpligtingen der diaconie jegens den
,jr^i;den ó^rgen^men door
boekhoudergeneesheer
de Gemeente.
3o. als buitengewoon subsfdie vdpï het.ulgem^en armbe
stuur, ter nadere beschikking v.afi den ra^dop de be
grooting voor 1854 600,uit trekken. -
De Voorzitter zegtdat dit voorstel is tweeledigdoch
alvorens het le punt in omvraag te brengen, hij de vrijheid
neemt aan de commissie te vragen, of het 2e punt, de alge-
heele regeling van het armwezenzoo als dit is beoogd
bevat en of men verlangt, dat dit onderdeel namens de com
missie dan wel namens dón Raad aan den Kerkenraad zal
worden medegedeeld.
De Heer van den Bosch zegtdat dit voorstel zeer zeker
slechts een gedeelte is yan het plan tot geheele reorgani
satie om te doen zien, dat de commissie van hare zijde
gereed is met haar plan en de Kerkenraad in haar adres
had te kennen gegeven, dat men niet te zeer moest reke
nen op de nog te maken plannen.
Diensvolgens heeft de commissie een middenweg ingeslagen
om den Kerkenraad in de gelegenheid te stellen, van hare
zijde een contra voorstel te doen.
Het zou wijders het verlangen zijn dat het voorstel tot
reorganisatie aan den Kerkenraad, niet in zijn geheel maar
in algemeene trekken officieel medegedeeld wera, niet door
de commissie, maar als gesanctionneerd door deze vergade
ring, waardoor het de kleur verkrijgt als van die vergade
ring uitgaande.
De Voorzitter: dan zal het ook noodig zijndat de ge
meenteraad dat plan met bezadigdheid onderzoeke, te meer
omdat in het voorstel zelve, onderdeelen zijn vervat, strij
dig met mijne beginselen en met het orginiek besluit van
1814, betrekkelijk de zamenstelling der armbesturen.
De raad zal het voorstelin discussie moéten nemen.
Hij Voorzitter, had zich den werkkring anders voorge
steld hij had zich een denkbeeld gevormd van zameriwër-
king lot organisatie door cömmissien uit ieder armbestuur,
b. v. algemeen, diaconie en spijsuitdeeling: van zoodanige
onderlinge verstandhouding en mogelijke overeenstemming
was iets gceds le wachten, maar op de voorgestelde wijze
vreest ZEd. dat het tot eene schrijverij zal aanleiding geven,
die niet tot resultaat leidc.
De Heer van den Bosch zegt, dat in: dein geest zoo' als
door den Voorzitter, gesproken. is,<r>de kerkenraad is geadi-
eerd, doch vruchteloos en men zich had bedrogen gezien,
van die zijde eenige ondersteuning te erlangenintusschen
moest het algemeen armbestuur gevolg geven aan de plan
nen tot armverzorging, zoo als door den gemeente-raad be
doeld wordt, en daarorn heeft zij dit haar voorstel aan den
raad gezondeu.
De Voorzitter beantwoordt zulks op nieuw met te zeggen,
dat intusschen de tijd tot bet opmaken der begrooting zal
verstrijken; de aangevraagde 600,kunnen daarop alsdan
niet uitgetrokken worden en het is dus van belang, dat het
verzoek der diaconie om de 600,al dan niet worde
toegestaan.
De Heer van den Bosch verwijst naar het 3de punt van
het voorstel.
De Voorzitter merkt daarop aandat het 3de punt met
het le en 2e punt zamenhangt en niet afzonderlijk in om
vraag kan komen; bovendien het algemeen armbestuur heeft
de 600,— niet gevraagd en mogt men dus al het 3de punt
in omvraag brengendan kan men dit niet gouteren om
dat het niet gevraagd is.
De Heer vaen Kerkwijk stemt toedat de 600,niet
gevraagd zijn, maar met terugzien op hetgeen vroeger ten
aanzien van het onderwijs is beslotenzou hij geen zwa
righeid zien de 600,op de begrooting uit te trekken
ouder de generale benaming van kosten lot verpleging van
armen.
De Heer van den Bosch acht het meer een woordenstrijd
dan om zaken. Er komt toch evenmin een post voor op
de begrooting voor de oeconomische spijsuitdeeling. Het is
het idee der commissie niet, te prejudiciëren op bet gévoe-
len van den raad en om den naam op de begrooting te zien
paraisseren der administratie waaraan de som zal worden
toegekendmaar om zich eenigzins zeker te stellen.
De Voorzitter wederspreekt den heer van den Bosch als zou
de gift aan oeconomische spijsuitdeeling met nominatim op de
begrooting uilgetrokken zijn; er is dan ook in de begroo
ting een afzonderlijk hoofdstuk voor de rubriek armwezen,
en waarom dan de post niet liever gebragt ten name van
hem die fer om vraagt, daar er toch niet over beschikt
wordt als bij nader raadsbesluit.
De Heer Vervenne zegt, dat het algemeen armbestuur het
nog kan vragen.
De Voorzitter merkt op, dat dit tot nog toe, het oogen-
blik der behandeling, niet geschied is.
De Heer Saaijmans Vader brengt in het midden, dat in
beraadslaging is het verzoek der diaconie.
De Voorzitter voert aandat de commissie adviseert lot
weigeringhet moet dus in omvraag gebragt worden óf
men zou de zaak moeten laten rusten.
De Heer van Kerkwijk zou de zaak tot nader uitstellen
de 600,zullen zoo; geen bezwaar gevendat daarvoor
de geheele begrooting moet blijven slapen de zaak half af
doenkan niets goeds te weeg brengen.
De Heer van den Bosch wenscht het voorstel der commis
sie, niet gesplitst te zien, maar in zijn geheel in omvraag
gebragt.
De Voorzitter zegt, dat de commissie is verzocht te advi
seren nopens het herhaald verzoek der diaconie; zijns inziens,
heeft de commissiedan ook minder goed gedaanmet de
ineensmelting der denkbeeldennopens dat verzoek en dé
organisatie.