In Doesburg wordt 'mostaart9
volgens oude ambacht gemaakt
Saneringsbries door schoonheidsbos Van en voor
Door 't kind - voor 't kind
Tips voor de
keuken
Oranje en Zeeland nauw verbonden
vrouwen
9
DE FAAM
MOSTERDMAKER GERRIT KUPERUS:
Onkruid
Boerenmosterd
Recepten
VOOR DE 25e KEER
M. MJ: terug naar
de film
Geen zelfbedienings
artikel
Wel verschuivingen
Overvloed van
merken
Mannen lopen
niet hard
Japans interieur
verivestert
DONDERDAG 28 SEPTEMBER 1972
Mosterd is eigenlijk een
verrukkelijk onkruid
Directeur van de mosterdfabriek, die
een mosterdstoelmachine bedient,
waarin mosterdzaad en azijnzuur
wordt samengevoegd.
Te midden van de Nederlandse
volksliedjes bloeit nog altijd het
onsterfelijke liedje over de wel
bekende mosselman, de man
van Scheveningen. Maar bij die
volksliedjes zou ook heel best
een hymne kunnen over de mos
terdman. Een figuur die nog in
de jaren dertig in Nederland
met mosterd langs de huisdeu
ren ventte, in sommige streken
mosterdboer werd genoemd, in
andere regionen (bijvoorbeeld
in de Achterhoek) 'de mosterd-
kerel' heette.
„In Tilburg werd de mosterdventer
de mosterdmadam genoemd, Vanwege
het feit dat hij aan elke huisvrouw
vroeg: Mosterd madam?" Dit vertelt
Gerrit Kuperus in Doesburg voor wie
het maken van mosterd sinds enkele
jaren niet alleen professie, maar ook
alles opgesteld in een omgeving die
zorgvuldig in oude stijl wordt geres
taureerd.
Behalve mosterdfabrikant is Gerrit
Kuperus ook een smakelijk verteller,
die zijn bezoekers van oud tot jong
weet te boeien met demonstraties van
zijn ambacht en met kleurrijke anek
dotes over de historie van de mos
terd. Hoewel van origine geen Achter
hoeker is hij met hart en ziel in de
historie van Doesburg gedoken, en in
het bijzonder in de historie van de
relaties die dit stadje al eeuwenlang
met de mosterd onderhoudt. Volgens
oude archieven gaat de geschiedenis
van de Doesburgse boerenmosterd tot
de 15e eeuw terug, er was een Mos
terdstraatje in deze oude IJsselstad,
en zo'n 130 jaar geleden waren er nog
zes mosterdfabrieken. Dat de Does
burgers ooit „mosterdpotten" werden
gedoopt is dan ook niet zo
vreemd.
mosterd na de maaltijd geworden: de
hedendaagse mens hanteert de mos
terdpot voornamelijk bij het nuttigen
van een blokje kaas, een bitterbal of
een andere snack.
Terwijl Gerrit Kuperus demon
streert hoe vroeger in een soort ijze
ren braadpan een ijzeren kogel werd
rondgewalst die de mosterdzaadjes
kneusde, zegt hij: „Mosterdzaad is
eigenlijk net onkruid, maar dan wel
een verrukkelijk onkruid. Je vindt het
en vooral hobby is. In een der oudste
straatjes van Doesburg kocht hij des
tijds het oude bedrijfje dat sinds jaar
en dag als „Doesburgsche Boerenmos-
terdfabriek" bekend staat. Hij maakte
er in luttele jaren (tot veler verba
zing) weer een rendabel bedrijfje van,
maar ook een toeristische attractie
van de eerste orde.
Van Pasen tot november komen
toeristen er kijken om te zien hoe
Kuperus zijn oude boerenmosterd
maakt. Dat hele procédé verloopt in
zijn bedrijf namelijk nog precies zo
als in vorige eeuwen en alle oude
gereedschappen van voorheen worden
nog gebruikt. De houten rosmolen die
vroeger door een paard werd aange
dreven, de gegroefde molenstenen
waartussen de mosterdzaadjes wor
den gekneusd, de houten vaten waarin
de mosterd rijpt, een houten afvulap-
paraat (het laatste van Nederland),
over de hele wereld en door de hele
wereldhistorie. Je kunt het tussen de
straatstenen zaaien en dan komt het
nog op. Het is een nietig zaadje dat
snel groeit, vooral in warme landen.
Maar het Hollandse en het Deense
mosterdzaad zijn verreweg de beste
soorten".
Als Gerrit Kuperus voor belangstel
lende bezoekers zijn „preek" houdt
(zoals hij dat zelf noemt), leidt hij
die graag in met de opmerking dat de
Hollanders vroeger mosterd bij de
maaltijd gebruikten: bij groente, bij
vlees, in diverse sauzen. Nu is het
„Mevrouw, meneer, wilt u kinderze
gels bestellen en liefst nog kaarten
ook? Ze zijn mooi hoor! De prinsjes
staan er op. En er zijn kinderkaarten
en kerstkaarten. We schrijven de be
stelling wel op de envelop..."
Het is dit jaar de vijfentwintigste
keer dat des cholen hun medewer
king geven aan de kinderpostzegelac
tie, onder het motto 'Dóór het kind -
vóór het kind'. In de vierentwintig
voorgaande keren hebben de school
kinderen bij elkaar zo'n veertig mil
joen gulden bijeengebracht, 60 pro
cent van de totaalopbrengst van de
kinderpostzegelactie. De overige 40
procent komt voor rekening van de
plaatselijke comité's, die in de post
kantoren zegels en kaarten verkopen.
De opbrengst van de actie is bestemd
voor instellingen en organisaties die
werkzaam zijn voor lichamelijk, emo
tioneel of sociaal gehandicapte kinde
ren.
Het idee om schoolkinderen te betrek
ken bij de verkoop van de postzegels
'Voor het kind' kwam in de dertiger
jaren reeds op, bij meester Verheul in
Waarder. Hij vond het vanzelfspre
kend dat 'zijn' kinderen leerden om
iets voor een ander te doen, gewoon:
jezelf wat moeite geven om iemand
die het moeilijk heeft te helpen- En
dat wel zónder beloning. Daarom liet
hij zijn leerlingen in Waarder kinder
postzegels verkopen. En de problemen
rond die 'handel' gebruikte hij bij zijn
lessen. Er kwam rekenen bij te pas,
de plaatselijke aardrijkskunde speelde
een rol, het actief taalgebruik werd
ontwikkeld en ze leerden met mensen
vriendelijke en onvriendelijke
omgaan. In 1946 ging Verheul naar
Ede. Ook daar kon hij het niet laten
en vanuit Ede kwam het idee bij het
Nederlands Comité voor Kinderpost
zegels terecht. Na veel overleg met
onderwijsorganisaties werd in 1948 in
Amsterdam, Rotterdam en Groningen
een proefactie begonnen. Het jaar
daarop deden de schoolkinderen in
heel Nederland mee. De actie 1948
bracht 'schoon' een ton op. In 1956
werd dankzij de scholen voor het
eerst het miljoen bereikt, zeven jaar
later werd het twee miljoen en sinds
1967 schommelt de bijdrage van
schoolgaand Nederland om de drie
miljoen gulden per jaar.
Aanvankelijk werden de opbrengsten
van de actie ieder jaar verdeeld over
alle kindertehuizen in ons land, waar
bij het aantal kinderen dat in een
tehuis verzorgd werd, de bepalende
factor in de verdeelsleutel was. Op
die manier kreeg ieder tehuis een
bescheiden maar zeer welkom bedrag,
de financiering van tehuizen was zeer
onvoldoende. In laatstgenoemde om
standigheid is inmiddels veel ten gun
ste gewijzigd, door de invoering van
betere subsidieregelingen. De instellin
gen zijn daardoor voor het dagelijks
kunnen functioneren minder afhanke
lijk van giften en inzamelingen gewor
den. Maar zodra zich bijzondere om
standigheden voordoen is fondsenwer
ving wél noodzakelijk. Wil men voor
de kinderen een levendige en leefbare
omgeving scheppen, dan stuit men
altijd op de noodzaak van uitgaven
die niet in de subsidiebepalmgen pas
sen. En zodra men iets geheel nieuws
wil beginnen is eigen kapitaal hele
maal onontbeerlijk. Bij nieuwbouw
bijvoorbeeld moet bij toekenning van
subsidie toch nog altijd zo'n 10 tot 20
procent van de bouwsom uit "eigen
middelen' gefourneerd worden-
Om goede hulpverlening mogelijk te
maken kregen zo'n kleine 200 'bijzon
dere projecten' bedragen tussen de
50 000 en 250.000 toegewezen. Het
ging daarbij niet langer alleen om
tehüizén, maar ook om bijvoorbeeld
gezinsvoogdij verenigingen, medisch
opvoedkundige bureaus, consultatiebu
reaus voor zuigelingen en kleuters.
Kinderpostzegelgeld ging ok functione
ren als startmotor voor nieuwe vor
men van hulpverlening, zoals de pleeg
gezinscentrales, adviesbureaus voor
ouders en jongeren en de opleiding
van werkers in de kinderbescherming.
Kinderpostzegelgeld zorgde ervoor dat
de internaten voor schipperskinderen
sterk verbeterd werden, waarna de
overheid er subsidie voor ging verle
nen.
Vanaf 1957 is er steeds een deel van
de opbrengst buiten Nederland be
steed. Er gaat jaarlijks een flink be
drag naar het werk 'Voor het kind' in
Suriname en de Nederlandse Antillen.
Maar ook in het Midden-Oosten, Afri
ka, Azië (bijvoorbeeld Indonesië) en
Latijns-Amerika heeft het kinderzegel
geld iets kunnen doen om de ontstel
lende nood van kinderen daar te leni
gen. In eigen land zal het kinderzegel
geld een belangrijke en onmisbare
functie houden in het vullen van hia
ten en het mogelijk maken van ver-
nieuweingen.
De naam Michèle Morgan heeft nog
altijd een magische klank voor alle
cinemagangers die zich de Franse
film van voor en vlak na de tweede
wereldoorlog herinneren. De mooie
blonde leef tij dsloze filmster (die over
igens al grootmoeder is) staat vol
gens Elle nog altijd bovenaan de lijst
van populaire vrouwen in Frankrijk.
Ze is tegenwoordig in zaken (haute
couture), schildert voor haar plezier,
maar de camera blijft ook na 65
films nog trekken. Binnenkort speelt
„de vrouw met de mooiste ogen van
Frankrijk" in een film die Un ami de
mon fils zal heten. Met (derde) echt
genoot Gérard Oury gaat ze zelden
naar het theater, maar wel vaak naar
de bioscoop. Michèle Morgan: „Eigen
lijk geloof ik dat ik alleen maar van
de film houd. Het is tenslotte de
modernste vorm van het spekta
kel'.
In het mooie cosmeticawereldje gaan
een paar lelijke klappen vallen. Pijn
lijk voor hen, die ze ontvangen, be
vrijdend voor de overlevenden langs
de overdadig met mooimakers bela
den transportband, die leidt van fabri
kant tot consument. Er is een sane
ringsbries opgestoken, die zo'n dertig
pet van de nu aan de Nederlandse
markt zijnde merken en honderden
verkooppunten van de schoonheidsbo
men zal schudden. Dat is althans de
overtuiging van de heer M. Mot jr.
(42), directeur van Max Factor Neder
land NV. Zo vertelt hij in een inter
view met 'Succes.'
Om even de importantie van de Ne
derlandse cosmeticamarkt aan te dui
den: in 1970 werd er, gerekend naar
consumentenprijzen, voor 606 miljoen
gulden aan cosmetica omgezet. Haalt
men daar de door het CBS tot de
cosmetica gerekende groep van pro-
dukten als toiletzeep, haar-, mond- en
babyverzorgingsartikelen af, dan blijft
er toch nog altijd 250 miljoen gulden
over voor de nauwer begrensde groep
van parfums, reuk- en toiletwaters,
huid- en gelaatsverzorgingsmiddelen
en make-up artikelen. Mede gezien de
winstmarges voor de diverse distribu
tiekanalen een nog altijd interessant
bedrag.
De spek-en-mosterdsaus bij de peul
vruchten, de mosterdsaus bij de verse
worst en bij sommige vissoorten zijn
in het culinair vergeetboek geraakt,
maar Kuperus heeft kans gezien om
in zijn naaste omgeving een heleboel
recepten van gerechten met mosterd
op te diepen, voldoende om er een
klein boekwerkje met „50 recepten
met Doesburgsche boerenmosterd"
van te maken. Een Gelderse familie gaf
hem een aantal recepten uit een zui
nig bewaard kookboek dat omstreeks
1820 met de hand geschreven werd:
voor zalm in het zuur, rundvleessau-
sen, komkommerzuren. Allemaal uiter
aard klaargemaakt met „gestoten of
gekneusd mostaartzaad".
De eigenar van het oude Doesburg
se bedrijfje geeft grif toe dat hij nog
lang niet alles weet van de historie
van de mosterd, mede tengevolge van
het chronische tijdgebrek waaraan
mensen lijden wier ambacht tevens
hun hobby is. Over dat ambacht zegt
hij: .Mosterd maken gaat snel, het is
naar verhouding geen arbeidsintensie
ve bezigheid. Het is onbegrijpelijk dat
in zo korte tijd in zo snel tempo de
echte oude mosterdfabriekjes verdwe
nen zijn. Er zijn in Nederland tiental
len mosterdboeren geweest. In 1930
waren ze er zeker nog, de laatste
moeten vlak voor de tweede werel
doorlog verdwenen zijn. In Groningen
liepen ze met een juk met kleine
houten mosterdemmertjes, in de Ach
terhoek met een vaatje op een krui
wagen. Een cent per lik kostte die
mosterd".
Het bijzondere van die oude boeren
mosterd is, dat de hele zaadkorreltjes
worden gebruikt. Daardoor ontstaat
een typische „grove" mosterd zoals
die vroeger ook op het platteland en
op de schepen werd gemaakt. Het
fabrieksgeheim van Gerrit Kuperus?
Hij schetst de bereidingswijze in gro
te lijnen en dan blijkt dathet malen
van het zaad, nadat het in azijn is
geweekt, de grote kunst is: smaak en
concentratie moeten zo worden dat
de verkregen mosterd geen bindmid
delen meer nodig heeft.
„Je moet de mosterdoliën op de
juiste wijze weten vrij te krijgen",
zegt Kuperus ietwat raadselachtig.
„Mosterdzaad is ieder jaar anders.
Mosterd maken: je leert het snel, of
je leert het van je levensdagen niet".
Intussen blijft hij onverdroten graven
in de historie van de mosterd. Hoe
het mosterdzaad in vervlogen eeuwen
op zeker ogenblik in Nederland is
gekomen weet hij nog niet, maar hij
verdenkt de Romeinen ervan dat ze
onze contreien in kennis hebben ge
bracht met het pittig gewas, waaraan
ook nog andere dan „smaakmakende"
eigenschappen worden toegeschre
ven.
Onze voorouders wisten dat mos
terd een prima tegenhanger is tegen
te vet eten; vandaar de combinaties
van peulvruchten met spek en mos
terd. Een heet voetbad met mosterd
werd beschouwd als geneesmiddel bij
migraine, het kauwen van mosterd
zaad als dé remedie tegen te hoge
bloeddruk. „Er moeten ook speciale
versjes zijn geweest die bij het malen
van het mosterdzaad werden gezon
gen", zegt Gerrit Kuperus. Hij houdt
zich in ieder geval warm aanbevolen
voor elke wetenswaardigheid die meef
licht kan brengen in de historie van
de mosterd.
Cosmetica is al lang geen exclusief
artikel meer voor parfumeriezaken,
beautyshops en drogisterijen. In iede
re zichzelf respecterende supermarkt
kan men lipsticks en soortgelijke za
ken kopen. Is er een aanwijzing, dat
de cosmeticahandel 'populariseert'?
De heer Mot: „In ieder geval niet in
de richting van de levensmiddelenza
ken. In 1965 namen die 6 pet van de
omzet in cosmetica voor hun reke
ning, in 1969 was hun marktaandeel
tot 7 pet gegroeid. Geen opvallende
verschuiving dus. Het artikel leent er
zich voor het grootste gedeelte ook
niet voor. Bij artikelen in de huidver-
zorgings- en make-up sector heeft de
klant advies nodig, zodat die zich niet
lenen voor zelfbedieningszaken. Laat
men de consument toch zelf aanmod
deren, dan wordt het al snel een
smeerboel, waarmee niemand is ge
diend. Daarom vindt men die artike
len ook alleen maar bij supermarkten
met een aparte drogisterij-afdeling.
Bekijkt men de verschuivingen binnen
het gehele distributienet over de peri
ode 1965-1969, dan zijn die weinig
spectaculair. In 1965 namen de drogis
terijen 44 pet van de cosmetica-distri-
butie voor hun rekening, in 1969 was
dat 45 pet. Voor de parfumeriezaken
waren die cijfers 9 en 8. Voor de
grootwinkelbedrijven 14 en 13, voor
de kappers 16 en 14, voor de schoon
heidsspecialisten 3 en 4, voor de le
vensmiddelenzaken 6 en 7 en voor de
groep overigen 8 en 9 pet. Geen
aardverschuiving in het distributiesys
teem dus.
Toch verwacht ik voor de nabije toe
komst een doorbraak naar de 'easy
shopping', het kopen van een wijde
reeks artikelen onder één dak. Dat zal
ten koste gaan van de parfumerie
zaken. Dat zijn er in ons land zo'n
vierhonderd, een aantal dat weieens
kon teruglopen tot twee k driehon
derd (volgens de parfumerie-zaken
zelf). Die verschuiving gaat dan ten
gunste van de met een breder assorti
ment uitgeruste drogisterijen en wa
renhuizen. Maar ook onder de drogis
terijen gaan klappen vallen. Hun aan
deel bedraagt momenteel zo'n 3900,
waaronder veel eenmanszaakjes,
waarin de vrouw als het moet mee
werkt. Die zullen steeds minder inte
ressant worden. Voor de drogist zelf
omdat er geen inkomen meer uit te
halen is, voor de leverancier, omdat
vertegenwoordigersbezoek aan die za
ken en het leveren van showcards en
dat soort dingen te duur wordt. Daar
om zie ik het aantal drogisterijen in
Nederland teruglopen tot zo'n 2500
stuks. Onder de overlevenden zitten
zitten met name diegenen, die zijn
overgegaan tot de inrichting in hun
zaak van schoonheidscabines, waarin
een schoonheidsspecialiste adviseert
en behandelt."
Het cosmetica-artikel is voor de ge
middelde consument vrij duister. Men
krijgt de indruk, dat er voornamelijk
wordt gekocht op de bekend klinken
de naam of op de fraaie verpakking.
Is die indruk juist?
„Daarbij moet u onderscheid maken
tussen kleurenartikelen, zoals lipstick,
nagellak en oog make-up en andere
artikelen uit het assortiment. Voor
kleurenartikelen geldt dat met name
het meisje en de jonge vrouw steeds
meer kleurminded beginnen te wor
den. Vroeger had men één lipstick en
maakte die op tot het bittere einde.
Nu is men veel mode-gevoeliger.
Schrijft de mode bruin voor, dan
wordt 6r bruin gekocht. Het merk,
dat niet exact die tint voert heeft
pech, want men is dan ook veel
minder merkentrouw.
Wat betreft de verpakking: de sociale
topgroep, dus die met de hoogste
inkomens, let niet zozeer op de ver
pakking maar kijkt meer naar de
naam. Voor de middelste groep speelt
die verpakking wel mee, maar daar
moet het artikel verstandig geprijsd
zijn, wil het ook verkocht worden. En
voor de laagste groep gelden heel
duidelijk prijsmaxima, die voor lip
sticks bijvoorbeeld rond de vier gul
den liggen.
De cosmetica markt is overvoerd van
merken. „Inderdaad. Ik geloof soms
weieens dat we in Nederland meer
schoonheidsseries hebben dan vrou
wen hebben. Dat betekent dus dat er
gesaneerd moet worden, hetgeen ook
gebeurt. Winkeliers gaan merken
schrappen waarin ze niet genoeg om
zetten. Dat betekent, dat we eindelijk
tot een professionele aanpak komen,
na een tijd, waarin men veel te veel
individualistische politiek voerde."
Welke merken ziet u deze slijtage slag
overleven?
Als ik ze op een rijtje zet, waarbij de
prijzen oplopend de volgorde bepalen,
zijn de belangrijkste: Miss Helen (ei
gen merk Hema), Carmen (eigen
merk Vroom en Dreesmann), Ponds,
Cutex, Invite, Max Factor, Lancöme,
Elizabeth Arden, Rubenstein en Or-
lane. Misschien heb ik er wel eentje
vergeten en die collega moet het me
dan maar niet kwalijk nemen, maar
dat zijn ze zo ongeveer wel. Dan zijn
er nog twee nieuwkomers, namelijk
Ellen Betrix en Mary Quant. Ik schat
dat dertig k veertig procent van wat
vandaag aan de markt is, afvalt. En
daar is weinig tegen te doen, omdat
de Nederlandse markt te klein is om
daar een zware campagne tegen aan
te zetten. In de Verenigde Staten ligt
dat heel anders. Behalve dat die
markt veel groter is, wordt er daar
per haofd ook veel meer aan cosmeti
ca uitgegeven. Voor die markt ga je
knokken.
alleen maar over aftershaves te pra
ten, want de rest van het mannenas-
sortiment stelt helemaal niets voor.
In de jaren 1957 tot en met 1970
werd er in de aftershaves respectieve
lijk voor 19,8, 18,4, 22,1 en 23,4 mil
joen gulden omgezet. Een uiterst ge
ringe stijging dus. Het is ook een zeer
bijzondere moeilijke markt die in fei
te door drie merken wordt beheerst:
Vandelis (met Fresh-up), Tabac en
Old Spice. Samen hebben die merken
zestig procent van de Nederlandse
markt in handen. Zeventig procent
van onze mannelijke bevolking ge
bruikt aftershave. Met heel voorzichti
ge geurtjes, want we zijn nog steeds
een conservatief land. Gelaatsverzor-
gingsartikelen voor de heren lopen
hier helemaal niet: wat dat betreft
lopen we internationaal achter. Als je
dat vergelijk* met typische 'mannen-
landen als Ilalië en Spanje stellen
wij niets voor. Toch verwacht ik op
deze markt nog wel een doorbraak".
Hoe conjuctuurgevoelig is cosmeti
ca?
„Zeer sterk. En met name de sociale
bovenlaag, de top van de piramide, is
inzake cosmetica gevoelig voor inzin
kingen in de conjuctuur. Daar hoor je
nu al duidelijk geluiden over. Waar de
ondernemerswinsten onder druk
staan, de kosten stijgen, de inflatie
doorgaat, heeft men met name deze
groep, die in de hoogconjuctuur de
duurste artiice.'en kocht, de neiging
het nu iets goedkoper te gaan zoeken.
Voor ons, me* de Max Faxtor-artike-
len in de bovenste sector van de
middenprijzen, kan die verandering al
leen maar gunstig zijn. Wij verwach
ten daardoor een groeiend marktaan
deel. Al die super-luxueuze verpakkin
gen blijken nu te duur te zijn. Daar
naast heb je het gegeven, dat steeds
meer mensen cosmetica gaan probe
ren, zolang het ze maar niet al te veel
geld kost. Nederland is nu eenmaal
geen luxe land".
Aldus de heer M. Mot jr., sinds 21
jaar in de cosmetica-business en di
recteur van Max Factor Nederland,
een merk dat internationaal een derde
plaats op de ranglijst heeft en zich in
Nederland een comfortabele tweede
plaats veroveiae. De sanering zal hem
voorbijgaan.
Hoe zijn de ontwikkelingen in hun
sector mannencosmetica?
Dat valt dik tegen. En dan hoeven we
RIJSTSCHOTEL AL LA CASABLAN
CA
Benodigdheden: 150 gram kalfsvlees,
150 gram rundvlees, 150 gram schape
vlees, 500 gram uien, olie, 1 blikje
prinsessenbonen, 2 bananen, 1 blikje
champignons, 2-3 paprika's, 4 tomaten,
kerrie, cayennepeper, zout en peper,
1/4 liter bouillon.
Snijd het vlees in blokjes en schroei
dit even met de in schijven gesneden
uien en wat olie in een braadpan.
Laat het vlees nu even sudderen. Na
15min. voegt u dc prinsenssenbo-
nen, bananen, champignons, paprika's
en tomaten (alles in reepjes, resp.
blokjes gesneden) toe. De kerrie, cay
ennepeper, zout en peper toevoegen
en alles goed door elkaar roeren. Dit
opnieuw even laten sudderen. Vervol
gens met de bouillon afblussen. In de
afgesloten pan laat u nu het vlees
verder gaar worden. Naar smaak
kunt u het vlees eventueel nog eens
extra kruiden. Serveer er korrelige
rijst bij of vermeng alle andere ingre
diënten met de rijst.
Nog maar enkele dagen en de ten
toonstelling 'Oranje en Zeeland' zit er
op. Nog tot 30 september kan men in
het rijksarchief een kijkje nemen bij
deze tentoonstelling die een groot
aantal documenten, foto's, zegels etc.
omvat. Uit de tentoonstelling blijkt
duidelijk dat Zeeland inderdaad heel
nauw met Oranje is verbonden. Alle
prinsen van Oranje uit het geslacht
van de graven van Nassau hebben
betrekkingen met Zeeland onderhou
den. Maar ook al voor 1540 toen René
van Chalon stadhouder van Zeeland
werd, hadden de graven van Nassau
met dit gewest te maken-
Het is immers Jan van Nassau die in
1270 toestemming gaf voor de bouw
van de Abdijtoren, 'de Lange Jan'.
Toen René van Chalon in 1544 stierf,
wees hij zijn neef Willem van Nassau
als zijn enige erfgenaam aan. Door
diens huwelijk met Anna van Eg-
mond, o.a. gravin Van Buren, vrouwe
van Borssele, St-Maartensdijk en
Kortgene kwamen tal van Zeeuwse
bezittingen in zijn bezit. In 1558 erfde
prins Philips Willem de Zeeuwse bezit
tingen op Tholen en Noord-Beveland.
waardoor hij eerste edele van Zeeland
werd. Zijn vader kocht bovendien het
markiezaat van Vlissingen en Veere.
Door schenkingen etc. kon het gebeu
ren dat omstreek 1650 de bezittingen
van het huis van Oranje door geheel
Zeeland verspreid lagen: St-Maartens
dijk, Scherpenisse, Kortgene, Orizand,
Veere, Vlissingen en Kloosterzande en
omgeving. Zowel prins Maurits als
zijn broer Frederik Hendrik zijn bei
den stadhouder van Zeeland geweest.
Nadat prins Willem II, zoon van Fre
derik Hendrik stadhouder der Zeven
Provinciën was geweest, volgde een
stadhouderloos tijdperk. Dit duurde
tot 1672 toen Willem III stadhouder
van Zeeland werd.
In 1674 werd hij erfelijk stadhouder
van Holland en Zeeland, maar toen
hij in 1702 overleed en Jan Willem
Friso, vorst van Nassau, stadhouder
van Friesland als zijn enige erfge
naam aanwees, werd deze geen stad
houder van Zeeland. Dit had tot ge
volg dat van 1702 tot 1747 het tweede
stadhouderloze tijdperk in Zeeland
was. Wel werd Friso markies van
Veere en Vlissingen, heer van St-
Maartensdijk en Scherpenisse en
kreeg hij bezittingen op Noord-Beve
land en Hulster Ambacht.
Prins Willem IV werd in 1747 in
Veere uitgeroepen tot stadhouder van
Zeeland. Nog in hetzelfde jaar werd
hij erfstadhouder van Holland en Zee
land. In 1751 werd hij feestelijk als
markies van Veere ingehuldigd en dit
gebeurde eveneens in Vlissingen waar
hij erfheer van was. In het jaar 1766
werd in Veere weer feest gevierd:
toen was het prins Willem V die zich
als markies liet huldign. Eén van de
eerste dingen die koning Willem I
deed toen hij na zijn vlucht naar
Engeland weer in Scheveningen voet
op Nederlandse bodem zette, was
Staats-Vlaanderen bij Zeeland voegen,
waardoor het Zeeuwsch-Vlaanderen
werd. Belangrijk was ook, dat hij de
aanleg van de Middelburgse haven
bevorderde. Koning Willem II woonde
in 1841 de feesten bij ter gelegenheid
van de onthulling van het standbeeld
van Michiel de Ruyter in Vlissingen.
In 1862 bezocht koning Willem III
Zeeland, in 1894 koningin regentes
Emma en koningin Wilhelmina en in
1907 konigin Wilhelmina en prins Hen
drik. De kroningsfeesten van Wilhel
mina in 1898 gingen gepaard met een
grote Zeeuwse Oranjetentoonstelling.
Sinds 1907 zijn de bezoeken van de
Oranjes zo vaak voor gekomen dat
het onmogelijk is die allemaal op te
sommen. Na de tweede wereldoorlog
betrad koningin Wilhelmina voor het
eerst na vijf jaar weer Nederlandse
grond bij het plaatsje Eede in
Zeeuwsch-Vlaanderen. Ook deze week
staat Zeeland in het teken van konink
lijk bezoek daar prinses Beatrix en
prins Claus hierheen komen. Het
wordt een werkbezoek van drie dagen
op 27, 28 en 29 september, waarbij tal
van gemeenten zullen worden bezocht.
De belangstelling voor de gehouden
tentoonstelling is behoorlijk geweest.
Er was ook belangstelling van scholen
en groepen.
Wie goed heeft gekeken, zal hebben
gezien dat sommige topmodellen op
de voorbladen van de grote modetijd
schriften hun oorbellen niet aan,
maar in de oren dragen. De oorringe
tjes zijn terug, en daarmee de door
boorde oorlelletjes: een rage die enke
le jaren geleden ook al eens de kop
opstak maar nu (zo voorspelt Elle)
met grote kracht zal doorstoten Al
lerlei oorringen, van zeer grote tot
ouderwetse kleine, zullen het komende
modebeeld beheersen en naar be
weerd wordt laten modebewuste Ame
rikaanse meisjes zich momenteel bij
duizenden de oorlelletjes doorprikken
ten einde aan de mode te kunnen
meedoen
Ander modeaccessoire dat terug
keert: de foulard ofwel de zwierige
sjaal, op allerlei manieren om het
hoofd te knopen Dertig jaar geleden
al gelanceerd door toenmalige vedet
tes als Garbo en Dietrich, nu weer
volop gedragen door de sterren die
vandaag-de-dag in het nieuws zijn.
Strak om het hoofd getrokken als een
boerenhoofddoek, op z'n Indiaans als
voorhoofdband, of losjes en met wap
perende uiteinden om het kapsel ge
knoopt.
„TEHUIS" OP TELEFONISCHE BE
STELLING
Elke dag lopen ontelbare tieners
met een dolle kop het huis uit, naar
aanleiding van een klein of levens
groot meningsverschil met hun ou
ders. Om de weglopers, die niet na
een aantal uren bekoeld weer naar
huis terugkeren, op te vangen, hebben
particulieren in de Amerikaanse staat
Connecticut een dienst opgericht die
„Phone a Home" heet en die weggelo
pen tieners in de gelegenheid stelt, in
elk geval tijdens de nacht onderdak te
vinden in een bonafide gezin. De tie
ner die van deze service gebruik wil
maken, kan het nummer van Phone a
Home bellen en zijn problemen be
spreken met een van de vrijwilligers.
Na schriftelijke toestemming van de
ouders kan de jeugdige cliënt dan
(voor hoogstens 48 uur) „geplaatst"
worden bij een der families die zich
voor dit project beschikbaar hebben
gesteld. Intussen tracht de dienst in
overleg met deskundige medewerkers
het meningsverschil tussen ouders en
tiener bij te leggen. Meestal, aldus
maandblad McCall's, blijkt het om
een storm in een glas water te gaan
en kunnen de zaken betrekkelijk snel
worden bijgelegd. De telefoonlijn van
de hulpdienst is het drukst bezet
tussen zes en acht uur 's avonds en
tijdens schoolvakanties. Dat zijn blijk
baar tijden waarop de spanningen
hoog kunnen oplopen.
TROUWEN MET EEN BOER
Trouwen met een boer; hoe denken
vrouwen daar tegenwoordig over? On
der het motto „de hedendaags boe
rin" heeft het blad Marie France er
een enquête over gehouden. Vijftig
procent van de ondervraagde vrouwen
en jonge meisjes zag een eventueel
huwelijk met een boer wel als een
aantrekkelijk vooruitzicht, ruim 20
procent daarentegen dacht dat „het
boerenleven" een nadeel zou zijn, de
rest had er geen oordeel over. Ruim
60 procent van de ondervraagde boe
rengezinnen gaat nooit op vakantie, 20
procent af en toe, 13 procent eenmaal
per jaar, de overigen eens per twee
jaar of tweemaal per jaar. Van de
j<?nge boerinnen tussen 18 en 35 jaar
bezit ruim 80 procent televisie en een
wasmachine, bijna 70 procent kan
beschikken over het comfort van heet-
watervoorziening in huis, maar nog
geen 20 procent heeft centrale verwar
ming. Bijna alle gezinnen in deze
leeftijdssector hebben ten minste één
auto.
Simone, een jonge boerin die voor
heen gediplomeerd verpleegster was,
zegt: „Soms benijd ik degenen die
hun huis beter kunnen inrichten en op
vakantie kunnen gaan. Maar voor
niebs ter wereld zou ik in de stad
willen wonen. Hier duren de werkda
gen langer dan acht uur, maar we
werken in ons eigen ritme. We genie
ten van het leven en van de seizoenen.
We hebben de ruimte en nerveuze
spanningen bestaan hier niet".
EVELYN: „BESTBETAALDE COVER-
GIRL"
Alle taxi's stoppen voor haar als zij
op het drukste punt van New York
zo'n voertuig aanroept: Evelyn Kuhn,
volgens Paris Match op het ogenblik
,,'s werelds bestbetaalde covergirl".
Haar jaarlijks inkomen wordt op
200.000 dollar geschat. Ze wordt wel
eens beschreven als een soort krui
sing tussen Kim Novak, Marilyn Mon
roe en Faye Dunaway en haar gezicht,
met de steeds naar een glimlach zwe
mende mond, verschijnt op de omsla
gen van alle grote modebladen. Een
fabrikant van oogmake-up die de ogen
van Evelyn op zijn doosjes mascara
heeft afgebeeld, beweert dat vanaf dat
moment zijn verkoop met een onge
looflijke sprong omhoog ging.
Soortgelijke ervaringen hadden de
grote bontzaken van Amerika nadat
covergirl nummer één in de pels van
een exotische diersoort had gepo
seerd. Evelyn, enige dochter van een
Berlijns echtpaar, is met een Rus
getrouwd en woont op de 39ste etage
van een woongebouw op de hoek van
Park Avenue in New York. Ze kookt
zelf, kan alles eten zonder dik te
worden (zegt ze) en heeft intussen
weer een nieuwe bron van inkomsten
aangeboord: yoghurt-gezichtsmaskers,
gemaakt naar haar privé-recept, wor
den onder haar naam op de markt
gebracht.
„De Japanse industriële ontwerpers
worden zwaar beïnvloed door de Ver
enigde Staten, er wordt meer geïmi
teerd dan gecreëerd. Ze adopteren de
Amerikaanse stijl, interpreteren die
op een Japanse manier en daardoor
worden Japanse huizen onvermijdelijk
verwesterd. Met mijn beste vriend zit
ik op stoelen aan een tafel met stok
jes te eten, maar daarna gaan we in
de zitkamer op de vloer zitten. Zijn
moeder zou op de vloer zitten, zowel
tijdens het eten als tijdens het pra
ten". (Shiro Kuramata, bekend Japans
interieurontwerper, in het Engelse
maandblad Nova).