N°. 30.
GOESSCHÈ
V R IJ D A G
m? '3
W a
DEN 5 MEI.
NIEUWSTIJDINGEN.
ShuIödtL^ib.
Frankfort, den 29 April. 'Volgens' berigten uit Corfu,
Is lord Vaughandie lord Ponsonbij te Konstancioopel moet
vervangen, reeds te Maltha aangekomen, en heeft van daar on-
middelijk zijne reis voortgezet. Óp Maltha zelf heerschte groote
«Irukce; men wilde dat het gezamenlijke Engelsche smaldeel in
de Middellandsche zee, zich binnen kort bij dit eiland zou ver
eenigen. Men verdiepte zich in gissingen omtrent deszelfs ver*
dere bestemming.
Volgens de laatste tijdingen uit Konstantinopel, welke tot
den 2 dezer loopenbegonnen de onderhandelingen over een
nieuw gemeenschappelijk toltarief wederom meerdere levendig
heid te verkrijgen. Wel hadden zich de vreemde gezanten daar
over nog niet geheel verstaandoch zij beijverden zichom tot
eene schikking te geraken. Aangaande de jongste onderhandelin
gen tusschen de Porre en Mehemed-Ali was er nog niets naders
bekend. Zooveel scheen intusschen zeker, dat dezelve niet van
zoo veel gewigc geweest zijn, als buitenlandsche dagbladen zulks
hadden willen doen voorkomen. Het berigt, door een Engelsch
dagblad medegedeeld, van een huwelijk der derde dochter van
den Sultan met den jongsten zoon van Mehemed-AUwerd als
geheel ongegrond, ja als bespottelijkbeschouwd.
O&ngel anb.
Londen, den 29 April. De beer O'Connellheeït zijnen kruis
togt (gfdijk men hec noemt) tegen het bestaan van hec Hooger
huis hervat, en daartoe hec woord"gevoerd in eene openbare ver-
gadering van de kiezers vari Finsbury, welken hij bij die gele
genheid heeft verklaarddat zij eene hervorming van het kies re
glement eene vermindering van den duur der parlementaire func-
tien en eene geheime stemming, alle welke maatregelen hij
allezins noodzakelijk keurdeom eene radicale hervorming tot
stand re brengen, nimmer zouden erlangen, zoo Jang her te
genwoordige Huis der Lords in wezen bleef, dat ook dit
Lluis noodwendig moest worden hervormden dat de kiezers van
Finsbury welke twee voortreffelijke radicale gedeputeerden naar
het Huis der gemeenten hadden gezondenook zeer wel instaat
zouden zijn, om zich een vertegenwoordiger in het Huis der Lords
.te kiezen.
De genoemde volksmenner heeft zijne toehoordersdiegeens
zins vah de achtbaarste soort waren verder verzekerd, dat de Lords
zoo wel de vijanden waien van Engeland, als van Ierland;
dat hij reeds veel had gedaan voor de vrijheid van Ierlandmaar niet
minder zou doen ten behoeve van Engelandmits de Engelschen
hem sléchts geliefden te otiderSceüdenen dat zij alsdan slechts
behoefden te fluiten, om op al zijne Ieren te kunnen rekenen
5, Gijlieden (dus schroomde de heer Qi'ConneU niet uit te roepen)
zijc geenszins slaven, evenmin als uwe voorouderen, die hunnen
Koning, roen het dezen gelusteden tiran te spelen, den mid
dendeur van Whitehall uitleiddenom een luchtje op hec 'scha
vot te scheppenen hem in eenen kluchtige houding zagen terug
keerendaar hij zijn hoofd had achtergelaten." De spreker schijnt
met deze en dergelijke uitdrukkingenZijne toehoorders wonder
ivel te hebben vermaakt, doch de gedachte dat de tegenwoör
dige bewindslieden de ondersteuning van een dergelyk persoon be
hoevenom zich in het hoog gezag staande te houdengeeft aan^
leiding tot menige treurige aanmerking.
Parijs, den 30 April. Bij de Pairs is beraadslaagd over de
wet tot dotatie van den hertog van OrleansDe heer Dubou-
chage beeft de voordragt bestreden, en trachten te betoogen,
dat her Vorstelijk huis genoegzame inkomsten bezat, om derge
lijke uitgaven te bescrijden. Ook hijeven als een lid bij de
afgevaardigden, vermeende dat Frankrijk een goedkoop bestuur
wilde, en dat dit de voornaamste oorzaak der Juli) omwenteling
was. De minister het ontwerp verdedigd hebbende, werd het
zelve, met bijna eenparige stemmen, aangenomen. Ook heefc
de kamer, na eenige discussie, de wet goedgekeurd tot de lig-
ting van 8o,.ooo man.
De berigten uit Madrid van den 22 melden, dat men al
daar steeds verontrust wordt door de complotten der revolutton-
rajren, die met Valencia, Barcelona en SaragosSa in verstandhou
ding blijven en door de vrees voor een nieuwen inval der Car-
listen. v
Uit Saragossn wordt van den 18 gemeld, dat Oraa en Alva
??z'£ich te Teiuei bevonden, Omtrent Cabrera scheep nieó
geen berigt te hebben. Het blijkt nog nietdac de populaire
junta daar ter stede is ontbonden geworden.
De generaal Bugeaud, die reeds in het vorige jaar eenefi
krijgstogt in het gewest van Oran ondernomen heeft, om van
de door den generaal Trezel geledene nederlaag wraak te nemen
en die toen in die onderneming gelukkig is geslaagd, bevindt
zichzoo als men zich herinneren za]thans weder met eenë
aanzienlijke legerafdeeling te Oran roet lnsrom de. provincieh
van dien naam waar de magti je Emir Abd-el-Kader steeds eenen
vijandigen invloed tegen de Franschen uitoefent, te bevredigen.
Hij heefc aldaar de volgende proclamatie aan de Arabische be
volking uitgevaardigd:
„Arabieren!
Ik kom den oorlog hervatten, daar waar ik dien gelaten heb
toen ik, na het gevecht van Traza, aan den Sikak, op den 6
Julij 1836, de krijgsverrigtingen staakte, om mij naar Spanje
te begeven. Het was u ongetwijfeld bekend, dat ik kort te vd-
ren, en wel op den 6 Junij, op de zandige oevers van den Taf-
na aan wal was gezet zonder ruiterijzonder paarden voor mij
en mijne officieren zonder middelen van vervoer voor de mond
en krijgsbehoeften en voor de gekwetsten. Gij weet tevens, of
ik, in weerwil van die hinderpalen, eene ontmoeting met uwe
krijgslieden vefmeaen hebof mij de sreilte uwer ge'rergten eti
dé hitte van uwe zon-heb laten afschrikken.
Thans verschijn ik metal den toescel voor.eenen oorlog, zoo
als die tegen u behoort gevoerd te worden. Gij zult niec meer
in de gelegenheid zijn, om logge kolonnes, door eenen grooten
wagen-trein belemmerd, en die u daardoor niét konden vervol
gen, terwijl gij derzelver langzaroenmóeijelijken roarsch vooraf
kond berekenenonophoudelijk te verontrusten.
„Ik heb mij in een Arabier, zoo als gij zijcherschapen,
of ben dit misschien meer dan gij want ik kan langer hec veld
houdenzonder noodig te hebben van tot mijnen voorraad van
levensmiddelen terug te keeren. Uwe uitgestrekte wildernissen,
de steilste uwer gebergte, uwe rotsen, uwe diepe bergkloven
kunnen mij geen oogenblik verschrikken of ophouden. Ik ben niec
zoo snel als gij maar even beweegbaar. Er is geen hoekje van
uwen grond waarheen ik niec kan doordringen. Als een vuur
stroom zal ik in alle rigcingen heden naar het zuidenmorgen
naar het oosten, overmorgen naar hec westenden volgenden dag
naar het noorden, uw land doorploegen.
Ik kan tot u zeggen; gij zult dit jaar den oogst van geen
enkelen korenakker genieten. Indien gij de halmen daarop af
maait dan zult gij geen tijd hebbenom ze te dorschen en
zoo ik u op enkele punten den tijd laat, om het graan in de
silo's (geheime bewaarplaatsen van koren) te brengen dan zal
ik hec daaruit wegnemen om het te vernielenof de paarden
mijner ruiters daarmede te voeden. Niet slechts zult gij niet oog
sten, maar gij zult ook niec zaaijen. Ik zal een genoegzaam aan
tal troepen te Oran achterlaten om mijne rondtrekkende kolonne
gedurig voltallig te houden en zoo noodig te versterken.
Arabierenu staan slechts twee. middelen ten dienste, otn
het onweder, dat boven uw hoofd zamentrekc af te keerenna-
meliik te strijden enl te overwinnen of om vrede te smeeken.
Het eerste middel is gewaagd; het tweede is zeker, indien gij
het met tegtschapenheid en goede trouw aanwendt. Zoo gij waar
borgen aanbiedt, kan ik zonder omwegen en zonder-schande te
gen u van vrede spreken, omdac ik sterk en moedig ben. Ja,
ik bied u den vrede aan, of eenen oorlog, bij welke de vorige
oorlogen slechts kinderspel zullen geweest zijn. Ik zou dezen
geesel van u willen afwenden omdat wij niec gekomen zijn om
u van honger te doen stervenmaar in tegendeelom u den
overvloed onzer voortbrengselen in ruiling tegen dé uwe te
schenken.
„Wij zijn niet gekomen om u te dooden, maar integendeel
om, door de vermeerdering van algemeen welzijn', den aanwas
uwer natie te bevorderen. Wij willen nog op uwe godsdien'sc
noch op uwe vrijheid, noch op uwe gewoonten inbreuk maken,
wij willen alleen vrijelijk met u handel dfyven en alzoo het ge
luk der beide volkeren vermeerderen. 1
Indien uwe aanvoerders, meer bezield door den wensch, om
aan hunne eerzucht te voldoendan wel door dien om u voor
de ijsselijkheden van den oorlog te behoeden, den vrede mogten
VVeerstreyen dat zij dan komen, dm uwe oogsten en uwe kud
den te beschermen, ik daag hen uit ten strijde. Indien zij 11
niet kunnen beschermen, dat zij dan zei ven O m den vrede vra
gen, wanr zij zijn voor God en voor de menschen gehouden,
om het eene of andere te do.tl, daar huntle roeping is, om u
vaderlijk te leiden en te beschermen.
Ik heb mee rondborstigheid en zelfsvertroüvven tegen u ge»