C O U R A N
rJ-*^
N". 20.
GOESSCHE
Maandag
S£\ vxcv'r';
7 Maart.
*ïfN/fe
-'f' ''i
Bcehivcu en ftbmiuTstrntmu
BEKENDMAKING.
Alle Eigenaren van Grove Moesgrondengelegen in deze Ge
meerite, worden uitgenoodigtom, zich om Donderdag den ro
Maart 1836, des voormiddags ten 10 uren, te vervoegen ten
Stadhuize dezer Stad, ten einde, met den Heer Controleur, Be*
waarder van het Kadaster en den Gecommitteerden Schatter, om
trent eene nadere opneming en klassering van die Grondenin
overleg te treden, en hetzelve zoo veei moge rijk finaal te re
gelen
Goesden 5 Maart 1836.
Burgemeester en Wethouders der Stad Goes,
Bij afwezigheid van den Burgemeester,
De Wethouder,
J. W. DECKING,
Ter ordonnantie van dezelven
De Stads-Secretaris,
L, DE FOUW, Jz.
BEKENDMAKING
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad Goes
en ressorte van dien,- brengen bij deze ter kennis van de be
langhebbenden
Dat van heden af aandagelijksuitgenomen op Zon- en Feest
dagen des voormiddags van tien tot twaalf uren ter dezer Stads-
Griffie ter lezing zullen liggen
Zijner Majesceits Besluiten van 121 January dezes..jaars, Nos* 96
en 97 alsme het bij laasrgemeld besluit gevoegd Reglement op
het Algemeen Burgerlijk Pensioen Fonds.
En opdat zulks algemeen bekend zij, zal aan deze op de ge
bruikelijke wijze publiciteit gegeven worden.
Gedaan ten Stadhuize van Góes den 5 Maart 1836.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Bij afwezigheid van den Burgs meester,
De Wethouder,
J. W. HBCfONG,
Ter ordonnantie van dezelven
De Stads-Secretaris,
L. DE FOUW, Jz,
NIEUWSTIJDINGEN.
IWbsrïfmfeim.
Goes, den 7 MaartDe StaatsCourant van den 3 Maart,
behelst eene allerbelangrijkste Koninklijke boodschap aan de
Tweede Kamer der Staten Generaalhoudende een ontwerp
van wet tot daarsteliing van schuld, ten laste deT Overzeesche
bezittingen. Volgens dat ontwerp wordt als teruggave op de
bezwaren vroeger voor de Overzeesche bezittingen gedaanhe
den reeds eene schuld ten bedrage van 140' milhoenen guldens
ten laste dier bezittingen daargesteldwelke op den 1 April
met nog 55 millioen vermeerderd zal worden. In genoemd
Staatsstuk is de aard, en bedoeling van dezen heilzamen maat
regel uitvoerig ontwikkeld. Wij hebben uit een en ander
met verheuging geziendat da gunstige toestand dier kolo
niën het moederland op eene belangrijke wijze te gemoet kómt
dat aan de schuldeischers van dsn Staat, eene geiuscheid wordt
gegeven, voor het openbaar vertrouwen ook hoogst wensche-
lijkdat de nieuwe Staats-schuid sedert 1830 gemaakt hier
door verminderd en solider wordt, dat de begrooting der Staats
uitgaven, met 11 milljoenen ook door andere bezuinigingen ver
minderd, zonder opcenten kan worden goedgemaakt, dat het
bezit onzer koloniën zelfs gewaarborgd wordt", en wij eindelijk
hierin eene vergoeding hebben voor hetgeen Belgie altijd nog
schuldig blijft, maar door den status quo niet uitbetaald. Met
verheuging leest ieder Nederlander de woorden van zijnen Koning.
Wanneer men deze toelichtingen als onder één gezigcspunc
zgmentrektdan zal men bevindendatniettegenstaande den on-
gelukkigen voortduur der rampspoedige omstandighedenwaarin
wij door geweld en ontrouw zijn gebragt en geblevenonze toe
standdank zij der Goddelijk Goedheidzich meer en meer ves
tigt en verbetert; dat de eenstemmigheid der natie, om met de
regering en de wetgeving, datgene te behouden, zonder hetwelk
de eer, de vrijheid en de duurzame onafhankelijkheid van een
volk worden in gevaar gebragt, onveranderlijk blijft; dat men
dan ook in staat is om naar buiten en naar binnen te doen zien
dat de bloei onzer geldmiddelen op hechten grond gevestigd is
dat onze gewone uitgaven door de gewone inkomsten bestreden
wordendat de buitengewone niet aileen volkomen gedekt zijn",
maar dat er een excedent van ontvang bestaat, hetwelk in staat,
stelt, met het jaar 1837 alweder de opcenten, op eehë beduia
derfde wijze te. verminderen, en dac zelfs het uitzigt blijft om
trapsgewijze met de vermindering van volks lasten verder voort
te gaan, zoodanig dat, bij het meest opregt en ernstig verlan
gen om onzen toestand naar buiten billijk te zien geregeld, de
vastheid van ons bestuur, de staat onzer geldmiddelen en de uit-
zigt.en voor de toekomst, ons van ljet onzekere hetwelk ons om
ringt en het duistere dat ons wacht, meer onafhankelijk ma
ken, en wij aïzooy bij' volharding, ju.eeodragt en vertrouwen
het tegenwoordige met dankbaarheid genietenen het toekomen
de met gerustheid kunnen te gemoet gaan."
BIJBELGENOOTSCHAP EN ZONDAGSCHOOL.
De herstelling der Afdeeling van het Nederlandschë Bijbelge
nootschap in dit District, en de onmiddelijk daaruit voprei ge
vloeide oprigring eener Zondagschool ter dezer stedézijn ver
schijnselen welke het hart van den menschenvriend met blijd
schap vervullen', en ais heilspellende reekenen voor de toekomst
beschouwd mogen worden. Jahet is iets groots en heilzaams
waaivan de grondslagen gelegd zijn geworden. Men wil den Bij.
bel niet alleen in handen van menschen geven die denzelven niec
bezitten 'j maar ook eene poging doen om hen instaat te stellen
dien te kunnen lezen met verstand.
De 'deelneming in beide inrigcingen is echter over het alge#
meen nog niec zoo grootderzelver ondersteuning niet zoo krach
tig als men mogt wenschen, en zou vermoeden in een oord-
waar belangstelling in Godsdienstige en zedelijke beschaving
wordt aangetroffen. De oorzaak daarvan zal wel geene andere
zijn dan de beschouwingswijze, welke eenigen in zwang hebben
gebragt door de zaak of eenzijdig of in een geheel verkeerd
licht voortesteilen. Wij willen daarom op deze wijze desgelijks
het een en andér over Bijbelgenootschap en Zondagschool me»
dedeelen.
Wat feet-doei vsn het Bijbelgenootschap zijdrukt de naant
reeds eenigermate uir. Mets wil de kennis der H. Schriften die
Gods openbaring bevattenalgemeen maken onder de menschen
en daartoe den Bijbel in de onderscheidene talendie in de gan-
sche wereld gesproken w-ordenom niet uitdeelen aan armen v
en tot den geringst en prijs verkrijgbaar maken voor elk, die de
bezitting van dit goddelijk boek verlangt. ïn deze bedoeling zijn
ja'alle. menschen begrepen; doch iedere afdeeling begint met de
Christelijke huisgezinnen in haren kringen opdat niemand ten
gevdlge van verzuimd onderwijs in zijne vroegere jarenbij
voortduring van de bron des levens vèrwijderd zou behoeven te
blijven, rigt zij zoodra mogelijk Zondagscholen op voor vol
wassenen die lust gevoelen om het verzuimde weder intehalen
maar van de gewone middelen van onderwijs geen gebruik kun
nen maken. Het is op deze wijzedat men de kennis van waar*
beid en piigt, het licht en deti troost des eeuwigen levens, ent
alzoo de ware zaligheid onder de onkundigen en de armen wil
vermeerderenen den zegen der verlossing brengen in aller har
ten. Het is hierdoor dac men de zeden wil verbeteren! en dus
het opkomend geslacht beveiligen tegen den jammer dien ongods
dienstigheid over de volken brengt.
Zou nu ook dit bier niet noodig zijn Wie durft ontken
nen,, dat losheid van beginselen, dat ongeloof en zedeloosheid
veld hebben gewonnen? Nergens vindt men meer die gezette,
algemeene Waarneming der openbare Godsdienstoefeningen wel*
ke bij onze vaderen als onverbreekbare pligt beschouwd werd»
Hun kamersieraadde groote Bijbel met koperen sloten in wel
ken dagelijks gelezen Werd, staat thans op vele plaatsen angst
vallig weggeborgenals schaamde men zich het oor zoo wel
te kenen aan de woorden Godsals aan die der menschen. Het
ontbreekt waarlijk niet aan zocdanigen onder onsdie van den
Bijbel weinig verder dan de buitenzijde kennen. Men lette slechts
op de vlugheidmet welke velen van alk standen bij de Gods
dienstoefeningen het afgegeven tekstwoord weten te vindenen
men zal wel geen verder bewijs noodig hebben. Gaarne erken
nen wijdat er van de meerdere Godsdienstigheid van vroegeren
tijd veel kan worden afgedongenen dac wij deze niet onbepaald
weder terug wenschen. Een godsdienstijverdie door partijschap
en bekrompene begrippen gevoed wordtis de echte godsdiens
tigheid niet. Vermeerdering van verlichting en verdraagzaamheid
heeft veroorzaakt vermindering in den uitwendigen ijver. Er is
echter ook vele valscbe verlichting aangebragt, bij welke eene
losheid van denkwijze veld heeft gewonnendie de Godsdienst
heimelijk of openbaar, verachtende, op de denkwijze en den
smaak der beschaafde standen eenen invloed heeft geoefend^, welks