NV 31. GOESSCIIE COURANT. Maandag; 10 April. y NIEUWSTIJDINGEN. DUITSCÜLAND. Berlijn den 10 April. Men vindt in een onzer wetenschappelijke .tijdschriften o. a. oe niet onbelang rijke bijzonderheid vermeld dat tegenwoordig in Pullis sen ongeveer ïo.ooo blinden levenalzoo ten naastenbij één op '1400 zielen. Volgens eene mededeeling van den directeur van het blinden instituut alhier, zijn van deze blinden vóór hun 15de jaar en na dien leef» rijd blind geworden, hetwelk men hoofdzakelijk aan ondoelmatige inspanning in de scholen en de fabrijken toeschrijft. Berlijn, den 11 April. Heden heeft Z. M. de Koning zich te voet, en onder het gejuich der menigte, uit de Domkerk naar de Witte-zaal in het Koninklijk slot begeven ten einde den vereenigden Landdag te openen. Aldaar gekomen, is Z. M. met eene twee malen herhaalde vreugdekreet omvangen, en heeft hoogst- dezelve de vergadering met eene uitgebreide en in vele opzigten zeer merkwaardige redevoering geopend, bij welke Z. M. de Stenden, uit grond van zijn hart, welkom heette, op den dag der volending van liet groote werk zijns in God rustenden vaders de vohooijing en beschutting van het edele gebouw der vrijheid en van de Stenden, waarvan de zalige Koning de acht krach tige pilaren, diep en onverzettelijk ir. het wezen des lands gegrondvest had. Berlijn, den 12 April. Inde merkwaardige aan spraak van Z. M. den Koning, bij de opening der zittingen van den Algemeenen Landdag, is. omtrent de inwendige tiesteldheid des Lands, verklaard, dat de in geheel Europa heerschende nood ook in Pruis sen is doorgedrongen, ofschoon in mindere mate dat* in andere landen - dat echter, tot leniging daarvan, veel van regeringswege is bijgedragen, en dat er mid delen zijn otn in de behoefte te voorzienwanneer men van een nieuw misgewas verschoont blijft. Om trent de geldmiddelen deelt Z. M. mede dat met de uitdelging der staatsschuld geregeld wordt voortgegaan; - dat de belastingen verminderdde financien gere- geld zijnwaardoor hoogstdezelve in staat is gesteld om aan de provinciënten behoeve harer hulpkassen, eene gif; van 2 tnillioenen rijksd. aantehieden. Voorts me.rkt Z. M. aandat de administratie en de regts- bedeeling iti Pruissen zoo deugdelijk zijn, als misschiet* in geen ander land; dat bij deregtbatiken de eerste stap tot invoering van openbare en mondelinge behan deling van zaken gedaan isdat de aanleg van we gen, kanalen en verbeteringen van allerlei aard in eene vroeger ongekende mate worden bevorderd- dat wetenschappen en kunsten bloeijen dat de 'natio nale welvaart toeneemtdat handel en nijverheid, naar gelang der omstandighedenin een voldoenden staat zijn; dat de drukpers zoo vrij is, als de bond genootschappelijke wetten dit slechts veroorloven dat vrijheid van geloof en geweten is verzekerd dat bet legerzoo wat de linie als de landweer be treftonvergelijkelijk is te noemen. Voorts verklaart de Koning, dat liet Rijk met de mogendheden aan deze en gene zijde van dm Oceaan op den vriendschappen lijksten voet staat, en dat de betrekking der Pruissen met hunne landgenooten, met welke zij eenmaal Duitsch" land bevrijdden, en van wier gezegende eensgezindheid niet zijn volk de handhaving van den 3ajarigen vrede voor een groot dee! van Europa afhangt, vaster eu inniger is dan ooit. Als erfgenaam eener onverzwakte kroon zeide de Koning, welke hij even onverzwakt voor zijne navol gers moest en wilde bewarenrekende hij voldaan te hebben aan alles't welk zijn vader bad toegezegd niet alleen, maar nog veel verder te zijn gegaan. Ilij verzekerde, de Stenden zoo dikwerf om zijnen troon te zullen vereenigen als het welzijn des lands zulks zoude bevorderenedoch dan alleenwanneer eene, dergelijke bijeenkomst hem nuttig voorkwamen de Landdag hem het bewijs leverde, dar hij zulks gerus* telijk konde doenzonder zijne hoogere verpligtingen j- als Regent te miskennen. Hij erkende, dat zijn en zijns vaders vrijen getrouw volk de wet van den 3 February met warme dankbaarheid had ontvangen, en verklaarde, dar onheil dengenen tref fen zoude, welke dit gevoel van dankbaarheid in ondank zoude willen doen veranderen. Z. M. heeft niet onduidelijk te kennen gegeven, dat eene constitutionele regeringsvorm, zoo als die elders bestaat, voor Pruissen ongeschikt is; dat een blik op de kaart des lands genoegzaam is, om een ieder daarvan te overtuigen dat even als in bet leger slechts dén moet gebieden de belangen des lands door éénen wil behooren te worden geleidten einde het Rijk niet bloottestellenom «ogenblikkelijk afiedalen van de hoogte op welke het thans geplaatst is. Z- M. heeft bij die gelegenheid de plegtige 'verklating afgelegd, dat geene magt ter wereld hem immer zal bewegen, om de natuurlijke, door hare innerlijke waar- beid zoo krachtige, verhouding tusschen vorst 1 n volk in eene wcdcrkccrigc constitutionele te veranderen en dat pij, no noch ooit, zal toegeven, dat zich tnsschen den Heer onzen God in den Hemel in dit land een besch reven bladeven als eene tweede Voorzienigheid zal indringen, om met zijne paragrafen te regeren en daar deer de oude heilige trouw te vervangen; dat tusschen hem en zijn volk waarheid moet heer- schen - dat bij zich van ééne zwakheid ontslagen Tekentnamelijk van het streven naar ijdele volksgunst en alleen zijn p'igr, naar zijn best vermogen en naar de inspraak van zijn geweten, wil vervullen, en de dank baarheid van zijn volk verdienenal zoude ook deze hem nimmer ten deel mogen vallen. Na het goede te hebben aangeduid, 't welk Pruissen sedert zoo véle jaren beeft genoten, heeft de Koning, ren aanzien van al de hatelijke aanvallen aan welke zijn bewind is blootgesteld geweest, verklaard, zich gerus- teli.lt op zijn volk te durven beroepen. Z, M. heeft ten slotte gezegd: „Edele Herren en getrouws Sten» dei Nog één woord over eene levensvraag, ja, over eene levensvraag tusschen troon en Stenden. De zalige Koning heeft, na rijp overleg de inrigtitra der Stenden in een geschiedkundigen Duitschen zin in het leven geroi pm, en ik heb dit werk, alleen in dien zin verder opgebouwd. Zijt toch ik bezweer het u, doordron» ge" met den geest dezer aloude instelling. Gij, mijne heerenzijt Duitsche Stenden in den ouden zin des vvoordsdat is, voor alles en in waarheid, vertegen woordigers en bewaarders van eigene regten de regren der Stenden, welker vertrouwen het grootste deel dezer vergadering herwaarts heeft gezonden. Tevens hebt gij die regten uitreöefenenwelke de kroon u heeft toe gekend. Gij hebt verder de kroon naar geweten dien raad te geven welken zij van u verlangt. Eindelijk staat bet 11 vrij, verzoekschriften en bezwaren binnen den kring van uwe werking en gezigtspunt, na rijp overlegtot den troon te brengen. Dit zijn de regrende pligten van Germaanscbe Stenden en uwe verhevene roeping. Gij zijt echter niet geroepengevoelens te vertegenwoordigen en meenin gen uit den tijd of de school te doen gelden. Dit is allezins onduitsch en ondoenlijk in het belang van het geheel, vermits het noodwendig rot onoplosbare ver wikkelingen met de kroon moet leiden, welke naar de geboden .van God en het land en naar eigene vrije bestemming moet heerschcn en geenszins naar den wil van meerderheden kan noch mag regerenindien Pruissen niet eerlang eene ijdele klank in Europa zal worden. Mijn standpunt en uwe roeping duidelijk er kennende en vast besloten hebbendeom onder alle omstandigheden getrouw daaraan te handelen ben ik in uliedev midden gekomen en heb ik met koninklijke vrijmoedigheid tot 11 gesproken. Met gelijke opregt- heiden als het hoogste bewijs van mijn innig ver trouwengeel ik u mijn koninklijk woorddar ik tt niet herwaarts zoude hebben geroepenindien ik den geringsten twijfel had gevoeddat gij eene andere be- teekenis aan uwe roeping zoudt willen geven en lust gevoelenom de rol van zoogenaamde volksvertegen woordigers te spelen. Ik zoude het daarom nier ge daan hebben, omdat alsdan naar mijne innigste over tuiging, troon en staat in gevaar zouden geraken en ik het als mijne duurste verpiigring erken, om, onder elke omstandigheidtroon en staat bij mijne reeering in stand te houden zoo als die zijn. Ik denk aan de woorden van een koninklijken vriend vertrouwen wekt Vertrouwen. Dit is heden mijne schoonste hoop. Dat mijn vertrouwen in tilieden groot is, heb ik u door mijne woorden bewezenen met de daad door ulieder bijeenroeping bezegeld. Ook van u wacht ik eene be- tuiging van vertrouwen in ulieder antwoord op mijne aanspraak. Ik .heb ulieden, God is mijn "getuige! als uw ware, als uw beste, als uw trouwste vriend, bij eengeroepen en geloof vastelijkdat onder de hon derden, thans voor mij vereenigd, niet één is, dieniet bereid zoude zijn, zich in dezen tijd als mijn vriend te betoonen. Menigeen uwer was in 1840 in Konings bergen en nog hoor ik den dpnderenden toon van uwen eed van trouw, die mij warm door de ziel drong. Velen uwer hebben mij, op den hnldigingsdag mijner Duit sche Erflanden, met duizenden, een door mijn hart nim uier te vergeten jatoegeroepen, toen ik ulieden op riep, mij niet hart, geest, woord en daad, in trouw en liefde, te helpen en bijtesraan, om Pruissen te behou den, zoo als het is en blijven moet, zal het niet on- dergaan, en bij bedachtzamen maar jeugdig krachtigen vooruitgang mij niet te verlaten noch te verzuimen, maar met mij voltehouden in kwade zoo we) als in goede dagen. Houdt thans uw woord en vervult allen uwen duren eed. Gij zult dit reeds dadelijk kunnen doenbij uwe gewigtigste verpligtingen, door namelijk echte, opregte vrienden van den troon en van onze goede zaak voor de commission te kiezen; mannen, die begrijpen, dai bet de eerste pligr der Stenden is, om elke goede gezindheid en trouw in liet land door eigen voorbeeld ieveiid (e maiten en te verheffenen daardoor elke zoo i q mj"i»n i—i II Ju A /V vrijzinnigheid brandmerkende, op uwe halzen wil leggen. Deze keuze is eeneibeslissende en in bare gevolgen hoogst belangrijke daad. Overweegt dit 111 uw hart en kiest dan naar uw geweten. Bedenkt ook, dat de tijd der ongewisheid, over de inrigting der Stenden, voorbij is. Veel 't welk ter zake dezer ongewisheid konde worden verontschuldigd, kan dit niet meer. De 3 February van dit jaar heefr, even als de 3 February 1813, den echten zonen des vaderlands den weg geopend, dien zij te volgen heb ben, maar datzelfde onuitsprekelijke geluk, 't welk des. tijds mijnen met roem gekroonden vader ten deel viel, is ook lieden het mijne. Even als by, spreek ik toe pruissisclie. tot duitsche mannenharten. Welaan dan, doorluchtige, edele Vorsten, Graven en Heeren, geliefde en getrouwe Stenden der ridder schap, steden en landgemeenten aanvaardt met Got! uwen arbeid. Gij zult, ik ben er in mijne hoop zeker van, in den gevvigtigen tijd onzer bijeenkomst, terwijl geheel Europa de oogen op ons gevestigd houdt, u als ecljte Pruissen beroonen, en door alle trappen onzer Stenden vergaderingen u steeds dien naam waardig blij. ven maken. Dan zal ook, gelooft mij, dat eenige, 't welk wij niet ontberen kunnen, niet ontbreken, na melijk de zegen van God, waaraan steeds alles gelegen is. Deze zal zich door onze eenstemmigheid, als in een breeden stroom, op het tegenwoordige en het toe* komende geskcht en, zoo ik hoop. op geheel het voor treffelijke, duitsche vaderland verbreiden; - in een stroom, aan welks boorden men goed en veilig mag wonen, even als aan de we! verzekerde oevers van de zegenrijke groote wateren dezer aarde. En nu nog eenmaal, uit de volheid van mijn hart, zijt welkom V* De geheele koninklijke aanspraak heeft den diepsten indruk op de aanwezigen gemaakt; doch vooral was De uitgave dezer Courant geschiedt Maandags en Donderdags avonds. De Prijs per Kwartaal I is f .1,75; Franco per Post f d ,90. J (Gewone Adverlentiën worden a "20 ets. de regel geplaatst. Geboorte-, Huwelijks- en Doodberigten van d 6 regels a f d,20, behalve het Zegelregt D veelvuldig vermomde ontrouw te fnuiken en te ontmoe digen; mannen, die, vreemd van slaafsche gevoelens, voor alles het ontcerend juk vijandig zijn, 't welk eene op een dwaalspoor leidende meeningden naam vat* 1

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1847 | | pagina 1