3V°. 15. GOESSGHE CO;U:fiW SJfgbag fV :V ■r& T-" 22 Jefsrisavj» 1833. BESTUREN EN ADMINISTRATIEN. KADASTER. De STAATSRAAD GOUVERNEUR van de Provincie Zeeland. Gehoord het rapport van den fungerenden Inspecteur van het Kadaster, houdende, dat de Kadastrale plans benévens de aan wijzende Tafels en de perceels gewijze leggers van de Gemeen ten, BommenedeBrouwershavenBurg c.aDreïschor Duivendijk c.a., EikerzeeEllemeetHaamstedeKerkwer ve c. a.NoordgouweNoordwelleRenesseSerooskerke en Zonnemaireaan derzelver respective Besturen zijn verzonden. Roept mits deze op al de Grond-EigenaarsPachters en Be stuurders van Vaste Goederen, in de voormelde Gemeenten ge- legen, welker aanslagen in de Grondbelasting, wegens verkoop of andere vervreemdingverandering behooren te ondergaanom aan de Plaatselijke Besturen eene naauwkeurige opgave der ver kochte of op eene andere wijze overgegane Perceelen in te leveren. Deze opgaven, tot het opmaken van welke de hierboven ver* melde bij de Gemeente Besturen nedergelegde stukken alle ge mak aanbiedenzullenbehalve de Letter en het Nummer van het Kadastrale Planmitsgaders de soort en inhoudsgrootte der Perceelen., ook eene aanwijzing moeten bevatten van de Koo- persVerkrijgers enz,en zullen dezelve aan meergemelde Be sturen '-behooren te worden ingediend, van Woensdag den 20 dezer maandtot Woensdag den 6 der maand Maart aan staande. Wordende een ieder, dien zulks aangaat, aangemaand, om door de tijdige indiening van eene naauwkeurige opgav»zich tegen alle nadeelwelke uit eene tegenovergestelde handelwijze in dezen zoude kunnen voortvloeijenvrij te waren, onder op merking, dat de in dezen bedoelde rectificatie alleen betreft de herstelling van bestaande erreuren in de Kadastrale Leggersten opzigte van de namen der Eigenaars, en dus geheel afgeschei den is van de reclamatien wegens abuizentot welker indiening de belanghebbendeu, bij art 5 der Wet van den 3 r Decern ber jl. CStaatsblad N.° 65tot den laatsten Junij aanstaande zijn bevoegd verklaard. Middelburgden 15 February 1833. De Staatsraad Gouverneur voornoemd VAN VREDENBURCH. NIE UWS TIJD ING E N. E N GE LAN D. Londen den 16 February. In het Lagerhuis heeit sir Robbert Reel gisteren avond, volgens zijn voornemen, de aandacht ge vestigd op de besluiten in radewaarbij onze regering op de Ne- derlandsche schepen een embargo gelegden gelast heeftdat die schepen in zee genomen en opgebragt zouden worden* Hij heeft daarbij in het breede betoogd, dat die besluiten strijdig waren met het regt der volkenmet de Engelscbe staatsregeling met de belangen van de Engelsche onderdanen en met de reg- ten des Konings. Tot de ontwikkeling hiervan overgaande, voerde hij aan, dat het volkenregt dergelijke besluiten, als genomen wa ren alleen toestond in het het vooruitzigt zan eenen aanstaanden oorlog, of van grove beledigingen van eene Mogendheid. Dat de ministers nu geen oorlog te gemoer hadden gezien, bleek.uit lordPalmerston's woorden, bij de verkiezingen te Southampton, dat Engeland met geenen Staat hoegenaamdhetzij.groot of klein, in oorlog wasdat men door het verdrijven eener Hollandsche be- zetting uit de citadel van Antwerpenevenmin als door het „aanhouden van schepen, aan Holland den oorlog aandeeden „dat de oorlogskreetwelke tegen dat land was aangeheven, slechts uit eene opgewondene verbeeldingskracht voorvloeide." De Magna Charta en de geheele wetgeving van Engeland kantten zich tegen de genomene maatregelen aan, daar zij den Koning geenzins de magt gaven eigendunkelijk den handel met Engeland te belemmeren. De Britsche onderdanen leden daardoor gevoelige nadeelen niet alleen omdat de uitvoerhandel naar Holland noodwendig ge stremd wasmaar ook de schade, uit de aanhouding der Hol- landsche schepen voortvloeiendevoor .een goed deel der En gelsche assuradeurs zou gedragen worden. Hierna betoogde hij de onregtvaardigheidwelke inzonderheid omtrent de Hollanders door de genoemde maatregelen gepleegd was. Hij vroeg, of de Hollanders in tijds waren gewaarschuwd, of zij eenige reden hadden om te gcloovendat gr oorlog tus- schen hen en Groot-Brittannië bestond of het embargo noodlg was als maatregel van wedervergelding welke belediging Holland Engeland toch had aangedaan, en wat inde tegenwoordige bui- tenlandsche betrekkingen aanleiding gaf tot de geWelddadigen maatregel, hier en in volle zee. genomen, .tegen de koopvaar ders van een volk, waarmede Engeland in vrede was, en tot het verbieden aan de Engelsche koopliedenom op de Holland» sche havens te varen? .Nog vroeg hij., of iets het onbepaald voortduren van de besluiten in rade kon 1 egtvaardigenen onder zocht in het bijzonder of de omstandigheden tusschen Holland en Engeland, inderdaad Eet uitoefenen yan geweld noodzakelijk maakten. Er bestonden, zeide hij, geene vijandelijkheden tus schen beide landen. De aanspraak van den Koning erkende zelfs dat er weder onderhandelingen waren aangevangendus bestónd er geen. oorlog. Holland had geene wedervergelding van onzen kant uitgelokt; en toen zijne schepen werden aangehoudenniec eens beslag op Engelsche schepen in zijne eigene havens gelegd noch die op zee-genomen. Na uitgeweid te hebben over de ongerijmdheid om, terwijl men staande hield, dat men in volle vrede wasdaden te plegen als de belegering van de citadel het stremmen van den handel enz,beklaagde hij zich over de ongewone gestrengheid, waarmede Engeland omtrent Holland handelde. Toen het de Deensche vloot te Koppenhage namverschoon - de het de koopvaardijschepen en eerst nadat er de Engelsche sche pen genomen waren nam het ook Deensche koopvaarders Toert het in 1804 de Spaansche fregatten nam, maakte het de Spaan- sche .schatten buit, maar sloeg de hand niet aan koopvaarders. Toen in 1803 Holland door Frankrijk bezet waslegde hetvoöï de oorlogsverklaring geen embargo op de Bataafsche schepen noch nam die in volle zee weg. Altijd, zélfs in oorlog, meen de men in Engeland allen wettigen handel te moeten bevorderen en nn nam het schepen zonder waarschuwing en zonder oorlog Het was hier, zoo als de regering het noemde, zaak om onder handelingen door te zetten.; maar daartoe ontkende hijdat Er.® geland noch volgens het regt der volken, noch volgens zijne'eigene wetteneen- embargo moge leggen. De ministers konden onder handelen zoo zij die goedvindenenniet te vreden over den uitslag der negotiatienoorlog makenmaar zij hadden geen regt in de gegevene omstandigheden een embargo te bevelenIn de questie tusschen Holland en Belgie, zou hij zich volstrekt geene partij stellen Hij wilde aannemenwat men ook van weerszij den moge aanvoerenmaar hij bleef bewerendat de handel wijs der Engelsche regering onregtvaardig waseneven als in de dagen van barbaarschheidniet tegen een Staatipaar tegen bijzondere personen was gerlgt. Ook merkte hij opdat in dezen de gewone loop der zaken omgekeerd was. Men voerde geen oorlog tegen gewapende schepenmaar alleen tegen weerloo- ze koopvaarders. Op al deredenendie hij had blootgelegd, zou men hem welligt antwoordendat de besluiten in fadewaar over hij klagtig vielhet bereiken van een groot politiek doel moesten bevorderendat zij misnoegen ónder de onderdanen van den Koning der Nederlanden moesten verwekken, en daardoor dien Koning dwingen van toe te geven aan de eischendie men hem deed. Hem kwamen de maacfegelen slecht gekozen voor, om tot eene schikking te geraken, te meer daar de drie mogend heden, welke geen deel aan de dwangmiddelen wilden nemen, de onderhandelingen niet konden hervattenzoo lang die dwang bleef voortdurenen het zeer onzeker wasof Holland met Frank", rijk efl Engeland zou willen handelen en de tusschenkomst der drie andere mogendheden, welke ,het meerder vriendschap ge toond hadden, weigeren zou. Ook scheen het hem niet toe, dat die maatregelen ontevredenheid in Holland zouden doen gebo ren wordenzoodat de Koning tot toegeven zou worden genood zaakt. Vooreerst waren de maatregelen onbillijk en strijdig met alle staatsregr. Onregt tegen eenen vreemden Staathoe zwakhoe ge- ring ook in bevolking, is eer geschikt om de algemeene deel neming in te boezemendan te doen verminderen. Het zou mo gelijk zijneen volk aan beproevingen te onderwerpen, waar11 dooreen geest van heldhaftige onafhankelijkheid en tegenstand aan onregt geboren wierd uit die lagere hartstogten der menschen, op wier hulp- men tot bereiking van een doel gerekend mogt heb ben. Hij wist wel dat gedachten van vrees, eigenbelangen handelsspeculatien somwijlen alvermogend waren, doch herinner de zich ook tijdvakken in 's lands geschiedenisin die van an dere volken en vooral in die van Holland, waarin vrees, zelf belang en handelsvoordeelen geheel vergeten waren, om plaats te maken voor een zucht naaf onafhankelijkheid en een tegen stand, die de ongélijkhéid van krachten deed verdwijnen en zelfs eene kleipe bevolking instaat stelde, om tegen de krachten van

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1833 | | pagina 1