Walcherse gedichten dé Weekkrant De Faam ALTIJD ACTUEEL: DEWEEKKRANT.NL Drolletje Winter Enkele limericks Westerschelde avond West-Souburg Zee bij Westkapelle Moeders handen Ik ben geweldig Splitsing De Lente Kwakkelwinter (sonnet) Winterdepressie 3 januari 2010 Begijnenhofjes Leven en dood Grenzen Wie eerst? Woensdag 27 januari 2010 - Pagina 32 DOOR PATRICIA LANGKAMP, DOMBURG Zwemmend uit mijn holletje een klein bruin drolletje. Je ruikt naar een stinkdier en lijkt op een molletje. Vlug trek ik je door met water Dag mijn lieve, kleine scheet: tot later. DOOR DIANA BOONE. MIDDELBURG Het is winter geworden Het is nu koud en kil Sporen zijn te zien van de liefste dieren Wat is de wereld toch mooi Met al dat wit Wat is dat toch een wonder Warm bij elkaar met ieder die Ons dierbaar zijn Paarden staan stil om zich heen te kijken Wat is dat toch een mooi-gezicht Geniet van alle mooie momenten Strakjes wordt het weer anders Dan staat alles weer in bloei En alle mensen genieten Van al dat moois Wat hebben wij toch een mooie wereld Laten wij er alsjeblieft goed voor zorgen En koester dit in je hart DOOR LOUIS VERVAAT, MIDDELBURG De burgemeester van Veere Was weer serieus aan het studeren Ik vroeg hem waarom Hij zei"Dat is om dat ik straks weer moet solliciteren". De wethouder van Westkapelle Dacht"Ze kunnen mij nog meer vertellen 't interesseert mij geen moer Al dat ge-ouwe-oer Laat ze 't verder maar zonder mij stellen". De burgemeester van Klevenskerke Had een godsgruwelijke hekel aan werken Maar hij kreeg het voor elkaar Dat zonder enig bezwaar Al zijn werk werd gedaan door zijn klerken. De gemeente-ontvanger van Ritthem Zag het soms helemaal niet meeritten Maar achter de kas Stond een fles en een glas Om er snel eentje naar binnen te wippen. VLISSINGEN - De Nationale Gedichtendag op donderdag 28 januari was aan leiding voor de oproep in De Faam om gedichten toe te sturen. De lezers re ageerden massaal. Omdat niet voor alle gedichten ruimte is in de krant, staan de overige inzendingen op de website www.de-faam.nl. DOOR YMKE BOERS, VUSSINGEN Zittend, in gedachten, op de glooiing Vlakbij een kalm kabbelende zee Zie 'k links in Temeuzen al wat lichten branden Rechts doet het volle avondlicht nog mee Het is zo helder, 'k zie aan de overzijde Witte hokjes in rijen op het strand Schepen die hun loods hebben gekregen Stomen op, naar een vreemd en heel ver land Mijn hoofd, zo vol met warrige gedachten Is moe en wil nu echt alleen maar rust Door het ruisen van die kabbelende branding Worden de spanningen en zorgen wat gesust De strepen aan de horizon verkleuren Van geel, lila en oranje naar het grijs Ook de vogels lijken nu hun rust te nemen Een donkere onderbreking van hun reis Om me heen is het steeds rustiger geworden Ook in mij daalt de stilte langzaam neer Ik zit nog even voor me uit te kijken En voel en meer en meer relaxte sfeer De nacht omarmd me langzaam met zijn duister Maant me nu eindelijk eens op te staan Om onder het zwakke Ucht van vele sterren Met minder zorgen weer naar huis te gaan DOOR G. UIJT DE HAAG, VLISSINGEN Is Vlissingen de weg kwijt? Door West-Souburg te mijden? Een zeer oud dorp in naam vergaan Nadat Vlissingen wijk Lammerenburg deed be staan Te gek voor woorden deze sm..daad! In vroeger tijd (jaar 1250) gesplitst met raad Toen Oost van West afgescheiden Een eigen parochie ging leiden Integer begroet door Middelburgs abt Tot heil van ziel clericaal gesnapt Kwam West-Souburg zelfs op de kaart Werd door Oud-Vlissingen nagestaard IJver van toen alreeds beloond Tussen twee steden werd West eer betoond DOOR RIET BOONE, KOUDEKERKE Ik heb de zee gezien zo woest, zo trots met schuimend witte kammen, als de gesteven muts van een boerin. Ik heb het water op basalt gehoord Ritmische dans, een zomerdag vol warmte. Ik heb het zilte zout geproefd en in het natte zand een wens gegroefd, zodat bij opkomend getij het stromen zal voorbij de grens. DOOR FRIEDA MEIJER (85), MIDDELBURG De warme kom. waarom haar handen zijn gebogen, wordt voor mij neergezet Zou zij het merken, dat ik op haaf let elke beweging koester met mijn ogen. Ik heb ze lief, zoals ze pratende betonen. Ze zijn zo bezig met het leven Zorgen, koesteren en geven En ik voel vreugde, dat ik in haar lieve hart mag wonen Ze is sjaloom voor mij, onrustig wezen Dat moe gerend zich te vaak stoot En even tot zichzelf wil komen Bij deze handen in haar schoot Och, kon ik nog maar bij haar verpozen Bij al haar plantjes en de frutsels op de kast Ze hebben in haar hand gepast En zijn met liefde uitgekozen DOOR YVONNE WAGENAAR, VUSSINGEN met veel geweld ben ik verpakt in glinsterend kadopapier met roze strikken en banieren de mensen zeggen: oh wat mooi we gaan een feestje vieren ik dans en zal voor hapjes zorgen wat écht geweldig is aan mij blijft diep verborgen als ik nu kleine gaatjes prik en zacht zoemend mij naar buiten werk tevoorschijn kom en uit de strik wat een schrik! ze danst niet maar ze prikt geweldig! DOOR PAULA HAGENAARS, MIDDELBURG Als stiltes vallen door zwijgen het donker en kil is in je ziel. De zon voor jou wil schijnen, je ogen het licht niet willen zien. Je op een splitsing staat even de weg bent kwijt geraakt. Niet meer weten welke kant je moet kiezen of zal verder gaan Met een hart vol van twijfel, of geluk nog voor jou zal bestaan. Kom dan bij mij laat me je helpen de goede weg te vinden. Waar je weer het zonlicht maar ook het geluk zal hervinden. DOOR J.GOUWELOOS-DE BRUIJN, MIDDELBURG De lente kondigt zich weer aan Al ligt de sneeuw nog hoog De sneeuwklokjes komen uit hun huis Sierlijk hangend met een boog Ze schudden vriend'lijk op de wind Hun kopjes heen en weer Alsof ze willen zeggen We zijn weer in de leer Ze moeten leren omgaan Met regen, hagel, wind Maat 't is alsof ze weten Hoe zeer men hen bemint De eerste lenteboden Elk voorjaar weer bereid De lente in te luiden Zo maar tentoon gespreid Het is alsof ze zeggen Geniet met volle teugen De winter is haast voorbij U kunt zich weer verheugen DOOR BEP GROOTENDORST, OOSTKAPELLE Het leven vindt ze door de bank heen prachtig Ze was altijd een opgewekte vrouw Nooit deerde haar de winterkou maar al die neerslag maakt haar wat neerslachtig De winters uit haar prille jeugd indachtig ziet ze zichzelf bij sneeuw en ijs al gauw de schaatsen onderbinden, maar 't blijft lauw en regenachtig en..ze wordt al tachtig! Pas als de lente komt leeft ze weer op De kriebels krijgt ze als de vogels fluiten Grote schoonmaaktijd en zij..ze voelt zich top Er wordt gewit en wanden, deuren, ruiten, bewerkt ze met een emmertje sop Tuinbank en bloemetjes zet ze weer buiten! DOOR PAULIEN KEUMEL, VUSSINGEN Een wit tapijt van onschuld bedekt de straten. Terwijl ik uit mijn raam staar voel ik mij verlaten. Zoveel onschuld kan mijn ziel niet verdragen. Mijn hoofd is zwaar, beladen met vragen. Iri stilte klopt mijn hart monotoon. Triest ben ik, lusteloos en loom. Tranen banen zich als giftige slangen een weg van wanhoop, naar verlangen. "Toe, laat je gelden, kind in mij. Huil maar flink uit en word weer blij!" De stilte breekt in duizend stukken. Ik kom hier uit, het gaat me lukken! DOOR T. WISKERKE, MIDDELBURG Ochtend, ontwaken, wit licht bomen stil in witte tooi dun en iel en rank De stoep geveegd de straten blank glimmend in de zonneschijn een roodborstje, heel klein in deze witte wereld - stil De sneeuw valt nu niet meer maar ligt daar waar het liggen wil DOOR M. GRIEP-P0ST, OOST-SOUBURG Toen ik daar in Brugge kwam En overal een kijkje nam In het hofje van een begijn Had ik het gevoel in een klooster te zijn Was dit de begijntjes lot Te leven alleen in dienst van God? In eenvoud, daar waar geld niet telt Gespeend van 's werelds ruw geweld Ik associeer met een meisje lief en jong Ter ere van God haar liedjes zong Gelovig te leven, jezelf te geven Geloof past bij mij Maar deze omgeving maakt mij niet vrij DOOR YVONNE VERCAUTEREN, VUSSINGEN Hoe wreed is ons bestaan? In een wereld van komen en gaan Vol haat en nijd, En niet tot wachten bereid. Om even stil te blijven staan Voor één enkel teder gebaar Al is het éven maar... Een hand op de schouder leggen Of een enkel woord zeggen Van spijt, dank, berouw Een zo'n woordje....alleen voor jou! Vaak worden woorden niet uitgesproken Contacten voorgoed verbroken Dan is het te laat Want het is het leven dat jachtig verder gaat DOOR C.L. VAN NIEUWENHUYZEN, TERNEUZEN Mijn grens is niet jouw grens Mijn wens is ook niet jouw wens Jou idee hoeft ook niet hetzelfde te zijn als mijn idee Wat we ook verzinnen Het beste kunnen we beginnen mét elkaar te tolereren en van elkaar te leren komen we zo bij elkaar dan zijn grenzen geen bezwaar! DOOR J.J. MARKUSSE, WESTKAPELLE Ik heb als kind drie populieren op het erf geplant. Steeds weer als stormen gieren houdt er nog een stand Elke morgen groet hij mij, want sterk is onze band Wie eerder, jij of ik? Na u, wuift hij galant.

Krantenbank Zeeland

de Faam | 2010 | | pagina 32