In Doesburg wordt 'mostaart9 volgens oude ambacht gemaakt Saneringsbries door schoonheidsbos Van en voor Door 't kind - voor 't kind Tips voor de keuken Oranje en Zeeland nauw verbonden vrouwen 9 DE FAAM MOSTERDMAKER GERRIT KUPERUS: Onkruid Boerenmosterd Recepten VOOR DE 25e KEER M. MJ: terug naar de film Geen zelfbedienings artikel Wel verschuivingen Overvloed van merken Mannen lopen niet hard Japans interieur verivestert DONDERDAG 28 SEPTEMBER 1972 Mosterd is eigenlijk een verrukkelijk onkruid Directeur van de mosterdfabriek, die een mosterdstoelmachine bedient, waarin mosterdzaad en azijnzuur wordt samengevoegd. Te midden van de Nederlandse volksliedjes bloeit nog altijd het onsterfelijke liedje over de wel bekende mosselman, de man van Scheveningen. Maar bij die volksliedjes zou ook heel best een hymne kunnen over de mos terdman. Een figuur die nog in de jaren dertig in Nederland met mosterd langs de huisdeu ren ventte, in sommige streken mosterdboer werd genoemd, in andere regionen (bijvoorbeeld in de Achterhoek) 'de mosterd- kerel' heette. „In Tilburg werd de mosterdventer de mosterdmadam genoemd, Vanwege het feit dat hij aan elke huisvrouw vroeg: Mosterd madam?" Dit vertelt Gerrit Kuperus in Doesburg voor wie het maken van mosterd sinds enkele jaren niet alleen professie, maar ook alles opgesteld in een omgeving die zorgvuldig in oude stijl wordt geres taureerd. Behalve mosterdfabrikant is Gerrit Kuperus ook een smakelijk verteller, die zijn bezoekers van oud tot jong weet te boeien met demonstraties van zijn ambacht en met kleurrijke anek dotes over de historie van de mos terd. Hoewel van origine geen Achter hoeker is hij met hart en ziel in de historie van Doesburg gedoken, en in het bijzonder in de historie van de relaties die dit stadje al eeuwenlang met de mosterd onderhoudt. Volgens oude archieven gaat de geschiedenis van de Doesburgse boerenmosterd tot de 15e eeuw terug, er was een Mos terdstraatje in deze oude IJsselstad, en zo'n 130 jaar geleden waren er nog zes mosterdfabrieken. Dat de Does burgers ooit „mosterdpotten" werden gedoopt is dan ook niet zo vreemd. mosterd na de maaltijd geworden: de hedendaagse mens hanteert de mos terdpot voornamelijk bij het nuttigen van een blokje kaas, een bitterbal of een andere snack. Terwijl Gerrit Kuperus demon streert hoe vroeger in een soort ijze ren braadpan een ijzeren kogel werd rondgewalst die de mosterdzaadjes kneusde, zegt hij: „Mosterdzaad is eigenlijk net onkruid, maar dan wel een verrukkelijk onkruid. Je vindt het en vooral hobby is. In een der oudste straatjes van Doesburg kocht hij des tijds het oude bedrijfje dat sinds jaar en dag als „Doesburgsche Boerenmos- terdfabriek" bekend staat. Hij maakte er in luttele jaren (tot veler verba zing) weer een rendabel bedrijfje van, maar ook een toeristische attractie van de eerste orde. Van Pasen tot november komen toeristen er kijken om te zien hoe Kuperus zijn oude boerenmosterd maakt. Dat hele procédé verloopt in zijn bedrijf namelijk nog precies zo als in vorige eeuwen en alle oude gereedschappen van voorheen worden nog gebruikt. De houten rosmolen die vroeger door een paard werd aange dreven, de gegroefde molenstenen waartussen de mosterdzaadjes wor den gekneusd, de houten vaten waarin de mosterd rijpt, een houten afvulap- paraat (het laatste van Nederland), over de hele wereld en door de hele wereldhistorie. Je kunt het tussen de straatstenen zaaien en dan komt het nog op. Het is een nietig zaadje dat snel groeit, vooral in warme landen. Maar het Hollandse en het Deense mosterdzaad zijn verreweg de beste soorten". Als Gerrit Kuperus voor belangstel lende bezoekers zijn „preek" houdt (zoals hij dat zelf noemt), leidt hij die graag in met de opmerking dat de Hollanders vroeger mosterd bij de maaltijd gebruikten: bij groente, bij vlees, in diverse sauzen. Nu is het „Mevrouw, meneer, wilt u kinderze gels bestellen en liefst nog kaarten ook? Ze zijn mooi hoor! De prinsjes staan er op. En er zijn kinderkaarten en kerstkaarten. We schrijven de be stelling wel op de envelop..." Het is dit jaar de vijfentwintigste keer dat des cholen hun medewer king geven aan de kinderpostzegelac tie, onder het motto 'Dóór het kind - vóór het kind'. In de vierentwintig voorgaande keren hebben de school kinderen bij elkaar zo'n veertig mil joen gulden bijeengebracht, 60 pro cent van de totaalopbrengst van de kinderpostzegelactie. De overige 40 procent komt voor rekening van de plaatselijke comité's, die in de post kantoren zegels en kaarten verkopen. De opbrengst van de actie is bestemd voor instellingen en organisaties die werkzaam zijn voor lichamelijk, emo tioneel of sociaal gehandicapte kinde ren. Het idee om schoolkinderen te betrek ken bij de verkoop van de postzegels 'Voor het kind' kwam in de dertiger jaren reeds op, bij meester Verheul in Waarder. Hij vond het vanzelfspre kend dat 'zijn' kinderen leerden om iets voor een ander te doen, gewoon: jezelf wat moeite geven om iemand die het moeilijk heeft te helpen- En dat wel zónder beloning. Daarom liet hij zijn leerlingen in Waarder kinder postzegels verkopen. En de problemen rond die 'handel' gebruikte hij bij zijn lessen. Er kwam rekenen bij te pas, de plaatselijke aardrijkskunde speelde een rol, het actief taalgebruik werd ontwikkeld en ze leerden met mensen vriendelijke en onvriendelijke omgaan. In 1946 ging Verheul naar Ede. Ook daar kon hij het niet laten en vanuit Ede kwam het idee bij het Nederlands Comité voor Kinderpost zegels terecht. Na veel overleg met onderwijsorganisaties werd in 1948 in Amsterdam, Rotterdam en Groningen een proefactie begonnen. Het jaar daarop deden de schoolkinderen in heel Nederland mee. De actie 1948 bracht 'schoon' een ton op. In 1956 werd dankzij de scholen voor het eerst het miljoen bereikt, zeven jaar later werd het twee miljoen en sinds 1967 schommelt de bijdrage van schoolgaand Nederland om de drie miljoen gulden per jaar. Aanvankelijk werden de opbrengsten van de actie ieder jaar verdeeld over alle kindertehuizen in ons land, waar bij het aantal kinderen dat in een tehuis verzorgd werd, de bepalende factor in de verdeelsleutel was. Op die manier kreeg ieder tehuis een bescheiden maar zeer welkom bedrag, de financiering van tehuizen was zeer onvoldoende. In laatstgenoemde om standigheid is inmiddels veel ten gun ste gewijzigd, door de invoering van betere subsidieregelingen. De instellin gen zijn daardoor voor het dagelijks kunnen functioneren minder afhanke lijk van giften en inzamelingen gewor den. Maar zodra zich bijzondere om standigheden voordoen is fondsenwer ving wél noodzakelijk. Wil men voor de kinderen een levendige en leefbare omgeving scheppen, dan stuit men altijd op de noodzaak van uitgaven die niet in de subsidiebepalmgen pas sen. En zodra men iets geheel nieuws wil beginnen is eigen kapitaal hele maal onontbeerlijk. Bij nieuwbouw bijvoorbeeld moet bij toekenning van subsidie toch nog altijd zo'n 10 tot 20 procent van de bouwsom uit "eigen middelen' gefourneerd worden- Om goede hulpverlening mogelijk te maken kregen zo'n kleine 200 'bijzon dere projecten' bedragen tussen de 50 000 en 250.000 toegewezen. Het ging daarbij niet langer alleen om tehüizén, maar ook om bijvoorbeeld gezinsvoogdij verenigingen, medisch opvoedkundige bureaus, consultatiebu reaus voor zuigelingen en kleuters. Kinderpostzegelgeld ging ok functione ren als startmotor voor nieuwe vor men van hulpverlening, zoals de pleeg gezinscentrales, adviesbureaus voor ouders en jongeren en de opleiding van werkers in de kinderbescherming. Kinderpostzegelgeld zorgde ervoor dat de internaten voor schipperskinderen sterk verbeterd werden, waarna de overheid er subsidie voor ging verle nen. Vanaf 1957 is er steeds een deel van de opbrengst buiten Nederland be steed. Er gaat jaarlijks een flink be drag naar het werk 'Voor het kind' in Suriname en de Nederlandse Antillen. Maar ook in het Midden-Oosten, Afri ka, Azië (bijvoorbeeld Indonesië) en Latijns-Amerika heeft het kinderzegel geld iets kunnen doen om de ontstel lende nood van kinderen daar te leni gen. In eigen land zal het kinderzegel geld een belangrijke en onmisbare functie houden in het vullen van hia ten en het mogelijk maken van ver- nieuweingen. De naam Michèle Morgan heeft nog altijd een magische klank voor alle cinemagangers die zich de Franse film van voor en vlak na de tweede wereldoorlog herinneren. De mooie blonde leef tij dsloze filmster (die over igens al grootmoeder is) staat vol gens Elle nog altijd bovenaan de lijst van populaire vrouwen in Frankrijk. Ze is tegenwoordig in zaken (haute couture), schildert voor haar plezier, maar de camera blijft ook na 65 films nog trekken. Binnenkort speelt „de vrouw met de mooiste ogen van Frankrijk" in een film die Un ami de mon fils zal heten. Met (derde) echt genoot Gérard Oury gaat ze zelden naar het theater, maar wel vaak naar de bioscoop. Michèle Morgan: „Eigen lijk geloof ik dat ik alleen maar van de film houd. Het is tenslotte de modernste vorm van het spekta kel'. In het mooie cosmeticawereldje gaan een paar lelijke klappen vallen. Pijn lijk voor hen, die ze ontvangen, be vrijdend voor de overlevenden langs de overdadig met mooimakers bela den transportband, die leidt van fabri kant tot consument. Er is een sane ringsbries opgestoken, die zo'n dertig pet van de nu aan de Nederlandse markt zijnde merken en honderden verkooppunten van de schoonheidsbo men zal schudden. Dat is althans de overtuiging van de heer M. Mot jr. (42), directeur van Max Factor Neder land NV. Zo vertelt hij in een inter view met 'Succes.' Om even de importantie van de Ne derlandse cosmeticamarkt aan te dui den: in 1970 werd er, gerekend naar consumentenprijzen, voor 606 miljoen gulden aan cosmetica omgezet. Haalt men daar de door het CBS tot de cosmetica gerekende groep van pro- dukten als toiletzeep, haar-, mond- en babyverzorgingsartikelen af, dan blijft er toch nog altijd 250 miljoen gulden over voor de nauwer begrensde groep van parfums, reuk- en toiletwaters, huid- en gelaatsverzorgingsmiddelen en make-up artikelen. Mede gezien de winstmarges voor de diverse distribu tiekanalen een nog altijd interessant bedrag. De spek-en-mosterdsaus bij de peul vruchten, de mosterdsaus bij de verse worst en bij sommige vissoorten zijn in het culinair vergeetboek geraakt, maar Kuperus heeft kans gezien om in zijn naaste omgeving een heleboel recepten van gerechten met mosterd op te diepen, voldoende om er een klein boekwerkje met „50 recepten met Doesburgsche boerenmosterd" van te maken. Een Gelderse familie gaf hem een aantal recepten uit een zui nig bewaard kookboek dat omstreeks 1820 met de hand geschreven werd: voor zalm in het zuur, rundvleessau- sen, komkommerzuren. Allemaal uiter aard klaargemaakt met „gestoten of gekneusd mostaartzaad". De eigenar van het oude Doesburg se bedrijfje geeft grif toe dat hij nog lang niet alles weet van de historie van de mosterd, mede tengevolge van het chronische tijdgebrek waaraan mensen lijden wier ambacht tevens hun hobby is. Over dat ambacht zegt hij: .Mosterd maken gaat snel, het is naar verhouding geen arbeidsintensie ve bezigheid. Het is onbegrijpelijk dat in zo korte tijd in zo snel tempo de echte oude mosterdfabriekjes verdwe nen zijn. Er zijn in Nederland tiental len mosterdboeren geweest. In 1930 waren ze er zeker nog, de laatste moeten vlak voor de tweede werel doorlog verdwenen zijn. In Groningen liepen ze met een juk met kleine houten mosterdemmertjes, in de Ach terhoek met een vaatje op een krui wagen. Een cent per lik kostte die mosterd". Het bijzondere van die oude boeren mosterd is, dat de hele zaadkorreltjes worden gebruikt. Daardoor ontstaat een typische „grove" mosterd zoals die vroeger ook op het platteland en op de schepen werd gemaakt. Het fabrieksgeheim van Gerrit Kuperus? Hij schetst de bereidingswijze in gro te lijnen en dan blijkt dathet malen van het zaad, nadat het in azijn is geweekt, de grote kunst is: smaak en concentratie moeten zo worden dat de verkregen mosterd geen bindmid delen meer nodig heeft. „Je moet de mosterdoliën op de juiste wijze weten vrij te krijgen", zegt Kuperus ietwat raadselachtig. „Mosterdzaad is ieder jaar anders. Mosterd maken: je leert het snel, of je leert het van je levensdagen niet". Intussen blijft hij onverdroten graven in de historie van de mosterd. Hoe het mosterdzaad in vervlogen eeuwen op zeker ogenblik in Nederland is gekomen weet hij nog niet, maar hij verdenkt de Romeinen ervan dat ze onze contreien in kennis hebben ge bracht met het pittig gewas, waaraan ook nog andere dan „smaakmakende" eigenschappen worden toegeschre ven. Onze voorouders wisten dat mos terd een prima tegenhanger is tegen te vet eten; vandaar de combinaties van peulvruchten met spek en mos terd. Een heet voetbad met mosterd werd beschouwd als geneesmiddel bij migraine, het kauwen van mosterd zaad als dé remedie tegen te hoge bloeddruk. „Er moeten ook speciale versjes zijn geweest die bij het malen van het mosterdzaad werden gezon gen", zegt Gerrit Kuperus. Hij houdt zich in ieder geval warm aanbevolen voor elke wetenswaardigheid die meef licht kan brengen in de historie van de mosterd. Cosmetica is al lang geen exclusief artikel meer voor parfumeriezaken, beautyshops en drogisterijen. In iede re zichzelf respecterende supermarkt kan men lipsticks en soortgelijke za ken kopen. Is er een aanwijzing, dat de cosmeticahandel 'populariseert'? De heer Mot: „In ieder geval niet in de richting van de levensmiddelenza ken. In 1965 namen die 6 pet van de omzet in cosmetica voor hun reke ning, in 1969 was hun marktaandeel tot 7 pet gegroeid. Geen opvallende verschuiving dus. Het artikel leent er zich voor het grootste gedeelte ook niet voor. Bij artikelen in de huidver- zorgings- en make-up sector heeft de klant advies nodig, zodat die zich niet lenen voor zelfbedieningszaken. Laat men de consument toch zelf aanmod deren, dan wordt het al snel een smeerboel, waarmee niemand is ge diend. Daarom vindt men die artike len ook alleen maar bij supermarkten met een aparte drogisterij-afdeling. Bekijkt men de verschuivingen binnen het gehele distributienet over de peri ode 1965-1969, dan zijn die weinig spectaculair. In 1965 namen de drogis terijen 44 pet van de cosmetica-distri- butie voor hun rekening, in 1969 was dat 45 pet. Voor de parfumeriezaken waren die cijfers 9 en 8. Voor de grootwinkelbedrijven 14 en 13, voor de kappers 16 en 14, voor de schoon heidsspecialisten 3 en 4, voor de le vensmiddelenzaken 6 en 7 en voor de groep overigen 8 en 9 pet. Geen aardverschuiving in het distributiesys teem dus. Toch verwacht ik voor de nabije toe komst een doorbraak naar de 'easy shopping', het kopen van een wijde reeks artikelen onder één dak. Dat zal ten koste gaan van de parfumerie zaken. Dat zijn er in ons land zo'n vierhonderd, een aantal dat weieens kon teruglopen tot twee k driehon derd (volgens de parfumerie-zaken zelf). Die verschuiving gaat dan ten gunste van de met een breder assorti ment uitgeruste drogisterijen en wa renhuizen. Maar ook onder de drogis terijen gaan klappen vallen. Hun aan deel bedraagt momenteel zo'n 3900, waaronder veel eenmanszaakjes, waarin de vrouw als het moet mee werkt. Die zullen steeds minder inte ressant worden. Voor de drogist zelf omdat er geen inkomen meer uit te halen is, voor de leverancier, omdat vertegenwoordigersbezoek aan die za ken en het leveren van showcards en dat soort dingen te duur wordt. Daar om zie ik het aantal drogisterijen in Nederland teruglopen tot zo'n 2500 stuks. Onder de overlevenden zitten zitten met name diegenen, die zijn overgegaan tot de inrichting in hun zaak van schoonheidscabines, waarin een schoonheidsspecialiste adviseert en behandelt." Het cosmetica-artikel is voor de ge middelde consument vrij duister. Men krijgt de indruk, dat er voornamelijk wordt gekocht op de bekend klinken de naam of op de fraaie verpakking. Is die indruk juist? „Daarbij moet u onderscheid maken tussen kleurenartikelen, zoals lipstick, nagellak en oog make-up en andere artikelen uit het assortiment. Voor kleurenartikelen geldt dat met name het meisje en de jonge vrouw steeds meer kleurminded beginnen te wor den. Vroeger had men één lipstick en maakte die op tot het bittere einde. Nu is men veel mode-gevoeliger. Schrijft de mode bruin voor, dan wordt 6r bruin gekocht. Het merk, dat niet exact die tint voert heeft pech, want men is dan ook veel minder merkentrouw. Wat betreft de verpakking: de sociale topgroep, dus die met de hoogste inkomens, let niet zozeer op de ver pakking maar kijkt meer naar de naam. Voor de middelste groep speelt die verpakking wel mee, maar daar moet het artikel verstandig geprijsd zijn, wil het ook verkocht worden. En voor de laagste groep gelden heel duidelijk prijsmaxima, die voor lip sticks bijvoorbeeld rond de vier gul den liggen. De cosmetica markt is overvoerd van merken. „Inderdaad. Ik geloof soms weieens dat we in Nederland meer schoonheidsseries hebben dan vrou wen hebben. Dat betekent dus dat er gesaneerd moet worden, hetgeen ook gebeurt. Winkeliers gaan merken schrappen waarin ze niet genoeg om zetten. Dat betekent, dat we eindelijk tot een professionele aanpak komen, na een tijd, waarin men veel te veel individualistische politiek voerde." Welke merken ziet u deze slijtage slag overleven? Als ik ze op een rijtje zet, waarbij de prijzen oplopend de volgorde bepalen, zijn de belangrijkste: Miss Helen (ei gen merk Hema), Carmen (eigen merk Vroom en Dreesmann), Ponds, Cutex, Invite, Max Factor, Lancöme, Elizabeth Arden, Rubenstein en Or- lane. Misschien heb ik er wel eentje vergeten en die collega moet het me dan maar niet kwalijk nemen, maar dat zijn ze zo ongeveer wel. Dan zijn er nog twee nieuwkomers, namelijk Ellen Betrix en Mary Quant. Ik schat dat dertig k veertig procent van wat vandaag aan de markt is, afvalt. En daar is weinig tegen te doen, omdat de Nederlandse markt te klein is om daar een zware campagne tegen aan te zetten. In de Verenigde Staten ligt dat heel anders. Behalve dat die markt veel groter is, wordt er daar per haofd ook veel meer aan cosmeti ca uitgegeven. Voor die markt ga je knokken. alleen maar over aftershaves te pra ten, want de rest van het mannenas- sortiment stelt helemaal niets voor. In de jaren 1957 tot en met 1970 werd er in de aftershaves respectieve lijk voor 19,8, 18,4, 22,1 en 23,4 mil joen gulden omgezet. Een uiterst ge ringe stijging dus. Het is ook een zeer bijzondere moeilijke markt die in fei te door drie merken wordt beheerst: Vandelis (met Fresh-up), Tabac en Old Spice. Samen hebben die merken zestig procent van de Nederlandse markt in handen. Zeventig procent van onze mannelijke bevolking ge bruikt aftershave. Met heel voorzichti ge geurtjes, want we zijn nog steeds een conservatief land. Gelaatsverzor- gingsartikelen voor de heren lopen hier helemaal niet: wat dat betreft lopen we internationaal achter. Als je dat vergelijk* met typische 'mannen- landen als Ilalië en Spanje stellen wij niets voor. Toch verwacht ik op deze markt nog wel een doorbraak". Hoe conjuctuurgevoelig is cosmeti ca? „Zeer sterk. En met name de sociale bovenlaag, de top van de piramide, is inzake cosmetica gevoelig voor inzin kingen in de conjuctuur. Daar hoor je nu al duidelijk geluiden over. Waar de ondernemerswinsten onder druk staan, de kosten stijgen, de inflatie doorgaat, heeft men met name deze groep, die in de hoogconjuctuur de duurste artiice.'en kocht, de neiging het nu iets goedkoper te gaan zoeken. Voor ons, me* de Max Faxtor-artike- len in de bovenste sector van de middenprijzen, kan die verandering al leen maar gunstig zijn. Wij verwach ten daardoor een groeiend marktaan deel. Al die super-luxueuze verpakkin gen blijken nu te duur te zijn. Daar naast heb je het gegeven, dat steeds meer mensen cosmetica gaan probe ren, zolang het ze maar niet al te veel geld kost. Nederland is nu eenmaal geen luxe land". Aldus de heer M. Mot jr., sinds 21 jaar in de cosmetica-business en di recteur van Max Factor Nederland, een merk dat internationaal een derde plaats op de ranglijst heeft en zich in Nederland een comfortabele tweede plaats veroveiae. De sanering zal hem voorbijgaan. Hoe zijn de ontwikkelingen in hun sector mannencosmetica? Dat valt dik tegen. En dan hoeven we RIJSTSCHOTEL AL LA CASABLAN CA Benodigdheden: 150 gram kalfsvlees, 150 gram rundvlees, 150 gram schape vlees, 500 gram uien, olie, 1 blikje prinsessenbonen, 2 bananen, 1 blikje champignons, 2-3 paprika's, 4 tomaten, kerrie, cayennepeper, zout en peper, 1/4 liter bouillon. Snijd het vlees in blokjes en schroei dit even met de in schijven gesneden uien en wat olie in een braadpan. Laat het vlees nu even sudderen. Na 15min. voegt u dc prinsenssenbo- nen, bananen, champignons, paprika's en tomaten (alles in reepjes, resp. blokjes gesneden) toe. De kerrie, cay ennepeper, zout en peper toevoegen en alles goed door elkaar roeren. Dit opnieuw even laten sudderen. Vervol gens met de bouillon afblussen. In de afgesloten pan laat u nu het vlees verder gaar worden. Naar smaak kunt u het vlees eventueel nog eens extra kruiden. Serveer er korrelige rijst bij of vermeng alle andere ingre diënten met de rijst. Nog maar enkele dagen en de ten toonstelling 'Oranje en Zeeland' zit er op. Nog tot 30 september kan men in het rijksarchief een kijkje nemen bij deze tentoonstelling die een groot aantal documenten, foto's, zegels etc. omvat. Uit de tentoonstelling blijkt duidelijk dat Zeeland inderdaad heel nauw met Oranje is verbonden. Alle prinsen van Oranje uit het geslacht van de graven van Nassau hebben betrekkingen met Zeeland onderhou den. Maar ook al voor 1540 toen René van Chalon stadhouder van Zeeland werd, hadden de graven van Nassau met dit gewest te maken- Het is immers Jan van Nassau die in 1270 toestemming gaf voor de bouw van de Abdijtoren, 'de Lange Jan'. Toen René van Chalon in 1544 stierf, wees hij zijn neef Willem van Nassau als zijn enige erfgenaam aan. Door diens huwelijk met Anna van Eg- mond, o.a. gravin Van Buren, vrouwe van Borssele, St-Maartensdijk en Kortgene kwamen tal van Zeeuwse bezittingen in zijn bezit. In 1558 erfde prins Philips Willem de Zeeuwse bezit tingen op Tholen en Noord-Beveland. waardoor hij eerste edele van Zeeland werd. Zijn vader kocht bovendien het markiezaat van Vlissingen en Veere. Door schenkingen etc. kon het gebeu ren dat omstreek 1650 de bezittingen van het huis van Oranje door geheel Zeeland verspreid lagen: St-Maartens dijk, Scherpenisse, Kortgene, Orizand, Veere, Vlissingen en Kloosterzande en omgeving. Zowel prins Maurits als zijn broer Frederik Hendrik zijn bei den stadhouder van Zeeland geweest. Nadat prins Willem II, zoon van Fre derik Hendrik stadhouder der Zeven Provinciën was geweest, volgde een stadhouderloos tijdperk. Dit duurde tot 1672 toen Willem III stadhouder van Zeeland werd. In 1674 werd hij erfelijk stadhouder van Holland en Zeeland, maar toen hij in 1702 overleed en Jan Willem Friso, vorst van Nassau, stadhouder van Friesland als zijn enige erfge naam aanwees, werd deze geen stad houder van Zeeland. Dit had tot ge volg dat van 1702 tot 1747 het tweede stadhouderloze tijdperk in Zeeland was. Wel werd Friso markies van Veere en Vlissingen, heer van St- Maartensdijk en Scherpenisse en kreeg hij bezittingen op Noord-Beve land en Hulster Ambacht. Prins Willem IV werd in 1747 in Veere uitgeroepen tot stadhouder van Zeeland. Nog in hetzelfde jaar werd hij erfstadhouder van Holland en Zee land. In 1751 werd hij feestelijk als markies van Veere ingehuldigd en dit gebeurde eveneens in Vlissingen waar hij erfheer van was. In het jaar 1766 werd in Veere weer feest gevierd: toen was het prins Willem V die zich als markies liet huldign. Eén van de eerste dingen die koning Willem I deed toen hij na zijn vlucht naar Engeland weer in Scheveningen voet op Nederlandse bodem zette, was Staats-Vlaanderen bij Zeeland voegen, waardoor het Zeeuwsch-Vlaanderen werd. Belangrijk was ook, dat hij de aanleg van de Middelburgse haven bevorderde. Koning Willem II woonde in 1841 de feesten bij ter gelegenheid van de onthulling van het standbeeld van Michiel de Ruyter in Vlissingen. In 1862 bezocht koning Willem III Zeeland, in 1894 koningin regentes Emma en koningin Wilhelmina en in 1907 konigin Wilhelmina en prins Hen drik. De kroningsfeesten van Wilhel mina in 1898 gingen gepaard met een grote Zeeuwse Oranjetentoonstelling. Sinds 1907 zijn de bezoeken van de Oranjes zo vaak voor gekomen dat het onmogelijk is die allemaal op te sommen. Na de tweede wereldoorlog betrad koningin Wilhelmina voor het eerst na vijf jaar weer Nederlandse grond bij het plaatsje Eede in Zeeuwsch-Vlaanderen. Ook deze week staat Zeeland in het teken van konink lijk bezoek daar prinses Beatrix en prins Claus hierheen komen. Het wordt een werkbezoek van drie dagen op 27, 28 en 29 september, waarbij tal van gemeenten zullen worden bezocht. De belangstelling voor de gehouden tentoonstelling is behoorlijk geweest. Er was ook belangstelling van scholen en groepen. Wie goed heeft gekeken, zal hebben gezien dat sommige topmodellen op de voorbladen van de grote modetijd schriften hun oorbellen niet aan, maar in de oren dragen. De oorringe tjes zijn terug, en daarmee de door boorde oorlelletjes: een rage die enke le jaren geleden ook al eens de kop opstak maar nu (zo voorspelt Elle) met grote kracht zal doorstoten Al lerlei oorringen, van zeer grote tot ouderwetse kleine, zullen het komende modebeeld beheersen en naar be weerd wordt laten modebewuste Ame rikaanse meisjes zich momenteel bij duizenden de oorlelletjes doorprikken ten einde aan de mode te kunnen meedoen Ander modeaccessoire dat terug keert: de foulard ofwel de zwierige sjaal, op allerlei manieren om het hoofd te knopen Dertig jaar geleden al gelanceerd door toenmalige vedet tes als Garbo en Dietrich, nu weer volop gedragen door de sterren die vandaag-de-dag in het nieuws zijn. Strak om het hoofd getrokken als een boerenhoofddoek, op z'n Indiaans als voorhoofdband, of losjes en met wap perende uiteinden om het kapsel ge knoopt. „TEHUIS" OP TELEFONISCHE BE STELLING Elke dag lopen ontelbare tieners met een dolle kop het huis uit, naar aanleiding van een klein of levens groot meningsverschil met hun ou ders. Om de weglopers, die niet na een aantal uren bekoeld weer naar huis terugkeren, op te vangen, hebben particulieren in de Amerikaanse staat Connecticut een dienst opgericht die „Phone a Home" heet en die weggelo pen tieners in de gelegenheid stelt, in elk geval tijdens de nacht onderdak te vinden in een bonafide gezin. De tie ner die van deze service gebruik wil maken, kan het nummer van Phone a Home bellen en zijn problemen be spreken met een van de vrijwilligers. Na schriftelijke toestemming van de ouders kan de jeugdige cliënt dan (voor hoogstens 48 uur) „geplaatst" worden bij een der families die zich voor dit project beschikbaar hebben gesteld. Intussen tracht de dienst in overleg met deskundige medewerkers het meningsverschil tussen ouders en tiener bij te leggen. Meestal, aldus maandblad McCall's, blijkt het om een storm in een glas water te gaan en kunnen de zaken betrekkelijk snel worden bijgelegd. De telefoonlijn van de hulpdienst is het drukst bezet tussen zes en acht uur 's avonds en tijdens schoolvakanties. Dat zijn blijk baar tijden waarop de spanningen hoog kunnen oplopen. TROUWEN MET EEN BOER Trouwen met een boer; hoe denken vrouwen daar tegenwoordig over? On der het motto „de hedendaags boe rin" heeft het blad Marie France er een enquête over gehouden. Vijftig procent van de ondervraagde vrouwen en jonge meisjes zag een eventueel huwelijk met een boer wel als een aantrekkelijk vooruitzicht, ruim 20 procent daarentegen dacht dat „het boerenleven" een nadeel zou zijn, de rest had er geen oordeel over. Ruim 60 procent van de ondervraagde boe rengezinnen gaat nooit op vakantie, 20 procent af en toe, 13 procent eenmaal per jaar, de overigen eens per twee jaar of tweemaal per jaar. Van de j<?nge boerinnen tussen 18 en 35 jaar bezit ruim 80 procent televisie en een wasmachine, bijna 70 procent kan beschikken over het comfort van heet- watervoorziening in huis, maar nog geen 20 procent heeft centrale verwar ming. Bijna alle gezinnen in deze leeftijdssector hebben ten minste één auto. Simone, een jonge boerin die voor heen gediplomeerd verpleegster was, zegt: „Soms benijd ik degenen die hun huis beter kunnen inrichten en op vakantie kunnen gaan. Maar voor niebs ter wereld zou ik in de stad willen wonen. Hier duren de werkda gen langer dan acht uur, maar we werken in ons eigen ritme. We genie ten van het leven en van de seizoenen. We hebben de ruimte en nerveuze spanningen bestaan hier niet". EVELYN: „BESTBETAALDE COVER- GIRL" Alle taxi's stoppen voor haar als zij op het drukste punt van New York zo'n voertuig aanroept: Evelyn Kuhn, volgens Paris Match op het ogenblik ,,'s werelds bestbetaalde covergirl". Haar jaarlijks inkomen wordt op 200.000 dollar geschat. Ze wordt wel eens beschreven als een soort krui sing tussen Kim Novak, Marilyn Mon roe en Faye Dunaway en haar gezicht, met de steeds naar een glimlach zwe mende mond, verschijnt op de omsla gen van alle grote modebladen. Een fabrikant van oogmake-up die de ogen van Evelyn op zijn doosjes mascara heeft afgebeeld, beweert dat vanaf dat moment zijn verkoop met een onge looflijke sprong omhoog ging. Soortgelijke ervaringen hadden de grote bontzaken van Amerika nadat covergirl nummer één in de pels van een exotische diersoort had gepo seerd. Evelyn, enige dochter van een Berlijns echtpaar, is met een Rus getrouwd en woont op de 39ste etage van een woongebouw op de hoek van Park Avenue in New York. Ze kookt zelf, kan alles eten zonder dik te worden (zegt ze) en heeft intussen weer een nieuwe bron van inkomsten aangeboord: yoghurt-gezichtsmaskers, gemaakt naar haar privé-recept, wor den onder haar naam op de markt gebracht. „De Japanse industriële ontwerpers worden zwaar beïnvloed door de Ver enigde Staten, er wordt meer geïmi teerd dan gecreëerd. Ze adopteren de Amerikaanse stijl, interpreteren die op een Japanse manier en daardoor worden Japanse huizen onvermijdelijk verwesterd. Met mijn beste vriend zit ik op stoelen aan een tafel met stok jes te eten, maar daarna gaan we in de zitkamer op de vloer zitten. Zijn moeder zou op de vloer zitten, zowel tijdens het eten als tijdens het pra ten". (Shiro Kuramata, bekend Japans interieurontwerper, in het Engelse maandblad Nova).

Krantenbank Zeeland

de Faam | 1972 | | pagina 9