N°. 46. GOESSCHE V R IJ D A Cr I cit§^ I \S§T Jfr'AïT fil f r$ COURANT. DEN 9 JDNIX Besturen ctt PUB LTCTT I E. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad Goes en ressorte van dienbrengen bij deze eer kennis van de belang hebbenden: Dar het Suppletoir Kohier van het Patentregt over deze Stad voor het 4e. kwartaal van het dienstjaar 1836 —-1837, door Zijne Excell. den heere StaatsraadGouverneur dezer Provincie den 2 dezer maand, executoir verklaard aan den ontvanger vair ,'s Rijks belastigen, ter invordering volgens de wet toegezonden is. Weshalven alle de Patentschuldigën worden vermaand en gelast om ten spoedigsten na bekomen berigt van gemelden Ontvanger hun verschuldigde te voldoen, op pene als by de wet bepaald. En ten einde niemand onwetendheid zoude kunnen voorwen den zal deze op de gebruikelyke wijze worden afgekondigd. Aldus gedaan ten Stadhuize van Goes, den 8 Junij 1837. Burgemeester en Wethouders voornoemd J. H. VERSCHOORvan Nlsse Ter ordonnantie van dezelven, De Stads Secretaris, L DE FOU W, Jz. P U B L I C A T I E. (Vetvolg van ons vorig Nommer. b. Gezegde opneming zal plaats hebben eenmaal's jaars en aan vangen op zoodanig jijdstipals de Gouverneurs der Pro vin ciën ieder in de zyne meest doelmatig zullen oordeelen al tijd evenwel zoo vroegtijdigdat ten minste de uitkomsten ■der veranderingen welke voor den 30 Jünij van ieder jaar tot stand gekomen zijn nog kunnen opgenomen worden in de verzamelings-leggers, welke moeten dienen voor de ver. vaardiging der kohieren'der Grondbelasting van het volgend jaar. Van den dag waarop de opneming in iedere Gemeen te zal plaats hebben, zal aan de Ingezecenen geene kennis behoeven gegeven te worden; doch zal de Ambtenaar van het Kadaster daarvan berigt geven aan het Plaatselijk Bestuur hetwelk 2al zorgen, eenen staat,van de aan hetzelve bekende veranderingen in gereedheid te hebbenom met de aanwij zingenlangs andere wegen verkregenvoor het werk te dienen. c. Bij deze jaarlijksche opnemingen zullen in aanmerking moeten genomen wordenniet alleen de gebouwen welke geheel nieuw gesticht, of weder opgebouwd zijn, maar ook de ge deeltelyke vernieuwingen of uitbreidingen door bijbouwden alzoo alle eenigzins aanmerkelijke vernieuwing of vergrooting der perceelen, hetzij door afbraak en weder opbouw, of door aantimmering van een öf mèer vleugels of kamers van èehen stal, een koetshuis, een koepeltuinhuis of keuken, of door verhpoging met een of meer verdiepingen van het geheel of een gedeelte des geböuws enz. voorts zullen in deze opnemingen worden begrepen zoodanige gebouwen welke eene andere bestemming mogcen hebben verkregen zoo als fabrieken, trafieken, pakhuizen, oouwschureb enz., welke cot woonhuizen zijn ingerlgcgelijk mede de gebouwen welke tot publieke einden gediend hebben en aan particulieren zijn overgegaan, zoo als: kasernen .tuighuizen, gemeente-, heem raad of polder-huizenakademie gebouwen als anderzins, de armen-huizen en andere gebouwen of gestichten adpios usus welke tot andere einden gebezigdof niet meer door armen gratis worden bewoond enz., en omgekeerd. Daarentegen zullen bij de opneming niet in aanmerking komenverande ringen welke moeten beschouwd worden mirfder van betee- kenis te wezenof die slechts rot verfraaijing dienenzoo als: het vernieuwen van eene pui-of eenen gevel, de aanbouw vaneen uitstek of balkón, hét aanleggen van broeikassen, (geene x>ranjeriën zijnde)het plaatsen van een schuurtje of snuivertje, het vernieuwen ot vermeerderen van deuren tn veastersen dergelijke. Overigens spreekt her van zelve, dat niet alléén moet worden opgenomende geheele ot ge deeltelijke slooping der gebouwen maar ook derzelver ge heele of gedeeltelyke vernieling door brand, storm, water vloed, of andere rampeq., mits zij daardoor eene schade van ten minsten een vijfde van derzelver waarde hebben onder gaan. Met zoogenaamde verval deteriorate) der gebouwen ten gevolge van het niet bohoorlijk onderhouden, derzelve zal niet in aanmerking worden genomen. dAlle minder belangrijke veranderingen dan die bij lid c. ge noemd, en alle verbeteringen (ameliorariè) of verval der ge bouwen niet in de jaarlijksche opneming begrepen, zulien in aanmerking komen bij de eventuele algèmeene herziening van het Kadaster der gebouwden eigéndommen, welke vol-' gens de wet van 3 Frimaire 7de jaar, art. 102, om de tien jaren geschieden moet. Hiervan zijn echter uitgezonderd de gevallen dat het ver- beteren van het inwendige plaats heeft, tevens met eene ver grooting oi uitbreiding des gebouvvs, als io welke gevallen de bedoelde verbeteringen ook bij de jaarlijksche opneming in aanmerking moeten worden genomen. By vertimmetingendie volgens de wet van den 28 Maarc 1828 (Staatsblad N,° 8_) in den driejarigen vrijdom vallen, zal het geheële gebouw, bij nieuw klassement in zóódanige hoógere klasse worden gebragt,als hét geheel der verbete ring zal bevonden worden mede te brengen. (Vervolg in ons volgend Nummer P) NIEUWSTIJDINGEN. iDuitocïtïanb. Frankfort, den 3 Junij. Uit Riga schrijft men dat al daar en in aodefe streken van het Noordelijk Rusland, gedurende de maanden April en Meibestendige warmte met nagenoeg geene nachtvorst en zonder stormachtig wedergeheerscht heeft. De Oostenrijksche Beobachter behelst het volgende: Op het berïgc dat de Sultan Mahmud ter bezigtiging van eenige vestingen eene reis naar den Donau zoude ondernemen, besloot Z M. de Keizer, dezen Monarch, bij gelegenheid van aeszelfs komst in de nabijheid der Oostenrijksche grenzen, te la ten verwelkomen. De in het Banaat van Témeswar bevelvoeren de veldmaarschalk luitenant, graaf Auerspergwerd dienvolgens gelast Z. H. tot Rustschuck te gemoet gaan, alwaar hij deri i£ Mei in een openbaar gehoor en mét dé gebruikelijke plegrighe- den, de eer had den brief van gelukwensching van Z. M. re overhandigen Dit bewijs van vriend-nabuurjijke gezindheid werd van de zijde des Sultans levendig erkenden door een in de be leefdste bewoordingen vervat schrijven beantwoord. De veree. rénde onderscheiding, welke genoemde generaal zóówel van Z. H. als ook op zijnen weg overal genoten heeft, beantwoorde geheel aan het doel zyner hooge zendingen levert een nieuw bewijs op van de tu.sschen de beide Monarchen bestaande vriendschaps betrekkingen." Uit Triesc wordt van den 24 Mei gemeld: „Brieven uit Athene van den 9 spreken van bedenkelijke otï- lusten, welke in Thessalie en aan de geheele noordelijke grenzett van Griekenland zouden uitgebarsten zijn. Dezelfde personen, die vroeger de roofzuchtige bewoners dier streken op hunne stroop- togten aanvoerdenschijnen ook thans aan het hoofd te staan maar de omsrandigheden moeten nu van een ernsriger aard zijn daar het thans niet meer roof en plundering geldt maar schier een volksopstand is, die zich zelfs tot Opper-Albanie uirsrrekc Emir-P'acha van Trikala moet in het gebergte van Mezzovo bij eenen aanval op de insurgenten eene gevoelige nederlaag geleden en enkel aan dooden twee honderd man verloren hebben. Eene afdeeÜng van 1200 man Insurgenten zoude bij Versalos staan-en de gansche bevolking van Völö tot Artazoowel Turken als Christenen de wapens opgevat hebben. Een brief uit Dur zzo van dén 10 bevestigd in het algemeen deze berigten. en voegt er bij, dat de beruchte TafeUBüsi diegelijk men weeteerst onlangs door den Sultan ter zake van een vroegeren opstand begemdigd is, en zich sedert schijn baar bij de partij van Emïr-Pacha had gevoegd laatstgenoem den, op het óógénblik dat hij met isdoö man tegen de insur genten oprukken wilde, vermoord en zich dadelijk aén de opstan delingen aangesloten had. Tn hoeverre deze opgaven juist, dan wel door de lïgigeloo- Vige bevolking der streken van f Waar ze ontvangen, overdreven zijn, zal later moeten blijken, zoovéél is intusschen zeker, c'ac Albanië en Thes-alie thans wéder het föoheel van gewigtige en voor den tegcnwöordigen toestand van het Turksche rijk beden kelijke gebeurtenissen geworden is." Ook. in berigten van de Servische grenzen van 20 Mei worde van dezen opstand gesproken. De geruchten, die reeds eenigë Idagen deswege in omloop geweest waren hadden den 19 zekere bevestiging erlangd, vernies "dien dag verscheiden Tartaren achter elkander by Vorst Milosch te KragejewatZ aangékörriën warén, om voor den Rumeli iValessy dringend om bijstand te vragen. Se dert de aankomst van den laatSren dier fehbóden had het geftichc zich verspreiddat een talrijk leger van insurgenten iri Macedonië ingevallen was, en de aanzienlijke stad Biioglia of Monastir over» K- 'v.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1837 | | pagina 1