«OESSCHE COURAST 1851. 7 'i vsso? MAANDAG 13 OCTOBER. lis1mm <t aiiiiCTMTiBo BEKEN DMA K1N G. PUBLICATIE. BEKENDMAKING. BEKENDMAKING. r.v ft,'' ïrr-ri De uitgave dezer Courant geschiedt Maandags en Donderdags avonds. De Prijs per Kwartaal is J,75 franco per Post. Gewone Advertentien worden a 20. ets. de regel geplaatst. Geboorte-, Huwelijks- en Doodbenglen van J6 regels a d ,20 behalve het. Zegelregt. .1,90. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES verwittigen bij deze de Ingezetenen dezer Gemeenten Dat de BEGROOTING der Plaatselijke Inkomsten en Uitgaven voor het Jaar 1852, door hen, ter vol doening aan Art. 203, der Gemeente-Wet, aan den Gemeente-Raad in deszelfs Openbare Vergadering van den !0 dezer, is aangeboden; dat dezelve daarna op de Secretarie dezer Gemeente is nedergelegd en aldaar van heden af, gedurende veertien dagen, voor een ieder ter lezing zal voorhanden zijn; en dal een afschrift van dezelve tegen betaling der kosten, al gemeen verkrijgbaar gesteld is. En opdat zulks algemeen bekend zij geschiedt daarvan deze openbare kennisgeving dewelke zal worden afgekondigd aangeplakt en geplaatst in de Stads» Courant. Gedaan ten Raadhuize van Goes, den 10 October 1851. Burgemeester en Wethouders voornoemd J. C. van der MEËli MOHB Ter ordonnantie van dezelve De waarnemende Secretaris H. C. PILAAR. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen ter kennis van de Ingezetenen dezer Gemeente: Dat, op het uitgedrukt verlangen van Heeren RE GENTEN over de ALGEMEENE ARMEN dezer STAD, de REKENING en VERANtlVOOR- DING van die Administratie over het jaar 1850 zoo als die door den Gemeente-Raad in deszelfs Vergadering van heden, is gearresteerd, mei bijlagen, gedurende drie weken te beginnen op IVoensdag den J5 dezer maand des W oensdags Donderdags en Vrijdags, in den voormiddag van 10 tot 1 ure, op de Secretarie dezer Gemeente ter inzage van de Ingezetenen zal worden nedergelegd. En zal deze door aflezing, aanplakking en plaatsing in de Stads-Courant worden openbaar gemaakt. Gedaan ten Raadhuize van Goes, den 10 October 1851. Burgemeester en Wethouders voornoemd J. C. van der MEEll MOIIR Ter ordonnantie van dezelve, De waarnemende Secretaris II. C. PILAAR. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden: Dat het Kohier, wegens hel PATEN.TRËGT, over het jaar 1851 op 1852, voor deze Gemeente, door Zijne Excellentie den Staatsraad Commissaris des Konings in deze Provincie executoir verklaard den 2 October jl. heden aan den Ontvanger van 's Rijks Belastingen ter invordering volgens de wet toege zonden is. Wordende ieder belastingschuldige mitsdien ver maand en gelast, om, na bekomene kennisgeving van gemelden Ontvanger, zijn verschuldigde overeenkom stig de bepalingen der wet, te voldoen, op straffe van daartoe anderzints te zullen worden gedwongen. Terwijl diegenen welke hun Aanslag-Biljet niet zullen ontvangen of verloren hebben zich van een dubbeld van hetzelve, ten Kontore van den Ontvanger zullen kunnen voorzien, en zij die zouden vermeenen, dat hun Aanslag te hoog of niet overeenkomstig is met hunne opgave zich deswegens, met in achtne ming van de voorschriften ten dien aanzien wegens de D irecte Belastingen in het algemeen bestaande door tusschenkomst van den Controleur der Divisie, kunnen beklagen. Eh opdat niemand hieromtrent onwetendheid voor wende, zal deze worden afgekondigd en in de Stads- Courant geplaatst. Gedaan to Goesden II October 1851. Burgemeester en Wethouders voornoemd J. C. van der MEER .MOIIR Ter ordonnantie van dezelve De waarnemende Secretaris 11. C, PILAAR, BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES. Ier uitvoering van het Plan van Verevening en Ver nietiging der OBLIGATION uitgegeven ter voldoe ning van de onbetaald geblevene Interessen tot den laatsten December 1810 ingesloten der gevestigde Schuld ten laste dezer Stad, vastgesteld bij deliberatie van den Gemeente-Baad van den 28 November 1840, en goedgekeurd bij Zijner Majesteits besluit van den t Jülij 1841 N°. 296 brengen (er kennis van de daarbij belanghebbenden Dat de Slaat van aangegevene Obligation om in de aflossing van dit jaar te worden begrepen, gedurende de laatste helft dezer maand ten kantore van den Stedelijken Ontvanger ter visie zal liggen en dat over deze Obligation, op Zaturdag den 8 November 1851 des namiddags ten een ure ten Raadhuize, in het openbaar de bij bet plan voorgeschrevene Uitloting zal plaats hebben ter bepaling welke der voorzeide öbligalien in dit jaar tol de aflossing legen 30 percent zullen geregtigd zijn. En zal deze worden gepubliceerd en ter gewoner plaatse aangeplakt, mitsgaders opgenomen in de Stads- Courant. Gedaan ten Baadhuize van Goes, den 11 October 1851. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. C. VAN DER MEER MOHB, Ter Ordonnantie van dezehe De waarnemende Secretaris II. C. PILAAIL OPENBARE VERGADERING van oen RAAD. 1 DEN JOden OCTOBER J8ÖJ. Absent de Heer Mr. F. N. v. d. bjlt. De notulen der vo rige vergadering worden gelezen en gearresteerd. Door Burgemeester en Wethouders wordtingevolge art. 203 der Gemeente-wetaan den Raad aangebodende Be grooting voor het dienstjaar 1852, welke gedurende 14 dagen ter Secretarie zal worden ter visie gelegd en tegen betaling derkosten voor een ieder verkrijgbaar gesteld. De Burgemeester geeft kennisdat is ingekomen Prov. Blad No. 124houdende besluit van Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie nopens liet onderzoek der geloofs brieven mei uitnoodiging aan den Secretaris om daarvan aan den ltaad voorlezing te doen. Hieraan voldaan zijndezegt de Voorzitter hoofdzakelijk, dat het den ltaad niet onbekend zal zijn, dat er verschil van gevoelen bestaatwie in de gegevene omstandigheden bevoegd zijn de geloofsbrieven der nieuw benoemde Leden van den Raad te onderzoekendatzoo als de Leden zoo even hebben gehoordGedeputeerde Staten van dit gewest van oordeel zijn geweest, dat de tegenwoordige Raad daar toe bevoegd wasdat bij, ten einde de nieuwe Raad spoe dig zoude kunnen optreden, eene uitnoodiging aan de be- benoemde Leden bad gedaan, tot inzending hunner geloofs brievendat daaraan door allen was voldaan, edoch door 4 Leden onder kennisgeving, dat zij daardoor niet geacht wilden worden de bevoegdheid van dezen Raad tot het on derzoeken der geloofsbrieven te erkennen; dat Z.Ed. Ach tb. had gemeend, dat het voegzaam en passend was, dat de oude Raad daarop werd gehoord noodigende dieusvplgens de Leden, die het woord over dit onderwerp mogten verlan gen, uit, om hunne overwegingen aan den raad mede te deelen. De Heer J- W. Decking verklaart niets in het midden te brengenmaar de dqliberatien te willen afwachtenom daarnaar zijne stem uit te brengen. De Heef van Kerkwijk wil niet ontkennen dat bij, bij dé uitvaardiging der Gemeente-wet, van gedachte is geweest, dat de geloofsbrieven van de nieuw benoemde Raadsleden, even als bij de Sta ten-Generaal en de Provinciale Staten was geschied, door die Leden moesten worden onderzocht; dat hij later evenwel van dat gevóelen was teruggekomen, de wijl hem uit eene meer naauwgezette en aandachtige lezing der Gemeente-wet, bepaaldelijk de artt. 44 en 294, het te gendeel was gebleken. Tot versterking van dit gevoelen brengt Z.Ed. Ach tb. bij, art. 31 van de Gemeen te-wet, waar gesproken wordt van Raad. Wie nu zijn Raden? De benoemde Leden stellig niet, want die verkrijgen eerst dat radicaal door de beëediging en installatie. Bovendien kan eene oproeping der nieuwe Leden volgens art. 289 niet geschieden, want gebeurde dit, dan verkreeg men twee Raden, hetgeen wei niet liet doei van den wetgever kan geweest zijn; terwijl in zoodanig geval de oude Raad zich als werkelijk afgetreden beschouwende, de Gemeente in dien tussehentijd van Wethouders en Ambte naren van den Burgerlijken Stand zou verstoken zijn. De Voorzitter antwoordt daarop, dat eene bijeenkomst der nieuw benoemde Leden van den Raad niet medebrengt de dissolutie van deu ouden Raad, maar dit alleen zal heb ben plaats gehad, wanneer Gedeputeerde Staten zullen heb ben berigt, dat tegen de optreding der nieuw benoemde Leden bij ben geeue bedenking bestaat; daL deze Raad hare bevoègdheid niet ontleent uit de thans vigerende wet, maar uit het Reglement van 1824, in hetwelk niets wordt aangetroffen wat op het tegenwoordige geval van toepassing- kan worden geacht. De Heer van Kerkwijk stemt dit toe, doch vermeent, dat de Gemeente-wet ingevoerd zijnde, zoo als de Raad o. a. heeft getoond bij het openbaar houden der Vergaderingen deze ook in volle kracht moet wérken, en de tegenwoordige Raad over het aanhangig geschil der geloofsbrieven baai- oordeel moet uitbrengen. De Heer J. Kakebeeke vermeent bij de voorlezing van het besluit van Heeren Gedeputeerde Staten te hebben opgemerkt, dat deze zeggendat de oude Raad kan onder zoeken en daar bereids 4 der nieuw benoemde Leden heb ben te kennen gegeverizich met dat gevoelen niet te vereenigen, is hij tegen het onderzoek der geloofsbrieven door den ouden Raad. De Voorzitter merkt op, dat bet zijns inziens geen genoeg zaam argument is, dat 4 personen zich tegen dat onderzoek hebben verklaard, en zegt te vermeenen, dat alleen de wet of de strekking der wet, in déze tot een besluit moet leiden. De Heer Soutendam vermeent dat de nieuwe Raad alléén de bevoegde is. De Heer Verschoor zegtdat er nog steeds verschil val? gevoelen blijft bestaan, doch ook bij van oordeel is, dat alleen de nieuw benoemde Raad het onderzoek dei- geloofs brieven doen mag. De Heer Mr. Saaijmans Vader opineert, integendeel, dat alleen de tegenwoordige Raad bevoegd isdat er gecne andere Raad bestaat of bestaan kan, alvorens de geloofs brieven der nieuw benoemden onderzocht en zij geïnstal leerd zijn; dat de wet zegt de Raad onderzoektenz. en dat er tot nu toe geen andere Raad bestaat. De Voorzitter stemt dit Z.Ed. Aclilb. toe zegtie ver meenendat het eene leemte is in do wel, hetgeen met weinige woorden ware ie verhelpen geweest, doch vermeent.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1851 | | pagina 1