N°. 9. STOOM- EN ZEILSCHEPEN, Donderdag 29 Januari). 1 GOESSCHE CGIÏR ANT. NIEUWSTIJDINGEN. iiicsücvctt cu £3 feminist v«itt£tt. De uitgave dezer Courant, geschiedt Maandag en Donderdags avonds. De Prijs per Kwartaal is f .IJ5; Franco per Post f J,90. f'Sf ZflcaaW r. va», ■Ji ,/G. F Gewone Advertentièn worden a 20 ets. de regel V geplaatst. Geboorte-Hv welijhs-en Doodberigten 1 V van J ->-6 regels a f J,20, behalve het Zegelregt. I ■■fiamfw-" (ïïhtgclfUtïh Londen den 22 Januarij. Uit Kanada zijn be- rigten tot den 5den dezer ontvangen waarin wordt gctne'.d, dat in de laatste week de koude strenger was, dan te Moskou in 1S12. De thermometer stond tot jo graden onder nul, de sneeuw lag op verscheidene plaatsen 15 voeten hoog en viel zoo digt, dat men op weinige voeten afstands niets kon onderscheiden. De St. Lawrencerivier is met opeengestapelde ijsschorsen overdekt. JflV.lufU'hE». Parijs, den 22 Januarij. De Courrier da Mar seille deelt eenen brief uit Algerië hiedeonder dag» teekening van den t5den Januarij, volgens welke het gerucht in die stad liep, dat generaal Tussuf, met 300 der zijnen, door Abd-tl-Kader zoude gevangen zijn ge- nomen. iH«bÉVÏAubcU. 's Gravenhage den 2.6 Januarij. Men leest heden in het Journal de la Haije: Een onzer geabonneerden, inwoner van een dorp ltabij de Belgische grenzen, meldt ons ecne daadzaak, op welke wij de aandacht onzer lezers vestigen. Tijdens het ontwerp van wet van den iaden januarij 11., houdende eenige wijziging van het tarief van in- en uitvoer, in de kamer der Belgische verte genwoordigers werd voorgesteld, heeft de minister van buitenlandsche zaken de verzekering gegeven, da: bet hoogste regt van invoerdat in Belgie geheven werd, de 10 percent niet te boven gaat. Onze gea bonneerde verzekert ons desniettemin dat het grove vee dat uit Nederland wordt aangevoerd, en waarvan de waarde op lang na geen 100 per stuk beloopt, aar. de Belgische grenzen een regt betaalt van meer dan 30 perct.de schapen zijn aan een regt van f 6 of 7 onderworpen, Dit overdreven regt, hetwelk sedert 1836 gehe ven wordtis uiterst nadeelig voor de landb niwers die nabij de grenzen gevestigd zijn. In 1844 kon men zich met de schapen nog naar Pruisisch grondge bied begevenvan waar zij tegen een matig regt in Belgie werden toegelatenmaar ook dit hulpmiddel is sedert aan de Nederlandsche onderdanen ontzegd ge worden. 's Gravenhage, den 27 Januarij. Het beroemde, zoo uitmuntende schilderij-kabinet van wijlen den Ba ron Verstolk van Soelen, hetwelk door den dood des smaakvollen eigenaars met eene vespreiding bedreigd wordt, welke niet weinig te betreuren is, is door de erfgenamen voor de kunstenaars en liefhebbers open gesteld. Voor den korten tijd, dien deze kostbare verzameling nog misschien bijeen zal blijven, zal daarom gewisseiïjk door velen nog gebruik gemaakt worden van de gelegenheid, om de daarin prijkende kunstge wrochten te kunnen bewonderen. 's Gravenhage, den 28 Januarij. Heden och tend vroeg heeft de treurige plegtigheid van dc ter aardebestelling van het lijk van den jeugdigen Prins, Zoon van Zijne Kon. Hoogh. Prins Frederik dei- Nederlanden, plaats gehad. Over vijf ure zette de trein zicli in beweging, be staande uit de lijkkoets met zes paarden bespannen, aan elke van wier zijden een lakkey ging. Deze koets werd door etnige andere rijtuigen ge« volgd, waarin de adjudanten van Z. R. H. waren gezeten. De trein werd voorafgegaan en gesloten door een eskadron lansiers. Een uur nadat dezelve de residentie, buiten om gaan ie naar de Delftsche zijde, verlaten had, begaf zich Z. K. H. Prins Frederik naar Delft, om tegen woordig te zijn bij de stille bijzetting van een zoo geli.fd pand in den voorvaderlijken graf kelder, nadat alvorens de kist niet het Rijkszegel was verzegeld. Voor de tweede maal, in weinige jaren, vervulde de Vorstelijke Vader dezen laatsten pligr; voor de tweede maal ondervond hij de innigste deelneming, van zijn Doorluchtig Geslacht, van het algemeen in zijn groot verlies. Moge hijmoge zijne gemalin daarinnevens de onderwerping aan den wil nes Almagtige, troost vin den bij den barden slag, die hen met droefheid vervult. Leiden, den 22 Januari). Ook in Engeland is de winter zeer zachtzelfs nog zachter dan bij ons daar een berigt uit Worcester meldt, dat in den om trek van die plaats onderscheidene lenrebloemen reeds bloeiden, en bij Marrley 4 perenboomen bloesem had den, van welke één reeds begon te zetten. De trek vogels waren daar reeds wedergekomende merels paarden, de raven maakten nesten en de vlederntuizen vlogen in de schemering. Goes, den 29 Januarij. Men verneemt, dat door den van Zondag op Maandag jl. gevallen regen, waar van wij in or.s vovig No. gewaagdenhet water in de polders 42 Ned. duimen gerezen waszoodat het op vele plaaisen van ons eiland in huizen en stallingen drong. Sommigen hebben zelfs hunne woningen moe ten verlaten en het vee op hooger plaatsen brengen. Spoedig heeft men echter veel water kunnen uitloozen, en is er verval gekomen. Volgens aanteekeningen heelt deze winter veel overeenkomst met dien van 1833 op 1834. Toen had men insgelijks zacht weder, en reeds vroeg in het voor jaar werden de akkers bewerkt. Mogt dit thans ook zoo wezen zoo zou dit een groot geluk te noemen zijn. Men verlangt daartoe naar droogte. Wij kunnen de stellige verzekering gevendat de verschillende geruchten, dezer dagen, verspreid en ook door ons in ons vorig Nummer uit het Dagblad van 'j Gravenhage overgenomen wegens de zau.en- stelling van een drietal, ter vervulling der ontstane vacature aan het Athenteum Illustre te Amsrerdam door liet overlijden van den Hoogleeraar Roojcnsvan allen grond ontbloot zijn. Vermoedelijk zelfs is de tijd nog niet bepaald op welken de voordragt door heeren curatoren aan den stedelijken raad van Amster dam geschieden zal. jpsiMtcatic. UITWIJKEN VAN TE BEGINNEN MET 1 MAART 1846. De STAATSRAAD, GOUVERNEUR van de Provincie ZEELAND: Gelet op Zijner Majesteit's besluit van den 9 De cember 1845 (Staatsblad no. 68), houdende nadere bepalingen op liet uitwijken van Sioom- en Zeilsche penzijnde dat besluit van den navolgenden inhoud Wij WILLEM II, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanuen, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz. Gezien het gemeenschappelijk rapport van Onze Ministers van Marine, van den 24 November jongst leden, lirr. D. no. 93 Van Binnenlandsche Zaken, van den 27 November jongstleden, no. 71, 9de Afdeeling; Van Buitenlandsche Zaken, van den 1 December laatstleden, no, 5; en Van Financien, van den 2 December 1845, no. in- en uitgaande regten Houdende voorstel tot wijziging der bepalingen, vasrgesteld bij de Koninklijke besluiten van 4 Sep fember 1824 (Staatsblad 110. 47) en 25 April 1826 (Staatsblad no. 28), nopens iiet uitwijken bij ontmoe ting of bij voorbijvaren van stoom*vaartuigen onder ling of uier zeilschepen, op de rivieren, stroomen, reeden, kanalen en uitgangen binnen dit Rijk gelegen; En in aanmerking nemende, dat deze bepalingen niet overeenstemmen, met hergeen deswege in nabu rige stalen is vasrgesteld, nocli ook met de regelen, welke van oudsher bij de zeevarende natiën zijn aan genomen, niet opzigt tot het uitwijken van zeilsche pen, waarmede cie verordeningen, voor het uitwijken der stoomschepen in overeenstemming beliooren te zijn Den Raad van State gehoord (advies van deu 12. No vemoer laats deden, 110. 1); Hebben besloten en besluiten Met handhaving van de algemeene verordeningen voor het onderling uitwijken van zeilschepen, welke bij alle zeevarende natiën zijn aangenomen, te weten a. Dat wanneer een schip met ruimen wind zei lende, een bij den wind liggend schip in zijne koerslijn nadert, eerstgemeld. voor den bij den wind iiggenden bodem moet wijken, en zoo mogelijk, achter denzelven omloopen b. Dat wanneer twee schepen, bij den wind te gen elkander inliggende, elkander ontmoeten, het schip dat ovei bakboord ligt, bij den wind moet houden, terwijl liet schip dat overstuur- boord ligt moet afhouden, en zij elkander dus wederkeerig aan bakboord voorbijvaren c. Dat wanneer twee schepen met ruimen wind zeilende, elkander ontmoeten, zij elkander even zeer aan bakbodfdszijde van zich moeten hon den, daartoe het roer (den helmstok) aan bak boord leggende Te bepalen als volgt, aangaande het voorbijvaren en onderling ontmoeten van stoomvaartuigen, en van stoom vaartuigen en zeilschepen. Art. 1. Met den 28 Februari) 1846 worden in getrokken en buiten werking gesteld, de Koninklijke besluiten van den 4 September 1824 (Staatsblad no. 47) en van den 25 April 1S26 (Staatsblad no. 28)- Met de 1 Maart 1846 komen in werking, de na volgende regelen voor het uitwijken bij ontmoeting; of voorbijvaren van de stoombooten onderling, en van stoom booten met zeilschepen, welke moeten worden in acht genomen op zee en op de rivieren, stroomen, kanalen, reeden, havenmonden en zeegaten in dit Rijk. Art. 2. Stoomvaartuigen des nachts op de rivie ren en stroomen, of buitengaats in druk bezochte vaarwaters varende, moeten altijd van zons-ondergang tot zons opgang voorzien zijn van twee helder lich tende lantaarns, achterop eene me: roode glazen, voor op eene met groene glazen, geplaatst in den voorsten en achtersten mast, of bij degenen, die slechts éénen mast lubben, de eene aan den vlaggestok achterop. De schepen door stoombooten gesleept wordende, moeten gelijkerwijze des nachts ééne lantaarn met witte glazen voeren. "Art. 3; S'oomvaartuigen in verschillende koersen varende, die elkander zoo nabij kruisen, dat zij, in dien koers voortsturende, gevaar zouden loopen van elkander aan boord te geraken, moeten beiden het roer (den helmstok) aan bakboord leggen, zoodat zij elkan der wederkeerig aan bakboordzijde voorbijvaren. In rivieren, kanalen of andere enge vaarwaters moe ten beiden alzoo stuurboordswal houden, zoo na als het vaarwater gedoogt. De bepalingen in dit artikel moeten almede in acht genomen worden, wanneer een stoomvaartuig een met ruimen wind zeilend vaartuig ontmoet. Bij ontmoeting van schepen, die door paarden ge jaagd worden, moet het stoomvaartuig den wal tegen over liet lijnpad honden. Art. 4. Bij ontmoeting in engten, Is het stroom- opvarend stoomvaartuig verpligt zijne vaart te vermin deren. Wanneer de engte zoo naauw is, dat niet ten mins ten vier Nederlandsche ellen ruimte, tusschen de uit stekende deelen der elkander ontmoetende stoomvaar tuigen zouden overblijven, moet het stroomopvarend stoomvaartuig de engte niet opvaren, maar het gaande houden, tot dat het stroomafvarende stoomvaartuig de engte gepasseerd zij.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1846 | | pagina 1