GOESSURE COURANT. 1851. ■No. 4 MAANDAG 9 JUNIJ. mmrnm ««w mtiih. DANK- EN BEDE-DAG. BEKENDMAKING. BEKENDMAKING. bsiiiil mmmsmm. rjifei' >ma 'IW 1 Af De uitgave de%er Courant geschiedt Maandags en Donderdags avonds. De Prijs per Kwartaal is f J.10 franco per Post J ,90. Gewone Advertenlien worden a 20 etsde regel geplaatst. Geboorte-, Huwelijks- en Doodberigten van J6 regels a f J ,20 behalve het Zegelregt. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad GOES Herinneren hiermede de Ingezetenen derzelve Stad en Gemeente aan het bepaalde bij Zijner Majesteits Besluit van den 1 Augustus 1831 N°. 72 dat de DANKDAG or GODSDIENSTIGE VIERING der OVERWINNING tb WATERLOO altijd op den derden Zondag der maand Junij van ieder jaar zal plaats hebben. En daar deze dag dit jaar op den 15 der loopende maand invaltworden de In- en Opgezetenen uitge- noodigd om door plegtige viering deszelven en eene algemeene deelneming aan de openbare Godsdienst oefeningen van hunne dankbaarheid jegens het Op perwezen te getuigen wegens den in de Velden van ffaterloo bevochten zege; en bij die gelegen heid de belangen van het Rijk en die van het Koninklijk Huis aan de goedheid des Allerhoogsten op te dragen. Zullende deze, opdat niemand onwetendheid voor wende, worden afgekondigd aangeplakt en geplaatst in dezer Stads-Courant: Gedaan ten Stadhuize van Goes, den 7 Junij 1851 Burgemeester en Wethouders voornoemd J. C. tan der MEER MOHR. Ter ordonnantie van dezelven De Stads-Secretaris Ph. VERVENNENz. l. s. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad GOES, verwittigen elk der daarbij belanghebbenden: 1°. Dat de Alphabetische Naamlijsten van alle de Personen die aan de loting van dit jaar voor de Schutterij dezer Gemeente moeten deel nemen, ter inzage van een iegelijk zullen liggen op het Raadhuis dezer Stad van Maandag den 9 tot Maandag den 16 dezer loopende maand, des voormiddags van 10 tot 12 ure, ten einde een ieder in staat zoude zijn, om ingeval hem op die Lijst eenige Personen of omstandigheden mogten voorkomen, die op dezelve zouden be- hooren te worden aangeteekend of daarvan moeten worden weggelaten zulks bij de met het opzigt over de Loting belaste Commissie ter kennis te brengen. 2°. Dat de tijd tot de Loting over den loopende jare, is bepaald op TV oensdag den 25 dezer maand, des voormiddags ten 10 ure, en dezelve zal plaats hebben ten Stadhuize alhier. Gedaan te Goes, den 7 Junij 1851. Burgemeester en Wethouders voornoemd J. C. van der MEER MOHR Ter ordonnantie van dezelven De Stads-Secretaris Ph. VERVENNE Nz.l. s. GOES, den 9 Junij. Vroegere geruchten der komst van Z. M. onzen geërbiedigden Koning op een of andere der dagen dat het Zesde Landhuishoudkundig Gongres in deze Stad vergadert, schijnen bevestigd te worden. Althans er is berigt ontvangen dat de Koning de Tentoon stelling der Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw en Veeteelt, op Donderdag den .1% dezer aange kondigd, met Hoogstdeszelfs tegenwoordigheid zal ver eeren. Men verneemt dat Z. M. dadelijk na die bezigtiging vertrekt en het zeer onzeker isof de Koning zich wel in deze Stad zal ophouden en dezelve met een Koninklijk bezoek vereeren. Bij besluit van den 4 Junij jl.heeft Zijne Maje steit goedgevonden tot burgemeester der gemeente 's Heerenhoek, te benoemen: in plaats van wijlen/?. Karelse L. Aalbregtse Rijk, Men schrijft uit Harderwijk 4 Junij Onder begunstiging van het schoonste zomerweder, had onze stad reeds vroeg een feestelijk aanzien en bereidde de bevolking zich voor, op de zeer gewenschte komst des Konings welke nader op den 4 daaraan volgende was bepaald geworden ten einde zoo als bekend is, de vergadering bij te wonen van de Gel- dersche Maatschappij van Landbouw, waarvan Z. M. beschermheer is en almede de te dezer gelegenheid gehoudene tentoonstelling van vee landbouw-werk- tuigenenz. te bezigtigen. Den 3 Junij was nu uitsluitend toegewijd aan een ploegwedstrijd en aan toebereidselen voor den volgenden dag. In den vroegen ochtendstond van heden liet het weder zich niet zeer gunstig aanzien hetwelk later echter beter werd. Omstreeks 101 ure was onze geheele bevolking op de been en stond, met den burgertader aan het hoofd, reikhalzend uitziende naar des Konings komst toen zich op eenmaal de mare hooren liet dat Z. M. in aantogt was en werkelijk zag men van den kant des straatwegs een estafette aankomen, die de jobstijding bragt dat de Koning, door een regenbui overvallen, ter halverwege was teruggekeerd, en ons dus van zijn vereerend bijzijn zou verstoken laten. Daar ieder zich beijverd had den hoogen gast waardiglijk te ontvangen, of tot opluistering van het feest bij te dragen zal men ligtelijk de teleurstelling beseffen welke onze bevolking ondervond. De tentoonstelling en het feest lieten niets te wen- schen over. Het tentoongestelde vee, enz. was schoon. In onze anders zoo stille stad lieerschte nu overal gulle vrolijkheid. Hiervan getuigde ook het diner van de leden der maatschappij waar een hartelijke dronk op het welzijn van het Vaderland en den Koning werd ingesteld. Volgens eene opgave uit 's Hertogenbosch in de Nieuwe Noord-Brabanderwegens den toe stand der verschillende polders en landerijen zoo als die»door de ambtenaren van den waterstaat op gemaakt is, zijn van 16,846 slechts 1,511§ bunders in bruikbaren staaten kunnen voorts 2.297 bun ders land in zes verschillende polders geacht worden geheel geïnnundeerd te zijn of dras te staan. Den 3den dezer, des morgens ten ruim 9 ure, heeft het hof van assises te Bergen weder zijne zit tingen hervaten wel met het voortzetten var, het verhoor der kamenier van de gravin de Bocarmé Emérance Bricout. In den beginne leverde het verhoor niets nieuws op tot dat men eindelijk weder met hetzelve genaderd was tot het oogenblik, waarop doctor Semet het lijk van Gustave onderzocht had. Na dat hij deze taak verrigt had, zeide Emérancebegaf hjj zich naar de kamer, waar de beschuldigden zich bevonden en daar werd hij door beiden gevraagd of er nog eenige hoop voor het leven van Gustave bestond. Hierop was echter door den geneesheer niet alleen als zijne meening opgegeven, dat Gustave reeds lang dood maar dat hij zelf vergiftigd was. Door deze en andere zaken, welke zij opgemerkt had, was zij langzamerhand tot de overtuiging gekomen dat er eene vreesselijke misdaad op het kasteel gepleegd was dat de zwakke door de hand des sterken was geveld. Den volgenden dag was zij bij den graaf en de gravin geroepen en haar gevraagd, welke hare ver klaring voor de justitie zoude zijn, indien dezelve naar den plotselingen dood van Gustave onderzoek mogt doen en tevens verzocht om te bewerken dat Justine Thibaut niets van hetgeen zij gezien had zoude zeggen; want hetgeen Emérance van haar ge hoord had waren volgens den graaf, de vruchten van een ontsteld brein. Ook werd zij gevraagd hoe danig, naar hare meening, de verklaringen der andere dienstboden zouden luiden, en eindelijk verzocht niets van het gehoudene gesprek aan anderen te zeggen. Daarna was zij naar de kamer der gouvernante gegaan en had aan deze verklaard voornemens te zijn naar den pastoor te gaan en aan Z. Eerw. raad in dezen benarden toestand te vragen, Nadat zij aan Z. Eerw. verslag van de gebeurtenissen had gegeven, had deze haar gezegd, dat zij de geheeie waarheid en niets dan de waarheid moest zeggen, en geenzins haar gemoeit voor een schuldige moest bezwaren. In den loop van haar verhoor bleek verder dat Justine Thibaut meermalen ten doel had gestaan aan de lage pogingen des graven, om hare eerbaarheid te schenden; dat zij op den dag toen de justitie het eerste onderzoek op het kasteel kwam bewerkstelligen de gravin en de koetsier op den trap had ontmoet, en dat de laatste zeide alles gaat wel, morgen wordt mijnheer be graven. Thans werd den beschuldigde door den president gevraagd, wat hij tegen de verklaringen dei getuigen in te brengen had. Zijn antwoord luidde, dat hij daarop niets had aan te merken maar dat men uit de kleur, welke zij Eméranceaan de zaak gegeven had duidelijk kon opmerken dat zij ka menier van de gravin was geweest. Het antwoord zijner echtgenoote op dezelfde vraag luidde niets.» Vervolgens werden zoowel door de advokaten als door dei; president nog eenige vragen tot de beschuldigden en de getuigen gerigten daarna de 17de getuige. Virginie Chevalier, naaister te Leuze, opgeroepen. Voor zoo vee) zij van de zaak wistkwamen hare verklaringen in zoo verre met die van Emérance en andere getuigen overeen, dat het onnoodig is ze hier te herhalen. Thans werd Franjois Desterbecq slotenmaker te Peruwelz in verhoor genomen. Deze bevestigde mede hetgeen reeds ten opzigte der onze delijkheid des graven is gezegd, en dat eene vergif- tiging hem het gedrag van de Bocarmé in aanmer king genomen geenszins verwonderde. Eindelijk werden nog 14 andere getuigen verhoord, doch geen hunner verklaringen leverden iets belangrijks op, be halve dat allen eenparig daarin overeenstemden dot men na den dood van Gustave, algemeen aan eene vergiftiging door de Bocarmé gedacht had zonder dat zij op de desbetreffende vragen des presidents eene andere rede daarvoor wisten op te geven dan den on- gunstigen dunk welken men algemeen omtrent den graaf koesterde, wegens zijn boos gedrag, en de slechte verstandhouding die er tusschen hem en den ver moordde bestond. Ten IJ ure werd de zitting op geheven.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1851 | | pagina 1