D. De maatschappij tot bevordering van landbouw efi veeteelt, in de provincie, opgerigt in 1843. Zij heeft ten doelden landbouw en de veeteelt aan te moedigen en te bevorderen. De maatschappij staat onder het beschermheerschap van Zijne Majesteit den Koning. Zij telt omtrent 1100 leden. E. De Teeken-akademie te Middelburg, opgerigt in 1778 en de Teekenscholen te ZierikzeeGoes en Vlissingen. Hare strekking iseene voorbereiding tot het aanieeren van schilder-beeldhouw- en bouwkunde. Van regeringswege worden jaarlijks, eenige zilveren medailles geschonkenter uitreiking als prijzenaan de zich meest onderscheidende leerlingen. F. De industrie school te Middelburgopgerigt in 1840. Haai doel is hoofdzakelijk aan handwerkslieden onder wijs te geven, in de, door hen uit te oefenen bedrijven, nooc^ zakelijke kundigheden. Het onderwijs op deze schooi, is verdeeld in cfrie klassen; in de eerste klasse wordt onderrigt gegeven in de reken en stelkundeen voornamelijk in die regels en bewerkin gen, welke moeten dienen ter beoefening der meet- en werktuigkunde; in de tweede klasse in de meetkunde, zich bepalende tot de eigenschappen van lijnen, hoeken, platte vlakken, met oefeningen in het lijnteekenen, snijding van vlakken, toegepast op de projecten, eigenschappen van eenige, in handwerken voorkomende krommelijnenbene vens de inhoudsvinding van ligchamen: in de derde klasse, in de werktuigkundevoornamelijk in de leer van het evenwigt en der bewegingzamenstelling en ontbinding der krachten, eigenschappen van enkelvoudige en zamen- gestelde werktuigen, wrijving, sterkte, en deugd der mate rialen alles met toepassing van in handwerken voorkomende gevallen, en in dezelve gebezigd wordende werktuigen.. Het bestuur over deze school is opgedragen aan eene com missie van vier ledenwaaronder een voorzittereen the saurier en een secretaris, gekozen uit het bestuur der Maatschappij tot bevordering van nijverheid uit dirigerende leden der Teeken-academieen uit het bestuur van het Departement Middelburgder Maatschappij tot Nvt van }t Al" gemeen. Aan de zich meest onderscheidende leerlingenworden na afgelegd examen, nuttige werken als prijzen toegekend. Het geta| meesters bij die schoolbedraagt 2dat der leerlingen 59. GHet natuurkundig gezelschap, te Middelburg, opgerigt in 1780, met de daaraan, sedert 1785. verbondene dames- j.hijsica. In hetzelve wordt, van af de maand October tot in April, door eene Lectorwekelijks eene les gehouden over een of ander gedeelte der proefondervindelijke natuurkunde, met verrigting van de daarbij noodige proeven. ff. De vereeniging tot bevordering der toonkunst te Mid delburg, opgerigt in 1844. Zii heeft ten doeide behartiging van alle inuzijkale be langen die aan hare zorg zijn toevertrouwd, of waarop zij eenigen invloed zou kunnen uitoefenen. De vereeniging telt 100 leden. Te Goes bestaat mede, onder directie van bestuurders van de afdeelingder maatschappij tot bevordering der toonkunsteene muzijk-schoolvereenigd met eene zang school 40 leerlingen genieten daar onderwijs, onder de leiding van eenen Muzijkmeester. De afdeeling Zeelandvan de Nederlandsche Maat schappij tot bevordering der geneeskunst, opgerigt te Mid delburg in 1850. K. De vereeniging tot bevordering van ambachten en handwerken, onder de Israëliten te Middelburg, opgerigt in 1847. Haar doel is, opleiding dér Israëlitische jeugd, tot ver schillende ambachten en handwerken. L. De vereeniging tot bevordering van den tuinbouw in de provincie opgerigt' te Middelburg in 1850. Zij staat onder het beschermheerschap van Zijne Majesteit den Koning. Het doel is bevordering van den tuinbouw. M- De gymnastieke inrigtingen waarvan twee te Mid delburg en eene te Goes. Omtrent het doel en strekking dier inrigtingen, zij het volgende medegedeeld v Het doel der gymnastiek is hoofdzakelijkbevordering van eene harmonische vorming van ligchaam en geest, door opwekking der levenskrachten, vrolijkheid en werkzaamheid. Men tracht dit doel te bereiken, door kunstmatige ligchaams- oefeningen en bewegingen van onderscheidene soort, waar onder balanceren, springen, klimmen, trekken, hijsschen enz. Gaarne zouden wij eenige mededeelingen hier hebben doen volgen omtrent de in dit gewest bestaande voornaamste verzamelingen van schilder- en beeldhouwkundenatuur- en scheikundige voorwerpen van oudheidkundemunten enz. doch bij gemisvoor als nogvan alle die inlichtin gen welke wij tot zoodanige mededeeling behoevenzijn wij verpligt dezelve tot een volgend jaar uit te stellen; zoo als wij dit ons mede voorbehouden voor wat betreft het bestaan van boek- en andere wetenschappelijke verzamelin gen, archieven, enz., en te dien opzigte te minder bezwaar zien, daar, omtrent een voornaam gedeelte, (wij bedoelen het oud archief der provincie), hiervoren reeds eenige me. dedeeüng voorkomt. Openbare tentoonstellingen, andere dan die betreffende den landbouw en bloemisterij, hebben in het verleden jaar, zooveel wij wetenin dit gewestgeene plaats gehad. Omtrent de zoo even bedoelde zullen wij hierna onder Hoofdstuk XIII(Landbouw) eenige aanteekeningen doen volgen. HOOFDSTUK Fill. ARMWEZEN. Hoezeer de welvaart in dit gewest min gunstig is, en de bestaanmiddelen van zijne bewoners, over het algemeen verminderen, zoo blijkt nogthans, dat de toestand van bet Armwezen in hetzelve niet meer bezwarend isdan in andere gewesten immers de uitkomstenwelke de sta tistieke tabellen van het armwezen, in deze provincie over 1850 aanbieden, doen zien, dat het getal verpleegden of bedeeldendoor de hierna te vermelden instellingen van Weldadigheid van de 1ste hoofdsoorttot de bevolking staat als: 1414/lOa tot 1000; dit was in 1849, 149 lO/ioo, en volgens het laatst door de Regering gedaan verslag over het armwezen, over het geheele Rijk, 154 2é/ifto; die ver houding is over 1850, in de verschillende districten van dit gewestmet uitzondering van de daarin aanwezige steden als volgt in het late district 73 3/ioo, 2de 88 «i/ioo, 3de 132 8fi/100, 4de 10g S9/10()t 5de a 135 19/joo, en alzoo in hel 3de 4de en 5de district het ongunstigste, waarvan de oorzaak schijnt gezocht te moeten worden in de omstandigheid, dat in die districten de arbeidende klasse, zich bijna uitsluitend tot den veld-arbeid moet bepalen, waaraan steeds geringe en onzekere verdiensten verbonden zijnterwijl zij bovendien in dien arbeid voor zooveel het 4de en 5de district aangaat, ook nog door vreemde arbeiders, uit het naburig Belgie, wordt benadeeld. De verhouding van het getal bedeelden in 1850, tot de be volking van de 9 steden dezer provincie v is geweest als: U13 97/mo tot 1000. Is de toestand van het armwezen alzoo niet achteruit gegaan de vooruitgang'is echter niet van dat belang, dat die bijzondere opmerking verdient; dat een minder getal personen zich tot het erlangen van onderstand heeft aange meld zal alleen daaraan moeten worden toegeschreven dat de afgeloopen winter zich door eene bijzondere gun stige weergesteldheid, heeft onderscheiden, waardoor de hehoeften minder uitgebreiden eene schier onafgebrokene voortzetting van den arbeid, mogelijk is geweest. De hierna te vermelden instellingen van weldadigheid brengen allen het hunne toe, om de armoede te lenigen en te verminderen, en werken ieder, naar haren aard, doelmatig terwijl in het bijzonder tot vermindering of voor koming van armoede strekken, de zieken- en begrafenis- bussen, alsmede de spaarbankenspaarkassen en hulpban ken hij welke de deelneming steeds vermeerdert. Een verbetering van den toestand van bet armwezen, zou alleen dan mogelijk zijn wanneer meerdere welvaart kon worden aangebragt en aan ieder, die werken kan, arbeid kon verschaft worden tot welks laatste zeer bevorderlijk kan zijn, alle ondernemingen van nijverheid en scheepvaart en ook die van indijkingen en andere openbare werken welke derhalve zooveel mogelijk zouden behooren te worden aangemoedigd. Even als elders, staan ook in deze provincie, de aanwe zige arbeid, met de daartoe beschikbare armen niet gelijk. De in dit gewest bestaande instellingen van weldadighèid, zijn verdeeld in drie hoofdsoortenals De eerstedie strekken tot het verleenen van onderstand* De tweede, die welke zich ten doel stellen het getal der armen te verminderen, en De derde welke op het oog hebben om de armoede voor te komen. De instellingen tot het verleenen van onderstand zijn: de administratien voor huiszittende armen de genootschappen tot ondersteuning van schamele armen; de commissien of vereenigingen tot uitdeeling van levensmiddelen en brand stoffen gedurende den winterde genootschappen tot on dersteuning van behoeftige kraamvrouwen; de godshuizen, en de gast- of ziekenhuizen. De instellingen strekkende om het getal der armen té ver- minderenzijn de scholen tot onderwijs, de werkscholen en de werkplaatsen van liefdadigheid. De instellingen die ten doel hebbèn de armoede voor te komen, zijn: de banken van leeningde zieken- eri begra fenis-bussen, de spaarbanken," dè spaarkassen en de hulpbank. Blijkens de, van al de voorschreven instellingen van weldadigheid over 1850, opgemaakte tabellen, bedragen de ontvangsten derzelve de som van947127,33; dit was in 1849-987857,92* alzoo in 1850 minder40730.58; Het cijfer der uitgaven bedraagtf 849257,94* dit was in 1849 - 881280,07 alzoo in 1850 minder 32022.12| Met betrekking tot de instellingen van de eerste hoofdsoort leveren de tabellen de volgende uitkomsten: dat het getal dergenen, die in 1850 zijn verpleegd of onderstand hebben genotenbehalve die bij de commissien en vereenigingen tot uitdeeling van levensmiddelen enz., in den winter, van welke het getal niet bekend isdaar vele inschrijvers de kaartjes, of de bewijzen tot het verkrijgen van eetwaren enz,, zelve aan behoeftigen uitreiken, en het vermelden van deze, bovendien dat getal noodeloos zou verhoogendaar verre weg hét grootste gedeelte van die behoeftigen, door de besturen voorde huiszittende armen wordt ondersteund, en alzoo dubbel zoude voorkomen beloopt Bij de besturen voor huiszittende armen19843 Bij de genootschappen voor schamele armen. 1309 Bij de genootschappen tot ondersteuning van be hoeftige kraamvrouwen 95 In de godshuizen 740 In de gast- en ziekenhuizen-343 Te zamen- 22330 welk getal, tot de bevolking der provincie, groot 158321 zielen, staat, als 141 /ioo tot 1000. Bij de beschouwing van het getal verpleegden, moet echter in het oog worden gehouden: a. Dat van de 22330 tijdelijk zijn ondersteund, 14130, en er dus maar aan 8200, gedurende een geheel jqaron derstand is verleend geworden. Dit getal staat tot de bevolking als 51 70/ioo tot 1000. In 1849 was het getal van de, gedurende het geheele jaar, verpleegden 8609, en stond dit getal tot de bevol king als 54 'j/iOO tot 1000. b. Dat er zich zonder de verpleegden in gods-, en gast- of zie kenhuizen ruim 200 bevindendie niet tot de behoefti gen behoorenmaarten koste van hen zeiven, of van hunne betrekkingenzijn verzorgd c. Dat er onder degenen, die worden ondersteund, door de genootschappen van schamele armen en behoeftige kraam vrouwen, of verpleegd in de gods-, gast of ziekenhuizen, minstens 700 zijn die tevens voorkomen onder het getal door besturen, voor huiszittende armen bedeeld; en d. Dat er onder de als door de huiszittende armenopge- gevene bedeeldenzich bevindeneen getal van ruim 1900 schoolgaande kinderen. Eerst na aftrek dezer getallen, wordt het ware getal on* steunden verkregen, waarbij echter alsdan nog zou moeten worden gevoegdeen aan te nemen getal voor de 35 ont brekende opgavenvan instellingen van weldadigheid tot deze hoofdsoort behoorende- De uitgaven voor alle instellingen, tot het verleenen van onderstand, hebben (na aftrek eener som van 2113,60 door de besturen van huiszittende armenverstrekt aan commissien, tot uitdeeling van levensmiddelen en brand stoffen) in 1850 bedragen444426,13; De ontvangsten van al de instellingen der eerste hoofd soorthebben, na aftrek eener som van 2113.60 voorjsub- sidien, door armbesturen aan commissien tot uitdeeling van levensmiddelen en brandstoffen verstrekten die dus op de gezamenlijke tabellen, twee malen onder de ontvangsten zijn begrepen, in 1850 bedragenƒ521595,12; Het beduidend cijfer der subsidien wekt verbazing. Het sijsteem van zoodanige tegemoetkomingen drukt zwaar op de gemeente-kassen, terwijl de beraadvaardigheid waar mede zij verleend worden, naar het ons voorkomt, niet weinig toebrengt om de uitgaven der armen-inrigtingen te vermeerderen. Het is dan ook ons ernstig voornemen daarop meer dan gewoonlijk toe te zien, en voortaan in geene subsidien te bewilligen, dan voor zoover de noodzake lijkheid daarvoorons overtuigendzal zijn gebleken. Wordt vervolgd) TE GOESBIJ F. KLEEÜWENS ZOON.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1851 | | pagina 4