N°. 44. Maandag den 31 Mei. 1841. GOES8CHE COÜKANT, NIEU WSTfJ m NG EN# ÊET PINKSTER-FEEST. Onder.de Feesten, die in de Christelijke kerk al vroeg met bijzonderen luister gevierd werden bekleedde' liet Pinksterfeest eene voornamplaats. De Vigiliën of Nachtwakenwelke het even als het Paaschfcestvoor- afgingen waren in de 4e eeuw een der gezette doop- tijden. De plegtighcid geschiedde alsdan bij kaarslicht bij den ingang der vergaderplaatsenterwijl de H. Disch desgelijks door waskaarsen verlicht was. Ten gevolge biervan werden dergelijke kaarsen naderhand ook bij dag op de altaren ontstoken dewijlter bevordering van het gemak der gcloovigende oude nachtdiensten in'dagdiensten hervormd waren geworden. De nachtdiensten hadden hunnen oorsprong, deels K uit' den tijd op welken de Heer zijnen gedachtenismaal tijd had ingestelddeels in de vervolgingen aan welke de belijders in de eerste eeuwen waren blootgesteld. Men heeft ze naderhand ook met andere feesten ver bonden. Een feest werd trouwens geacht in te gaan met dep voorafgaanden middag of avond. Van hier is een Vieravond óf Heiligen avond hebbenherkom stig. Onder onze voorvaderen en in Duitschland be gonnen evenwel die Pinkster Vigiliën buitengemeen vroeg, en hebben onder hen aanleiding gegeventot ihetii sommige streken nog bestaande oude luilak hou den waartoe de knapenop den zaturdag voor Pink steren zeer vroeg opstaan, om een luilakkcnlied ter bespotting der langslapers te zingenen daarna op de geslotendeuren en vensters met krijt het woord luilak te schrijven. In Duitschland heet de'dan langst te bed blijvende jongeling Pinkster lummel. Hij wordt in sommige streken te paard gezet en onder het ge roep van Pinksterslaper rondgevoerdin anderemet loof en takken opgepronktnaar buiten gevoerd cm in het water gedompeldwaarna hij den spotnaam van watervogel draagt. Werd het feest vrolijk aangevangen niet minder vrolijk werd het door de jeugd geëindigd. De Pinkster maardag was een waar volksfeest, waarvoor men zich sierlijk optooide. Hiervan is onze Pin)'sterpronk af komstig. Een net gekleed meisje, waarmede men dan ook wel rondgaat, draagt den naam van Pinksterbloem. In een aantal gemeenten onder ons wordt nog altijd op den Pinkster maandag kermis gehouden. Dit is een gevolg van 's volks gehechtheid aan oude gewoonten. Hoe streng Gereformeerd ook de otide Zeeuwen wa ren zij wilden zich tccb de Pinksterpret niet laten ontnemen. De synoden van 1574 enz. mogten ernstig tot de afschaffing ervan vermanen, Zcelands staten weigerden het verbod om Op dien maandag te arbeiden in te trekken. Men was gewoon geweest dien dag aan uitspanning toe te wijden en wilde dit volhouden. Men voerde nu wel Godsdienstoefeningen in en classen en kerkeraden bleven ijverig tegen die wereldsche vermaken doch het baatte hun niet. Ter r.aauwernood was de niet druk bezochte voormiddag-Godsdienst afgeloopenof straten en wegen wemelden van vrolijke scharendie des na middags volstrekt van geen kerkgaan meer hooren wil den. De luidrugtigsfe vermaken hadden evenwel plaats op het platte land, en zóó is het nog. Wenschelijk intusschrn ware het dat aan die vermaken eerfe betere rigt:ng gegeven kon worden en het nietige kóeksiaanen herberg loopen vervangen worden door vermakelijkheden een beschaafd volk meer waardig. De voorgeslachten hielden zich bij dergelijke gelegenheden bezig met ke- igelen, kolven, ringrijden, naar den vogelschieten enz. waarbij kracht en behendigheid ten toon gespreid kon den worden. Vgn waar de tegenzinwelke thans te gen soortgelijke oefeningen schijnt te bestaan? Kan'zij ook een uitvloeisel zijn van de meer scherpe afschei ding der standenten gevolge waarvan het thans aan zich zelve overgelatene volk tot meer zinnelijke genie tingen is afgedaald Wij wenschen dat invloed heb bende mannen hierop hunne gedachten vestigen. Voor been rekenden zelfs 'Vórsten en Vorstinnen het niet beneden zich aan de uitspanm'r gen des volks deel te nemen. De Goessenaar denjke slechts aan Ja cob a van Bey eren. wij misgunnen onzen medeburgeren het vermaak van ccn^ Pinkster maardag niet, maar* wij wenschen lrungenicóugcn toe. van welke zijniet een lang berouw na korte vreugd moeten in oogsten wan neer de bedwelming geweken en de verdooving voorbij gegaan zal zijn. NOG IETS OVER HET GOUVERNEMENT VAN NEDERLAND EN DE NEDER LANDERSdoor John Bowring. (1829.) Men mist hier die publiciteit, die een breidel is voor publiekejain een' uitgestrektcn zinook voor private misdaden. Alle de inrigtigen in de Ne derlanden schijnen deugdzame beambten te vooronder stellen en van dezen daarom zoo veel mogelijk de contróle der publieke opinie te verwijderen. Maar het grootste, en op alles nadeelig werkende euvel bestaat in het onophoudelijk maken van nieuwe wetten of besluiten het Bestuur bemoeit zich inet duizende zaken, die buiten twijfel aan de bezorging der burgers zeiven moesten worden Overgelaten. Niets is in zich zeiven tegenstrij diger, dan de groote Staatsmachine te belasten met kleinighedendie tot het dagelijksch levtn behooren. Het in het oogloopend gebrek is hier het gemis van overzigt in het groote het vermoeijend acht geven op onderdeden (details) de verspilling der aandacht op zaken van weinig belang -- het gebruik maken van den mikroskoop in stede van een teleskoop het wan delen langs de lage heining in stede van den heuvel te beklimmen. De Koning weet alles en werkt daarom zonder immer rust te hebben hij berekent alles of lie Ier becijfert het. Dit is niet goed. Eindelijk de Hollanders vervallengelijk alle andere volkerensomtijds tot de dwalingvan het aantal cn de verdiensten van hunne groote mannen te overdrij ven. Het is vermakelijkin de beoordeelende tijd schriften welke men in Holland nu en dan in het licht ziet komen, eene reeks van deze, in vergelijking onbekendeschrijvers -in éénen rang gesteld te zien met de groote vernuften, welke de gansche wereld kent. Het is echter zeer natuurlijk. Menig menschdie naauwelijks de grenzen der Nederlanden heeft over schreden oefent binnen dezelve*een' grooten. invloed uit; en de mandie een' grooten invloed op de za- menleving uitoefenthetzij ten goede of ten kwade heeft aanspraak op.de aandacht van den Staatsman van den Criticus en van de Wijsgeer. Wanneer nu een Engelschmanomringd van Hol- landsche schrijverssomtijds zou moeten glimlagchen om het overdrijven van vaderlandlievende gevoelens, hij zal er zich echter niet over vertoornen, indien hij wijsheid bezit; en bezit hij goedwilligheid, dan zal hij spoedig afdwalingen, welke onvriendelijkheid je gens zijn vaderland ademen vergeven. De Hollanders hebben vaak gemeendEngeland te moeten beschou wen als een schadelijk mededinger en boosaardig vijand en deze leer is hun ingescherpten op de beleedigend- ste wijze telkens herhaald geworden onder dc regering der Buonapartes. Ten deeie ïhag ook dit hun gevoe len toegeschreven worden aan het ovcrwigthetwelk Engeland, onder menige andere oorzaken, ook door zijne ligging, heeft verkregen over een land, hetwelk zijne zegepralen op den Teems heeft gehad. Maar wij zijn zeker, dat wij dehartemeeningder Engelsehen uit-- sprekenwanneer wij onzen Nederlandschen naburen verzekeren dat er geen onvriendelijk gevoel jegens hen bestaat. In den grooten twist om den handelzijn zij er ongetwijfeld slecht afgekomenmaar wanneer zij de zaak een.weinig dieper wilden inzien, zullen zij mis schien ontdekken, hoezeer zij afgeweken zijn van dat stelsel van vrijen handelhetwelk van ouds her hunne grootheid, hunnen rijkdom en hunnen roem uitmaakte, ën bevinden dat zijbij eiken afwijkenden stap za den van verval en tegenspoed gezaaid hebben. De heer Guizot heeftzoo als men in de discussien welke in de kamer der gedeputeerden'gevoerd zijn, kan gezien hebben(en waarvan wij in ons vorig no. melding maakten.) eene grootsche lofspraak op-Hol land en op deszelfs regering gehouden. Die schoone woorden van eenen.man, die tijdens zijn leven het ge zag van Montesquieu en dat van den geschiedschrijver in zich vereenigtkunnen nimmer te algemeen bekend worden. Wij deelen hiervolgens den Monïteur daarvan den inhoud mede. Vergun mij het te zeggenHolland is het oudste der volkendie aan de nieuwere beschaving toebehoc- renin Holland hebben de nieuwere staatkundige be ginselen derzelver eerste -wortelen geschoten en derzei- ver eerste vruchten gedragenhet is als het ware dc eerste geboortegrond der burgerlijke en godsdienstige vrijheid in Europa. Het voegt u, het is u nattig., met zulk een volk in betrekkingen van welwillendheid te leven. Gij begrijpt hetzelvehet begrijpt u. En niet slechts van, het Hollandsche volkook van deszelfs regering moet ik spreken. Zoo even zeide ikdat er in Europa niet vele volkeren wa ren, die met ons, in het staatkundige opzigt, in naauwe vriendschap verkeeren de regeringen zijn wei- ligt daartoe minder genegen dan de volken, Welnu gij ziet, in Holland, een regerend huis, hetwelk, se dert twee eeuwenin Europa de zaak der burgerlijke en godsdienstige vrijheid voorstaat.. Het geslacht der Nassaus heeft aan deze zaak dc grootste diensten be wezen en hetzelfde karakterhetwelk dat geslacht in de 17de eeuw heeft ontwikkeld, behoudt liet ook nog tegenwoordig. Het is eene hulde, welke het mij ge noegd ijk is, van dit spreekgestoelte, toe te brengen aan den Vorst, die sedert een jaar in Holland regeert; Zijn doorluchtige voorzaat, Willem IIIheeft zich in Engeland verplaatst, om aldaar de beginselen der bur- gelijke cn godsdienstige vrijheid te doen zegevieren. Koning Willem //schraagt thans die beginselen in Hei land zelve hij schraagt dezelve te midden van.Zw.ui-- wigtige bemoeijelijkingenhij schraagt dezelve ik zal die uitdrukking wagenin weerwil van eenige over blijfselen van onregtvaardighcidwelke hij in zijne eigene staten aantreft. Wij moeten jegens hem voor die eervolle staatkunde erkentelijk zijnwij moeten 'voorzoo veel aan onze gesteldheid voegt, hem daarin ondersteunenhem zoo veel in het belang van Holland zelvcnals in dat van algemeene beschaving en regt- vaardigheidonzen bijstand bieden. Hetzij dandat gij het Hoilandsche volk zelve of den Vorst die het land regeert, beschouwen wilt, hetzij 'gij deszelfs aardrijkskundigestaathuishoudelijke staatkundigezedelijke gesteldheid in beschouwing neemt, leidt zulks u altijd tot dezelfde uitkomsten Voegzaamheid en nut voor Frankrijk om de .banden tc vergrootèn en naamver toe té halendie tusschen Frank rijk en Holland de goede verstandhoudingde vriend schappelijke gemeenschap waarborgen." (Opmerkelijk zijn gewis deze woorden in den mond van eenen staatsman in een land. hetwelk weleer dc hier geprezene beginselen van Willem UI zoo sterk tegenstonddat het dé partij van Jacobus II trok en Engeland zoo wel als Holland bestreed. Wij hebben altijd'veel op gehad met den eerlijken Guizotdie het ook hier is in deze zijne lofspraak op Nederland en zijnen tegenwoordigen Koning. Mogten vele Franschen in zijnen geest deelen, dan zou de innigste vriendschap tusschen ons volk en Frankrijk en de beide regerende stamhuizen een nationale wensch kunnen worden en Europa zou in dien band een nieuwe waarborg voor het cvënvVigt der volken hebben. Mogten alle Nederlanders al vast in dit gevoelen van Guizot deelen en volgenom, namelijk Koning Willem It in zijne eervolle staatkunde te ondersteunen.) üHtiitedMAttb. h. j£,7 9 Ajg* 'C.fi'. I)e uitgave dezer Courant geschiedt Maandags namiddags en Üt derdags avonds. De Prijs per Kwartaal is I,7<? franco per Post/1, Gewone Atjvei lentien worden a 20 ets, deregel geplaatstGel»oor- Huwelijks- en Doodherigien van T 6 regels a J,2oi GUIZOT over NEDERLAND en Koning WILLEM II. (1841.) Rome den 13 Mei. De goederen van den kardi naal Fesch oom van Napoleonworden alhier schan delijk duur verkocht, vooral de genen, welke van Blo-, na'mrte afkomstig zijn. Men hoopt er in Frankrijk veel geld van te maken. Berlijn, den 21 Mei. De Petersburgsche dagbla den verkondigen een keizerlijke ukase van 24 Aprjl waarbij dc uitvoer van opium naar China gcstrengelijk verboden wordt. Reeds op het berigt (d ts. jeest; nteil onder anderen in dat bevelschrift), dat deChin.e- sche regering den invoer van opium in China ve 'boden hadhebben wijt:r verdere bevestiging der van ouds.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1841 | | pagina 1