VERSLAG GEDEPUTEERDE STATEN VAN AAN DE STATEN DER PROVINCIE ZEELAND, GEDAAN IN DE ZOMER-VERGADERING VAN 1851. Vervolg van het vroeger door ons medegedeelde.) VERSLAG BETREFFENDE DE PROVINCIALE AMBTENAREN. Zamenstelling van het Personeel. De provinciale ambtenaren bestaan uit 0. Twee opzigters der provinciale waterstaats-werken b. Twee opzigters der provinciale wegen in het 4de en 5de district der provincie c. Twee^spui-en sluiswachters, te Bres kens en te Philippine. d. Een opzigter der provinciale gebouwen; e. Een archivarius; Een eersten provincialen veearts, drie districts- en drie kantonnale veeartsen; gTwee tolgaarders op den weg van Neuzen naar Aael (hebbende de zes overige mét den lsten April gedefungeerd); h. Een ontvanger der haven-gelden te Breskens 1. Twee ontvangers der passage-gelden., te V lis sing en en Breskens Twee ontvangers der retributies aan de'aanlegplaatsen te Zijpe en Wolphaartsdijk. Tot vervulling van eene, door overlijden in het personeel der opzigters over de. waterstaats-werkenontstane vacature, is door onsnaar de begeerteuitgedrukt in uwe bijeen komst van den lsten October 1850, een deskundige benoemd die zijne studiën aan de academie te Delft had volbragt, en aldaar den rang van burgerlijk Ingenieur had verworven. Als voor de provincie mede werkzaam, zijn ook de vol gende Rijks-ambtenaren aan te merken, te weten: a. De Hoofd-Ingenieur in het ll<*e district van den waterstaat; b. De Ingenieursot' als zoodanig dienstdoende ambtenaren in dat district e. De Arrondissements-Betaalmeester te Middelburgals be last met het beheer der provinciale fondsenterwijl d. De Ontvangers der Registratie zijn belast, met de invor dering der retributien en inkomsten van provinciale wa terstaats-werken en der huren en pachten, ten behoeve der provincieen e. De Ontvangers der Directe Belastingen, met de invorde ring der daaropten behoeve der provinciegeheven wordende opcenten. Opmerkingen omtrent den loop der dienst. Naar den aard hunner bemoeijenissen zijn, de voormelde ambtenarente verdeelen in lo. Die, welke met bet toezigt op de provinciale werken en eigendommen zijn belast; 2»- Die, aan welke geldelijke aangelegenheden der provincie zijn opgedragen en 3o. Diewelke voor andere belangen werkzaam zijn. Wat de eerste betreftaan hun hoofd bevindt zich de Hoofd ingenieur van den waterstaat. Alleen de opzigter der pro vinciale gebouwen is daarvan uitgezonderd welke onder de onmiddelijke bevelen van bet gewestelijk bestuur werkzaam is. Van al deze ambtenaren kan gezegd wordendat zij hunne dienst naar behooren waarnemen. De geldelijke bemoeijenissen aan de anderen opgedragen, hebben mede geregeld plaats. Wat de overigen aangaatde Archivarius gaat voort met de rangschikking, het onderzoek en de beschrijving van het archief, en de veeartsen voldoen aan hunne roeping. PROVINCIALE ARCHIEVEN. Staatomvang en maatregelen genomen ter beschrijving en regeling der archieven. Heeft het besluit, in uwe bijeenkomst van 3 October des vorigen jaars, met betrekking tot het toekennen van eene verhoogde jaarwedde aan den Provinciale Archivariuseen doorslaand bewijs opgeleverd van uwe steeds toenemende zorgen voor ons gewestelijk archief-wezenzoo twijfelen wij nietof de mededeelingenwelke wij te dién aanzien thans weder in staat zijn te doen, zullen door U met ver nieuwde belangstelling worden ontvangen. Vergunt ons dan ook dat wij U wijzen, op hetgeen in het afgeloopene jaar is verrigt lo. In belang van het oude archiefof liever het geschied kundige deeldat meer bijzonder aan de zorg van den Archivarius is toevertrouwd, en in zich bevat de char ters en oorkonden, van de vroegste tijden af, tot op de weder-verkrijging onzer Nationale onafhankelijkheid in 1814; en Jo. Voor het nieuwe of hedendaagsche archief, waartoe re gelmatig behooren de acta van het gewestelijk bestuur van genoemd jaartot op den tegenwoordigen tijd. Oud Archief. In betrekking hiertoe van den Archivarius, het gewone jaarrapport ontvangen hebbende, kunnen wij U de verze kering gevendat met de werkzaamheden der rangschikking en klassificering van het archief der voormalige provinciale rekenkamer, regelmatig wordt voortgegaan, zijnde ons, uit het door dien ambtenaar daarbij overgelegde vervolg van den inventaris, (het 3de gedeelte van de archief-kamer N®. 2), gebleken, dat weder een aantal van 1336 boekdeelen met rekeningen op register zijn gebragten daaronder voorko men van de EquipagiemeestersVenduemeesters ter Admira liteit enz., allen nog betrekking hebbende tot de vroegere administratie van oorlog te water; wordende deze stukken voor de kennis van dezen tak van voormalig beheerdaarbij als zeer belangrijk opgegeven. Bij hetzelfde jaarrapport, is ook nog aan ons kenbaar geworden, dat van wege het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, over eenigen tijd eene algempene opneming der, in het Rijk bestaande verzamelingen van archieven is bevolen, en als gevolg daarvan door onzen Archivarius een algemeen verslag nopens het archiefwezen in Zeeland is bewerktdat in 3 hoofdstukken is verdeeld, waarvan: Hoofdst. I behelst, eene opgave van al de in dit ge west bekende verzamelingen van archieven(ten getale van 36)met aanwijzing der plaats waar dezelve zich be vindenalsmede van bet belangrijke dat zij voor de ge schiedenis in zich bevatten Hoofdst. II is toegewijd aan eene beschouwingvan de wijze waarop de archieven worden bewaard alsmede van de inrigting der daarvan bestaande inventarissenen Hoofdst. Ill handelt over hetgeen van oudsher ten dienste van het archiefwezen in dit gewest is verrigt, en wat tot verbetering, doelmatig voorkomt. Ons bestek gedoogt nietin eene breedvoerige ontwik keling, van dit allezins belangrijk verslag, te treden, waarbij komt, dat al wat in de twee eerste hoofdstukken is vermeldof betrekking beeft tot den historischen omvang van \ietprovinciale archief zelfwaaromtrent het voornaamste reeds in vorige jaren ter uwer kennis is gebragtof meer toepasselijk kan worden gerekend, op de gemeente-archieven, waarover in een volgend gedeelte van dit verslagmeer bijzonder door ons zal worden gesproken. Aan het 34® Hoofdstuk meenen wij echter nog de navol gende bijzonderheden te mogen ontleenen, met betrekking tot hetgeen van oudsher, ten dienste van het archief-wezen in deze provincie is verrigt. Er blijkt daaruit, dat van de vroegste tijden af, de Staten dezer Provinciein al wat de geschiedenis van dit gewest aangaat, de grootste belangstelling hebben betoond door op onderscheidene wijzen de beoefeners daarvan aan te moedigen vindende men reeds in hunne notulen van 10 Junij 1592, dat door hen werd besloten, om aan den Pen sionaris van de Warcke, die eenige oude gezegelde charters Zeeland rakendehad ten geschenke gegeven, toe te kennen eene gratuiteit. Den 17den Julij 1599, werd door Hun Edel Mogenden, aan Petrus Cornells Boekenbergdie door de Staten van Hol land werd geëmploijeerd om te schrijven de historie van den lande van Holland, toegelegd 20 ponden Vims., ten einde hij, in het schrijven dier historie mede alle neerstig reguard zoude nemen op de zaecken en geschiedenissen van Zeeland. Op gelijke wijze werden MattTieus VossiusM. Z. Boxhorn en M. Smallcgangein de uitgave hunner jaarboeken of cronijken door vereeringen ondersteund terwijl aan eerst- genoemdenbij resolutie van 7 Augustus 1642 zelfs werd toegekend de titel van Historieschrijver van Zeelandwelk eereambt later nog aan Isaae Vossiusin 1646aan Nico- laas Blancardus in 1655, en aan JW> te Water in 1776, is opgedragen geweest. Onder het Departementaal Bestuuris men er het eerst op bedacht gewordenom het toezigt over het Provinciaal archief aan de zorg van twee chartermeestersde Heeren J. C. te Water en J. Masson toe te vertrouwenwelke be trekking van chartermeesterevenwel bij de verandering van het provinciaal bestuur, ten gevolge onzer inlijving in het Fransche Keizerrijk, weder schijnt te hebben opgehou den evenwel bestaat er nog een arrêté van den Prefect der Monden van de Schelde v van 12 November 1811, dat alle opmerking verdient, alzoo het eene geheele organisatie be helst, van eene speciale afdeeling of bureau voor de archiven, te gelijk met de benoeming van de Heeren P. Martens tot Archivist, van der Meer tot lsten Commies, Landsheer tot 24en Commies en Hendriks tot Gargon de Bureau, welk besluit, onder goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken genomenwaarschijnlijk bij ontstentenis dier appro batie nooit effect schijnt te hebben gehadzijnde er geen blijkdat die ambtenaren ooit in fnnctie zijn getreden. Bij de herstelling onzer Nationaliteit in 1814, is het toe zigt over het provinciaal archief opgedragen geworden aan den Heer A. J. A. AndriessenAdjunct-commies ter provinciale griffie, die daarmede tot op het jaar 1839 is belast geweest na diens overlijden is door U bewilligd, in de benoeming van eenen provincialen Archivariusde Heer J. P. van Visvlietdie daarop bij onze resolutie van 8 December 1843, is aangesteld. Met de mededeeling van liet vorenstaande, ons oogmerk geweest zijnde, U met de, van tijd tot. tijd in het belang van ons provinciaal archief, genomene maatregelen bekend te maken, blijft ons alleen over, hier aan te teekenen, dat hetzelve in eenen goeden staat verkeert. Nieuw Archief. Daaromtrent hebben wij voor het tegenwoordige niets anders te vermeldendan dat in het afgeloopene jaar aan hetzelve zijn toegevoegd, de archieven van de gesuppri meerde Districts-Commissariateu van Zierikzee, Goes, Sluis en Hulst, en voor die stukken op eene der archief-kamers eene allezins doelmatige bewaarplaats is daargesteld. Ook dit archief bevindt zich in eenen goeden staat. FINANCIEN van de PROVINCIE. a. Begrooting der kosten va7i het Provinciaal-Bestuur voor zoo veel als het Rijks-Bestuur is. Deze kosten voor de dienst 1851 beraamd en voorge dragen op50140,00 zijn bij de wet van 31 December 1850. Staats blad N°. 1051, onder art. 9 van de 24e afd. hoofdst. 5 der Staatsbegrpoting van 1851, slechts toegestaan tot een bedrag van- 42850,00 en aizoo minder dan geraamdof noodig gerekend is 7290,00 Zijnde de onderwerpelijke kosten voor het dienstjaar 1851, bij de staatsbegrooting van dat jaaraldus vastgesteld HOOFDSTUK V. AFDEELING II. Zeeland. Art. 9. Jaarwedden van den Commissaris des Konings, van de leden van Gedeputeerde Staten, van den Griffier en van de Ambtenaren en bedienden bij de Provinciale Griffie alsmede schrijfloonen 34800 Art 9a. Vergoeding van reis- en verblijfkostente verstrekken aan den Commissaris des Konings, de leden van Gedeputeerde Staten den Griffier en Ambtenaren en bedienden bij de Prov. Griffie. - 950 Art. 9b. Vergoeding van reis- en verblijfkosten, te verstrekken aan de leden der Staten .Memorie Art. 9c. Kosten van licht, brand en bureaubehoef ten der Prov. Griffie 4300 Art. 9d. Kosten van het onderhoud, schoonhouden, huren en meubeleren der gebouwen, bestemd voor de vergaderingen der Staten en Gedeputeerde Sta ten en voor de Provinciale Griffie- 2500 Art. 9e. Kosten van onderhoud van het gebouw be stemd tot woning van den Commissaris des Konings - 300 Van welke sommen, te zaraen bedragende de hier boven opgegevene42850 bij Zijner Majesteits besluit van den 154en Januarij 1851 No. 4, de helft, of21425 beschikbaar is gesteld; terwijl de disponibelstelling van de wederhelft eerstdaags kan wor den ingewacht. b. Begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven. De begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven van dit gewest, voor de dienst 1851 is, zoo als deze in de zitting van den 28»ten December 1850 nader is vastgesteldin inkomsten en uitgaven respecti- velijk op 70829, door den Koning bij besluit van den lsten Januarij 1851 N<>. 64 goedgekeurd, en achtervolgens art. 100 der wet van den 64en Julij 1850 (Staatsblad No. 39)? in het Provinciaal Blad geplaatst en algemeen verkrijgbaar gesteld. Zij is met de memorie van toelichting buitendien in afdruk aan elk der leden van de Staten bereids mede gedeeld zoodat het overbodig kan geacht worden deze be grooting in hare bijzonderheden nog in dit verslag op te nemen. Toestand der geldmiddelen van de Provincie. Volgens de, naar aanleiding van art. 119 der provinciale wet, en de aanschrijvingen van het Departement van Bin nenlandsche Zaken, opgemaakte en aan de Algemeene Re kenkamer ter deugdelijk verklaring opgezonden rekeningen, wegens de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven van dit gewest, over de dienstjaren 1848 en 1849, welke beide dienstjaren, achtervolgens het koninklijk besluit van den 22sten Augustus 1850, Staatsblad No. 52), met den laatsten December 1850 zijn afgesloten, leveren genoemde diensten de volgende resultatente weten Het dienstjaar J8Ï8 Een batig saldo, ten bedrage van f 10918,58 Waarvanechter reeds is overgeschreven op de begrooting van de dienst 1850. 2000,00 En op die van de dienst van 1851. - 4000,00 Te zamen. 6000,00 Zoodat, van gemeld batig saldo niet meer beschikbaar is dan4918,58 Hetgeenonder de inkomsten der begrooting van de dienst 1852, kap worden opgenomen.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1851 | | pagina 5