UOESSIHË 1853. DONDERDAG £1 APRIL, B1CTM1 d illIIIICTEIfSIio BEKENDMAKING. f)e uitgave dezer Courant geschiedt Maandags en Donderdags avonds. De Prijs per fi wartaal is f J,75 f ranco per Post J,90 Gewone Jdverlentien worden a 20 cis. J6 regel geplaatst, i 1 J.20 Geboorte-, Huwelijks- en Doodberiglen BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, gezien hebbende het schriftelijk verzoek van W. J. ten CATE Smid wonende binnen deze Stad om in hel Huis Wtjk No, 169, staande aan het ein de van de Nieuwstraat in het zoogenaamd noordein» de dezer Stad, Kadastraal bekend sectie D No. 606, een SMIDSHAARD te mogen daarstellen. Gelet op het Koninklijk besluit vari den 31 Janu- arij 1824," Staatsblad No. 19), mitsgaders op het besluit van Heeren Gedeputeerde Stalen dezer Pro vincie van den 7 October 1842 No, 17, [Provinciaal Blad No. 98.) Overwegende, dat tot het opmaken van Proces- Verbaal de commodo et incomtnodo gevorderd bij art. 4 van weJgemeld Koninklijk besluit de bewo ners der naastgelegene huizen in hunne belangen moe ten worden gehoord en dat het tevens nuttig kan zijn, oin een ieder in de gelegenheid te stellen, zijne bezwaren aan hel Gemeente-Bestuur kenbaar Ie maken Brengen bij deze ter kennis van ieder die daarbij belang kan hebben dat de adressant benevens de eigenaren bewoners en gebruikers der nabij gelegene eigendommen zijn opgeroepen om op Zaturdag den 30 dezerdes namiddags ten een urevoor Burgemeester en Wethouders, in hunne gpwone ver gaderkamer ten Raadhuize te verschijnen ten einde ter zake voorschrere, in hun belang te worden ge- boord, en dat te gelijker tijd, aan een ieder die j zulks mogt verlangen de gelegenheid zal gegeven j worden om zijne bezwaren daartegen op te geven ten einde in het Proces-Verbaal vermeld te worden. En zal hieraan door insertie in de Goessche Cou rant publiciteit gegeven worden. Gedaan ten Raadhuize van Goes, den 20 April 1853. Burgemeester en Wethouders voornoemd. M. P. BLAAUBEEN, De Secretaris H. C. PI LA A P.. De Kamer van Koophandel en Eabrieken te Goes maakt bij dezen bekenddat bij haar van regerings wege is ingekomen eene missive, waarin in verband met eene te wachten herziening van het tarief van regten op den in-, uit- en doorvoer (wetten van 19 Junij 1845 en 8 Aug. 1850) de voorlichting en de beschouwing- der Kamer wordt gevraagd, of namelijk thans reeds aan eene nog ruimere toepassing van het bij voornoemde wetten aangenomen vrijgevig stelsel kan worden gedacht. ITet tarief bepaalt in den regel een regt van 60/o, doch er worden daarin nog artt. gevonden, die dat, regt te hoven gaanals b. v.manufacturenwollen slof fen, tabakolie van rond en plat zaadgarancine en colorine kaarsen chocoladeboterkaasenz. enz. Indien nu tot de bevestigende beantwoording der zoo even gestelde vraag moet worden besloten, ontstaat de volgendeis het wenschelijkdatvoor die ruimere toepassing van het aangenomen stelsel thansbij eene algemeene herziening van bet tarief als regel een regt worde aangenomen van 4 of 5°/„of zou het voor als nog verkieslijk wezenden bestaanden regel van een regt van 6% te behoudenen alleen die regten tot een bedrag van 6°/„ terug te brengenwelke dat be drag te boven gaan. Een ander punt, hetwelk met betrekicing tot de meer dere uitbreiding aan het vroeger stelsel te gevenin aanmerking zou kunnen komenis de opheffing der nog bestaande verbods-bepalingen op den uitvoer van en de afschaffing of vermindering der uitgaaude regten op de 34 thans nog op den uitvoer belaste artt.terwijl eindelijk het art. vischzoo als het thans in het tarief voorkomt, eene naauwgezette overweging schijnt aan te bevelen. De belangen bij alle deze onderwerpen betrokken zijn van zoo veel gewigt, dat de Kamer het raadzaam en wensohelijk acht, ook van alle belanghebbenden zoo veel mogelijk voorlichting te mogen bekomen. Het is daarom, dat zij langs dezen weg onder mede- deeling van het bovenstaande, den belanghebbenden in de gelegenheid stellen ook hunne overwegingen en be zwaren in deze kenbaar te maken, onder uitnoodiging, deze alsdan schriftelijk voor Mei e. k. aan de Kamer in te zenden, en wel bepaaldelijk omtrent de volgende punten. a. Bestaat er bedenking tegen het denkbeeld om de regten van de artt., die hooger zijn belast dan 6°/0 der waardetot zoodanig cijfer terug te brengen P Behoort dit in eens of trapsgewijze te geschieden b. Acht men afschaffing van de nog volgens het ta rief van regten bestaande uitgaande regten en ver bods-bepalingen op den uitvoer, noodig en wen sohelijk c. Bestaat er bezwaar om de onderscheidene bepalingen van het tarief nopens den invoer van visch te ver anderen en diensvolgens het verbod van invoer van sommige vischsoorten te vervangen door een invoer- regten de bestaande irivoerregten te verminderen. Voor de Kamer van Koophandel en Eabrie- ken voornoemd, De Secretaris J. G. ab UTRECHT DRESSELHUIS. Goes 18 April 1853. Door de Godgeleerde Eaculteit aan 's Rijks Hooge- school te leydenis onlangs eene circulaire verspreid, waarvan wij hier grooten deels den inhoud laten volgen. Leyden 29 Maart 1853. Geliefde Broeders en Zusters in onzen lieer Jezus Christus! Toen de Theologische Eaculteit te Bonn ons van de verlegenheid der Protestanten in Hongarije kennis gaf en ons tevens uitnoodigde, om ter ondersteuning van onze geloofsgenooten met haar mede te werken, waren wij van het gewigt dier uitnoodiging reeds aanstonds diep doordrongen. Evenwel deed de gedachte aan den nood, die er in het barre jaargetijde rondom ons heen gezien werdons ettelijke weken schromenom van onze landgenooten offers voor een verre afgelegen gewest te vragen. Maar nadat het voorgaan van achtingwaar dige mannen ons bewogen had, om dieD schroom af te leggen, meenden wij zeiven ook niet te mogen achter blijven Bij eene korte aankondiging, die in sommige dagbladen geplaatst werd, verklaarden wij ons dus bereid om de giften te ontvangen die de Christelijke mild dadigheid ons mogt willen toezenden. Onze aanvrage geschiedde bij menigeen niet vruchteloos. Ook onder de studenten onzer Hoogeschool werd er eene inteekc- ning geopend. Zoodra de lijst gesloten is, zullen wij van het bedrag kennis geven en te gelijk hetgeen ons verder geworden is vermelden. Doch wat ons reeds ter hand gesteld of toegezegd is bedraagt nog maar een klein gedeelte van hetgeen wij meenen, dat wij van de Christelijke hulpvaardigheid mogen verwachten En waar reeds grooter sommen ont vangen zijn, blijft men nog zeer op vermeerdering hopen. Yan hier, dat wij de dankbare vermelding van verkre- gene giften in de dagbladen zien vergezeld gaan van nieuwe opwekking tot milddadigheid. Yan hierdat zich, naar wij vernemen, stedelijke Commissiën begin nen te vormen, om de gedane uitnoodigingen te bevor deren. Van hierdat wij het geraden hebben geacht andermaal de pen op te vatten. Wij willen nu niet alleen zorgen, dat de oproepingen, om de Protestanten van Hongarije in hunnen nood bij te springennog algemeener bekend worden, dan zij thans werkelijk zijn; maar ook, ter beantwoording der vragen, die er gedaan wordende redenen van die oproepingen uiteenzetten. Bij de aanbeveling van hetgeen anderen verzoeken, voe gen wij ook eene herhaling van ons verzoek met nieu wen drang. Dit doen wij, nubij dezen aanvang der lentede bange winterzorgen zijn voorbij gegaanal laten de naweeën van het harre jaargetijde zich nog pijnelijk gevoelen. Wij wenden ons tot alle Protestan ten zonder onderscheid, daar wij weten, dat er geene1 Godsdienstige denkwijze is, welke hierin met ons niet ten volle overeenstemt. Wij komen in den naam van den Zaligmaker der wereld, aan wien zich dezer dagen allen, die van Zijnen dood en Zijne opstanding plegtig gedachtenis vierde», weêr op nieuw verbonden hebben, om ook door Christelijke weldadigheid Zijne voetstap pen te drukken. Hoe meer berigfen wij inwonnen, des te sterker juich ten wij de stappen toe, die er in ons vaderland gedaan werden, om met vereenigde krachten te hulp te komen. In het midden der voorgaande eeuw bestond meer dan de helft der bevolking van Hongarije nog uit Protes tanten deels tot de Evangelisch-Luthersche, deels tot de Hervormde kerk behoorende. Sedert dien tijd zijn zij zoo verje niet versmolten, of zij maken nog tusschen de drie en vier millioen mensehen uit. Bij alle wei denkenden moeten zij te hooger staan aangeschreven vermits zij menige verzoeking te bestrijden en zich velerlei opoffering te getroosten hadden, om bij hunne belijdenis des geloofs getrouwelijk te volharden. Maar zal die volharding steeds voortduren, als het aan Evan geliedienaars ontbreektdie tot volvoering hunner ge- wigtige taak behoorlijk zijn voorbereid p En moet het daaraan niet ontbreken, wanneer er geene Gymnasiën' of Kweekscholèn meer zijnwaarin de jongelingen tot zulke Evangeliedienaars gevormd worden Bij gemis van Akademiën voor Protestanten waren in Hongarije en Zevenbergen zoodanige Gymnasiën of Kweekscholen, die door den.Staat erkend worden, ten jare 1849, nog omstreeks vijftig in getal. Maar sedert dien tijd zijn er maatregelen genomen, welke derzei ver erkenning deden ophouden. Zeer onlangs heeft dan ook de Regering de jongelingschap, die daarin werd opge leid, reeds aan de verpligting tot de krijgsdienst onder worpen. Slechts ééne kweekschool, die van Oberschüt- zengenoot hierbij eene gunstige uitzondering. Doch zulks had zij daaraan te danken, dat er te dier plaatse eene borgstelling voor de kosten gedaan was. Zonder eene borgstellingwelke men met hoogen graad van waarschijnlijkheid berekenen kan, dat eene reeks van jaren lang de kosten dekken zal, heeft voortaan geene inrigting van onderwijs meer erkenning van den Staat te wachten. En waar deze ontbreektkan het niet andersof de inrigting zelve zal weldra geheel te niet gaan. Nu moet men weten, dat, gelijk zich de Protestan ten in Hongarije over het geheel genomen in verne derden toestand bevinden zoo ook hunne kerken van geestelijke goederen verstoken zijn Als er geene hulp van buiten opdaagt, dan zal de dertien honderd zielen uitmakende gemeente van Oberschntzcndie zich voor hare Kweekschool reeds inet schulden bezwaard heeft tegen wind en stroom te vergeefs oproeijen. Hoe veel te minder zullen alle andere Kweekscholen de geheele schipbreuk ontgaan I En voor de Protestanten is er dan aan eene geregelde opleiding hunner Evangelie dienaars volstrekt niet meer te denken.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1853 | | pagina 1