N°. 8.
GOESSCHE
COURANT.
VRIJDAG
DEN 26 JANUARI J.
NIEUWSTIJDINGEN,
53uite*ïtïfmb.
Frankfort, den 19 JanuarijUic Rome wordt van den
a dezer aan de Allgemeine Augsburger Zeitung geschreven
Z. H. de Paus heefc op het berigt van het Domkapittel te
Keulen eene Breve uitgevaardigdhetwelk in een zeer waardigen
toon gesteld moet zijn, en waarin de in dat berigt vervatte be
schuldiging tegen den Aartsbisschop afgewezen wordt. De Paus
spreekt omtrent den afloop van deze gebeele zaalc zijn vertrou
wen uit op de gezindheid en de bekende regtvaardig'neid van den
Koning van Pruissenaan welke de inzigten van den Pauseiijken
Stoel zonden worden medegedeeld. Men hoopt djic die Breve
en het schrijven van het Domkapittel zullen worden openbaar
gemaakt. De Keulsche aangelegenheid maakt hier nog altijd het
onderwerp van alle gesprekken uit."
Men schrijft uit S:. Petersburg van den 10 dezer: Er
zijn bevelen gegeven om het op den 29 en 30 der vorige maand
afgebrande winterpaleis zoo spoedig mogelijk weder op te bou
wen, waarvoor Z, M. reeds eene aanzienlijke som heeft aange
wezen. Men beweert dat .RH? MM. reedsi in den aanstaanden
herfst het nieuwe paleis zouden willen betrekken. Nu reeds zien wij
honderden van werklieden bezig met het opruimen van hét puin.".
Volgens bijzondere oerigten hadden een groot aantal personen
van den hoogen Russischen adel den Keizer verzocht, om op hun
ne kosten het afgebrande paleis te mogen herbouwen,, welk aan-
bod echter door den Keizer beleefdelijk van de hand gewezen was.
0tt0c(«tub.
Londen, 19 JanuarijIn sommige onzer dagbladen
wordt bij voortduring het gevoelen uitgedrukt dat Engelandof
schoon ook de tegenwoordige opstand in Kanada moge worden
gedempt; toch niet lang die kolonie meer zal kunnen behoulden.
De gewezen minister lord Brougham heefc den 18 in het Hoo
gerhuis betzelfde gevoelen uitgedrukt. Hij heefc tevens trachten
te betoogendat het bezit, der Kaoada*s aan Engeland meer na
deel dan voordeel nanbragt, en dac indien de scheiding daarvan op
eene vreedzame en minnelijke wijze kon plaats hebben men geene
reden zou hebben om zich te dier zake zeer te bedroeven. De
bladen der behoudende partij toonen zich over zulke gezegden
die zelfs door tolken van het ministerie met welgevallen worden
herhaaldzeer geërgerd. Daarentegen juichen zij de gezegden
van lord Durhamdie thans tot opperbevelhebber der Bricsche
bezittingen in Noord-Amerika is benoemd, in de genoemde zit
ting van het Hoogerhuis luide toe. Die staatsman dieeven
als zyn schoonvader Lord Greytot*- de partij der Whigs plagt
té behooreq, h^tft daar betuigd dat hij tot het aanvaarden zy
ner nieuwe betrekking slechts met groote moeite was overge
haald, maar dat hij, die eenmaal op zich genomen hebbende,
niet rusten zouvoor hij het oppergezag der Koningin in beide
de Kanada's geheel had herstelden de overtuiging had erlangd
dat tot zelfs; in de afgelegenste hut de van het Engelsche bestuur
uitgegane wetten wierden geëerbiedigd. Hij heefc tevens betuigd
dat hij geene Engelsche, Fratische of zuiver Kanadasche parti
in de genoemde koloniën zou erkennen maar alle ingezetenen
daar als onderdanen der Koningin zou beschouwen. Ook het
geven van eene staatsregeling aan Kanada, die het geluk en de
welvaart dier belangrijke kolonie kon verzekeren, (zou het doe*
van zijn streven zyn.
.JfVattferijfc.
Parijs, den 20 Januarij. Te Toulen had men den 14 Janua
tij tijdingen uit Afrika, die minder gunstig luidden, dan voor
eenigen tijd. De gemeenschap tusschen Bona en Constant.ine
<werd door stroópende benden Arabieren belemmerd, en men meen
de zelfs, dat de vijandige Beij Achmeddie lang in de woestijn
heeft rondgezworvenin die streken was teruggekeerden de in
landsche siammen tegen de Franschen opruide. Er werd van het
uitzenden van eenige troepen gesproken, om deze Arabieren te
tuchtigen. De luitenart-generaal Rap at el zou naar men meen
de, eerlang uit Töulon naar Afrika-oversteken, om het opper
bevel over geheel de kolonie te gaan aanvaarden, in plaats van
den maarschalk Vaièewiens wankele gezondheidstoestand hem
niet toeliet, om langer in Afrika te blijven. Eene der eerste
ondernemingen van generaal Rapatel zou daarin bestaandat hij
zich, in der minne of met geweld, van de bij Algiers gelegene
stad Belida meester maaktewelke stad door Abd-el Kader aan
'de Franschen is afgestaan, doch nog altijd niet in hun bezir
gekomen. Abd-eUKader zelf schijnt zich by voortduring vrede
lievend jegens de Franschen te toonen.
jDebcrïimbew.
's Gravenhagê, den 21 Januarij Tot nu toe heeft gedij-
rende dezen gestrengen winter, de koude in den ochtend vat»
Vrijdag den 19 Januarij, den hoogsten graad bereikt, en is zij
sedert weder aanmerkelijk afgenomen Dien ochtend ten 8 ure
stond de thermometer op den huize Zwanenburg, op half wcV
Amsterdam en Haarlem, alwaar sedert vele jaren met de meeste
zorg en naauwkeurigheid weerkundige waarnemingen worden ge
daan, op graad beneden o volgens de schaal van Fahrenheit*
Op diezelfde plaats was de laagste thermometerstand in het be
ruchte jaar 1740 2 graden beneden nul, in 1776 nul, in 1795
I graad boven nulin 1798 11 graad boven nul in j8io nul
en den 23 Januarij 1823, des morgens J voor 8 ure, 4 graden
beneden nul. Op den laatstgenoemden ochtend werd nog wel
hier en daar in ons Vaderlaod een veel lagere thermometerstan'd,
zoo als van 9 en zelfs van. 11 graden onder nul .waargenomen,
doch alle deskundigen weten, hoe weinige thermometers, door
plaatsing als anderzinsal de vereischren vereenigen om den graad
van koude met volstrekte juistheid aan te wijzen.
-7- Ook de stad Gent is thans door een zwaren brand bezochr.
De brand is in den nacht van den 19 op den 20-Januarij, in de
fabrijk van den heer Paridant van der JVaerdeneene van de
grootste fabrijken der stad omstaan. Alle pogingen om dat uit
gestrekte gebouw te reddenzijn vruchteloos geweesten de
vlammen Zijn weldra tot het nabijgelegen klooster en de kerk der
Augustijnen overgeslagen. Ook deze gehouwen zijn, zoowel
als eenige bijzondere woningen, vermeid. Ten zeven ure des mor-
genis is de toren der Augustijner kerk met grooc gedruisch inge
stort. Eenige uren later was men het vuur meester. Het blijkt
nog niet duidelijk in hoe verre men er in geslaagd isom de
kostbaarheden en kunststukken die de kerk bevarteen onder
welke laatste eenige schilderijen van de Craijer behoordente
redden. Zeker is het, dat door deze ramp een groot aantal
werkliedendie in de afgebrande Fabrijk arbiedden broodeloos
zullen zijn; hetgeen 3e reeds te Gent in dit gure jaargetijde
heerschende armoede mo?t vermeerderen Men heeft dadelijk be
gonnen met eene inschrijving ten behoeve dier ongelukkigen te
openen.
D E DAGBLADEN.
Vervolg en Slot van ons vorig NommerJ
Sommige dagbladen zijn enkel gewijd aan aankondigingen et»
deze zijn de gemakkelijkste; zij hebben het uitsluitend voorregc
geen aasje vernuft of verstand noodig te hebben. Daarentegen
zijner dagbladen, die als ware mijn slavbn verpligc zijn, om da
gelijks eene vaste hoeveelheid fijnheden aardighedenpuntighe
den of dubbelzinnigheden aan het publiek te leveren; aan deze
doet men geen enkelen regel present, zij zyn gedoemd om allfe
dagen geregeld, en zonuer ophouden geestig te zijn, zij onder
gaan het lot van Trjboulffct en boezemen mededoogen in zoo
dikwerf men bedenkt, dat hunne vrolijkheid een dwang is, eti
dat de minste zweem van ernst of waardigheid hunnen val zotl
veroorzaken.
De godsdiensr zelve heeft geene zwarigheid gevonden zich, ter
harer uitbreiding, van de dagbladen te bedienen, er bestaat wel-
ligt geen kerkgenootschap, dat niet een of meer derzeive aan de
grondstellingen van zijn geloof toegewijd. Is het wonder, dac
ook de St Simonisten gepoogd hebben hunne dwaze leer door
middel van dagbladen voort te planten? Gelukkig inderdaaddat
zij geepen wederklank hebben gevonden; de menschheid zou dan
eene vlek te meer hebben af te wisschen gehad.
Men overdrijft de zaken niet, wanneer men zegt, dat de pe
riodieke drukpers tot eenen staat van invloed geklommen is, door
welken zij het onberekenbaarste heil of de grootste onheilen kan
uitwerken. Terwijl het openbaar gevoelen de dagbladen voort
brengt, werken zij, in onafgebroken beweging, krachtdadig en
gestadig op hetzelve terug, en doen dit zoo veel te gemakkelij
ker en te gewisser, omdat zij den nutteloozen ballast niet mede
brengen, met welken de boekdeelen veelal voor een goed ge
deelte beladen zijneri zij treffen te zekerderom dat zij treffen
juist als het is. De tijddie aan de boekwerken knaagtont
ziet ook, in zekeren zin de dagbladen. Onophoudelijk voort
gaand en verwisselend, verschijnen zij daaglijks in eene nieuwe
gedaante, en laten der bespiedende kritiek den tijd niet. om hare
vergrootglazen te bezigen j door de snelheidwaarmede de nom-
ners elkander vervangen, ontglijden zij aan de vingeren dezer be
slissende schikgodin, en de bedreigde levensdraad ontkomt daar
door, somwijlen, aan hare doodelijke schiar.
Het antwoord op de vraagof de dagbladen eenen heilzameo