besturen en administratien. {Vervolg en Slot van ons vorig Nommerdj HANDLEIDING ter geregelde uitvoering der wet van den 30 Mei 1840, (Staatsblad N,° 16 O waarbij op nieuw eene belasting op de Runde renPaarden en Schapen ten behoeve van het fonds voor den Landbouw is ingevoegd. Vergoeding tot de volle waarde kan slechts zelden te pas komen Vergoeding tot de volle waarde kan, bij verwoestende ziekten, zoo als de run derpest, de longziekte en dergelijke, alleen tot zoo lang te pas komen, a s die ziektebij het uitbreken in een gewest, waar zij nog niet is waargenomen, zich nog tot enkele punten bepaalt en het hierdoor mogelijk blijft, om haar, door het dooden zoowel van het reeds kennelijk aangetaste, als van het verdachte en zelfs van het in de nabijheid aanwezige gezonde vee in hare beginselen te smoren, Omzigtigheid bij het dooden van verdacht en gezond vee. Zoodra zich echter de besmetting reeds over een aanzienlijk gedeelte van eenig fewest mogt hebber, uitgebreidzoude eene dusdanige onbepaalde dooding in plaats van ter bereiking van evengemeld doel te kunnen strekkenintegendeel tot vernieling van den veestapel en tot noodelooze uitgaven voor bet fonds van den lardbouw moeten leiden. Om deze reden behoort dan ook de maatregel, om het gezonde vee te doen doodenslechts in zeer enkele gevallen en steeds met om zigtigheid te worden toegepast. Bewijsstukken ter bekoming van schavergoeding. Vermits bij art 9 de bewijsstukken zijn aangewezendie ter bekoraitig van schavergoeding worden vereischten welke nevens de declaratieneven ais tot biei toe, door tusscbenkomst der Provinciale Gouverneurs behooren te worden in gezondenzoo behoeft hieromtrent verder weinig te worden gezegd. Wat door erkende vee-artsen te verstaan zij Bij 'sKonings besluit van den 6 April 1826, n.° i2o_, bepaald zijnde dat, van toen af, geene andere personen tot vee-artsen zouden 'worden benoemd, dan die derzelver studiën aar. 's Rijks vee-artsenijschool te Utrecht zouden hebben vol- bragt, zoc volgt hieiuit, dat, onder de van Gouvernementswege erkende vee- ertsen, waarop bij de onderhavige wet wordt gedoeld, niet anders kunnen worden ■verstaan dan de zoodanige, welke, na het volbrengen van derzelver studiën aan oemelde school, van Gouvernementswege zijn benoemd, of wel die vóór het ge dachte besluit van den 6 April 1826, n".'120, op dezelfde wijze, hetzij bepaal delijk benoemd, hetzij aan de erkende vee-artsen geassimileerd waren. Het spreekt duvan zelf, dat onder deze vee artsen nimmer kuunën worden gerangschikt de hatpmeden en andere onbekende en onbevoegde personen, die zich nog hier en tiaar,- hetzij al dan niet van een patent voorzien, met het toedienen van genees middelen aan het vee inlater. - Hoedanig de niet erkende vee-artsen worden beschouwd. Daar intussrhen alsnog bil de wet aan niemand verboden is, de vee-artsenij- kordige praktijk uit te oefenen, staat het aan de niet van Gouverrementswege erkende vee-artsen vrij om zoolang hierin door wettelijke verordeningen niet anders zal zijn voorzienin gewone gevallen, waarbij het fonds voor oen land bouw met betrokken is die diensten te bewijzen, welkë door de veehouders of anderen van hen mogten worden verlangd Zij kunnen dus, volgens den geest van het 1 lid onder lett A van art. 9 der tegenwoordige wet [en onder de aan bet slot van hetzelve uitgediukte bepaling] in die gevallen, waarbij het fonds van den landbouw betrokken is, werkzaam zijn als deskundigen namelijk indien binnen den omtrek van drie uren van de plaats, waar het ziektegeval zich op doet, geen erkend vee-arts met der woon gevestigdis Voorschriftenwaarnaar de erkende vee-artsen zich moeten gedragen. Be erkende vee-artsen blijven voortdurend onderworpen aan de bepalingen bnr.r.er instructie van den 12 Mei 18/9, waartoe mitsdien voor zoo veel noodig worct verwezen; onder bemerking intusschen, dat de circulaire, welke ten ge leide dier instructie gediend heeft, thans voor vervallen moet gehouden worden, voor zoo ver derzelver inhoud met de tegenwoordige wet niet overeen te bren gen mogt zijn. Nalatige of weigerachtige vee-artsen. Rij 'sKonings besluit van den 26 November 1836, n.° 95. is bepaald dat voortaan. indien eenig bezoldigd of ander van Gouverr ementswege erkend vee-arts [na schriftelijken of mondelingen last te hebben bekomen van eene' dier autoriteiten of personen, welke hiertoe bij de bestaande of nader te ge- vén instructien voor de bezoldigde en erkende vee-arisen zijn of zuuen wor-1 "der aangewezen], buiten geval van ziekte of andere wettige verhindering, moot'nalang blijven, of zich weigerachtig betoonen, hetzij om zoodra moge- lijk"aan die autoriteiten of personen zoodanige berigten opgaven of iniichcin- gen te geven, als van hem vee-arts, betreffende zijn vak, zullen worden ge- vergd; hetzij om zich onverwijld naar de hem aangewezene plaats te begeven, "en aldaar, zoolang zulks Van hem verlangd wordtalle diensten te_ ver rig ten vsaartoe hijovereenkomstig den aard van zijn vak en de gemelde instructien verpligt is; of ook, indien hij zich, op aanvraag van particulieren nalatig of; weigerachtig mogt betoonen om zich naar de hem aangewezene plaatsen te begeven en zich aldaar te hunnen kostemet het onderzoek en de behande- lirg van'het hem aangewezen vee te belasten in elk dezer gevallen zoodra "zulks aan de administratie voor.de nationale nijverheid-, op eene voldoende w}jZe, gebleken is, een zoodanig nalatig of weigerachtig vee-atts dadelijk door die administratie zal worden geschrapt van de lijst der van Gouverneroents- we ge erkende vee-artsen; zullende zulks harentwege, door tusschenkomst van den Gouverneur der Provincie, waartoe den vee-arts behoort, ter kennis V zoo van de commissien van landbouw en van geneeskundig onderzoek en toe- voorzigt, als van de stedelijke en plaatselijke Besturen en de veehouders wor- <jen gebragt; terwijl na dat tijdstip, in die gevallen, waarbjj het fonds van den lardbouw betrokken is, geen acht meer zal worden geslagen cp rappor- ten of verklaringenafgegeven door vee-artsenwelke zich aan de beoogde nalatigheid óf weigerachtigheid mogten hebben schuldig gemaakt; zullendebo- "venoien, wanneer dnsdanig vee arts alsnog eenig tractement uit evengemeld fonos mogt genieten, met de verdere uitbetaling daarvan onverwijld worden opgehouden In dit een en ander ligt dus een geschikt middelom ook de erkende vee-artsen aan derzelver pligt te houden. Schatting van het te dooden vee De schatting van het te dooden vee, door twee bij het plaatselijk bestuur be kende en doo/ h'etzelve hiertoe bepajaldëHjk beëedigde personen [vo'gens bet 3de lid van art. 9 letter A der dnderhavige wet] wordt vereischtten einde omtrent djt punt, hetwelk voor het fonds van zoo veel belang is, niet misleid te worden. Op de vraag [ter gelegenheid der beraadslagingen over dit lid geopperd] of het de bedceüig is, dat toir ieder geval personen worden benoemd om te schatten; is een toestemmend antwoord gegeven dewijl zulks doelmatig voorkomidaar bet opdragen der schatting aan dezelfde personen tot misbi uikenzou kunnen lelüe Taxatieloonen Voor ieder stuk vee (in de termen der schavergoeding vallende) welks waar de getaxeerd wordt, is tot dusver uit het fonds voor den landbouw betaald en zal ook voortaan door elk der schatters genoten worden een taxatieloon van eenen gulden wordende dit loon met viijtig cents voor ieder hunner verhoogd, die buiceri de gemeente, waarin de schaiti g piaats heeft, woonachtig is; met dien verstande echter dat, bij het gelijktijdig taxeren van meer dan éér, schaap van eene zelfde kudde, het evengemelde loon wordt gegeven voor het eerste schaap; terwijl voor de volgende, indien er in het geneel minder dan tien zijn, geen nieuw taxatieloon mag worden in rekening gebragtmaarzoo het getal tien of daarboven bedraagt, het gemelde loon wordt verdubbeld; voor welk verdubbeld loon in eens af de taxatie moet geschiedenom het even hoevele schapen er ook boven het getal van tien worden gewaardeerd. Verdere kosten worden niet geleden. Verdere kostenzoo alswegens het iokervenvervoeren begravenenz. van het gedoodde of gestorven vee, worden, als een onderwerp van phat'ehjke politie betreffende, niet ten laste van het fonds voor den landbouw genomen. Relaas wegens de afmaking van het veewelke onverwijld behoort te geschieden. Het relaas wegens de afmaking van het vee [oedoeld bij het 4de lid] is me de noodzakelijkvoor eerst kan uit hetzelve, bij vergelijking met andere stuk ken, worden nagegaan, of er niet te lang ntet het dooden gewacht is; als be- hoorende daartoe, nadat het bevel of de magttging ontvangen is, onverwijld te worden overgegaan, ten einde niet aan de smetstof de tijd gegeven worde om zich verder te ontwikkelen en te verspreiden, waardoor het doel van den.m.aat- regel zou worden tegengewerkt, Mogt dus, bij vergelijking der stukken, blijken, dat de veehouderin strijd met de artikelen 459, 460 en 461 van het bestaand strafwetboekzijn ziek vee niet tijdig genoeg aangegeven en voor de afzondering daarvan gezorgd - of dat hij de afmaking te lang uitgesteld had dan zoude tiem, naar aanleiding van art-ro der tegenwoordige wet, de schaver goeding moeten worden ontzegd. Dat uit het relaas tevens behoort te blijken dat het gedoodde vee met al deszelfs uiterlijke bekieedselen is begraven geworden berust op de consideratiehiervoren opzigtelijk het lid b van art. 8 bijgebragt. Bewijsdat de declarant het vee in gezonden staat heejt bezeten De nuttigheid van het bewijs [bij het 5de lid] dat de declarant het gedoodde of gestorven vee in gezonden staat heeft bezetenbehoeftna hetgeen de onder vinding geleerd heeft omtrent het aankoopen en dooden van ziek vee, geene na dere toelichting. Betaalde Belasting Het bewijs wegens de betaalde belasting [vermeld bij het 6de lid] is zoolang deze geheven werd, steeds gevergd dewijl teregt begrepen is, óat hij, die uit het fonds voor den landbouw eenige vergoeding wilde genietenook zijne geringe bijdrage aan dat fonds behoorde te hebben verstrekt. Geene vergoeding -voor Varkens enz. Het spreekt dan ook van zelf. dat er nimmer schavergoeding kan te pas ko men voor varkens of andere diersoorten, die in de tegenwoordige wet niet stel lig zijn uitgedrukt. Declaratien enz vrij van zegel en registratie. Het zal der aandacht van de belanghebbenden niet ontgaan; dat naar aanleiding der slotbepaling van art 9, voor het vervolg zoo wel de declaratienwtlke ter bekoming van schadeloosstelling worden ingediendals al derzelver bijlagen zijn vrijgesteld van zegel- en registratiekosten. Inrigting der declaratien enz. In sommige provinciën heeft men sedert eenigen tijd de gewoonte aangenomen om op hetzelfde stuk papier waarop de declaratie geschreven wordt, ook, zoo veel mogelijk, de verdere bewijsstukken, elk van het vereischte visa voordien, achter elkander op te nemen Zulks verdient, om de vereenvoudiging waartoe het leidtalle aanbevelingmits daardoor aan de volledigheid der bewijsstukken op zich zelve niet worde te kort gedaan. Declaration tijdig in te zenden. In allen gevalle behoort men te zorgen, dat de declaratien nevens derzelver bijlagen tijdig worden ingezonden De aanhef van art. 2 der wet van 8 Novem ber 181S [S'aatsblad n 0 51] zegt; Alle pretensienten laste van het Rijk, zul len in het vtrvolg altijd moeten worden ingediend binnen zes maanden volgende op het jaar, waarover dezelve hopen; terwijl volgens art 3 derielfde wet, alle zoodanige pretensien, welke niet binnen denevengemelden termijn zijn ingediend zullen worden gehouden voor verjaard en vernietigd. Te zorgendat men zich in alles overeenkomstig de tegenwoordige wet gedrage. Vermits van nu af de aanvragen om schavergoeding aan de bepalingen der wet van 3c Mei 11. [Staat sbladn 16,] behooren te worden getoetst en die aanvragen wanneer zij niet in de termen dezer wet vallen of daarbij -de vereischte bewijs stukken ontbreken, moeren worden afgewezen, zoo rust op de autoriteiten en collegien, in art 8 genoemd, en tevens op alie plaatselijke besturen de verplig- ting om de belanghebbenden met die bepalingen en de in deze gegevene toelich tingen bekend të makets en iri voorkomende gevallen bekend te houden ten einde niemand, door verzuim hieromtrent, schade ondervinde of op dusdanig verzuim eenige onwetendheid trachte voor te wenden. Hiertoe behooren ook voornamelijk de erkende vee-artsen mede te werken. Tot het geven van de noodige inlichtingen en aanwijzingen behooren ook voor namelijk de erkende vee-artsen mede te werken, als zijnde deze, dewijl op hun. verslag de afmakingen van het zieke vee geschiedenhet best in de gelegenheid, om dadelijk de eigenaars opmerkzaam te maken op hetgeen deze te doen hebben om in de termen der vergoeding te blijven. Korte opsomming van hetgeen de veehouders en verdere belanghebbenden voornamelijk te doen hebbenbij het ontdekken van ziekten onder het vee en om op vergoeding te kunnen aanspraak maken Naar aanleiding der tegenwoordige wet, in verband met andere bestaande ver ordeningen, komen de verpligtingen der belanghebbenden hoofdzakelijk hierop neder; Kennisgeving aan het plaatselijk bestuur. De eigenaar of houder van dieren, in deze wet bedoeld, moet, zoodr# hij ont dekt of vermoedt, dat deze dieren door eene besmettelijke ziekte zijn aangetast daarvan onverwijld kennis geven aan het hoofd van het bestuur zijner woonplaats, zifzondering en opsluiting van het zieke vee. Inmiddels moet hij dezelve dieren dadelijk van het overige vee afzonderen en aldus opgesloien houden tot dat hem van wege opgemeld hoofd de vergunning tot het loslaten of vervoeren wordt verleend. Kennisgeving aan den vee arts Diens onderzoek en schriftelijk verslag Woont er een van Gouvernemenswege erkend vee-arts in de nabijheid, dan be hoort de eigenaar tevens aan dezen van het ziektegeval kennis te geven W aarop de vee arts verpligt is, om zich, zoodra mogelijk te begeven Paarde hem aangewezere plaats, terwijl hij aldaar het z'eke vee onderzocht hebbende daatvin onverwijld een schriftelijk verslag opmaakten hetzelve inzendt aan eenê

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1840 | | pagina 1