gtf'S it t u i G c Cd ra a> jr S ëx ,2 C/ï .*D «O - - C U O ra 05 (m pw O 37 w C3- O u O o a tn JG *o n m w 2 -S* T -O w ft» (-4 ra o -O ZO O O bft •■O C fc. c l> c Cl» M O n w _2l W Jr te-a ^3 c - C G 4* J» S 5 -SP O -*11 -5 j= -O "4a !c «V«- C Q "O o*,-* u UJ 0> WD - w a> O ra .<- C C T3 S - t- ;P 3 cV_ C CD h/i** S .'S g o ;o, °Ms^| >Z oS:, D O «- S ---O --_ O <- 43 4» A "G O C O -• 1> U( 3? .PsJ' fit fc-, Q»1 Ui c f - X S *Or t« Mt •P O xr <u g 4? p, C M e S <i/ s i fl%z 2 2 *- -44 2 O .2-,-a tfl js Bregman. RKruk, R., Croereveld en Jacob Bun om de hevige branding meester icwor en,, het in nood zijnde fchip te naderen, en er elf fchepelingèn van aan wal re brengen maar nu moest nog een derde togt gewaagd wordenom nog 3 op het fcbip achtergeblevenen zoo mo gelt k te redden. In wetrwd dat de bovengenoemde edelmoe- digen door koode verkleumd en door vermoeid beid afgemat waren in weerwil van hetgefmeek bv t er vroowt n i kinderen terwiii dp vr^ w van Leendert dt H itzeidtmandenk toih E.gBW •o "O j> ^4 g. •CNJO u: w :!-"o .Ji u C w o»; it- _a •o c; m v"j" o :z* «l W S-: b O O - W Q x- s s2 'C Wi;g Pi. bt^XdoÖ ra t-y i* -O K» Z *X3 Q - <3 ca 45 44 U O n 44 9 "O ca va co Xk co ö3 O O O #w wi/y en mijne kinderenwaarop" hij haar lóevo* grté daar op het fchip zijn ook mis Jchien nog vaders en echtgenoot-en-en alzoo ondert ame /ii moedig en op God vertrouwende dezen der e.' togtberesktën nog wederom geluk kig het fchip namen de 3 overige fchiobreuke liegen, (de kapitein de (ïuur en bootsman,) over maar werden op den terugtogt door eene ijsfelijke zee beloopen, waardoor de (loep om- ilflfeg. Het gejammer van den wal op het ge j z;gt van dser> ramp <yas ziéltrtffèodj Dadelijk" i j i ftak eene andere boot af iet redding der op dÜ' gMyen dóbberenden maar door dat men in den haakt r>!?fet genoegzaam voorzien wa$ van de noo- cïige hnkën of andere hulpmiddelen, kon men alleen Rein der t hfuk redden. Wfbeeld u zégt' dë eerwaarde J, Ro- bier welk een tafferëe)in dïe boot hevotvd zten ook de vadër van A Kramerdeze zag zifren moedigen'zoondie zich op een, riem had wëitn bovèn te'bbudénmét de golven Wors telen, 'eggende; vader hunt gij eerst een an der redden doe ïuiks want' ik kan het neg vel kis prangenmaar', geëïi'è hulpmiddelen hebbende, moest de ongelukkige vader zeggen; neen zoonwij kunnen u noch anderep red» den; hebbende toen zelfs nog de jonge Kramef zulk eene tegenwoordigheid van geestd? rvi( zeidegroet dan de mijnein de eeuwigheid vinden wijelkander en wederen zoo werd deze, gelijk de andere vijf braven, eene .prooi hunner edelmoedigheid in die golven waaruit zij, zoo grootmoedig als gelukkig, elf hunner medemenfehen gered hadden Wij nopmen die daden, eenen Woltemade en eeneo Naerebout Waardig,"

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1824 | | pagina 2