■N*. 31.
Donderdag 16 April.
G0ESSC1IE
OIIR AIV TC
NIEUWSTIJDINGEN.
JTVmifcrwfr.
ÏSclgic.
De uitgave dezer Courant geschiedt MaandagsA
en Donderdags avonds. De Prijs per Kwartaal I
is f J,75; Franco per Post f J ,90. J
f Gewone Advertenli'èn worden a '20 ets.
I geplaatst. Geboorte-, Huwelijks- en Doodbqjmglen
V van 6 regels a f J ,20, behalve het 2L$gjêi?;égl,
53tiitscïil«tnb.
Frankfort den 7 April. Bij zekeren wisselaar
te Keulen was een Evangelisch kandidaat als hüisleer-
aar aangesteld; nadat hij de opvoeding van de aan hem
toevertrouwde kweekelingen voltooid hadkeerde hij
voor eenige wekenin weerwil van alle vriendschap
pelijke aanbiedingen, om hem eene aanstelling te b- zor
gen naar zijne woonplaats terugom zich aldaar
voor het leeraar§ambt voortebereiden. Naauwelijks
was hij aangekomenof hij schreef een' brief aan
het bewuste Keulsche huis bragt dien op de post
maar keerde niet wederjnaar huis terug. 'De aanvragen te
Keulen, bij bloedverwanten en bekenden, bleven vruch
teloos en bragten de belanghebbenden al meer en meer
in angst. Nu verspreidde zich een gerucht, dat men
ineen boschje, op den avond van zijn verdwijnen, klaag-
toonen gehoord had. Men doet onderzoek en vindt
splinters van den stokdien de verdwenen persoon
pleegde te gebruikenmen zoekt des te ijveriger en
vindt eindelijk opgegravene aarde, en bij bet doorgra
ven stoot men weldra op het lijk van den kandidaat
met elf wonden bedekt, waarvan geene doodelijk was.
De vermoorde was dus levend begraven geworden, en
daar hij met al zijne kleederen, gouden ketting, enz.
onder de aarde gebragt wasdaar voorts een opzie,
ner van den ijzeren spoorweg aldaar door de werklie
den doodelijk gehaat is en de vermoorde op dien avond
toevallig juist ais die opziener gekleed was, vermoedt
men, dat hij als een onschuldig offer voor dien man
bij vergissing omgebragt is.
(Erttgclaub.
Londen, den 9 April. De uitgestrekte boekdruk
kerij van de heeren Stevinson Co1te Edinburg
en tevens akademiedrukkerij dier stad, is den 28 Maart
eene prooi der vlammen geworden. Dit etablissement
was merkwaardig door de rijke verzamelingenwelke
hetzelve bezatvan alle Aziatische talen en vooral
van Chinesche letters. Men berekent het geleden ver.
lies op 600,000.
Parijs, den 12 April. De toestand der begravene
werkliedenwaarvan wij in ons vorig N°. melding
maakten, begint minder hopeloos te staan. Levens
middelen worden hen in overvloed toegezondenen
door het aanbrengen van twee andere ventilateurs, zal
hun thans ook geen lucht meet ontbreken. Men heeft
hen een briefje toegezonden met een ontwerp om
door van binnen insgelijks uittegravenhunne red
ding te verhaasten. Zonder bijkomende omstandighe.
den meent men de ongelukkigen in den nacht van Zondag
op Maandag te zullen kunnen bevrijden.
De muren van Parijs zijn thans bedekt met ver
koopbiljetten van kasteelen, domeinen, bosschen,hótels,
huizen, gallerijen van schilderstukken, sedert eeuwen
bij voorname familien bewaard, alle olfers, die gebragt
worden aan de razende zucht voor het beursspel en
de spoorweg-actiën.
Brussel, den 13 April. De menigte is dezer
dagen in onrust gebragt door geruchten van aanstaan
de onlusten en oproeren. Het is geenszins bij deze
geruchten gebleven, maar roen heeft aJlerwegen ge
drukte geschriftenin de twee talen opgesteldver
breid, waarin de Vlamingen werden opgeroepen, om
zich op Paaschmaandag, op de Vrijdagsmarlu te Gent,
te vereenigenten ein Je van daar naar Brussel te
trekken, zich voor het paleis van de wetgevende
vergaderingen (die niet voor den 20 bijeenkomen)
te legerenbrood en werk te eiscben en bij weige
ring zich zelve werk te verschaffenen de arisio
cratenzoo als het heetde wet te stellenwaarin
de Brabanders en de Walen worden vermaandzich
aan de Vlamingers aan te sluitenen de militairen
om zich niet te laten gebruiken tot het verhinderen
van deze beweging.
Ofschoon dit stuk geenszins in den volkstoon ge
steld en weinig geschikt is 0111 een' blijvenden in
druk op de gemoederen te makenen ofschoon de
minvermogende klasse op dit oogenblik minder te lij
den heeftdan wel vroegerheeft zich de overheid
de zaak ernstig aangetrokkenen zoo wel hier als te
Gent onderzoek gedaan. In de laatstgenoemde stad
schijnt dit onderzoek weinig te hebben opgeleverd.
Het bewuste stuk is van hier uitgegaan en zekere
Fellerineen bekende redenaar in volksvergaderingen,
is vooreerst gevangen gezet. Het ontbreekt niet aan
geruchten, liet eene nog ongerijmder dan het andere,
nopens de oorzaken van deze opruijing, en in elk
geval zullen er morgen eenige maatregelen van voor
zorg worden genomen, ten einde de goede orde dade
lijk te kunnen handhaven.
Het blijkt uit de laatste berigten uit Gentdat
zekere Labiauxeen persoon van 26 jarenen zoo
genaamd commis- voyageurbij Brussel woonachtig,
als desteller van "net geschrift moet worden beschouwd.
Hij had dit bij èen' drukker te Brussel doen drukken.
Labiaux is gevaten tevens een veertigtal andere
personen te Gentdie het meest tot de verspreiding
hebben bijgedragen. Genoemde Labiaux werd door
de politie sedert eenigen tijd opgespoordwegens me-
depligtigheid aan eene bedriegelijke bankbreuk in Oost-
Vlaanderen.
jUcbcrlAubctt.
Zierikzee den 10 April. De landverhuizing
naar Noord Amerika uit deze stad en eilanden schijnt
zich bij geen enkel huisgezin te bepalen. Dezer da
gen zijn derwaarts verscheiden huisgezinnen vertrok*
ken, welke eerstdaags door meerderen staan gevolgd
te worden.
Goes, den 15 April. Wij worden in staat gesteld
heden onzen lezers mede te deelenhet navolgende
hoogst belangrijke arrest, door den Hoogen Raad ge
wezen in de zaak van den beer Administrateur van
's Konings particuliere domeinen tegen J. Bloemendaal
c. s., op de pleidooijen van Mr. D. Donker Curtius
voor den eischer en Mr. F. C. Donker Curtius voor
den verweerder
De Hooge Raad enz.
Gehoord het Openb. Min. in deszelfs conclusien,
uitgebragt door den proc.-gen. van Maantnstrek
kende tot cassatie van het beklaagde arrest;
Overwegende, dat, volgens de memorie van cassatie
en de litis contestatie tussclien partijen, de eenige
grond, waarop de onderwerpelijke voorziening is ge
grond en ter beslissing van dezen Raad is gebragt,
bestaat in beweerde schending van art. I der wet van
26 Aug. 1822 Staatsblad no. 40), in verband met
of met verkeerde toepassing van arr. 30 der Grondwet,
in zooverre als bij het beklaagde arrest is aangenomen,
dat bij voornoemd art. 1 der voormelde wet aan den
Koning wel, ter voldoening aan art. 30 der Grondwet,
zijn overgedragen de dominiale tienden in Gelderland,
doch alleen voor zoo verre dezelve tienden toen door,
het domein werden ingevorderd, doch geenszins eene
algemeene tiend-geregtigheid, zoo als die aan hel do
mein tnogt toekomen;
O.dat deze susteun van het Hof van Gelderland
berust op tweederlei aangenomen begrippen, waarop
dan ook, met voorbijgang van andere onbesliste daad
zaken en regtspunten, her dispositief van het beklaagde
arrest ten eenemale is gefundeerd, dat namelijk de al
gemeene tiendgeregtigheid van het domein tot de tien
den in Gelderland deszelfs oorsprong zou ontleenen,
en aan den Staat of den Souverein zoude competeren
ex jure superiorjtatisen zoodanig zoude zijn inhae-
rent of gehecht aan de souvereiniteit, dat het uit dien
hoofde zoude zijn onvervreemdbaar en mitsdien niet
kan geacht worden, bij voornoemde wet van 1822,
aan den bijzondere» persoon des Konings als pairimo»
nieel goed te zijn overgedragen, of te hebben kunnen
worden overgedragente dien effecte, flat wel bij de
wet van wege den Staat zoude zijn afstand en over
draft gedaan van de toen geheven wordende tiendetij,
maar niet van het algemeen dömiriiaal tiendregt; ëfj
ten andere, dat zulks ook uit den aard der zaak zou
volgen, aangezien die overdragt strekte 0111 aan den
Koning, conform art. 30 der Grondwet, een bepaald
jaarlijksch inkomen te verzekeren, en dat tot dat eindé
wel de gelieven tienden, maar niet het tiendregt, voor
de toekomst zou zijn geweest waardeerbaar, en alzoo
onder de waardering niet konde zijn begrepen;
O., dat intusschen beide deze begrippen zijn tert
eenemale onaannemelijk, en door bet Hof van Gelder
land niet zijn gegrond op de wettelijke bepalingen of
op aangenomen regisbegrippen, maar op eigendunke
lijke beschouwingen, waardoor onderscheidingen en
beperkingen van het eerste artikel der wet van 1822
zijn gemaakt, welke in die wet niet zijn opgeslore-i,
en waartoe de regter, die haar moet toepassen, Zoö
ais zij ligt, alzoo is ten eenemale onbevoegd
O.toch, dar, wat betreft de bepaling der wet,
deze is zoo algemeen mógelijk, en zonder eenige be
perking of uitzondering overdragende alle de dominiale
tienden in Gelderland, dat is in natuurlijke onge
zochte beteekenis der woorden, deze tienden of dat
tiendregt, waarvan het domein van den Staat qua ta
lis en quovis titulo, de invordering had, en waarioe
deszelfs tiendregt hetzelve nu en vervolgens geregtigd'e,
en mitsdien te heffen op zoodanig goed, als tiendbare
vrucht zou opleveren
O., dat immers in dezen natuurlijken zin, bij ver
koop of in solutum datio van tienden over een zeker
grooter of kleiner ressort, de tiendgeregtigheid vfordt
verstaan, maar dat het niet kan opgaan, dat dergelijke
verkoop zich van zeiven beperken zoude tot de heffing,
alleen van dat wat bij den verkoop tiendvnicht zou
opleveren, en dat de verkooper zich daarentegen stil
zwijgend zoude reserveren de tiendheffing op de lan
den, die later bij afwisseling tïendpligtïge vrucht trog
ten geven, of nog veel minder met dat gevolg, dar,
na dergelijken verkoop, de tiendpligtige, alsnuten aan
zien van nieuw tiendvrucht gevend goed, zou zijn
geworden tiendvrij, zoo als in casu de bedoeling schijnt
re zijn;
O., dar, wat betreft de bovengemelde regtsbegrippen,
waarop het Hof van Gelderland, in het onderwerpelijk
geval op deze natuurlijke beteekenis der woorden uit
zondering heeft gegrond, al aanstonds daartegen op.
steen, dat het Hof zelf alle de domein-tiend in Gel-
derland op dat zoogenaamd jus superioritatis of sou-
vereiniteits regr grondt, en daarom aanneemt, dat alle
land in Gelderland daaraan, bij regtsvermoeden, is on*
derworpen, en de tiendvrijheid of de particuliere ei
gendom daartegen moet worden bewezen, doch dar,
naar dit begrip, en aangenomen 's Hofs regtsbeschou-
wing omtient de onvervreemdbaarheid, alsdan de ge-
luele overdragt, in 1822 gedaan, zou zijn nietig en
onbeteekenend. als ten eenemale in strijd uiet dat zoo
genaamd onvervreemdbaar regt;
O., echter ook, ten aanzien van dat begrip zelf, dat
's Hors aangenomen stelling, alsof, vermits de tiend'eii
i Gelderland ex jure superioritatis spruiten en daar
aan zijn inhaerent. dezelve zouden zijn inalienalW,
nergens op gegrond is, en bij het arrest ook nergens
op gegrond wordt, dan op eene eigendunkelijke opvat
ting. die Ook niet door den regtsgeleerden schrijver,
bij 's Hofs arrest aangehaald, is geleeraard, en welke
door den aard der souvereiniteit (als volkomen bestaan
baar zonder tiendregt), en door de ondervinding van
zoo velerlei verkochte en bij particulieren bezeren eu
van den Sraat verkregen tienden, ja zelfs door de on
derwerpelijke onbepaalde overdragt, wordt wederspro
ken, zoodat het tiendregt, van waar ook afkomstig,
niet als behoore'nde onder de regalia majoraonaf
scheidbaar aan de souvereiniteit gehecht, maar ook
in handen des söuvereins zeiven, als be'noorende tot
de alienabele regalia minora is aan te merken, en
alzoo bij de wet in verschil volkomen, zoo als de