K\ 10.
Donderdag den 3 February
GOESSCHÉ
rationale militie
Ifrcstnven m Qtóminisfcftfictu
MENGELINGEN.
DE ZAMENZWERINGi
ALLERLEI.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandags namiddags en Don
derdags avonds. De Prijs per Kwartaal is fjl75 franco per Post/i^o.
A. J H 1
Gexvone Advertentien worden a 20 ets. de regel geplaatsK^^j^tf»^
ic-v Huwelijks eu Doodberigteo van 1--* 6 regels a 1,20
SO a* tt&tfttittrïttg.
BURGEMEESTER, en WETHOUDERS der
stad GOES en ressorte van dienbiengen bij deze
ter kennisse van allen die het aangaat, dat de Militie-
Raad, krachtens art. 126 der Wet op de Nationale
Militie, van 8 Januarij 1817, Staatsblad no. 1. over
dezen]are, bare iste Zitting, tot onderzoek der Lote-
lingen bevorens voor een jaar vrijgesteld volgens art.
37 der Wet van 27 April 1820, Staatsblad no. 11
v/elke vermeenen mogten regt op vrijstelling te heb
ben zal houden te Middelburghoofdplaatsdezer
Provincie, op Ding.cdag det> 7 Februarij aanstaande,
des morgens ten tien urenin de Abtdij aldaar.
Wordende een iegelijk bij deze indachtig gemaakt
aan de bepalingen, veivat in art. 127 der Wet op de
Nationale Militie, hordende: Al wie zonderwet-
tige verhinderingop den dagwanneer hij daartoe
is opgeroepenvoor ccn Militie-Raad niet verschijnt
zal deswegens verbeuren eene boete van zes gul-
den, en zal tot het aanvoeren zijner redenen van
verschooning niet worden geadmitteerd, dan op ver-
toon van eene kwitantie van de betaalde boete.
De redenen ongegrond bevonden zijnde; of zich
tot dat einde aangemeld hebbende, en er in hst
geheel geene kunnende alleguerenzal hij nader
vervallen in eene boete van zes tot twintig guldens."
Van deze verpligting 2ijn echter uitgeslotenzoo
danige Lotelingen, welke geenerhande reden tot vrij
stelling hebbendaar dezulken voor den Militie-Raad
niet behoeven te verschijnenen finaal voor de dienst
gedesigneerd zullen zijn.
Terwijl bij deze alle ouders, voogden, curators of
gemagtigden worden herinnerd, dat zij reclames heb
bende, voor hunneabsente zonen of pupillen zich 1
zullen moeten sisteren ten dageure en plaatse voor
meld. Zullende de Commissie voor de werkzaamhe
den der Nationale Militie tot de afgifte der benoodig- sj
de attestenvaceren ten Stadhuize alhierZaturdag
den 4 dezer maand des voormiddags te elf urenter
opmaking van welkenmen vooraf ter Stads-Griffie
de noodige opgaven gelieve te doen.
En op dat niemand hiervanj onkundig blijve, zal
deze worden gepubliceerd en geaffigeerd, mitsgaders
geplaatst in dezer Stads-Courant.
"Gedaan ten Stadhuize van Goes, den 1 Februarij
1843.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. H. VERSCHOOR, van Nisse.
Ter ordonnantie van Dezclven
De Stads Secretaris
L. de FOUW, Jz.
CVervolg en Slot van ons vorig nummer
Den volgenden dag Jwas het Zondag, ik besloot
ook Cromwell gevangen te doen nemen. Ik onder
vroeg hem omtrent de gesprekendie hij met Spencer
had gehad. Hij ontkende dat hij de persoon was
geweest, maar noemde Smallook dezen liet ik al-
zoo insgelijks gevangen nemen. Den volgenden mor
gen, den 28 November, deed ik eene aanspraak aan
het volkde uitwerking daarvan was zeer verschil
lend; op het gelaat van sommigen las men de vreug
de van aan zoo dreigend een gevaar te zijn ontkomen
op dat van anderen den schrik van het geloopen te
1-ebbetlen eindelijk nogmaals op dat van anderen den
oodangst voor de te verwachten welverdiende straf.
E en volgenden dag was al de moed aan Spencer onf-
zrnken; uren lang zat hij met het hoofd in zijnen
nïrntel gedoiten, en ligtte hij het al eens evfcn öp
700 zag men hem de tranen langs de wangen rollen.
Hij betoonde zich gevoelig voor' de ïilcifëcHlievende
wijzeop welke de luitenant Gansevoo/t hem behan
delde maar verklaarde thans niet in staat re zijn be
hoorlijk te spreken doch den volgenden dag op iedere
vraag te zullen antwoorden.
Dingsdag had ik reden beducht te zijndat men
's nachts eene poging tot zijn ontzet zou beproeven
ik overwoog in bedaardheid, aan welk gevaar de of
ficieren en trouw gebleven matrozen zich blootgesteld
zouden zienzoo de zam enz wering mogt zegevieren
ik ging na hoe menig weerloos koopvaardijschip on
verhoeds op zee de prooi aer nieuwe roovers zou
worden; ik beraadde mij met mijnen ee-sten luitenant
en verdere officierenen verzocht derzelver advijs.
Den 1 December stelde de eerste luitenant mij eenen
brief ter hand geteekend door de gczamentüjke officie
ren en luidende
Wij houden ons overtuigddat het eene onmo
gelijkheid zoude wezenin de gegeven omstandighe
den, de gevangenen tot aan de Vtreenigde Staten
over te voerenen zijn mitsdien van oordeeldat-
eigen veiligheid en de eer der aan onze zorgen toebe-
trouwde vlag, het ter dood brengen der? gevangenen
vorderenals zijnde zulks de maatregelvan welken
men het meest eene heilzame uitwerking J op het ver
dere volk verwachten kan."
De noodzakelijkheid was mijne wet; ik ging na,
wie degenen warenop welke ik zou kunnen betrou
wen en ik besloot deze te wapenen. Ik gaf last de
noodige toebereidselen tot de strafvoltrekking aan de
drie gevangenen te maken, en dat de geheele ekwi-
paadje zulks zoude moeten bijwonen. De touwen j
werden gereed gemaakt, de officieren namen post op
1 het dekonder officieren ontvingen bevel om den ma
troos, die zieh het touw uit de hand zou laten glij
den of hetzelve niet op het eerste bevel zou hijschen
terstond ter neder te sabelen. 11c kleedde mij in volle
monteering en begaf mij naar het dekom mij van
den harden, op mij berustenden pligtte kwijten, van
aan de gevangenen het lot, hetwelk hun te wachten
stondaan te zeggen.
Ik naderde Spencer en sprak hem aldus aan.
Zonder dat ik u in het minst had beleedigdzon
der de minste aanleiding van mijne zijde, stond gij
mij naar het leven. Het was uw voornemen mij on
verhoeds des nachts terwijl ik in den slaap gedompeld
lag, te dooden, fzonder mij een enkel oogenblik te
gunnenom een woord van afscheid aan mijne vrouw
een enkeld gebed voor haar tot het Opperwezen te
rigten. Uw leven is thans verbeurden de drang
der noodzakelijkheid dwingt mij het u te benemen.
In de wijze van die opoffering van u op te vorderen
zal ik evenwel uw voorbeeld niet volgen. Mag er in
uwe borst een enkele vonk van regtschapenheid aan
wezig zijn, zoo zult gij u dankbaar gevoelen over
het tijdig ontdekt zijn van uw gruwelijk ontwerp.
Jagij moogt dankbaar zijnvan u in het volvoeren
van uw verschrikkelijk gruwelstuk te hebben zien ver
hinderen. Hebt gij eenig woord tot uwen vader te
rigtenhebt gij hem efrnig dankgevoel te betuigen
dat gij er voor bewaard zijt gebleven een zeeschuimer
te wordenzoo als uw ontwerp medebragtzoo wor
den u, tot het schrijven van uwen brief, tien minu
ten gegund."
Spencer scheen geheel van ontroering overmandhij
berstte uit in eenen vloed van tranenzonk op zijne
lcniëen en zeideniet voorbereid te wezen om de eeu
wigheid in te gaan. Ik trachtte hem door het toe
spreken van troostwooiden moed te doen vatten. j
Cromwell viel insgelijks op zijne knieën ontkende 1
zijne schuld en smeekte om zijner vrouvvs wille om i
genade. Spencr betuigde dat Cromwell onschuldig was 1
en bad dat deze gespaard mogt worden. Dit, ik be-
lcen het, ontzette mijmaar de schuld was te klaar 1
bewezen. Ik deelde Spencer cnedewat Cromwell
van zichzelven en van een ander sprekende, gezegd i
hadte weten Dat er aan den eenen kant een
gék, en aan den anderen een schurk was, en dat hij,
CromwellSpencer slechts zoo lang zou laten leven als
hij'hém van nut konde zijn." Van dat oogenblik sprak
Spencer geen woord meer ter verdediging van Crm*
wellmaar nu wilde hij mij betoogendat de naam
j van Small op de lijst niet anders werd gevonden
dan als een bijnaam voor een geheel ander persoon
maar ook hiervan bleek het valsche maar al te zeer.
I Small Was de eenige, die zijn vonnis met bedaard
heid ontving. Ik heb niemandzeide hijdie om
mij geeft, dan mijne oude moeder, en mijn eenige
wensch is, dat zij nimmer vernemen mag, hoe. het
met mij afgeloopen is."
Spencer vroeg eindelijk om eenen bijbel en een ge
bedenboek en gebeden hebbendeverzocht hijik
mogt hem zijn vergrijp vergeven; ik verklaarde zulks
var. harte te doennu smeekte hij ook Walesdat
deze hem vergeven mogthem in het verderf te heb
ben gesleept, en Wales scheen hem die vergiffenis
mede uit grond van zijn hart te verleenenmaar toen
hij, Spencerook ditzelfde van Small verlangdever
klaarde deze, dat zulks hem onmogelijk was; maar
Spencer hield zoo lang bij hem aan, roepende dat
het hem onmogelijk waszonder dat,den dood in te gaan,
en ook ik drong Small zoo zeer hiertoedat deze hem
eindelijk de hand reiktezeggende„Ik vergeef het u
moge God het u insgelijks vergevenzich voorts tot
de ekwipaadje wendende ging Small aldus voort. Mak
kers neemt een voorbeeld aan mij. Nimmer heb ilt
iemand gedoodik heb slechts gezegd willens te zijn het
te doenen daarvoor moet ik het leven laten." Zich
voorts weder tot Spencer wendende, zeide hij, ik
ben gereed te stervenzijt gij het ook
Nu plaatste ik mijdus vervolgt Kapitein MacKcn-
sie9 zoodanig, dat ik het geheele dek kon overzien.
Aan Sponcer was vergund geworden het commando
te geven tot het kanonschot, hetwelk het sein tot
het ophijschen moest wezenmaar hij gaf hetzelve
niet; hij verklaarde eindelijk zulks niet te kunnen
doenhet werd alzoo voor hem gegeven en de straf
werd ten uitvoer gelegd.
Nadat voorts het schip Somtrs voor Nieuw IJork
was aangekomenis er aan aan boord van het aldaar
in de haven liggend schip de North Carolina een
maritime krijgsraad bijeengeroepen geworden om |te
onderzoeken, in hoe verte Kapitein MacKcnsic zich
van zijnen pligt gekweten, of wel zijne magt te bui
ten gegaan mag hebben. De uitspraak van dezen
krijgsraad was tot dus verre nog niet bekend.
(Men leze hierbij een verhaalvoorkomende in de
Ncderlandsche Volks-Almanak van 1843getrokken
uit een werk getiteld: Ongelukkige Voiagit van het
schip Batavia uit dc Oost-lnclicn in 1628verhalende
het verongelukken van dit schip en de gruwelijke moor-
derijei? door het scheepsvolk op 't eyland Batavia 's
Kerkhof gepleegd. Men zal zien, hoe een dergelijk
plan toen gedeeltelijk gelukt is, maar men zal tevens
bij vergelijking bespeuren, dat de 17e eeuw in men-
schelijke gevoelens achter staat bij de 19e, al is de
vooruitgang niet zoodanig, als - men denken en wen-
sclien zou.)
In ons No. 3 dezes jaars wordt bij het sterfberigt
van Petronella Moens gezegd, dat zij te Aarden
burg in Zeeland was geborenen hare zangen menig-
malen aan haren geboortegrond toewijdde. Een,geacht
schrijver heeft in de Zicrikzeesche Courant ("welke
bovenstaand berigt had overgenomen) het onnaauwkeu-
rige daarvan aangewezendewijl de bewuste Dichteres
in Vriesland is geboren op een klein dorpjewelks
naam den steller der terégtwijzing ontgaan is. Het
publiek wordt echter door hem gewezen op het ge
tuigenis der Dichteres zelve in den Zccuwschen Volks
Almanak (1837) waar zij zingt:
Schoon op der vrije Vriezen grond
Mijn wank'lend wiegje veilig stond
Toch boeit mij Zeeland aan een rij van dierbre
'magen
(Hare moeder was eene Vriezin en haar vader een
Zeeuw.)
De steller van het berigt in de Goessche Courant