Maandag SO Januari], 1845. GOES 8 CHE COU1AIT. NIEU VTSTIJDINGEN. N°. 0. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag s\ en Donderdags avonds. De Prijs per Kwartaal 1 is f dj5; Franco p>er Post f d,90. J Gewone Jdver ten tien worden a 20 ets. de geplaatst. Geboorte-, Hu welijks- en Doodber van d -- 6 regels a f J,20s, behalve het Zeg Ter gelegenheid van eenen bitsen uitvaldoor een der Parijssche dagbladen, op de nagedachtenis van Ko ning Willem I gedaan had de gewezen minister van Gobbelschrojj, als verdediger van den overleden Vorst optredende, aan dat en aan een ander nieuwsblad eenen brief doen toekomendie thans ook door het Journal de la Haye in deszelfs nommer van den 9 dezer is op genomen. Wij achten dat schrijven allezins waardig ook in onze landtaal bekend te worden. Zie hier het artikel van het Haagsche blad De heer van Gobbelschroij gewezen minis ter van Binnenlandsche Zaken der Nederlanden, heeft onlangs aai? den schrijver van het Fransche dagblad k Commerceden volgenden brief geschreven, die op zijn verzoek ook m het Journal des Débais is opge nomen geworden. Ongetwijfeld zal die brief met al de belangstellingwelke hij verdientgelezen worden. De zelve behoort tot de geschiedenis. Mijnheer! Het doet mij leed, eerst heden een artikel gele zen te hebben, voorkomende in uw N°. van den 19 dezer maand. Het bevat onjuiste opgaven, welke ik, zoo ze ter mijne kennis geraakt waren geen oogenbhk gedraald zou hebben te verbeteren. Gij zijt op eene verregaande wijs in dwaling gebragt omtrent zeer gc- wigtige punten der geschiedenis van mijn land gedu rende den tijd, dien wij beleven. De post, die ik bekleed heb gepaard aan dankbare en eerbiedvolle her innering, legt mij den pligt op 0111 beroep te doen op uw« onpartijdigheid daar ik u verzoek deze regels van antwoord te willen plaatsen. Gij deelt eenige bijzonderheden mede, betrekke lijk het in den Haag voorgevallene, omtrent de gedane voorslagen om tot eene hervorming van de grondwet der Nederlanden te geraken. Ik behoef mij met de constitutionele vraag niet bezig te houden. Dit is eene zaak, welke naar de wijs en volgens de regelen behandeld moet wordenwelke het maatschappelijk verdrag van 1845 voorgeschreven heefr. Het helder verstand van den monarch en de wijsheid van de ver tegenwoordigers der natia zijn borgendat zij bes'isr zal worden, zoo als de ware belangen des lands zulks veveischen. Maar de Commerce verzekert, dat liet bijzonder vermogen van wijlen Koning Willem I, sedert 1815 onophoudelijk toegenomen is, aangezien die vorst er geenerlei bezwaar in vond, tot zijn bijzonder gebruik al het batig overschot te bezigen hetwelk de inkomsten der koloniën boven de kosten van derzelver beheer opleverden, Op deze wijs" voegt het artikel er bij, geraakte de Koning in staat om loen hij afstand deed van de regeringuit het verarmde Holland eenen rijkdom mede te voeren die op meer dan honderd niillioenen guldens geschat wordt." Wees, verzekerd mijnheer, sedert het overlijden va" Koning Willem I, is er in Nederland niemand inter, die een enkel woord gelooft van al de finan- liele fabeltjeswelke men gedurende den langen en beklagelijken worstelstrijd tusschen dat land en Belgie liet ft uitgestrooid. Men weet thans wat men te den- „ken liebbe en van het bedrag der nalatenschap, dooi de erfgenamen van wijlen den Koning genotenen van de bron van dat vermogenen van het gebruik der koloniale inkomstengelijk ook van de winsten uit liet amortisatie-syndicaat ontsproten. En reeds sedert lang weet men dir. In 1834 was liet door middel der liquidatie van dat syndikaat, dat de tegenstanders van den Koning der Nederlanden den oorsprong hoopten te vindenvan het kolossale vermogen, hetwelk zij aan den Koning toeschreven. Doch "toen wilde een Belgisch schrijver, de Heer Nothomb die bekwame verdediger der September» revolutie thans lid van het Brusselsche kabinetden Koning de rekenings-aflegging wel kwijt schelden. In een boek, dat tot driemalen herdrukt is, zeide hij: De Koning alleen beheerde de amortisatie dit zijn beheer heeft vijftien jaren geduurdhij heeft alles zelf, met eigen hand, in liet verborgene en in stilte gedaan. En thans wilt gij, dat de oude Vorst op hetzelfde groene kleed zijne kroon en zijne rekenboe» ken nederlegge, dat hij eene rentmeesters-verantwoor ding doe; om u te bewijzen dat hij u niet bestolen heeft; maar, wanneer men Koningen onttroont, zegt men hun niet; leg rekening af Bestijgen de vors ten het schavotdan is het om te sterven en niet om aan de kaak te staan. fRcv. belg 221 en 222.) Doch Koning Willem I behoefde geene kwijt schelding, slechts aan bedenkingen van zulk eenen aard verschuldigd. De Belgische publicist vergat .dat de rekeningen van het sy.idikaat jaar voor jaar op genomen werden door commission uit de kamer der v rtegenwoordigers, belast met derzelver onderzoek en goedkeuring; dat Belgische afgevaardigden steeds leden dier commission waren; dat nimmer een eenige hunner tegen die voorgegeven geheime verrigtingen klagtig gevallen is dat men onder die afgevaardigden ook den man zag, die naderhand regent van Belgie, anderen, die ministers ambassadeurs, v 'rtegenwoor digers der Belgische revolutie werden, dat is te zeg gen, lieden, welke men waarlijk niet verdacht zal hou den ontrouwe afgevaardigden des volks geweest te zijn die door hun zwijgen zich medepligtig aan finan- tiele zwendelarij gemaakt hebben. De eindeiijke liqui datie van liet syndikaat heeft de gewezen Belgische afgevaardigden, welke deszelfs rekeningen goedgekeurd hadden ten overvloede geregtvaardigd. Dit dus ver vallende zou er niets overblijven, om eene beschul diging op te gronden dan de inkomsten der koloniën. Wel nu, de Nederlandsche oppositie zelve, die ook de hervorming der Grondwet voorstaat, weet zeerwel, dat liet overschot der inkomsten, boven de uitgaven, nimmer tot iets anders besteed geworden is dan tot de buitengewone onkosten veroorzaakt door eene tien jarige worsteling tegen de Belgische revolutieeene aan wending, welke die oppositie zich vergenoegt met, wat den vorm betreft, ongrondwettig te verklarenhoezeer de beide Kamers die krachtige volharding welke het laatste protest van liet Koninklijk gezag tegen den r«- volutie-geest moest wezen, meer dan eenmaal goedge keurd hadden. Derhalve is het niet langer mogelijkde bron van den rijkdom des overleden Konings in de opbrengst der koloniën te zoeken. Maar waarin dan bestaat eigenlijk die rijkdom Uw artikel, Mijnheer 1 verzekert ons, dat wijHi de Koning, aan zijne erven niet minder dan honderd uii'lioep guldens (211 millioen francs) heeft nagelaten. Geheel Nederland weetdat de erfenis niet meer bedraagt, dan 30 millioenen guldens, (63 millioen francs) Is dit dan vooreen Koning een kolossaal vermogen? Goed, maar waaruit is dat vermogen ontstaan? Ver oorloof, dat ik u dit duidelijk make. Wijlen de Koning der Nederlandenwiens eenvou dige neigingen wiens orde en strenge regelmatigheid in de uitgavenmenigmaal het voorwerp eemr even önregtvaardige als scherpe gisping geweest zijnbe- spaarde élk jaar eene aanzienlijke som op de inkomsten der civiele lijsr. Gedurende zijne zes-en-twintigjarige regeringnam hij onafgebroken deel aan al de onder nemingen van handel of nijverheid die hem voorkwa men een nuttig doel te hebben. Zijne kapitalen strek ten om maatschappijen te grondvesten of te ondersteu nen die de bron van eene welvaart geworden zijn zonder voorbeeld in liet land, dat hij bestuurde. Zoo al zijne Vorstelijke mildheid, edelmoedig en verstandig tevens menigwerf met edele belangeloosheid bijzondere etablissementen te hulp kwammoet men niet verge ten, dat hij de grondlegger was der beide gewigtigste crediets-etablissementen van het landde algemeene maatschappij ter bevordering der volksvlijt te Brussel en de handelmaatschappij te Amsterdam. Deze maat schappijen, waarvan het eerste denkbeeld en deoprig- ting aan dien Vorst zeiven te danken is, geraakten tot zulk een mate van bloei, dat hare oorspronkelijke actiën, weldra eene overwaarde van meer dan 50 pCt. verkre gen. Ziedaar Mijnheerhoe wijlen Koning Willem, steeds gicüg omtrent eenen rijkdom, die bestemd was om 's lands welvaart te vermeerderen terwijl hij zich te.vens van jaar tot jaar in de wijze en schrandere han den van een* waren Vader des volks vermeerderde, 30 millioenen aan zijne drie kinderen ter onderlinge ver- deeling heeft kunnen nalaten. Iedereen in Nederland', ai de partijen de oppositie van 1844 evenzeer als de behouders, erkennen de waarheid dezer daadzaken, die tegenwoordig boven allen kijf verheven zijn. Een volstrekte ommekeer heeft zich in deeen oogen bhk, ten jare 1840, verdoolde meening, opgedaan. Thans laat men den overleden Souvefein het regtdat hen* toekomtwedervaren. La mémoir? est reconnaissante Les yeux sont ingrars en jaloux. Wat mij betreft, ik heb geenerlei betoog, geen enkel bewijsstuk noodigom te weten, wat ik van het karakter en gedrag des konings, dien ik de eer gehad heb, van 1815 tot in 1830 ie dienen, moet denken. Aanvankelijk als zijn kabinets-secretaris tot de innige kennis van zijnen onophoudelijken ar beid die geen ander doe! dan het geluk zijns volks had, toegelaten vervolgens en achter elkander, als minister van binnenlandsche zaken en van nijverheid en koloniën., geroepen om met meerdere werkings kracht zijne pogingen te on iersteunenheb ik vart nabij en in al hare bijzonderheden die regering leeren kennenwelke de tijdgenooten zoo verkeerd beoor deeld hebbenmaar welke de onpartijdige geschiede- nis zal wreken. Is de vriendschap van een groot man eene weldaaddoor de Goden geschonkenzoo legt zij ook, dit weet ik, pligten op, die ik, waf mij betreft, voornemens ben te vervullen. De herinne ringen welke ik omtrent dit belangrijke tijdstip der geschiedenis van het vaderland, dat het toppunt van deszelfs welvaart geweest isverzameld heb zullen hoop ik te eeniger tijd bijdragen om een' monarch aller eerbied waardig, meer naar eisch te doen be- oordeeien. In afwachting hiervan is het mij niette min voorgekomen, dat, in de afzondering, waarin de gebeurtenissen mij geplaatst hebben, en hoe vreemd ook voortaan aan al wat de staatkunde betreftmijne belangeloosheid ren aanzien der toekomst, mij niet be* hoorde te outslaan van den pligtom getuigenis naar waarheid af te leggen van de daadzakenwaaruit het verledene bestaat. L. van Gobbelschroy gewezen Minister der Nederlanden I)e dr.-uigiedenen, met welke de Heer vak GoBBEtscHRorj de nagedachtenis van Wili.eji I, hier zoo edelaardig verdedigt, zullen nog meer gewigt erlangen, wanneer men vernemen zal en deze daadzaak putten \vij uit eene volkomen zekere bron, dat het bijzondei' vermogen van dien Vorst op het oogenblik toen de eenparige stem van het Nederlandsche volk, hem lot de Sonvereiniteit riep twaalf millioen guldens bedroeg. (Noot van het Journal de la Haye.) ituoLitb. St. Petersburg, den 31 December, Men ver- wachtte dat de generaal Termoloffdie in vroeger tijd den post van gouverneur generaal in Transkaukasie bekleed en als zoodanig uitstekende diensten bewezen heeftweder met het opperbevel van het leger aan den Kaukasus belast zou worden. Van de Poolsche grenzen, wordt onder dagreekening van 1 Januarij gemeld Sedert langen tijd heeft, zoo te St. Peters- burg als hier, geen berigt zoo veel opziens gebaard, als dat, volgens hetwelk de generaal von Rennenkampf9 wegens het inzenden aan den Keizer van valsche berig- ten omtrent krijgsgebeurtenissen aan den Kaukasus ontslagen en voor eenen krijgsraad geroepen is. Uit het bij deze gelegenheid gehouden onderzoek is gebleken, dat deze beschuldigde geenszins de eenige is, die zich aan dit ^misdrijf heeft schuldig gemaakt, maar dat soortgelijke handelingen reeds sedert jaren niet zeidzaam waren. Van daar zoo vele berigten van overwinningen, die geen plaats gehad hadden; van daar de overdreven lofdie zoo dikwerf aan krijgsbedrijven der Russen 1

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1845 | | pagina 1