De eerste vraag was deze: Wat er nopens het ontwerp bij
de beschaafde volken van Europa thans plaats heeft?,, Ter be
antwoording daarvanzegt Z. Exc,f dat er in Rusland, in 1823,
een regt op den invoer van granen ingesteld is van niet minder
dan 90 per last tarwe; dat er in Pruissen een bepaald regt be
staat van 16 van alle graansoorten zonder uitzondering; dat er
in Denemarken, Noorwegen en Zweden en langs de geheeie
Oostzeeeen regt geheven wordt van f 40 tot 80dat men
in Engeland een regt heft van f 300 per last tarween dat er
in alle overige landen van Europa gelijksoortige verbodsstelsels
aanwezig zijn.
De tweede vraag is: „Hoe de beste schrijvers zich over het
onderwerp hebben verklaard?,, Hierbij toont Z Exc. aan, dat
die schrijvers, waaronder ook orize staatsman, Gijshsrt Karei
van Hogendorpwel in den regel zich voor de vrijheid van den
graanhandel verklaard, doch daarbij ook tevens uitdrukkelijk uit
zonderingen gemaakt hebben. v
In de beantwoording der derde vraag: Wat leert de geschie
denis van ons eigen Vaderland omtrent het onderhavige onderwerp
doorloopt Z. Exc. die geschiedenis, en wijst aan, Hat er reeds
in vroege tijden een regt op den invoer van granen hier te lande
bestaan heeft, en dat, by afwisseling, zoodanig regt meermalen
is gehandhaafd.
De vierde vraag: Kan dan het prohibitief stelsel met de be
langen des handels van Nederland in overeenstemming gebragt
worden beantwoordt Z, Ëxc. met te zeggen, dat dc regering-
door geen stelselzucht, door geene algemeene, afgetrokken be
ginselen bij deze voordrage is geleid geworden; dat zij die niet
wil, dat zij die verwerpt, en dat haar eenig doel daarin gelegen
is, om te beschermen wat bescherming behoeft.
Ten vijfde gaat Z, Exc na: „Uit welke gezigtpunten de nu
behandelde voordragt van wet moet beschouwd worden, en
hierbij stelt de Minister zich de vragen voor: Kwijnt de land
bouw, en vereischt hij bescherming? welke heide punten toe
stemmend worden beantwoord; met by voeging van het onder
zoek, of de soort van bescherming, welke voorgesteld is, doei
romig zij.
ïn de zesde vraag onderzoekt Z. Exc.: welke de gevolgen
der tegenwoordige voordragt zullen zijn, met betrekking tot den
vrijen handel, defabrijken, de scheepvaart, den landbouwende
consumtie." Hierbij beweert Z. Exc., dat de handel geenszins
door deze wet zal belemmerd wordendat men mag aannemen,
dat regt vaardigheid en gelijkmatigheid nopens het Vaderlandscb
fa,brijkwezen gelukkig in de wet zamen loopen, dat de scheep
vaart er geenszins dpor zal lijden, dat de landbouw er door zal
opgebeurd worden, en dat de vrees van onmatige stijging der
eerste levensbehoeften ongegrond is.
Eindelijk wederlegt Z, Exc., bij de zevende vraag, eenige
bijzondere bedenkingen, welke in den loop der discussien zijn
voorgekomenen toont hij daarinonder anderen aandat het
gevoelen ongegrond is dergenen die meenen, dat de voorgedra
gen maatregel enkel zou strekken ten voordeeie der groote land
bezittersdaar het uit officiële bescheiden blijkt, dat het getal
landeigenaren, die in Nederland hunne gronden in eigen gebruik
hebben, omtrent drie vijfde bedraagt; dat er gegronde hoop be
staat den smokkelhandel in graan behoorlijk te keer te gaanen
dat eindelijk de bedenking omtrent de terugwerkende kracht der
wet geene zwarigheden oplevertja zelfs noodzakelijk wasom'
te beletten dat Nederland in korten tijd niet met granen zou over
serpomd worden', waarvan, op den 10 October dezes jaars, in
de Engelsche entrepots alleen een voorraad van 24,526 lasten voor-
handen was.
„.Ziet daarEd. Mog. Heeren 1" aldus besloot Z. Exc. zij
ne, rede, wac ik gemeend heb onder de aandacht van U Ed.
Mog. te moeten brengen voor de beslissing van dit belangrijke
pleit- U Ed. Mog. zuilen welligc hebben opgemerkt, dat ik
niets heb aangevoerd dan wat onmiddeiijk tot de staathtrishoud
kunde of tot de materiele belangen der Natie in betrekking staat.
Het. is er echter verre van af, dat ik mijne beschouwingen ten
aanzien van deze wet daartoe uitsluitend zou wiilen bepaald heb
ben. Indien de wetgever de materiele belangen des volks op het
oog moe:, houden, moet hij vaak ook zijne blikken uitstrekken
lot hooger doelen ook opkjjmmen tot de zedelijke krachten
der Natie, en her moregl bestaan eens volks, rot her behoud van
den eendragtigen zin tusschen al de deelen der bevolking. Ja uit
dat oogpunt gezien, wenschte ik da: deze wet met eenstemmig
heid hadde kunnen worden aangenomendar men de overtuiging
had, mogen verkrijgendat zij voor den handel onschadelijk, voor
dep landbouw regtvaardig is.
Vergeten.wij niet,,dac het gelukkig tijdstip nog niet is aangelicht
waarop het voor Nederland geene behoefte meer zou kurmen zijn
dat de handel zijn schatten, de landbouw den gespierden arm ter
verdediging van den Vaderlandschen bodem zou moeten ten offer
brengen. Verliezen wij niet uit het oog de omstandigheden,
waarin wjj nog leven bedenken wij steeds, dat de toekomst van
bet dierbaar Vaderland nog in het donker ligt; dat eendragt tus
schen allenen welwillende, medewerking van alien, hetzelve alleen
duurzaam kunnen behouden, en dat het alzoo, bij handhaving
van materiele welvaart, tevens voor de Regering pligt blijft,
om-voor hetbehoud d.er zedelijke krachten te zorgen. Laren;
wij onsin geen gevaldoen wegslepen door indrukken welker
pndhaving door de ondervinding onmogelijk is bevonden. Mis»
kepaëü wij Jjer niet, dat het naleven der beginselen vaqf rfgigazfr
digheidrot- bevestiging en verhooging van het algemeene volks»
geluk, hét 1 krachtigst medewerkt,
(jrcene, tafereelea u%de geschiedenis w$ ik" schetsenm&ar
dit alleen zeggen<kt die geschiedenis leertdat, vvariricer men
alle deelen der bevolking billijk en onbekrompen laat deelen in
al de zedelijke en materiële krachten vgn het maatschappelijk
ligchaammen aan zijn Vaderland de wezenlijkste weldaad bewijst
en deszeifs bestaan het duurzaamst verzekert
Wanneer ik deze wet dan aan uwe beslissing onderwerp,
kan ik mijne rede niet beter besluiten dan met de woorden, wel-
•ke ik bij de overlegging, der ■financiële ontwerpen., deswege tot
U Edel Mogenden gesproken heb: Dc
zucht om het geluk
„des Volks door geschiksce middelen te verzekeren, en het'door-
zigt van U Edel Mogendenwier onderscheidene stand in de
maatschappij eo verschillende piaatsen van verblijf, alle 'belan*
„gen meer van nabij doen kennen, zijn zoowel voordeRege-
„ring als voor de Natie, waarborg voor de zamenstemming in
de beste middelen ter bereiking van ons aller doel: het heil des
Vaderlands
- Dezer dagen zijn de plaatselijke besturen aangezocht, oiu
Wel de noodige orders te willen stellen, ten einde de in hunne
stad of gemeente zich bevindende miliciens verlofgangers, her
komstig van de ligtingen van 18271828 eh 1829 zich, in den
ioop der maanden Jannarij February en Maart 1836, naar de
hieronder vermelde garnizoenen begeven, voorzien van hunne wa
penen en. ledergoed, (voor zoo verre zij in het bezit daarvan ge
bleven zijnjalsmede van hunne kleedingstukken en livretten,
om hunne afrekening tot stand te brengen; terwijlvoor zoo
verre er in hunne stad of gemeente manschappen met verlof aan
wezig zijn, Herkomstig van de ligcing van 1830, deze zich, on
verwijld, naar .de even bedoelde garnizoenen behooren te bege
ven ten einde, nadat met hen zal zijn afgerekend, dadelijk mep
de overige manschappen van die ligting, in het genot van het
onbepaald verlof te worden gesteld: voor zoo verre door de
plaatselijke besturen moge worden betwijfeld of deze of gene mi
licien tot de opgemelde ligtingen behoort, of hetzelve eenige
nadere inligtingen omtrent de plaats hunner opzending mogt be*
hoeten, zal het gewestelijk bestuur onmiddeiijk daarvan hun be-
rigt te gemoet zien, ten einde daartoe te kunnen raadplegende
van de respective korpsen ontvangene en bij het gewestelijk be
stuur aanwezige lijsten, en de plaatselijke besturen de verlangde
leregtwijzingen re kunnen mededeelen.
De garnizoenen zijn tegenwoordig van het iste bataiüon veld
artillerie, te Nijmegen; adeafdeeiing infanterie, te Alkmaar; 5de
afd te Leijden '9deafd., te.Utrecht; 1 ode afd te Utrecht8ste
afd. te Gorinchem; 13de afd. te Arnhem; 17de afd. te Haar
lem; 7de afd. te Zwolle; 12de afd. te Doesburg; 14de afd.
te Maastricht; »#de afd. te Kampen; regement huzaren n 0 6,
te Zutphendivisie pontonniers, te Dordrecht; afd. grenadiers
ie 'sHage; afcl kurassiers, n,° 9, te Haarlem; regement ligte
dragonders, n,° 4, telZalt-Bommel 3de bataflfon velcf-artillerie
te Maastricht3de baxaUlori arciüerie nationale militie, te Delft;
4de botaillon te 'sBosch; afd, kurassiers, n.° 3, te Leijden;
hospitaal soldaten, te 's Bosch; transporttrein, te Utrecht; ar
tillerie transporttrein, te Delft;, regement lancierste Utrecht;
iste batallon jagerste 's Hageen 2de bataillon jagerste 's Hage,
Bij gelegenheid van het tweede eeuwfeest van het bestaan
der Utrechtsche hoogéschooi, in Junij aanstaande, zijn de oud-
studenten uitgenoodigd geworden, de feesten, welke bij die ge
legenheid plaats zuilen hebben bij te wonen.
De LEDEN van het NEDERLANDSCH TRAK-,
TAAT GENOOTSCHAP, Afdeelmg Zuid- en Noord Beve*
landworden uitgenoodigd tot het bijwonen der Jaariijksche
Algemeene Vergadering dezer Afdeelingwelke gehoudpn zal
worden in de Consistorie-Kknier der Groote Kerk te Goesop
Dingsdag 5 Januarij 1836, des voormiddags ten ro uren.
DRESSELHUIS,
Secretaris.
Die iets te pretenderen hebben van GEERARD
STEIJNS, Schoenmaker te Kappelleworden verzocht daar
van opgave te doen, bij MARINUS VROONLAND te Nissef
of ten Kantore van den Notaris DE FOUW, te Goes
De veiling van het WOON en WINKELHUTS en
aanhoorigheden nagelaten-door den Heer PETRUS NORTfER,
is nader bepaald en zal plaats hebben op Dingsdag 5 Januarij
1836, des avonds 6 uren;. in de S:ad Goes in het Logement
de Korenbeurs bij Kors Buitendijk.
Iemand een Vaal Bont RUND vermissende
zich bij den Veldwachter; te Nisse.
adressere
B»0t
TER BOEKDRUKKERIJVAN F. KLEEUWENS.