fW s OOCTWMR
"Cabrio-Limousine"
woensdag 29 juni 2011 - pagina 25
II cucciolo, het knuffelbolletje van
Fiat heeft ook een open variant, de
500C. Hij kan besteld worden met
een twee cilinder turbobenzinemotor
en die combinatie is uitermate ver
rassend. Sinds twee jaar heeft Fiats
knuffelbolletje een cabrioversie
erbij, of liever gezegd een cabrio-
limousine. Ik praat u even bij...
Rob Strating
Goes
Nagenoeg alle uitvoeringen van auto's
vinden hun oorsprong in de koetsen-
wereld van destijds: cabriolet, décapo-
table, coupé, limousine, break, phae
ton, ga zo maar door.
Een cabriolet is een volledig te openen
automobiel. Vroeger stond de carros
serie oftewel het koetswerk op een
chassis. Dat chassis gaf de stevigheid
aan het geheel. Een nadeel was echter
wel, dat het een zware combinade was.
Vlak voor de oorlog werd de zelfdra
gende carrosserie voor het eerst toege
past, een constructie waarbij chassis
en carrosserie één geheel vormde. Het
voordeel was, u raadt het al, een veel
lichtere auto die toch stevig was. Ca
brioletversies kregen noodgedwongen
extra verstevigingen om de auto stijf
heid mee te geven, tenzij het een ca-
brio-limousine was. Bij zo'n uitvoering
blijven de stijlen staan en gaat alleen
het dakje open. Die stijlen geven de
stijfheid van een zelfdragende carros
serie en je hebt toch een open dak. Het
laatste seriemodel van zo'n type auto
was de Citroen 2CV, de lelijke eend.
Zeker na de oorlog hadden heel veel
merken zo'n type, maar dankzij de
popularisering van de auto na de jaren
vijftig nam de vraag naar open auto's
spectaculair af.
De Fiat 500 C is dus een soort reïncar
natie van de Cabrio-Limousine.
Dakloos
De Fiat 500C werd ontworpen door
de Amerikaanse designer Marc Step
henson, dezelfde die bij BMW de New
Roelien de Korne is verkoopadviseuse bij Auto Mondo in Goes en ik kreeg haar demo voor een weekend mee.
Mini tekende en later voor Alfa Romeo
de MiTo. Een ongelooflijk knap ont
werp met heel veel retrokenmerken. Al
vanaf een grote afstand zijn de overeen
komsten met de oorspronkelijke Nuova
Cinquecento navenant. Het model is
een absolute runner en ruim een half
miljoen kopers vallen gewoon voor het
charismatische karakter en vergeven
hem de kleine stoelen en de wat fragie
le manier waarop de voorstoelen naar
voren moeten worden geschoven. De
grote retroklok waarin de snelheidsme
ter en de toerenteller in verschillende
cirkels in elkaar zijn geweven, zijn geen
voorbeeld van duidelijkheid: als je die
instrumenten combineert, moet je de
schalen en de kleuren niet te inge
wikkeld maken. Het tegendeel is hier
echter waar, maar niemand zeurt daar
verder over.
Met z'n vieren onderweg is goed mo
gelijk, maar dan worden er wel eisen
gesteld aan de lengtes van de inzitten
den.
De dakconstructie is ingenieus en ge
makkelijk te bedienen: via een knop
boven de achteruitkijkspiegel kan er
worden gekozen voor een schuifdakje,
een groots schuifdak, een vierpersoons-
schuifdak of een totale oben ohne. In
het laatste geval zakt het dak tot op het
kofferdekseltje en blijft het verharde
kunststofdeel met het derde remlicht
keurig gepositioneerd. Ramen open en
je rijdt echt in een cabrio-limousine.
Wat een feest!
Twinair
In het kader van de downsizing is Fiat
net een stap verder gegaan dan de an
dere autofabrikanten. Het is het eerste
merk sinds vele decennia dat weer een
tweecilinder als aandrijfbron voor een
auto aanbiedt. Het ligt bij Fiat een
beetje in de lijn van de 500-historie,
want de oorspronkelijke Nuova Cin
quecento had ook een tweecilindertje,
al lag die dan achterin. De allernieuw
ste versie is echter van een heel ander
kaliber: hij laat zelfs een aantal vierci-
linderbroertjes achter zich. Dat heeft
direct te maken met de hulp van een
uitlaatgasturbo en het gebruik van di
recte inspuiting en een variabele elek-
tro-hydraulische klepsturing.
Het resultaat vertaalt zich middels 85
pk en een maximaal koppel van 145
Nm. En dat al bij 1900 toeren.
Ik ben in de loop van de maanden een
beetje verliefd op deze motor gewor
den. Ik reed onlangs in Turijn met de
nieuwe Lancia Ypsilon met dezelfde
motor en ik zou hem niet willen ruilen
met bijvoorbeeld de 1.2 viercilinder.
Deze krachtbron heeft zoveel in zich,
hij kan ongelooflijk spaarzaam be
reden worden en aan de andere kant
supersportief. Ik word zelfs een beetje
stout van dat machientje. Hij nodigt
uit tot een geweldig sportief rijgedrag
en trekt door tot 6000 toeren, waarbij
hij een acceleratie van 0-100 km/h in
11 seconden aan de dag legt. Daarbij
snatert het tweecilindertje als zijn illus
tere voorganger en associaties zijn er te
over. In de spaarmodus laat ik de turbo
zijn werk doen en schakel ik snel over.
Een doffe brom wordt mijn deel, maar
hij blijft trekken. Er is door middel van
een knop ook een Ecomodus te active
ren, maar dan is alle spirit verdwenen.
Dat mag je hem eigenlijk niet aandoen.
1 op 20 is ondanks alles heel goed mo
gelijk en als je hem op zijn staart trapt,
komt hij nauwelijks onder de 1 op 16.
Denk nu niet dat hij bij zoveel toeren
veel lawaai bij elkaar snatert, want ik
vind 73 dB bij 130 km/u bij een half
geopend dak helemaal niet zoveel.
Met een instapprijs van 16.500 euro
zou ik geen leuker, charismatischer
en fijner cabrioletje kunnen vinden als
deze 500C, die ik vervolgens nog even
mag knuffelen!