GOESSCHE CO N°. 40. Maandag .Aigemeenen Nutte gehouden in de Zit ting der Tweede Kamer der Staten- Generaal van Woensdag 30 April LI. Weenen den 9 Mei. Eentge dagen geleden, heeft er op den Üonau mj het zoogenaamde Duttendörfl, nabif Klostcrneulrtrgeen groot ongeluk plaats gehad. Eene karavaan van 112 personen, grootendeels Slowaken uit Opp'-r Hongarijewilde op de terugreis van ceneu vi omen tog: naaf de beueVaarts-plaats Maria Taferi aan de eerstgenoemde pLars aanleggen om enkelen uit hun midden aan land te zettentoen het waarschijnlijk slechte schip op eenen paal stiet en oogenblikkelijlc aan stukken sloeg. 'Gelukkig waren onderscheidene personen op den oever roeschouwers van dezen ramp en terstond er op bedacht, om den schipbi enkelingen ter bulpe te snellen. Aan de uiterste inspanning gelukte het 54 personen, mannen, vrouwen en kinderenaan eenen gewisser dood te ontrukken. De overige 58 per sonen, die zonder twijfel hunnen dood in de golven vonden, zijn vermist geworden. Berlijn, demo. Mei. De stemming des Konings van Pruissen jegens de Duitsch-Katholieke Gemeente blijkt onder andere, uit het volgende, dar ons van geloofwaardige zijde werd medegedeeld. Onder de vertegenwoordigers der Berlijnsche Gemeente op de Kerkvergadering te Leipzigwas ook gekozen een OfficierLuitenant bij de staande armee. Genoemde Officier vroeg uit dien hoofde voor eenige dagen ver- Be uitgave dezer Can rant geschiedt Maandags en Donderdags avonds. De Prijs per Kwartaal I is f .1,75; Franco per Post f J,90. J T AST. ay Gewone Adverten'i'èn wordenii20 etsde regcl\ geplaatst. Geboorte- Huwelijks- en. Ddodberiglen 1 van J 0 regels a f d,Q9, behalve het Zegelregt. f Redevoering van den Heer IMD ISACfïHEl betreffende .de Wet op de Onteigening ten Wanneer ik betuig ir.et belangstelling in het voor- loopig verslag over,het voorste! rot herziening der grond wet gelezen te hebben, dat in de sectien verklaard is, prijs te stellen op het behoud van den eersten vol- zin van art. 162, waarvan de bepaling, in verband tot de gebeurtenissen van 1814, geacht werd veel- beteekenende en gansch niet overbodig te zijn," dan kan men van mij - en ik van de Kamer niet verwachten dat een voorstel van wet niet zeer naauw- gezeN ondetzneht en oordeel over geveld zou worden, hetwelk bijna vernietigt nat bewarend en beschermend hoofdbeginsel van Staatja schier omverwerpt het hoofddoel van alle maatschappelijke verecnigmgenna- - melijk der ingezetenen vreedzaam bezit en genot hunner eigendommen. Het 162ste artikel der grondwet waarborgt niet alleen eigendom maar ook vreedzaam of rustig ongestoord bezit en genor. De gebeurtenissen voor 1814, waren nog versch in het geheugen eigendom en bezit van goederenvrij dom van persoon, veiligheid, vreedzaam genot van wettig verkregen goed in één woord alles tot welks verkrijging of bewaring de mcnschen zich in maat schappijen vereenigen en van eenige oorspronkelijke individuele regten tot dat doel afzien was in den maal. stroom der omwentelingen onzeker geworden of verlo ren gegaan. Nieuwe waarborgen was het noodzakelijk in art. 101 en andere der grondwet" van 1814 aan te geven, en de zelve in 1815 te verminderenzal toch wel door nie mand vevkNarri word.» b'doeld te zijn. Die waarborgen worden mijns inziens, bij het on- derwerfelijke wetsontwerp verkort en met die verkor* ttng wordt het doelhet gemakkelijker maken en be spoedigen van daarstt'lling van werken van algemeen nut, niet zoo zeker bereiktdat ik zelfs eenigermare door mijne toestemming een dezer waarborgen mag helpen verkorten. Vergunt mij, Edel Mogende Heeren, de korte ont wikkeling dezer beide hoofddenkbeelden. De grondwet, art. 625 van het Burgerlijk Wetboek, ja ze'Fs de wet van 29 Mei 1841 alleen in art. 19 het voovregt van het opschortende var. een appèl hem ontnemende, plaatsen den eigenaar in den gunsrigen aigemeenen regrstoesrand van behoud van bezit, over eenkomstig den aard van het eigendomsregt: het wets ontwerp daarentegen verkort dien regtstoestandom den onteigenaar boven den eigendommelijken bezitter te Stellen. De eigenaren, die tot beden in den regtsregel ver keerdenzullen nu in de uitzondering geplaatst en de onredgenaren in den regel gesteld worden. Daaruit zal volgen, dat, waar men nu over klaagt, dat het rekken der regtsgedingen zoo vele rradeelen aan de onteigenende partijen veroorzaaktde gelegen heid wordt het ontwerp wet, aan de laatste» gege ven zal worden, om gedurende jaren over schadever goedingen met de onteigenden te procederen, vooral wanneer men in de termen van het tweede gedeelte .van art. 14 van het wets ontwerp geplaatst, erphysike onmogelijkheid der oplevering van het onteigende in den vorige 11 staat aanwezig is. Hoe, Edel Mogende Herren zoudtgij, regtsgeieei- den of niet, kunnen verondersrelien, dar zoodanige om- keering van regtstoestanden bij art. 162 der grondwet is bedoeld Allereerst en zonder uitzondering vordert dat grond» wettig voorschrift handhaving bij vreedzaam bezit en genot zijner eigendommen; dan wordt het algemeen beginsel van onschendbaar behoud van het eigendom verkondigt; eindelijk wordt op het laatste, ontzetting der eigendommen, eene uitzondering roeg ltren, en wel voor het eenige geval, dat het algemeen nut de opoffering van den eigendom vordert; hieruit volgt immers ontegenzeggelijk, dar de eigenaar slechts ge lijktijdig van zijn bezit en regten van eigendom kan ontzet worden, maar nimmer eerst van bezit, daarna van eigendom, zoo als het wets-ontwerp voorstelt. De regtskundige zal zeer zeker de hier zoo juist gehandhaafde onderscheiding tusschen bezitrest en eigen domsregt erkennen, en dienvolgens de uitzondering ten opzigte van het laatste niet toepassen op het eerste, gedachtig dat iedere uitzondering alleen tot het onder werp, waarop dezelve uitzondert, kan getrokken worden. F/et bezitregt kan dus in den geest van art. 162 der grondwet op zich zelf niet onteigend worden, maar gaat alleen op den onteigenaar, na de onteigening van den eigendom, grondwettig over. Trouwens staat- eri regtskundig kan het niet wel anders beschouwd worden. Kon bij het vreedzaam bezit en genot zijner eigen dommen niet van geldsommen, hetzij in eigene,' het zij in consignatie-kas, ieder ingezeten niet gehandhaafd worden, dan ware herdoe! der grondwetgevers in 1814 en 1815 gemist, dan waren de waarborgen, tegen de terugkeering van willekeur gedurende 20 doorgewors telde jaren vóór gemeld tijdstip, 200 veel mogelijk onmogelijk gemaakt. Bezit en genot zijn leden of bestanddeelen van het eigendom; art 625 van ons Burgerlijk Wetboek laat deswege geen twijfel over. Nu vvoidt wel toegelaten, om ingevolge de grond wet de opoffering van eigendom ten aigemeenen nutte te vorderenmaar niet om hetzelve te demembreren. Handhaving bij bezit en genot voor alles en alleen verlies dezer bestanddeelen bij vrijwilligen of gedwon gen afstand van het eigendom is de leer de grondwet, of waar vinden U Edel Mogenden in onze burgerlijke en constitutionele wetgeving uitzondering op deze be ginsels? Integendeelde wet van 29 Mei 1S41heeft dezelve gehandhaafd zij heeft alleen en cian nog maar in ge val van bijzonderen spoedde voorloopige uitvoering van het contradictoir gewezen vonnis gelastmaar men vergete niet, dat zij dit toestaat op voorbeeld van andere wetsbepalingenvolgens welke vonnissen door een eersten regt'er gewezen vobrloopig ten uitvoer ge legd en eigendoms-overgang veroorzaakt kan worden. Maar dan is alleen liet opschortende regt van appèl dat in gewone gevallen wordt toegekend verkort, nog- Tans reeds de eigèndoms-zaak of het gemis van eigen dom contradictoir door den regter beslisten moesten wij daarin betrekkelijk het onderwerp eene eerste se!len ding der grondwet erkennenwachten wij ons dan nu voor eene tweede. Moeten nu de grondwettige waarborgen voor het bezit en genot ónzer eigendommen voor ondernemingen van dezen tijd, wier nut daarna soms niet blijkt of vóóraf nog betwijfeld kan worden, in gevaar gebragt of ver kort worden Omdat welligt door niet spoedig nemen der adminis trative maatregelen bij de art. 1 tot 8 der wet van 29 Mei 1841 voorgeschreven, door aan chicanen veel te veel soegevende partijen en minder voortvarende regters, het stichten van eene gevangenis, het graven vaneen kanaal of daarstellen van een straat of spoorweg ver 'raagd worden —- omdat ondernemers of deelhebbers niet voordeelig genoeg naar hunne verwachting slagen in de middelen ter bereiking van hun doel, moet daar om de cigendoromelijke bezitter in de uitzondering en de ondernemer in den regel geplaatst-worden En al wil ik aan den Koning het regt overgelaten hebben om bij besluit, den Raad van State gehoord, de noodzakelijkheid der onteigening te verklarenik schroom om verder te gaan en op zoodanig een besluit eene vcorlóö'pïge inbezitstelling te zien volgen tegen de duidelijke bepalingén der grondwet. Zelfs in art. 1 van het ontwerp is niet voorgeschreven, dat na het eerste besluit bij art. 2 der wet van 1841 vermeld opzigte!ijk liet tweede de Raad van State,moet gehoord, veelmin, uat er reden van de bespoediging zal gegeven wórden niemand kent, niemand beoordeelt die reden, als de Koning alleen en van diens meerdere'of"mindere toegevendheid betrekkelijk aanzoeken van vele maat schappijen en ondernemers zal het dan afhangen, om het voorloopige regel en de bezitstelling na de ont eigening 'uitzondering fe doen worden. Mogen wij, Edel Mogende Heeren! aan de uitvoe rende magt omtrent het onderwerp de? onteigening nog meer toestemmen De voorloopige in bezitstelling zal in vele gevaih tl eene onherstelbare grief aan den eigenaar kunnen toe brengen. Dit gevoelt de Regering wel; zij poogt er daarom, maar re vergeefs, bij art. 14 van haar ont werp in te voorzien. Als het herstel in vorigen staat mogelijk is, moet de onteigenaar den uit net bezit gestootene in dien' staat herstellen. Hoe vele gevallen kunt gij u bij het graven van kanalen en het aanleggen van spoorwegen voorstellen, in welke dat mogelijk zal zijn Immers'zeer weinige; en gij zourlt bij het bestaan van het eerste gedeelte van art. 12Ó der grondwet goeristemmendat het in den regel geoorloofd zal zijniemand uit het bezit van zijn goed te stooren, dat goed zelfs gebouwen zoo te misvormen, of te vernietigen, dat hetgeen vroe ger bruikbaarnu voor den eigenaar onbruikbaar is gewordenEn 'al heeft nu al de Regering aan de door de Kamer verlangde verdubbeling der schadever goeding bij onherstelbaar verlies gedeeltelijk toegegeven dit zal niet wegnemen dat, wat ik vroeger aangaf, onafzienbare regtsvervolgingen msschen de eigenaars als eischers van schadevergoeding en de onteigenendeti als gedaagden, die jntusschen in bet bezit en genot van het goed der ingezetenen zijn hetzelve voor hen zonder waar de gemaakt hebben, ert welligt reeds hunne mislukte on derneming nier de deelnemers betreuren. Al her voorregt van bezit zondt gij op den vreem den overbrengen, en den onteigenaar in de regten en voordeden van den eigendommelijken bezitter plaatsen: art, 14 is bovenal daarvan de bevestiging. Aan het .mogelijke nut van ie.ier groot openbaar on dernomen werk te twijfelen en door de wet de onder neming nog moeijelijker te maken, is evenmin in mijne bedoelingen gelegen, als elke onderneming van dien aard buitensporig en met opoffering van veiligheid des eigefidoois door eene wetsbepaling te bevorderen. Vervolg en Slot hierna -r N i li U WSTIJIMNG EN*

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1845 | | pagina 1