O
Een bijzondere winternacht
WOENSDAG 23 DECEMBER 2020 De Faam
Een kerstverhaal
GELUKKIG IS
INMIDDELS DE
KRAAMVROUW
GEARRIVEERD
Gerard Compiet
verzorgster gearriveerd.
Dan, na lange tijd, schijnt al
les in een stroomversnelling
te komen. De vrouw krijgt het
hoorbaar moeilijker. Het ge
kreun wordt intenser. Af en toe
hoort hij nu ook hoe ze luid
keels aangemoedigd wordt.
Dan volgt er ogenschijnlijk
een adempauze. Echter niet
voor lang, want gauw genoeg
erna komt er weer zo'n climax
aan gekreun en aanmoedigin
gen. Jochem zit op zijn stoel te
draaien, terwijl de hond zijn
oren spitst. Nog nooit was hij
zo dicht bij een bevalling. 'Zo'n
bevalling is een soort oerge-
beuren', bedenkt hij. 'Je zult
er maar doorheen moeten. Op
kerstavond nog wel'. Net als de
spanning ondraaglijk begint te
worden, is daar dan toch ein
delijk het bevrijdend huilen
van de baby. Er klinken boven
nog wel opgewonden gelui
den, maar de spanning lijkt
weggeëbd. Dat geldt ook bij
Jochem.
Een tijd later wordt hij tot de
slaapkamer toegelaten om de
boreling, een jongen, te be
wonderen. Deze ligt bij de trot
se moeder. De kersverse vader
staat er aangedaan bij en ook
Jochem is geroerd bij het zien
van dit tafereel.
Hoe anders vergaat het hem bij
thuiskomst. Direct bij het bin
nenkomen valt hem de leeg
te van de huiskamer wel heel
erg koud op het lijf. Hij en zijn
vriendin Marieke hadden het
de voorbije week weer eens,
voor de zoveelste keer, over
het krijgen van kinderen ge
had. Marieke had zich daarbij
vasthoudender dan ooit ge
toond. 'Ik ben inmiddels de
dertig ruimschoots gepasseerd,
het is nu de hoogste tijd', had
ze betoogd. Hij had naar vo
ren gebracht dat hij er nog niet
helemaal aan toe was. Ze was
daarop heel emotioneel ge
worden en daags daarna naar
haar ouders vertrokken om
daar de kerst door te brengen.
En zo zit Jochem op kerst
avond in zijn eentje te koe
keloeren. Om de doodse stilte
in huis te bestrijden zet hij de
t.v. dan maar aan en valt hier
midden in een kerstviering. Na
een kerstlied haalt de voor
ganger eerst het kerstkind uit
de kerststal. Daarna toont hij
tijdens zijn preek dit kerstkind
aan de kerkgangers daarbij de
vraag stellend: 'Wilt u dit kind
aanvaarden? Het staat voor
eenvoud, puurheid en onge
kunsteldheid'. Voor Jochem
geldt deze vraag wel heel erg
letterlijk en het lijkt onder
hand of de pastor zich speci
aal tot hem richt. 'Wil je een
kind in je leven aanvaarden',
is nou net de vraag waar hij al
een tijdlang mee worstelt. En
het moet gezegd: De geboorte
van het kerstkind van daarnet
heeft hem danig aangegre
pen. 'Tja', denkt hij, 'misschien
heeft Marieke toch gelijk en is
het nu of nooit'. Hij realiseert
zich daarbij dat hij ook op an
der gebied wel ooit wat zwaar
op de hand is. En de vraag of je
kind wel in een voldoende vei
lige wereld terecht komt, geldt
waarschijnlijk voor alle tijden.
Wat verderop in zijn preek tilt
de pastor het zware, stenen
kerstkind opnieuw op om het
iedereen nogmaals te laten
zien. Daarbij gaat hij verden
'Wilt u het kind aannemen, u
eigen maken. Het zorgt voor
vrede, gerechtigheid, barm
hartigheid. Neem dit kind als
gave, als kerstcadeau'.
'Een kind als kerstcadeau',
mompelt Jochem nu op zijn
beurt. Hij kijkt daarbij rond en
stelt zich de kamer in kerstsfeer
voor met Marieke, hemzelf en
een baby. Precies eender zo
als hij uren eerder in de polder
heeft beleefd. De hele verdere
kerstavond laat dit idee hem
niet meer los. Ten langen les
te gaat hij op zoek naar zijn
mobieltje, want hij is er uit.
Het heeft heel wat voeten in
de aarde gehad, maar nu hij
tot zijn beslissing is gekomen
voelt dit als een regelrechte
bevrijding. 'Lieve Marieke, kom
naar huis dan hebben we vol
gend jaar mogelijk ons eigen
kerstkind', stuurt hij daarbij als
boodschap de kerstnacht in. 't
Is al onder de morgen als hij
tenslotte in slaap valt.
Een aantal uren later, terwijl
het al tegen de middag loopt
en Jochem nog niet helemaal
bij zijn positieven is, dringt het
vaag tot hem door dat er aan
de voordeur gemorreld wordt.
Gauw genoeg erna vegen er
wat haren door zijn gezicht,
voelt hij dat hij gekust wordt
en hoort hij een zacht snikken.
Marieke is terug.
Hij heeft de startmotor vervangen en de klant is inmiddels
tevreden in zijn auto vertrokken. Jochem trekt daarop zijn
overall uit. wast zijn handen en sluit de werkplaats. 'Genoeg
voor vandaag' mompelt hij. Hij heeft de laatste tijd al te veel
overuren gemaakt. Bovendien is het daags voor kerst.
Thuis gekomen rinkelt de bel.
Echt aanstalten om naar de
deur te gaan, maakt hij daar
bij niet. Het is niet de eerste
keer dat iemand te elfder ure
nog een beroep op hem doet.
Te laks om tijdig een reparatie
aan de auto te laten uitvoeren,
zodat hij, Jochem, nog op de
meest onmogelijke tijd op mag
komen draven. De bel blijft
echter gaan. Harder en na
drukkelijker dan ooit Jochem
sloft daarop dan toch maar
naar de voordeur.
Aan de deur staat een vrouw
van middelbare leeftijd. Het
duurt even voordat hij Heieen
herkent. Heieen woont in de
zelfde wijk en is vroedvrouw
van beroep. De laatste keer
dat hij haar sprak was tijdens
een buurtfeest. Zij was toen
wel heel wat relaxter. Nu lijkt
ze gehaast, kijkt wat wild uit
haar ogen en houdt angst
vallig een grote tas tegen zich
aangedrukt. Het blijkt dat ze
opgeroepen is voor een beval
ling. Het is echter, slechter kan
het niet, opeens gaan ijzelen.
'Ik durf de weg niet op. Ik ben
sowieso al geen held in auto
rijden, maar ik moet, ik moet',
stamelt ze terwijl de wanhoop
uit haar ogen straalt. Jochem
probeert haarte kalmeren, rijdt
zijn stationcar de garage uit en
even later zijn ze samen on
derweg. 't Is inderdaad al be
hoorlijk glad aan het worden.
Telkens als de auto van de weg
dreigt te geraken, weet hij ge
lukkig te corrigeren. En zo vor
deren ze langzaam maar zeker
totdat het uiteindelijke doel,
een eenzame boerderij ergens
diep in de polder, in zicht komt
Vlak voor ze er zijn legt Heieen
even haar hand op Jochems
arm en zegt: 'Ik durf je eigenlijk
niet nog meer te vragen, maar
zou je misschien ook nog wat
willen blijven? Stel je voor dat
we onverhoopt naar het zie
kenhuis zouden moeten'. En
zo zit Jochem niet veel later in
de huiskamer van de boerde
rij. 'Nou eens geen kamperen
bij de boer, maar kerstavond
bij de boer', bedenkt hij. Het
ontbreekt hem daarbij aan
niets. De vader in
hem gewezen waar hij eten
en drinken kan vinden. Ook
de hond blijft niet achter, legt
af en toe zijn kop trouwhartig
op Jochems knieën. Van bui
ten dringt tussen het ramme
len van koeienkettingen nog
de roep van een bosuil door.
Bovendien hoort hij met tus
senpozen nu ook het kreunen
van de kraamvrouw. Gelukkig
is inmiddels, zij het met aan
zienlijke vertraging, de kraam-