N\ 28.
c
GOESSCHE
V R IJ D A G
DEN 7 A F III L.
NIEUWSTIJDINGEN.
RDuttejtftfattb.
Frankfort, den i April. De jongste tijdingen nit Konstan
rinopel, van den 9 Maart, bevestigen het berigt, dat de zwa
righeden opgeheven waren omtrent: het sluiten van een nieuw
handelsverdrag tusschen de Porce en de Europesche mogendhe
den. Rusland had daartoe deszelfs bewilliging gegeven en te dien
einde afgezien van het afzonderlijk bestaande verdrag. Den 5 had
er reeds eene uitwisseling van nota's tusschen de Porte en de
vreemde gezanten plaats gehad, waarbij eerstgenoemde hare be
doeling ten deze te kennen had gegeven.
Van den beijerschen kant worden berigten uit Athenevan
den 8 Maartmedegedeeldwelke zeer gunstig luiden ten aan
zien van de algemeen m Griekenland heerschende rust. Door
de nieuwe bewindslieden waren nog geene veranderingen van ee
nig belang in het bestuur gemaakt. Ten hove was alles welva
rende. De graaf y. Armansperg was nog niet vertrokken; op
teene door hem gegevene danspartij waren HH. MM. en de
nieuwe ministers tegenwoordig geweest. Koning Otto had
den 14 February eene proclamatie uirgevaardigd waarin de gun
stigste verwachtingen van de toekomst gekoesterd werden. Eene
in dat stuk voorkomende uitdrukking, nopens het rot stand bren
gen van nieuwe instellingenhad sommigen weder doen denken
aan de invoering eener constitutie, maar anderen meendendat
de regering zulks met die uitdrukking geenzins bedoeld had,
(£«0CÏAttb.
Londen, den 2 April.» Dezer dagen is alhier een vlugschrift
in de Engelsche taal over de tusschen Nederlanden Groot Brit
tanje bestaande geschillen, wegens de regten op Javaverschenen,
uitgegeven 6 ij Macroneen tot titel dragende: The Java question
A few words adressed to the justice and the Good sense of
Great-Brittain. Bij a Dutchman. (Dar is: Het Javasche
vraagstukeen kort woord aan de regtvaardigheid en het ge
zond verstand van Groot~Briitanjedoor een Nederlander
Daarin wordt op eene zeer duidelijke wijs aangetoond dac de
Nedeilandsche regering, in de naleying van het traktaat van 1824
stiptelijk aan deszelfs bepalingen is getrouw gebleven, en geen
ander inzigt der zaak heeft gehad dan de Britsche regering. Ons
ministerieel avondblad the Cotirriererkent dit volmondig, en
verklaart, door dit geschrift van de waarheid ten deze overtuigd
te zijn geworden,
Dit traktaat (zege het blad) bepaald geenerlei verhouding
tusschen de regten op Britsche fabrikaten en die op Nederland
sche hetzelve stelt grenzen vast ter bescherming van Nederland-
sche kooplieden en Nederlandsche scheepvaart aan den eenen kant
en van Britsche kooplieden en Britsche scheepvaart aan de andere
zijde, en betrek niet in het minst de beschermende regtenwelke
de eene of de andere mogendheid goed mogt vinden, op de ma
nufaetnren van de andere te leggen, Het traktaat bepaald alleen
dat, indien de Nederlandsche rcgeiing roesraat, dat hare eigene
onderdanen goederen bijv. Britsche katoenen, zonder regten in
voeren de Britsche kooplieden dezelve tegen 6 per cent zullen
mogen invoeren, en dat, indien zij de Brit che katoenen met
bijv 25 per cent wil bezwareningeval die goederen door Ne
derlandsche kooplieden en in Nederlandsche schepen worden san-
gébragt, dezelve riet hooger dan met 50 per cent zullen mogen
woiden belast, indien dezelfde goederen door Britsche kooplie
den in Britsche schepen worden aangevoerd."
Naar aanleiding van opgemeld geschriftbetoogt het ministe
riële blad verder, dat de vordering onzer kooplieden, om, te
genover de goederen van Nederlandschen oorsprong die vrij
van regten zijn, dezelfde goederen van Britschen oorsprong aan
een regt van slechts zes per cent onderworpen ie zien uit een
verkeerd begrip van het traktaat voorrvloeir. Ten bewijze hier
voor brengt het blad het Engélsclr tarief voor de Indien bij, Daarbij
wórdtbijvoorbeeld ren voordeele van de disteleefderijen op
de kust van Coromsndeleen regt op den arak gelegd dat
tweemalen den marktprijs van den arak van Batavia beloopt. Daap
bij worden Nederlandsche sterke dranken en linnens aan 60 per
cent onderworpen op zout van Batavia een ontzettend zware
last gesteld, die vier en twinrigmalen de waarde bedraagt. „Wij
hebben dus (zegt de Courtierjuist uit hetzelfde gezigespurt
der zaak gehandeld, als waarover wij ons ten opzigre der Hol
landers beklagen. Na in den loop van zijn vertoog te hebben
aangemerkr, dat de heer Canning in zijne toelichtende rede over
deze ziak (van den 17 Junij 1824) geer. woord gerept had van
tie meerdere voordeelenwélke uit de opvatting van het trak
taat in den zin der Britsche kooplieden, voor dis Rijk zouden
moeten voortvloeijen, besluit het ministeriële Avondblad met de
volgende opmerkelijke zinsnede: Voor her overige moet men
in het oog houden dat het hier geenszins de vraag geldtop
welke voorwaarden wij Java aan Nederland hebben afgestaan
maar wat de degelijke uitlegging van een stellig verdrag is.
Bij eene vorige gelegenheid was de heer Canning gedwongen
de pogingen van gouvernements-beambten te wraken die op onze
traktaten mee de Nederlanders nopens deze zaak inbreuk wilden
maken. „Zij matigden zich aan (zeidé de heer Canning f) zel-
ve de staatkunde te onderzoeken der verdragen, waarbij de be-
zittingen aan Nederland waren teruggegevenen waren er meer
„bedacht om hetgeen zij als verkeerd in de bepahngen daarvan
„aanmerkten, te herstellen, dan om die bepalingen uit té voe-
ren en hij verklaarde, dat, ofschoon hij gestadig kiagten
hoorde aanheffen over inhaligheid van de zijde der Nederlanders
ofschoon hij hoorde spreken van hun voornemen, om de En
gelsche vlag geheel en al uit hunne Indische wateren te doen
verdwijnen, hij nooit anders dan zulke algemeenheden, en nooic
de minste stellige daadzaak had vernomen welke hijtot op
heldering, aan de Nederlandsche regering zou hebben kunnen on*
derwerpen. Wij vreezen, dat dezelfde onredelijke geest alsnog
bestaan, en dac er sommigen zijn, die, niet lettende op den in
houd van het verdrag van 1824, voorregcen verlangen, welke
onbestaanbaar zijn mee dat verdrag, en die Java door Nederland
als eene vreemde mogendheid, in plaats van als eene Nederland
sche volkplanting, willen behandeld zien. Het is inrusschen niec
billijk, om vorderingen te ondersteunen, welke niet op regtvaar
JTrattfcytjfe.
Parijs den 2 April. Gisteren is van de Tuilerien een cou
rier naar Brussel afgezonden met de tijding der onderceekening
van het huwelijkscontract tusschen den hertog van Orleans en
de Prinses van Mecklenburg-Schwerinde viering van het hu
welijk zal tegen het einde van Mei of het begin van Junij plaats
hebben. Het schijnt zeker dat de hertog Choiscuilonzen Prins
bij de sluiting van het huwelijk te Mecklenburg zal vertegen
woordigen.
Sommige revolutionnaire bladen laten zich op eene ongepaste
en hatelijke wijze over de echtverbindrenis van den hertog van Or
leans uitonder anderen de Charivaridie met hergeen over de
hooge oudheid van het vorstelijk geslacht van Mecklenburg elders
is te berde gebragten met hetgeen omtrent het huwelijksgoed der
Prinses is uitgelekt, den spot drijft. Een ander Parijsch blad,
dat zich den vriend der godsdienst Ami de la Religion) noemt,
toont zich ontevredendatterwijl in Europa zoo vele Roomsch
Kacbolijke vorstengeslachten bestaan, de Hertog van Orleans
eene Prinses die de Protestantsche godsdienst belijdt tot gade kiest.
Onze VorstenZvgt dit blad," huwden voorheen nooit an
ders dan Kathoüjke Prinsessen, of indien zij zich met eene pro
testante verbonden keerde deze voor het huweiijk tot de Katho-
lijke kerk terug. Het geslacht van Orleans had zichin zijne
verschillende takken altijd aan dit, door aliergewigtigste beweeg*
redenen voorgeschreven gebruik gehouden Toen Philips
Hertog van Orleans en broeder van Lodewijk XIVin 1671
de Prinses Elisabeth Charlotte, die u>t de Palts-graven van den
Rhijn was voortgesprotenhuwdeomhelsde deze Prinses voor
af de Katholijke godsdienst en bleef daaraan haar geheele leven
getrouw. Wij zouden niec zonder ongerustheid eene Prinses,
die eene andere godsdienst dan de onze belijdt, den troon zien
beklimmen. Dit zou eene nieuwe steun voor het Prorestancismus
zijn dac reeds alles om ons heen overheerten weiligc een twist
appel te meer in ons midden kan werpen,-" enz.
Men kan hierbij opmerken dat er Fransche Prinsen zijn
geweest, die Protestantsche vrouwen gehad hebben, zonder dac
deze van godsdienst veranderden en indien dit zeldzaam was,
zoo is de rede zeer natuurlijk, en stond met de staatkunde ook
van de regerende Vorsten van Europa in verband. De staturen
van 1724 bekrachtigden de besluiten van LodewijkXIV en indien
Frankrijk al eens minder naauwgezet op die punc was, dan waren
het de sramhuizen, met welke men verbintenissen wilde aanknoo-
pen. Engeland was hierop onverzettelijk De Keizerin moeder
van Rusland verklaarde zich standvastig tegen eene huwelijks-ver-
eeniging harer dochter met Napoleonomdat hij de R. Katho
lijke godsdienst beleed, welke met de Grieksche altijd moeilijk
vereenigen is. Thans schijnc door hec huwelijk van den her*
f pi
Us tsZq^I
ijnom ons hoe langs
digheid gegrond
en alleen geschikt
zoo meer in verwikkelingen te brengen met een ouden bondge-
nootwelke bereids \zoo veel redenen heeftom zich over het
gedragdat de Britsche regering jegens denzelven gehouden
heeftte beklagen
m
■x