GOESSCHE
COURA
N°. 39.
- -v J ^viw
\7\
-f-A)f'Y'-n vf'i
"A 15»
?./j i*/
.V-
IT iHct 1833
BESTUREN EN ADMINISTRATIEN.
ÏJ-
S C H U T T E R
PUBLICATIE.
{Vervolg en Slot zie ons vorig nummer
Gezien zijner Majesteits besluit van den 21 maart 1828 CStaats
blad N.° 6) speciaal de artikels 3 en 4, van den volgenden-in
houd
Art. 3. In.het jaar na de eerste oprigting der Schutterij,
en in ieder der volgende jaren, zal, voor den 1 Junij, de in
schrijving zich tot zoodanige ingezetenen bepalen, die op den x
January van dat jaar hun 25 jaar zijn ingetreden; het register,
waarop dezelve worden ingeschrevenzal altijd het eerste regis
ter uitmaken, en zal voorts van de registers der vorige jaren, het
laatste of tiende komen te vervallen.
Art. 4. Tot deze inschrijving zullen zich ook moeten aan
geven, diegenen, welke, schoon in andére gemeenten ingeschre
ven, sedert de laatste inschrijving in de gemeente zijn komen wo
nen; alsmede vreemdelingen die sedert de laatste inschrijving in
de termen gevallen zijn, om volgens art. 2 der wet, als inge
zetenen te worden beschouwd De inschrijving van deze perso
nen zal geschieden in dat register, waartoe zij volgens hunnen
ouderdom behooren."
Gezien Z. M. besluit van den 7 September 1828 Staats-
blad n.° 55) voornamelijk de bepalingen van art. 7 en 8 aldus
luidende -
Art. 7.De Gehuwden en Weduwenaars een of meer kin
deren hebbende door sterfgeval of anderzins in de termen val
lende om in de eerste klasse te worden overgebragtzullen, voor
de eerstvolgende jaarhjksche inschrijving, bij Publicatie worden
opgeroepen, om daarvan kennis te geven aan het Plaatselijk Be
stuur; wanneer deze kennisgeving mogt worden verzuimd en de
nalatige, ten gevolge van dit verzuim, niet bij de Schutterij is
ingelijfd gewórdenzal deswege door het Plaatselijk Bestuur Pro
ces-Verbaal worden opgemaakt, en aan de bevoegde Regtbank
toegezonden, ten einde de straf bepaling van art. 1 det Wet
van den 6 Maart 1818 'Staatsblad n.° 12J op den nalacigen toe-
tcpassen.
Art. 8. De nalatige, in het vorige artikel vermeld, zal
dadelijk bij de Schutterij worden ingelijfd, tegen ontslag van
Jiem, die in zijne plaats is opgeroepen, de diensttijd door hem
te volbrengenzal ingaan met het jaar waarin hij is.ingelijfd ge
worden."
Roepen bij deze op: alle mannelijke ingezetenen dezer Stad
en Gemeente, welke op den 1 Januarij dezer jaars hun 25 jaar
zijn ingetredenhoedanigenzijndie geboren in den jare 1808
om zich van den 15 tot en -met den 31 der loopende maand
Mei, voor de Scnutterlijke dienst dezer Stad, ten Stads Griffie,
alwaar daartoe dagelijks ("uitgenomen des Zondags) des rnoFgens
van 10 tot 12 uren zal worden gevaceerdte doen inschrijven
en zich vooraf te voorzien van een geboorte of doop extract
ten einde zich van hunnen juisten ouderdom ter behoorlijke in
schrijving te verzekerenen zich door eene verzuimde of onbe
hoorlijke inschrijving niet bloot te stellen aan de straf bij boven
geinsereerd 9e. artikel der wet van den 11 April 1827 vastge
steld.
Terwijl tevens worden opgeroepen om zich ter bovengenoem
de tijde en plaatse te doen inschrijven, alle manspersonen gebo
ren in de jaren 1799 tot en met 1807 welke ten vorigf n jare
elders ingeschreven zijn doch sederc dien tijd binnen deze stad
zijn komen wonenmet overlegging van het bewijs der vroeger
gedane inschrijving in een andere Gemeentealsmede zoodanige
ontslagene Militairen en vreemdelingen als sederride laatste inschrij
ving in de termen der Schutterij gevallen en binnen deze Stad
en Gemeente woonachtig zijn.
Wordende de personen welke reeds ingeschreven zijn en deel
aan de loting genomen hebben, behoorende tot de tweede klasse,
zijnde gehuwden en weduwenaars meteen of meer kinderenwel
ke door sterfgeval of arfderzints als nu is de tefmen der eerste
klasse vallenaangemaand om daarvan almede ten boven bepaal
den tijde en plaatse, kennis te geven.
Zullende de onderscheidene daarvan te houderie registers op
den 1 Junij éertskomende worden gesloten, én de genen welke
bevonden zullen worden ten dezen nalatig te zijn geweest, en
zich na dien tijd komen aangeven of ontdekt worden, aan het ein
de der registers ambtshalve worden ingeschrevenonverminderd
de daarop vastgestelde boeren en straffen.
En opdat niemand hiervan onkundig zijzal deze worden ge
publiceerd geaffigeerd en geinsereerd in dezer Stads-Couranc.
Gedaan ten Stadhuize van Goes, den ri Mei 1833.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
J. H. VERSCHOOR, van NisseVt.
l^ïij Bekend
De Scads-Sccretaris
L. de FOUW, Jz.
NI E UIVS TIJDINGEN.
D U IT SC HL AND.
Berlijn, den 9 Mei. Te St. Petersburg is bet navolgende
Keizerlijke Bevelschrift, betrekkelijk eene nieuwe ligting van
krijgsvolk, bekend gemaakt:
Nadat ons zegevierend leger in den loop des oorlogs van 1831
de rust en veiligheid des vaderlands door nieuwe schitterende over
winningen bevestigd bad, heeft dezelve de laatste aanvulling ont
vangen door de 97ste ligting, welke bij Ons bevelschrift van5
Augustus dezelfden jaars was voorgeschreven,
Het aantal der bij deze ligting ingelijfde rekruten kwam ove
rigens niet overeen met het werkelijk verlies aan manschappen
intusschen zorgden wij, steeds op de verpligting der aan onze
getrouwe onderdanen opgelegde lasten bedacht voor middelen
om dat verlies eenigermate te vergoeden, niet alleen zonder eene
nieuwe ligting in 1831, maar ook zonder de oproeping van zoo
danige ontbrekende rekrutenwier indienstellig in verscheiden gou
vernementen was uitgesteld geworden*
„Thans hebben wij het, tot versterking dier hulpmiddelenen
topiregelmatige aanvulling van eenige afdeelingen, noodig geacht
over te gaap tot de oproeping der rekruten van de 96ste ligting,
welke nog door sommige gouvernementen geleverd moesten wor
den en om bovendienin den vorm eener bijzondere verordening,
eene ligting te doeti plaats hebben in de ondèrstaande gouverne
menten, die het naastgelegen zijn bij de kantonnementen der eene
aanvulling behoevende troepen.
Diensvolgens bevelen wij
).Q De bij onze ukase aan den besturende» Senaat van den
23 February 1831 geschorste oproeping van ontbrekende rekru
ten der 96ste ligting in de gouvernementen Volhynie Wilna,
Grodnó en' het gebied van Bialystock, door de inlijving van al
le achterstallige rekruten te bewerkstelligen;
2.0 In de gouvernementen Kiew, Podolie, Volhynie Minsk
Wilna, Grodno en het gebied van Bialystock, op nieuw van de
duizend personen vier rekruten te Iigten, en dezelve bij de eer
ste algemeerte ligting in het Rijk, aan die gewesten in afrekening
te doen strekken
3.0 De ligting van al deze rekruten den 15 Mei dezs jaars
te beginnen, en binnen twee maanden, dus voor den 15 July
tp voltóoijen
4.0 Deze ligting in allen deelè te doen plaats hebben, over
eenkomstig het den 28 Junij 1831 door ons uitgevaardigde re
glement te dier zake.
„Gegeven te Petersburg, den 15 (27) April 1833.
(get') Nikolaas."
Een Bey'erSch dagblad deelt eenen brief mede den 1 April
uit Athene geschreven door een Officier der Beijersche troepen,
welke, zoo als gisteren gemeld werd, uit Napoli afgezonden wa
ren om die 'stad te bezetten. In dien brief leest men onder ande
ren het volgende
Een uur geleden zijn wij met drie kompagnien bier te
Athene binnengerukt. Den 19'Maart vertrokken wij van Napoli
door de barre vlakte van Tiryutheonze weg leidde door de
kleine dorpen LabokU, RudackPomi-PachaVadova en Phirtia,
waar wij het gebergte Pente Seorphia bereikten. Na een zeer
vermoeijertden tögt kwamen wij des avonds te St. George aan,
alwaar wij geene levensmiddelen konden erlangen en ons dus hon
gerig moesten nederleggen Den 20 gingen wij over het gebergte
en kwamen vervolgens door eene onbebouwd dalwaar wij de
bouwvallen van eenen tempel, van Apollo zagen. Den 22 trok
ken wij over den Isthmus (landengte van Korinthe) en leger
den ons in het openveld bij Kolankiin de nabijheid der kust
alwaar wij het bevel ontvingen om slechts tot Megara voort te
rakken en daar tot nader, order te blijven. De togt naar Mega
ra was hoogst gevaarlijk en vermóeijend. Aldaar hielden wij ons
acht dagen op, gehuisvest in woningen, die veel overeenkomst
metstallen hadden. Op Palmzondag maakten wij ons weder op
den weg80 ezels en muilezels droegen Onzen pakkaadje en le
vensmiddelen tot Eleusisvan waar wij gisteren en heden langs
de kust voorttrokken, en onder anderen voorbij Koluri (Salamisj)
kwamen, waar Themistokles de Persen versloegen in onze da«