mende, en eindigen op Zaturdag den 30 derzelve maand.
Dat op dezelve geene Kwakzalvers, Horoskooptrek-
kers en dergelijke toegelaten, en alle Draaiborden, Dob
belspelen, Rijfelaars en Bedelaars geweerd zullen worden.
Dat de aanvragen om plaatsen, vóór den hierboven be
paalden aanvang der Jaarmarkt, vragtvrij, en niet op
gave der benoodigde breedte in Nederlandsche Elleinaat,
zullen moeten geschieden aan de Marktmeesters A.
Zitters en J, Groeneweg; aan welken een ieder,
alvorens te kunnen worden geadmitteerd, deszelfs Pa
tent zal moeten vertoonen.
Gedaan ten Stadhuize van Goes, den 19 J al ij 1845.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. C. van der MEER. MOHR,
Ter ordonnantie van dezelven,
De Stads-Secretaris.
L. DE F O U W? Jz.
AJLLERJLEh
In het verslag van de Gedeputeerde Staten van Zee
land leest men onder anderen:
In een verzoek van het Stedelijk Bestuur van Goes
om de 's Heer Hendrikskinderen poort dier stad, als
in eenen bouwvalligen toestand verkeerende, te mogen
afbreken, is door de hooge Regering niet bewilligd,
op grond van Zijner Majesteits begeerte, dat voortaan
nergens, waar poorten of wallen aanwezig zijn, de
amovatie daarvan plaats hebben.
Bij resolutie van 22 Julij jl. hebben Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland in aanmerking genomendat
de heffing der tienden meer en meer erkend wordt
eenen nadeeligen invloed te hebben op den landbouw
en eenen hinderpaal daarstelt tegen het invoeren van
verbeteringen in denzelven, welke elders reeds met
vrucht zijn aangewend, en die het belang van den
Nedevlandschen landbouw vordert, dat zoo vee! mo
gelijk worden aangemoedigd. Op dien grond zijn de
besturen der steden en gemeenten in deze provincie
uitgenoodi'gdom voor zoo verre hunne stad of ge
meente geregtigd mogt zijn tot de heffing van tienden,
bij den stedelijken of gemeenteraad 111 beraadslaging te
brengenom de eigenaars der landen toe te laten tot
den afkoop der tienden, op gelijke voorwaarden als
zulks door de administratie der domeinen of voor de
domeinen welke aan Z. M. den Koning behooren
wordt toegelaten, terwijl, voor zoo ver die tiendplig-
tige landen onder hunne stad of gemeente zelve gele
gen zijn, bepaaldelijk zal behooren te worden overwo
gen en onderzochtof men met de eigenaren dier
ianden geene zoodanige overeenkomst zou kunnen
treffen, dat die tienden niet meer in natura wierden
geheven, zonder dat zulks echter tot bezwaar van de
stedelijke- of gemeente-kas zou verstrekken zijnde
de stedelijke- of gemeente-besturen uitgenoodigdom
cfen uitslag der deiiberatiën van den stedelijken- of ge-
meente-raad en van de gevoerde onderhandelingen met
de eigenaars der tiendpiigtige landen, vóór den eersten
October aanstaande aan Gedeputeerde Staten mede te
cjeelen of wel een negatief bevigt in te zenden ten
blijke, dat deze resolutie op hunne stad of gemeente
niet van toepassing is,
In de Groninger Courant van Dingsdag 29 Julij 11.
fenmt voor de redevoering van den lieer Gevers van
Endegeest, over het wets-ontwerp tor vaststelling
van regten op den in-, uit- en doorvoer. Met ver
wondering hebben wij gezien dat Z. E. M. daarbij
nog aan de voorstanders der Graanwet de volgende vraag
doet
Of het niet bedroevend isdat de menigvuldige
„smakken en koffen, welke vroeger duizendtallen
„lasten koren vervoerden, in Vriesland en Gronin-
gen vooralbijna alle verloren zijn V
Floe is bet mogelijk dat de heer Gevers die vraag
doen kanZ. E. M. ontving toch reeds in Februari]
dezes jaars uit dit gewest een exemplaar eenerMe-
„tnorie. inhoudende bezwaren tegen de voorgedragene
„wijzigingen in de thans bestaande graanwet." In dat
stuk komt omtrent den invloed der graanwet op de
scheepvaart het volgende voor
„Niet minder was de zorg voor de scheepvaart,
„hoofdzakelijk voor die met kof- en smakschepen.
Daar deze van alle Nederlandsche bodems voor ge.
„deelte in de provincie Groningen te huis behooren,
zal men den invloed der graanwet op dezen belang,
„rijken lak van volksbestaan het best kunnen beoor-
deelen, door na te gaan, wat omtrent den Scheep.
bouw en de Scheepvaart in de eerste jaren na de aan-
neming der graanwet gezegd wordt, in het verslag van
Hfi. Gedeputeerde Staten aan de Provinciale Staten
,ii I .UK. >111 IHITIWI limn— 1 II I mi ,r
van dit gewestwij vinden daaromtrent in dat over
„1836 (het eerste der graanwet):
De gesteldheid der scheepvaart van dit gewest
„„mag gedurende dit jaar iets gunstiger worden aan-
„„gemerkt, dan dezelve sedert 1830 geweest is."
„Over 1837;
„„In de verwachting, welke men bij den aanvang
„„dezes jaars van de scheepvaart had opgevat, ismen
niet teleur gesteld geworden de groote bodems
hebben een gereed emplooi tegen bestaanbare vrach-
ten gevonden.
Bij de ruimere verdiensten der scheepvaart heeft
„„zich deze gevoegd, dat men gedurende 1837 veel
minder zeeschaden heeft te betreuren gehad.
Ook de binnenlandsche scheepvaart van dit gewest
„„heeft een evenredig ruimer bestaan mogen vinden,
dan in de laatst voorgaande jaren.
„„De scheepsbouw heeft in 1S37 gelijken tred ge-
„„houden met de verlevendigde scheepvaart. Viifert
dertig nieuwe zeeschepen zijn uit dit gewest in de
„„vaart gebragr. De meeste scheepstimmerwerven
hebben nieuwe bestellingen bekomen zoowel voor
rekening van de ingezetenen dezer provincie als
voor die van Ho'llandsche reederijen."
Over 1838
Onze gewestelijke scheepvaart Was over het afge-
loopene jaar vrij gunstig; terwijl de daling, in het
„„najaar in de graanvrachten hebbende plaats rehad,
niet, onwaarschijnlijk is toe te schrijven aan de I100-
gere prijzen der granen, waardoor, wegens de lager
inkomende regtende vreemde schepen wider rui-
in er konden mededingen
De aanbouw van kofschepen en tjalken is gedu
rende 1838 met kracht voortgezet. Het aantal nieuwe
bodems in dat jaar binnen dit gewest ter zeevaart
„„uitgerust, beloopt omstreeks 80 in getal, terwijl
in het voorjaar wederom vele nieuwe schepen naar
zee zijn gegaan en er op genoegzaam alle scherps»
„timmerwerven, ten gevolge van bestellingen, nieuwe
kielen gelegd zijn."
Over 1839:
De scheepvaart, mede eene der voornaamste bvon-
nen van ons gewestelijk bestaan wordt steeds met
„„veel lust en ijver voortgezet en aangewakkerd; over
her geheel genomen, kan echter niet gezegd worden,
„„dat de uitkomst der zeevaart zoo voordeelig is ge-
weestals in het vorige jaar.
De scheepsbouw een zoo hoogst belangrijke tak
van nijverheid in dit gewestwordt met nadruk
voortgezet. Ofschoon het aantal nieuw gebouwde
„„bodems in 1839 niet zoo groot is geweest als in
het voorgaande jaar, zoo mag het toch aanzienlijk
genoemd worden, als hebbende drieënzeventig stuks
„bark- kof- en tjalkschepen bedragen.""
Men ziet hieruitdat de vraag overliet verloren zijn
onzer koffen en smakken, al zeer ongepast is, en dat
nog door iemanddie zoo goed ingelicht werd niet
door het oordeel van partijdige voorstanders der graan
wet, maar doordat van HH. Gedeputeerde Staten der
provincie. Wij moesten alzoo veronderstellen dat de
heer Gevers de stukken niet las, welke Z. E. M. als
lid der Tweede Kamer werden toegezonden. Maar Z.
E. M. deelt in de redevoering iets mede uit het adres
van de beeren van Heukelom en Vullenhoven tegen
beschermende regten dat stuk is dus door Z. E. M.
gelezen. Duidelijk blijkt alzoo hieruit, dat vergedre
vene partijdigheid blind maakt voor de waarheid. Wij
zullen den heer Gevers, op den huize Endegeesr, een
exemplaar dezer Courant toezenden, in de hoop, dat
Z E. M. zich wel de moeite zal willen gevenom
evengemelde memorie nog eens te herlezen en zoo
mogelijkonpartijdig het daarbij betoogde te overwe
gen, vooral wanneer de graanwet eens weder bij Hun
Ed. Mog. mogt ter tafel komen.
Groningen31 Julij 1845. (Gron. Cr.')
Onder de nieuwe boekwerken, die tegenwoordig
het licht zien, mag wegens deszelfs belangrijkheid bij -
zonder genoemd wordendat van den Graaf Girar
din, he'welk ten titel voertVertoog over den staat-
kundigen en militairen toestand in Europa. H er werk
besluit met deze opmerkelijke woorden over de begoo
cheling, die gewekt wordt, door hetgene men goed
vindt matcrièlcn vooruitgangmateriële welvaart en
materiële belangen te noemen.
Wij weten, zegt de Heer Girardin, dat men
als zoo vele schitterende bewijzen van welvaart zal
-aannemen eene staatsbegrooting van veertien honderd
millioenen, tie werken die het gevolg daarvan zijn,
de weelde van de hoofdstad, tot eene stad van nijver
heid hervormd en de renten van 5 ten 100, op de
prijscouranten aangeteekend voor 125 fr.
Maar dat de materiële welvaart, die inen ons zoo
hoog roemt en die wij te gulhartig bewonderen, dat
de vermeerdering van de opbrengst en de ophooping
van rijkdom ons niet verblinden en voor de gevaren
der toekomst niet onverschillig doen zijn. Zijn wij
indachtig, dat men reeds vroeger eene beschaving, juist
op het toppunt van deszelfs schitterendsten bloei heeft
zien ten gronde gaan. Zijn wij indachtig dat de be
schaving van Rome, juist op het tijdstip van haar
grootst materieel vermogen, van haren grootsten rijk
dom, door de hand des doods is aangegrepen geworden,
weeB dat toen de barbaren het Room-
sche rijk zijn komen omstooren, het reeds niet meer
was dan een lijk, waaraan het leven reeds lang was
ontvloden, en toch was de materiele luister nimmer
grooter geweest. In de derde eeuw vau onze.jaartel
ling, terwijl men reeds in de verte den stap vernam
der barbaren, die de lijkstaatsie van het keizerrijk kwa
men vieren, roemde Tcrtullianus den inaterieelen voor
uitgang van de Romeinsche beschaving, in bewoor
dingen, op eene treffende wijze toepasselijk op onzen
maatschappdijken toestand en op die welvaart, door
welke wij ons laten verblinden, en op welke wij zoo
trotscb schijnen te zijn.
De wereld, zeide hij, wordt voorwaar iederen
dag sierlijker en prachtiger. Geen hoekje van dezelve
is meer ongenaakbaar, alle plekken zijn bekend en be
zocht, allen zijn het tooneel van nijverheid en van
handel. Bezoek de nog kortelings zoo beruchte woes
tijnen, zij zijn in Hoeijende lusthoven herschapen; de
veldakkers hebben de wouden vervangen, de wilde
dieren zijn voor kudden van vee geweken; men zaait
in het zand, men verbrijzelt de steenen, men herschept
de moerassen in vasten grond; men telt heden meer
steden dan vroeger huizen.
Wie is er langer beducht voor een eiland?
Wie heelt er langer voor eenige klip terug Men is
verzekerd van overal woningen, eene bevolking, eenen
staat te zullen vinden; het is overal vol leven. Wij
verpletten de wereld onder ons gewigr."
Eri deze lofrede was de lijkrede op eene wereld,
die reeds niet meer bestond. Öp het eigen oogenblik
waarop Tcrtullianus deze woorden ter neder schreef,
werden de barbaren, in hunne legerplaats aan den Do-
nau, gewekt door eene wraakstem, die hun toeriep:
Verdrukte stammen, die Rome op zijne schouwtoo-
neelen slagt, rijst op en komt uwen wraak koelen,
want Rome, van rijkdommen overladen en walgelijk:
van weelde, is in het hart getroffen."
Wie kan hier, zegt de Heer Girardin, de toepas
sing op onzen toestand ontkennen? die schitterende
materiële vooruitgang van liet in het hart getroffen
Rome, was niets anders dan de verbloeming van den
dood, dien het reeds in zijnen boezem omdroeg.
J-lcbcvlattbiSicltc -€0icvn.
PRIJZEN VAN IOOO EN DAARBOVEN.
Trekking der Vierde Klasse.
iste Lijst. No: 7973 en 18421ieder een Prijs
van 1000.
a le Lijst. No. 536, een Prijs van 25,000.
No. 8604, een Prijs van 1250. No. 6048 en 6816,
ieder een Prijs van f 1000.
3de Lijst. No. 12463, een Prijs van f 5000.
No. 1338, een Prijs van f 1250. No. 12742, een
Prijs van f 1000,
4de Lijst. No. 10710 en 15215,ieder een Prijs
van f 1000.
5de Lijst. No. 3314, 932 en 3841, ieder Prijs
van 1000.
6 de Lijst. No.. 19965, een Prijs van f 1000.
No. 18062, een Prijs van 2500.
Cïbucvfcuiieu,.
DE COMMISSIE tot de (ECONOMI
SCHE SPIJSUITDEELING aan de ARMEN bin
nen deze Stad, verwittigt een ieder die daarin belang
stelt dat zij op Donderdag den 14 dezer maand
des middags te twaalf urenten Stadhuize, in liet
openbaar, REKENING en VERANTWOORDING
zai doenvan hare gehoudene Administratie over het
Wiuter-Saisoen van 18441845.
Goes, den 6 Augustus 1845.
H. C. PILAAR,
Lid Secretaris,
UIT de HAND te KOOP een CHAÏIS
fgfy op Vier Wielen, met Pleet gemonteerd,
aSt Losse Kap en Zitbank van achteren, ge
schikt voor één en twee Paardente bevragen bij de
Uitgevers dezer.
Te Goes, bij F. Kleeuwens Zoon.