N°. 33.
6 0ESSCHE
1836
C O V R A N T.
Maandag
'08 April
Bistuten cu Slbmittitftraticu.
AANBESTEDING.
BURGEMEESTER en ASSESSOREN der Gemeentel
senkerke en Geersdijk c. a.zullen onder nadere goedkeuring
van Hun Ed. Gr. Achcb. de Heeren Gedeputeerde Staten der
Provincie Zeelandop Vrijdag den 22 April 1836, des na
middags te 4 urenin hec Gemeente Huis aldaarpubliek aan
den minstaoende presenteren AaHtebösteden
Het bouwen van een nieuw SCHOOLLOKAAL, met de
leverantie van alle daartoe benoodigde Materialen
Ten dage der Aanbesteding zal er lokale aanwijzing worden
gedaanterwijl het bestek van heden af, ter lezing en inzage
zal liggen ten huize van den Burgemeester derzelve Gemeente,
bij wien nadere onderrigting te bekomen is,
NIEUWSTIJDINGEN.
zDmtocfilnnb.
Van den Rijn den 11 April. Bijzondere brieven uit B.r
lijn 8 Aprilbehelzen het volgende
Ofschoon de zaak van de verdrijving der poolsche vlugte
lingen uit Krakau met den aankleve van dien schijnt afgeloopen
te wezen, wordt daarover nog veel gesproken. Men verhaalt,
dat reeds voor een geruimen tijd over dergelijlcen maatregel ge
handeld is tusschen de drie beschermende mogendheden, maar
dat Oostenrijk zich steeds tegen denzelven verzet heeft, tot dat
eindelijk de genoemde vlugtelingen tot eenige daden van openbare
wanorde en geweld gedreven zijndie men te baat heeft geno
tnenom het lang beraamde plan van verdrijving door te zetten.
Om niet aan Rusland de eerste rol over re laten, zou toen hei
oostenrïjksch kabinet zich op dénj voorgrond' geplaatst-, en van
deze stelling gebruik gemaakt hebben, om 'den maatregel der
verdrijving, in deszelfs uitvoering, aanmerkelijk té verdachten
onder anderendoor aan een overgroot aantal ver-drevjenénaan
welke geene woelingen te laste kóndén gelegd wórdende gele
genheid te verschaffenom naar het gebied van Krakau terug te
keeren. Verder wil men het overal aan deze magtiging van Oos
tenryk toeschrijven, dat Engeland en Frankrijk zich met zoo
weinig nadruk tegen de bezetting, van Krakau hebben aangekant
en zien sommigen zelfs in die geheeld zaak eene aanleiding tot
naauwere aansluiting der beide genoemde mogendheden aan Oos
tenrijk vooral ten aanzien van de oostersche aangelegenheden."
<£utjcl«utb.
Londen, den 12 April. Inden nacht van den7denopden
8sren April, is het kolossale standbeeld te paard van Willem III,
hetwelk op het plein van Calle-Green te Dublin plagt te staan
door kwaadwilligen vernield. Men heeft eene opening iq het paard
hetwelk hol was, weten te makenjodie opening met buskruid
gevuld en dit vervolgens aangestokenwaardoor het standbeeld
tot op eenigen afstand is weggeslingerd en aanmerkelijk bescha
digd op den grond is tiedergestort. Dit voorval heeft te Dublin
veel opziens gebaard, en groote gisting doen ontstaan. Er is wel
geen twijfel aan, dat hetzelve aan godsdienstige parcys chaps is fpe
te schrijven. Het standbeeld was in 1700 opgerigt;en den 1 Ju lij
1701, zijnde de verjaardag van den slag aan de Böyue, .waarbij
Willem III hec leger van Jacobus II versloeg ingewijd Deze
omstandigheid en het opschrift op hec voetstuk konden dit beeld
eenigermate doen beschouwen als een gedenkteeken der zegepraal
van de Protestanten over de Katholijken in Ierland. De Onder
Koning van Ierland heeft den 8sten eene premie van ipo pond
sterlings uitgelopfd voor dengeendie de daders van dit misdrijf
aan hec licht zal brengen. Het stedelijk bestuur van Ddblin het
welk nog geheel uit zoogenaamde Oranje-mannen is zamengesteld
is verder gegaan, en heeft voor de ontdekking der schuldigen
200 pond beloofd. Dén 9d^n was er te Dublin een regterlijk
onderzoek in deze zaak begonnen. Reeds hadden er bij' het ver
nielde beeld vechtpartijen plaats gehaden men had sommige vrou
wen uit de lagere volksklassen hooren zeggen, dat thans op het
ontledigde paard het beeld van Daniel O''Cornell moest wor
den geplaatst. Dikwerf had dit beeld reeds van partij woede moe
ten lijden: in 1800 was het deerlijk geschondenen nog in 1805
hadden de misnoegden door het geheel zware te verwenhun
nen moedwil daaraan gekoeld. Thans is het zoodanig vernield
dat hec moeijelijk te herstellen zijn zal.
'sGraveniiage, den 12 April. Zijne Excell. de Minister
van Finamien heeft in de zitting der Staten Generaal van 13
t Aprilna oplossing eeniger bedenkingen tegen de voorgedragend
j finantiele wetten zijne rede aldus besloten. En wat den staatkun»
n$ipb toestand des Lands betreftbehoef ik daarover thans niet
uit té weiden. Ik heb in de gesloten zitting zoo ruimschoots
het gevoelen der Regering daarover geuit, dat ik het voor on
doelmatig en onvoofzigtighoude, mij thans daarin te verdiepen.
Maar ik mag Qok thans veilig zeggendat ook ik het uur waar
óp eene billijke beëindiging der nog hangende geschillen zal
plaatshebben, een der gelukkigste mijns levens zal achten Niet
de Vertegenwoordiging alleen maar, de geheele Regering, mee
den Koning aan het hoofd, deelen-in dit verlangen maar even
zeer als U Edel Mogenden, en alzoo .me: dezelve en met ge
heel het Nederlandsche volkzal men liever den laatsten droppel
bloed en den laatsten penning veil hebben om het vaderland te
behoeden voor onderschrijving aan voorwaarden, welks 'svolks
vernedering en verguizing, der meest wezenlijke belangen zouden
ten gevolge hebben. Jaik heb het woord nood hooren uit
spreken ik heb het hooren voorstellenals of wij ons bevon
den als op eene dobberende zee, zonder uitzigt op redding rond
drijvende en bereid om ons aan den eersten stroohalm vast te
houden. Maar Éd. Mog. Heeren, dat beeld laat zich gelukkig
nog niet op onsen toestand toepassen neenal ware dan ook
redding door aardsche magten nog niet nabijal ware dan ook
de geest dés volks niet een genoegzaam hechte steun om op derr
weg van billijkheid en waardigheid voort te gaaner heefc zich
dan tochgelijk een welsprekend redenaar het eens uitdrukte
eep balsem opgedaan tot leniging der wonden in de laatste Ja
ren aan het staatsligchaam van Nederland geslagen een balsem
vvelke^ als eene gelukkige cusscherikomsc van het Godsbestuur er--
kentelijk mag worden aangemerkten waaruit zulke milde vruch
ten afdalen, dat men bij den onbenevelden duur van zulk een
gunstrijk verschietgeene buitengewone talenten zal behoeven
om aan het behoud van Nederland niec te doen wanhopen."
Zijne Excell. vervolgens op de begrootings voordragten terug
komende, waartegen zich de meeste Leden verklaarden, eindigde
dus. Intusschen zal ik mij verheugen wanneer de eerste wetten
toch hier de belangrijke hoofdzaakmet genoegzame eenparigheid
zullen worden aangenomen dan toch zalniettegenstaande de
afwijzing der laatsteniec minder gebleken zijn dat eendragc en
vertrouwen de Vertegenwoordiging mee de Regering blijven ver*
binden en dat een verschillend gevoelen omtrent de laatste wet
ten onze vijanden geen gewaanden triomf zal doen blazen over
eene. tweedragcWelke ttot hunne spijt, in dit gezegend land nog
onder het onbekende kwaad behoort."
Goes ,den 15 April. Men meldt in sommige bladen dat Z.
K. H- de Prins van Oranje, zich in de volgende maand voor
éetfigén tijd naar Londen zou begeven, waarin een bewijs ligt
opgeslotenhoezeer onze Koning gezind is al het mogelijke te
beproeven, om aan de'wenschen des Volks, ook door de Sta
ren-Generaal geuit, te voldoen daar deze reis hoogstwaarschijn
lijk met de eindschikking onzer zaken in verband staat. Deze
tweede feis doet echter aan de eerste denken welks gevolgen
door misleiding van listige Diplomaten, voor onzen grootmoe
digen Veldmaarschalk en onze eerlijke Staatsliedengrievend zijn
geweest. -
In de zitting van de kamer der Belgische vertegenwoordi
gers van den 12 April is gehandeld over het ontwerp van wet
betrekkelijk het graven van het kanaal van Zelzaete, hetwelk voor
namelijk zal moeten dienenom den afloop van Belgisch Vlaan
deren te verzekeren. Naar het schijnt, heeft men ten ontwerp
om dit kanaal van Zelzaete af, langs de grenzen van Staats-
Vlaanderen heentoe aan zee te doen loopen. De heer van
tloobrouck hééft het nut dezer onderneming betoogddie vol
gens hemniec slechts den afloop van overtollig water zou ver
zekeren, maar ook aan Nederland zou beletten, om het Noor
delijk gedeelte van Vlaanderen door overstroomingen te doen lij
den en daarenboven eene uitmuriteflde tollinie zou vormen. De
heer Dumortier heefc daarentegen hec plan bestredenop grond
dat de uitvoering ia millioen franken zou kosten, en dac men
htj bestaan van zulk een kanaal (waarvan het eerste ontwerp reeds
in 1695, toen Schelde gesloten was, door de Staten van
Braband en Vlaanderen is gevormd.) naderhand wel als een voor
wendsel zou kiinnen gebruikenom aan de Belgen de vrije vaarc
op de Schelde te betwisten. Het laat zich aanziendat de be
raadslagingen over dit wets ontwerp niet spoedig zullen afloopen.
MENGELINGEN-
53 c 53A0Mabjett.
Onder de gevolgenwelke de uicyinding der Drukkunst ons