N°. 23. GOESSCHE C O U m A N T.T Maandag den 21 Maart VERVOLG EN SLOT VAN DEN BRIEF OVER HET BESLUIT VAN 2 JA NUARI JVAN DEN SCHRIJ VER OVER DE BEWAAR SCHOLEN. Ik moet 'net eerlijk bekennendat was art. 10 niet in het besluit aanweziggij zeer ligt bevrijd zoudt ge weest zijn van dit mijn geheel geschrijf* want dan zoude het stuk mijne aandacht ten minste zóó niet tot zich getrokken hebben: Maar dit art. is naar mijn inzien een wezenlijke achteruitgang, en slaat de geheels wet van 1806 den bodem in. Het is de deur geopend waardoor de geestelijke zijnen invloed in het wereld lijke zak doen gelden. Gij weet,, dat ik niet tot die menschen behoor, diealle geestelijken volstrekt uit school- commissien en commissien van onderwijs wil geweerd hebbenzoo als het Gouvernement zelf voor nu eenige jaren volstrekt scheen te beoogen. Evenmin als ik de. geestelijken alleen geschikt acht voor schoolopzieners zoo als men voor ettelijke jaren scheen te meeneneven min reken ikdat hun stand hen van die commissien en betrekking moet uitsluiten. Maar juist door hun daarineven als ieder anderden toegang open te la ten wil ik hun aldaar hun geestelijk karakter ontne men en niet omdat zij geestelijken zijnmaat ofschoon zij geestelijken zijndaar zitting verleenenwaar hunne bekwaamheid en geschiktheid, maar niet hun stand/S, hen roepen. Maar den geestelijkequa talisinzage in de leerwijze of leerboeken te verleenen dat is een inbreuk op het staatkundig e'n maatschappelijk onder wijs waartegen ik rekendat men zijne stem mag en moet verheffen. Wanneer, ieder geestelijke der onderscheiden Gods dienstige gezindheden, datgene, wat hij vermeent te gen die gezindheid aan te druischen uit de school kan bannendan blijft daarin geen leerboek ongeschonden. Wanneer toch de Roomsch Catholijkcalles wat hem voorkomt eenen Protestantschen geest te ademen ver wijderen wilzoo zal de afgescheiden 'Christen-leeraar alles wat tegen de strenge Dortsche regelen aanloopt, werenen de Israëlitische rabbijn zal alles wat Chris tendom ademt, als tegen zijne Godsdienst inloopend, gebannen willen hebben. Over zulke punten nu van stellige Godgeleerdheid, zullen de Prov. Comm<, vail Onderwijs eindelijk moeten, oordeelen. Hier dus komen wij weder op datgene terugyvat ik op het 2de art. j aanmerktedat die commissien van onderwijsover stellige Godgeleerdheid zullen oordeelen. Het is waar zij kunnen en moeten zich tot de kerkelijke overheid van den betrokken geestelijke vervoegen wanneer zij zijne bedenkingen niet gegrond achten, en daarna naar bevind van zake oordeelen. Maar een van beiden is waar of de commissie kan en mag oordcelen dat eenig boek niet tegen eenige Godsdienstige leerstelling aan» druischt, al beslist ook de kerkelijke overheid, dat dit het geval wel is, en dan oordeelt zij over punten, niet tot het onderwijsmaar tot stellige Godgeleerdheid behoorendeof dat beviÊl, van zake beteekent zoo veel alsde uitspraak de apodictische uitspraakvan eenig geestelijkeen dan staat het dus aan den geeste lijke, om in den gang van het onderwijs in te grijpen, en de gronden der wet van 1806 zijn door dit besluit ondermijnd. -- Dat men het gevolgrijke en veruitziende van dezen maatregel begreep dat men gevoeldehoe de ecne geestelijke tegen dit, de andere tegen een an der leerboek zou opkomenen zoo eindelijk dc geheele schoolbibliotheek gevaar liep van vernietigd te worden toonen de woorden dezer zinsnede aan zullende ech ter in het oog/ moeten gehouden worden de noodza kelijkheid om te zorgendat er voor verschillende vakken van het onderwijsallezins doelmatige boeken ten gebruike der lagere scholen voorhanden blijven." Het ongelukkige van zulke voorschriften is echterdat zij niets afdoenindien toch eenige boeken verwijderd zijn omdat zij tegen mijne leerstellinge Godsdienst aanloopen kan dit nooit eene reden geven om andere boekendie dit evenzeer doente behoudenalleen om dat er anders gebrek aan boeken zoude zijn. Wanneer men met de aangehaalde woorden van het besluit eenige woorden uit de circulaire van den mi nister vergelijktdan blijkt dunkt mij duidelijk dat men gevoeld heeftdat men de deur voor een misbruik heeft opengezet, waarvan men zelf de gevolgen niét_kan noch durft berekenen. Ik bedoel deze merkwaardige woor den waarvan ik dc overweging verder aan u zeiveti overlaat. De goede werking dezer bepaling....', zal groo» tendeels afhangen van de welwillende medewerking van allen, die er bij betrokken zijn, en van hun ernstig voornemen om met inachtneming der noodzakelijkheid dat er steeds voor alle vakken van het onderwijs eene genoegzame keuze van goede en doelmatige boeken, enz. blijve bestaanechter alles wat aanstoot zoude kunnen geven, te doen ophouden ofte vermijden, maar tevens om geene meerdere zwarigheid in den weg te leggen dan waartoe men zich in gemoede verpligt zal achten.'5 De minister had echter m zijne circulaire ook wel mogen aantoonen, wie de kerkelijke overheid van onze Hervormde geestelijken is. Ik 'ïeb mij altijd ver beeld dat wij Protestanten tegen kerkelijke overheden in het vak der leer(niet der tucht) geprotesteerd haddenen nog protesteerden. Ik zie zeer wel in wanneer een Roomsch Cath. geestelijke eenige aanmer kingen op leerboeken maakt, dat men zich gemakkelijk bij diens kerkelijke overheid kan vervoegenwant de man heeft er eene, die apodictisch kan verklaren, sic iubet ecclesia, en dan houdt'daar alle questie op. Maar hoe dit met PrGtestantsche geestelijken zal gaan dat zie ik niet in. Te minder zie ik dit inomdat zelfs de Sijnode der Hervormden, de leeraars, welke in de laatste jaren van hunne betrekkingen zijn ontzet ter oorzake der kerkelijke woelingen, dit altijd wegens de kerkelijke tucht, en niet wegens de leer heeft ge daan. Een bewijsdat ook de Sijnode zich het regt van kerkelijke overheid wat de leer aangaat, niet toe eigent. Neen laten wij het zeggen zoo als het is. Het besluit heet genomen te zijn, om gelijkstelling voorde wet te bevorderenmaarhieris eene groote ongelijkheid zigtbaar, en da? geheele artikel draagt de duidelijkste blijkenvan in het belang eener ultramontaansche pries terpartij gesteld te zijn. Ook daaraan mag men de paragraaf toeschrijvenwaarbij bevolen word?in het een of ander boeksommige bladenzinnen woor den onleesbaar te maken. Wie zoude zich kunnen verbeelden dat hij in her midden der 19de eeuw leefde wanneer hij van libri expurgati moet lezenen wie waant niet drie eeuwen terug te zijn getreden. En dat zal verlichtingverdraagzaamheid bevorderen Plet 11de art. mag op zich zeiven niet kwaad zijn, wat behoeft de school een cathechisatie-kamer te zijn. Zijn de geesteiijkeu tot nu toe zoo nalatig geweest, dat zij met de kinderen hunner gemeente niet gccathe- chiSeerd hebben Ik geloof dit niet. Maar al was dit zoo wat heeft het school-onderwijs daarmede te maken? Wat doet de geestelijke juist daar zijne catuc- chisatiën te houden? Het is eene voorbereiding, tot meerdere bemoeijer.is der geestelijken met het inwendige der schoolen in dat geval verderfelijk 5 of het is een nut- en noodelocs artikel? Het was misschien van belang geweest dat het laat ste artikel over het Huis-Onderwijs reeds voor eeni ge jaren ware vastgesteld. Doch beter laat dan nooit. Ik ben er verheugd overdat het bestaat. Ziedaar mijne gedachten over dit merkwaardig be sluit u kortelijk opgegeven. En wat is nu de slotsom van alle die gedachten? Wat is het waarin dit be sluit aan de behoeften des tijds voldoet? Is de weg hierdoor gebaand tot verbeteringen in datgenewat door ieder beschouwd werd' als verbetering te behoe ven? Zijn de examens tot verkrijging van algemeene toelatingen, in overeenstemming gebragtmet de vor deringen welke het Onderwijs sedert meer dan dertig jaren gemaakt heeft? 'Zijn de betrekkingen tusschen Gemeente-Besturen en Schoolopzienersbij het houden van vergelijkende Examensjuister en duidelijker be paald en omschreven Is er eenige voorziening ge nomen voor botsingen, als er van tijd.tot tijd hier en daartusschen Plaatselijke Schoolcommissien en andere autoriteiten hebben plaats gehad? Niets van dit alles. Men heeft den Roomsch Catholijkeneenige plaatsen in de Prov. Comthissien van Onderwijs en Plaatselijke Schoolcommissien toegezegd men heeft der geestelijk heid den eersten stap vergund tot de bemocijingen met het onderwijsde plattelands gemeentenin het ver schiet ecne groote vermeerdering van lasten doen zien, zonder eenig wezenlijk daar tegen opwegend voordeel en den Schoolopzieneren ingewikkeld te kennen gege ven, dat onafhankelijkheid voor het vervolg, bij ben niet mogt gevonden worden. En zoo veel als onder de uiteenloopende niet afgeschafte vroegere besluiten nota 'saanschrijvingen door het onderhavige besluit nog met één vermeerderd, mogelijk is, de Wet wan s8oómaar ook alle hare leemten en gebreken behouden. Ik mag noch kan mij dus over dit besluit verheugen waaruit ik veel verwarring en onrust, maar volstrekt geen heil noch voor het Onderwijsnoch voor den Staat, noch voor dc Godsdienst kan voorzien. Ik zoude misschien nog wel eenige woorden hier bij kunnen voegenover des Ministers circulaire bij bet Besluit aan Gedep. Staten der onderscheidene Pro vinciën gezondenmaar ik heb uw geduld waarschijn lijk reeds uitgeput. Één woord dus slechts over de laatste zinsnedeen dan zal ik mijne pen nederleggen cn u rust geven. Wie bedoelt Z. Exc. wanneer hij spreekt van ben die in eenige betrekking tot het lager Onderwijs staan de de bepalingen van het besluitwelligt zouden be schouwen als minder noodigen als aanleiding kunnen de geven tot verschillende moeilijkheden" Ik verbeeld mij dat deze woorden op de Schoolopzieners zien. Bedrieg ik mij hierin niet, dan geloof ik dat de Mi nister volkom' n grond heeft om te verwachtendat zij zullen meden erken dm die moeilijkheden te vermijden maar dan verbeeld ik mij tevensvoor zooverre ik sommige leden van Prov. Commissien van Onderwijs ken, dat zij dit zullen doen, uit" belang der heilige zaak van het Onderwijs. Ik geloof dus dat de aller laatste zinsnede der Circulaire, welke veel gelijkt op een dreigement, hen niet vervaard zal maken, dat zij de, beslissing der wetgeving gerust zullen afwachten ja dat menigeen onder hen daarna verlangt. En hiermede genoeg, ja misschien reeds te veel van uw geduld gevergd. Ik mogt echter mijne gedachten niet onder mij houdenen eindig met u deze woorden van Hqratïus toe te roepen t, Vivevalesi quid novisti rectius istis Candidus imperti; si non, his utere mecum. Uw vriend J. A. De belangrijke brief van den heer J. A.dien wij onzen lezeren in deze beide nos. mededeelenbrengt ook ons van zelve nog eenmaal terug op het Besluit van a jan. jl. en cp hetgeen over hetzelve, zoo door ons in no. 7.als door anderen elders is gezegd. Wij schreven daarNiet geheel en al stemmen wij in met hetgeen de Tijdgenoot ten aanzien van het Besluit omtrent het onderwijs opmerkt; ofschoon wij in zijne vrees deelendat het dendoor onte- vredenheid begonnen,' strijd niet zal eindigen maar wel verlengen en ook gaarne belijdendat het meer heeft van eene transactie van tegenstrijdige begin- selen dan wel van eene krachtige en echt Konink* lijke handhaving der wet." Hoe de Tijdgenootna derhand hierop terugkomendekon schrijvende Coessche Courant oordeelt onze beschouwing van a jan. in onderscheidene punten onbillijk; wij hopen dat de uitkomst haar oordeel en niet het onze zal bevestigen" is.ons duister. Gaarne hadden wij gezien, dat de Tijdgenoot het door ons in het midden gebragte wat scherper getoetst haden nog zal het ons aangenaam wezen, wanneer hij het, in ons dag blad over het onderwijs medegedéelde aan eene gestrenge kritiekhem zoo goed toevertrouwdzal willen onder werpen. Bedriegen ons toch de teekenen des tijds nietdan gaan wij zoo zagtkens aan den dag te gemoeteop welken den Minister (volgen het slot zijner Circulaire, door de Arnh. Courant allereerst en niet ten onregte ecne belofte en eene bedreiging genoemd) niets an- ders zal overblijven dan te overwegenin hoe v«rre er termen zouden zijn om de zaak te maken tot een punt van beraadslaging bij de wetgevende magt." Tenminste eischen de Arnh. Courant en het Journal De uitgave dezer Courant geschiedt Maandags namiddags en Don derdags avonds De Prijs per Kwartaal is /T75 franco per Post/1,90. Gewone Advertentien worden a ao ets, deregel geplaatst, Geboor- *e" Ruweliï1ts*' en foodberiglen van I 6 regels a 1,20. g r n.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1842 | | pagina 1