4N°. 87.
1844
Maandag den 28 October.
GOESSCHE
COURANT.
ivmaimm
EEN BLIK OP DEN TEGENWOORDIG EN
TOESTAND VAN ONS VADERLAND.
Presburg den 23 September. De daders van een*
afgrijselijken moord op den Heer 'de Kezmet in de
maand Mei jl. gepleegd hebben hun vonnis ondergaan.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandags namiddags en Don
derdags avonds. De Prijs per Kwartaal is/1,75; franco per Post 1,90.
.11 't'É'll
Gewone Advertentien worden a 20 ets, de regel geplaatst. Geboor
te-, Huwelijks-en Doodberigten van I 6 regels a f 1,20.
Wanneer men de lotgevallen en rampen welke ons
vaderlandvooral in de laatste 60 jaren, gehad heeft
rnagaat en men dan eenen blik slaat op deszelfs tegen-
^woordigen toestanddan mag men zich te vegt ver
wonderen en zelfs verheugen dat het nog iswat
het is. Dit neemt echter niet weg, dat wij het oog
zouden sluiten voor kwijning en achteruitgang, voor
ongunstige verschijnselendie zich meer en meer ver-
toonen.
Vestigen wij den blik op de voorwerpen van onze
stoffelijke belangen, b. v. op onzen zeehandel, zoo
zien wij weldat er een groot getal van schepen is
maar men zou toch verkeerd doen om daarnaar het
handelsvertier en de welvaart van ons land af te meten.
Vele schepen moeten langen tijd stil liggen en de op»
brengsten zijn schraal. De concurrentie van andere
volken neemt toe en net staat te voorziendat het
vervoer onzer koloniale waren naar het buitenland, nog
verminderen zal. Men kan tóch van de Nederlanders
lliet meer zeggen 't welk voor 2 eeuwen de Paltzische
gezant Rusdorp, van hen zeide dat zijniet slechts
„in stoutheid, maar ook in beleidalle andere volken
„voorbij streven." Nog is er vrede, maar wat zou
het zijnindien er eens oorlog kwam De herinne
ring aan het embargo, is nog-versch. Uiterlijk moge
er liu in onze groote koopsteden welvaart zijnmaar-
wij betwijfelen her zeer, of het innerlijke daaraan be
antwoordt. Wel zijn er in ons land nog groote kapi
talisten maar hierin bestaat de kracht niet van een land,
hierdoor alleen bloeit het niet. De middelstand, wel
eer zoo vermogend is zeer achteruitgegaan. Men vond
die vroeger in groot getal onder neringdoenden, aal-
bachtdrijvendenlandbouwers. Dit is zoo niet meer,
en door concurrentie, waardoor de winsten minder
worden, door hooge lasten of veranderde meer kost
bare levenswijze, door toegenome behoefte en bij minder
middelen staat het er na, dat zij nog meer verachreren
zal. Er zijn thans naauwelijks broodwinningenwaar
vroeger geldwinningen waren. Bovendien zijn er voor
iedere betrekking zoo veie sollicitanten dat de mees-
ren niet kunnen geplaatst wordendie alzoo zonder
bestaan zijn. Reeds is de arbeidende klasse zeer ver
armd en de vrees is niet ongegrond dat door achter
uitgang van hendie anders werk verschaften de
armoede nog meer zal toenemen terwijl de liefdegaven
verminderen en er veel meer tot onderstand der armen
lioodig is. Dit door belastingen die r-eeds zoo hoog
opgevoerd zijnte vindenverarmt het algemeen
waarvan veleh reeds weinig of niets missen kunnen.
Sommige takken van nijverheid mogen nu eenigen
vooruitgang vertoonenanderen deelen er niet in en
ondervinden den invloed van de afwisseling der 0111
standighedenterwijl men vreest, dat dit het lot ook
van de overigen worden kanwier bloei men slechts
tijdelijk beschouwt. Ook de landbouw verkeert in geenen
staat van weivaart, of liever de landbouwer gaat niet
vooruit. Hem ontbreekt meestal het noodige kapitaal,
en in de laatste jaren waren de oogsten over 't algemeen
slechts middelmatig, al- waren de prijzen redelijkzoo
dat bouwman en akker er niet opjverbeterd zijn.
Onze publieke finantiëele toestand moge thans meer
geregeld zijn, maar die regeling is toch verkregen ten
koste van deze offers, waardoor vele individu's gedrukt
zijn geworden. Sommigen zijn hoogst ontevreden over
den gang der zakenherhalen telkens dat er malaise
onder jmt volk is en kweeken ontevrecienbeid aan. Vrij
algemeen is de klagt over onze gebrekkige, thans on
voldoende staatsregeling.
Wenden wij het oog van het materiële op het morele,
ook dan ontdekken wij veeldat ongunstig is en ver
ontrust. Wij houden het er wel niet voor, dat ons
volk thans zedeloozer is, dan vioeger, maar toch cfes-
zelfs zedelijkheid laat veel te wenschen over. Daarbij
schokken vele verdeeldheden in het godsdienstigeen
sommigen brengen' die over op een terreinwaarop
zij zeer veel gevaar dreigen. Men grijpt in het poli
tieke en maatschappelijke leven in. Velen willen vrijheid
van onderwijs en vallen het bestaande heftiglijk aan.
De hartsrogten zijn opgewekt.
Wie zal ontkennen dat er in dit genoemde waarheid
isen wie zal alzoo bij dien blik op onZen toestand,
denzelven gunstig noemen En toch, er is nog veel
goeds op te merken. Er zijn lichtende punten. Ook
die mogen wij niet voorbij zien. De kiem voor iets
beters ontspruit welligt reeds te midden van al dat
ongunstige.
Het goede komt dikwijls niet te voorschijn of het
kwaad moet zich eerst ontwikkeld hebben maar zich
zelf genezend. Zou dit thans niet van roepassing zijn
op ons Vaderland? Wij willen kortelijk een en ander
aanvoeren.
Reeds is het iets gewonnen, als men het bestaande
kwaad inzieterkent en de band aan 't werk wil slaan,
om het te herstellen. Er is een tijd geweest, waarin
ons land achteruitgingmaar men zich dit ontveinsde,
waarin men naar de veranderde omstandigheden zich
niet schiktedatgene waarin anderen ons vooruitgin
genniet volgde maar op het weleer met alle inspan
ning verkregene zoo als het was rustte, en men zich
verbeeldde, alzoo zich wei op de hoogte te zullen hou
den. Die begoocheling is gelukkig verdwenenal
kwam dit duur te staan. Men is ontwaakt, al sloeg
men niet dadelijk- den regten weg tot verbetering in.
Wat wij aanvoerden van zeehandel en zeevaartkan
toch strekken tot bewijs, dat er leven, beweging, dat
er ondernemingsgeest is ontwaakt, en daar men thans
niet meer overdrijftei? zonder gegronde vooruitzigten
geene schepen meer bouwt, daar men er op uit is,
om te kunnen concurrerendaar men bedacht is op
eene vrijzinnige handelswetgevingzal onze handel
de zenuw van onzen staat, kunnen worden, wat de
zelve in de tegenwoordige omstan ligheden wezen kan,
en een groot belang bevorderen. Er is ook eene alge-
meene oplettendheid van alle standen gevestigd op alle
takken van nering en bestaanen zoo zoeken velen
nieuwe uitwegen. Men blijft niet meer zoo als vroe
ger bij het oude, maar zoo dra reen het betere nieuwe
heeft leeren kennen, tracht men naar middelen, om het
aan te wendenlatende varen waarop men vroeger
uitsluitend bedacht was. Velen werken zich op de
hoogte van eenen nieuwen werkkring-. De nood dringt
er- toe en zoo kan binnen kort in veel voorzien zijn.
Men wil voorts bezuiniging in het groot, en men ge
voelt dat men ze ook in het klein doen moetdat
ieder tot vereenvoudiging en spaarzaamheid komen moet.
Men is bedacht op middelen ter veriigting der armoede,
en Velerlei middelen worden beproefd, waarvan overal
de uitslag wel niet even bevredigend is, doch zoo komt
men er toch allengs. Vooral tracht men gelegenheid
tot werk daarte stelien 't welk hen die het laten
doenen hendie het verrigtenvoordeel geeft.
Sommige handelstakken en fabrijken, zelfs de land
bouw op den ouden voet gedreven, geven niet altijd
werk en toch doorgaand werkis behoefte ter voor
koming der armoede. Het-is daarom een gunstig ver
schijnsel, dat men het aannemelijk maakt, om altijd te
laten werken en dat men door verschillende soorten
var. arbeid en werkzaamhei 1de menschep op alle tijden
des jaars aan bestaan wil helpen. Ons volk nu is werk
zaam uffdeszi'lfs aard maar zou gedemoraliseerd wor
den in tijden van werkeloosheid en dit is een kanker,
waarvan onherstelbare armoede bet gevolg is.
Dit een en ander geeft eenige bemoediging; Voegen
wij nu hierbijdat er bij ons volk over 't algemeen nog
veel welwillendheid en liefdadigheid, zucht voor orde,
liefde voor wet en regering bestaatzoadat hec zich
niet hgtelijk of spoedig laat opruijen, dat het nog steeds
uit godsdienstige beginselen volgzaam endermagt,
over hetzelve gesteld gehoorzaam is; wat kan eene
goede leiding, wat kan eene goede regering dan niet
doen tot verbetering van het ongunstige Op haren
goeden wil, plegtiglijk betuigd, op bare door de erva
ring thans verkregene wijsheid, stelt de natie nog haar
vertrouwen, en dit regtmatig vei trouwen, is iets gunstigs
m de tegenwoordige omstandigheden, omdat er dus grond
is, dat er aan zal worden voldaan. De regering kent
de billijke wenschen en de dringende behoeften der natie.
De gematigsten zelfs dringen op Grondwetsherzie
ning aan.
Eindelijk vinden wij zelfs in de bestaande godsdiens
tige verdeeldheid iets gunstigs, Reeds is het dreigende
gevaar van sommige verschijnselen weggenomenmen
is meer rustig geworden. Er is bij velen voor onver
schilligheid een goede ijver in de plaats gekomen. Er
is godsdienstzin opgewekt. De aandacht is gevestigd
op een en ander, dat-verbetering behoefde, maar er
is ook een geest ontwaakt, 0111 het beproefde'goede
te bewaren te handhaven en niet uit laakbare toegeef
lijkheid prijs te geven aan dezulkendie alleen hunne
regten en inzigren zouden willen laten geldenmet
miskenning van die van anderen. Er moge dan nog
verschil en zelfs strijd zijn maar dat alles is openbaar,
en alzoo minder gevaarlijkdan wanneer men ia 't ver
borgen op overrompeling doelt.
Wij gelooven daarbijdat de meerderheid van ons
volkwelke godsdienstige gezindheid ook toegedaan
allengs op een goed 'standpunt komt en (dit geeft ons
vertrouwendat het einde van den strijd gunstig zal
zijn, dat ware godsdienstige verlichting er bij winnen
zal, dat onze»staatzoo dezelve ook onder dezen strijd
maar niet vaste hand bestuurd wordt, te meer zal be
vestigd worden.
MUU VIST IJ DINGEN.
I" \k\ I' Hl»
23 uttecfi laaft.
Uit de instructie bleekdat de bediende van den
Heer de Kezmetgenaamd Conrad Tornyidie,
zoodra hij aangehouden was-, bekende zijn' meester
gedood en diens ligchaam in stukken gesneden te hebben,
tot med'epligtige een' zekeren Paul Kowacz haddie
hem niet alleen in het plegen van deze misdaad was
behulpzaam geweest, maar tevens al de kostbare voor
werpen die in de woning van het slagtoffer te Presburg
aanwezig warengestolen had.
Het crimineel geregtshof ter eerste instantie van
onze stad veroordeelde Tornyi en Kowacz ter dood
bevelendedat Tornyi zou worden gevierendeeld en
dat vervolgens de overblijfselen van zijn ligchaam zouden
worden verbrand en de asch weggeworpenen dat
Kowacz niet het zwaard zou worden omhoofd. Dit
vonnis werd door het hof van appèl, ie Presburg
zitting houdende, bekrachtigd, waardoor hetzelve van
kracht werdwant volgens onze wetten kan men alleen
voor het hoogste geregtshof zulke zaken trekken, waaro
ver de beide eersten een verschillend vonnis hebben
uitgesprokenterwijl dit hof geenë kennis mag nemen
van zakenwaarop ter eerste en tweede instantie een
gelijkluidend vonnis is geslagen. De veroordeelden
wendden zich tot den Koning, ter bekoming van genade,
doch hun verzoek werd afgewezen alleen werd ae straf
van Tornyi in eene eenvoudige onthoofding veranderd.
De teregtzitting der beide misdadigers heeft gisteren
alhier plaats gehaden deze droevige en bloedige
strafoefening is door een voorval gekenmerkt gewor
den, hetwelk een karakteristieken trek van de Hon-
gaarsche zeden oplevert.
Toen de misdadigers op het schavot gekomen waren,
los de griffier van het hof van appèl met luider stem
het doodvonnis voor, en het koninklijke besluit, betrek
kelijk de wijziging van het vonnis tegen Tornyi uitge
sproken, waarna men overeenkomstig het gebruik, de
schuldigen van de kettingen, waarmede zij geboeid
waren, ontdeed.
Het vonni<3 hield indat Kowacz het eerst zou
worden geëxecuteerd. Op het oogenbük, dat de beuls
knechten zich van hem wilden meester makentrad
Tornyi tusschen beiden en zeidedat, niettegenstaande
de termen van het vonnis, hij het eerst onthoofd moest
i wordenomdat Inj van adel wasca dé regten van