EEN GOEDE RAAD
GEEF UZELF EEN GOEDE RAAD
Woensdag 6 mei 1970
„DE FAAM"
Woensdag 6 mei 197C
H.-%
13,-%
15.8
17.-%
29,6
Op 3 juni a.s. worden in alle gemeenten van ons land nieuwe gemeenteraden
gekozen. Binnenkort zult U overal weer de bekende verkiezingspamfletten zien;
op muren en schuttingen, op ramen en in tuinen. De stembus zal op die 3c iuni
weer vriendelijk naar U lonken. Overigens bent LI niet meer verplicht uw
stem uit te brengen. Er is alleen een verantwoordelijkheid voor II overgebleven.
Per slot van rekening bepaalt de burger wie hem of haar in de raad vertegen
woordigt.
Bij de afgelopen verkiezingen voor de provinciale staten zijn, zoals bekend is,
vrij veel mensen thuisgebleven. Ook in Middelburg. Vooral de jongeren toonden
weinig belangstelling voor de verkiezingen. De volgende overzichtjes tonen dit
duidelijk aan.
VERKIEZINGEN PROVINCIALE STATEN 1970 TE MIDDELBURG
Het aantal van 5107 niet opgekomen kiesgerechtigden bedraagt 26,68%
van het totaal der kiesgerechtigden.
Specificatie van het aantal niet opgekomen kiesgerechtigden naar leeftijd.
70 jaar en ouder
60 t/m 69 jaar
50 Pm 59 jaar
40 t/m 49 jaar
30 t/m 39 jaar
21 t/m 29 jaar
693
559
668
803
875
1509
5107
13,6
100
Berekend naar de beschikbare gegevens per 1-1-1969 met betrekking tot de
leeftijdsopbouw bedraagt het aantal kiesgerechtigden:
Leeftijd
70 jaar en ouder
60 t/m 69 jaar
50 t/m 59 jaar
40 t/m 49 jaar
30 t/m 39 jaar
21 t/m 29 jaar
o/
/O
14,5
15,2
17,4
19.2
19.4
14.3
100
Aantal
2775
2909
3333
3674
3712
2736
19139
Waarvan niet
opgekomen
693
559
668
803
875
1509
Uitgedrukt
in procenten
24,9
19.2
20.3
21,8
23,5
55,—
5107
GRILLIGE WIL
De Middelburgse gemeenteraad be
staat momenteel uit 2 dames en 19
heren.
Een overzicht van de huidige samen
stelling van het belangrijkste orgaan
van de gemeente treft U ook op deze
wekelijkse rubriek. Bij de nieuwe
samenstelling zal dit aantal worden
uitgebreid tot 23. Dit als gevolg van
de toename van het aantal inwoners.
De grens van 30.000 werd vorig jaar
september overschreden. Inmiddels is
ook bekend, welke personen door de
negen politieke partijen, die in Mid
delburg aan de komende gemeente
raadsverkiezingen gaan deelnemen,
als kandidaten naar voren zijn ge
bracht. Een overzicht van deze can-
didaten is ook opgenomen. Natuurlijk
zullen niet alle personen, die candi-
daat gesteld zijn in de raad komen.
Het is zelfs niet zeker of alle partij
en die aan de komende verkiezingen
deelnemen van de nieuwe gemeente
raad deel zullen gaan uitmaken.
De wil van de kiezer is grillig. Het
is niet vooruit te zeggen hoe de ko
mende raad er uit zal gaan zien.
HOE WORDT EEN
GEMEENTERAAD GEKOZEN?
De verschillende politieke partijen
(in het Middelburgse geval dus 9)
dienen op het stadhuis een lijst in
met de namen van inwoners, die zich
bereid verklaard hebben bij verkie
zing in de raad te willen gaan „zit
ten". Normaal komen niet meer dan
25 candidaten op een lijst voor.
Middelburg is verdeeld in 19 delen
(stemdistricten). Ieder stemdistrict
heeft een stembureau. Op uw op
roepkaart staat waar uw stembureau
is. Dat zal in ieder geval in de buurt
zijn. Ieder stembureau heeft een
voorzitter, die bijgestaan wordt door
twee helpers (helpsters). Deze men
sen hebben tot taak de verkiezingen
op hun bureau goed te laten verlopen
en na sluiting van het bureau de
stemmen te tellen. Bij die telling
worden ook de voorkeurstemmen,
de blanco stemmen en de ongeldige
stemmen geteld. De uitslagen van de
19 stembureaux worden op het stad
huis verzameld. Daar wordt verder
bepaald welke candidaten gekozen
zijn.
PERSOON PARTIJ
Vooral bij de gemeenteraadsverkie
zingen brengen velen hun stem uit
op een bepaalde persoon. Middelburg
is nog niet zo groot, zodat velen de
candidaten persoonlijk kennen. Men
is niet verplicht op no. 1 van een
lijst te stemmen. Het is mogelijk, dat
iemand, die niet op een hoge plaats
staat op een lijst door middel van
voorkeurstemmen wordt gekozen.
Als iemand als raadslid is gekozen
en geïnstalleerd, heeft hij het recht
4 jaar deel uit te maken van de raad,
ook al zou hii op een gegeven mo
ment voor zijn partij bedanken.
WAT DOET DE RAAD
EIGENLIJK
De wet zegt, dat het bestuur van de
gemeente bestaat uit een raad, een
college van burgemeester en wet
houders en een burgemeester. De
raad is verreweg het belangrijkste
bestuursorgaan. De meeste besluiten
van enig belang moeten door de
raad worden genomen. De raad
waakt over de gemeentelijke finan
ciën. De raad stelt de gemeentelijke
wetten (verordeningen) vast.
Het college van burgemeester en
wethouders bereidt de diverse voor
stellen voor. De raad beslist er over.
De meeste besluiten worden door
het college van b. en w. uitgevoerd.
Voor de voorbereiding en de uit
voering van die besluiten heeft het
gemeentebestuur de beschikking over
een gemeentelijk apparaat. Dat is
gevestigd op het stadhuis. De ge
meente-secretaris is het hoofd van
de gemeente-secretarie.
De gemeenteraau is het machtigste
orgaan in de gemeente. De taak van
het dageüjks bestuur van de gemeen
te, het college van b. en w., moet
echter niet onderschat worden. Dit
college vergadert één maal per week.
De wethouders in Middelburg hebben
aan hun werk een dagtaak.
WETHOUDERS
Wethouders zijn raadsleden. Zij
worden door en uit de gemeente
raad gekozen. Zij hebben dus ook
zitting voor 4 jaar. De raad heeft
het recht een wethouder te „wippen".
Dit komt echter niet vaak voor.
BURGEMEESTER ALS
SPELLEIDER
De burgemee: ter speelt in het ge
meentelijke „spel" een drieledige rol.
1. Hij is voorzitter van de gemeen
teraad.
2. Hij is voorzitter van het college
van b. en w. met een doorslag
gevende stem.
3. Hij heeft zelfstandige bevoegd
heden. die voornamelijk op het
terrein van de openbare orde en
veiligheid liggen. (Hij is hoofd
van politie en van de brandweer.)
De raad kan het college van b. en w.
en de burgemeester verantwoording
vragen voor hun bestuursdaden. Er
moet dan antwoord gegeven worden.
Deze verantwoordingsplicht is voor
de burgemeester pas een half jaar
geleden in de wet gekomen. Tevoren
hoefde een burgemeester dus niet op
vragen van de raad betreffende de
openbare orde te antwoorden.
GANSE BURGERIJ
De raad vertegenwoordigt de ganse
burgerij. Het is dus voor U zelf van
groot belang dat U weet wat er
namens U gedaan wordt. De raads
vergaderingen zijn openbaar. Slechts
in bijzondere gevallen kunnen de
deuren van de raadszaal gesloten
worden. De verslagen van de raads
vergaderingen komen in de kranten.
De notulen liggen op diverse plaat
sen ter inzage (Openbare leeszaal,
Provinciale bibliotheek, het stadhuis).
De agenda voor de raadsvergadering
en de daarbij behorende voorstellen
worden ook op diverse plaatsen ter
inzage gelegd. Bovendien wordt er
over geschreven in de dagbladen,
alsmede in „De Faam".
SAMENSTELLING VAN DE
10.
M. Vinke
CHU
HUIDIGE GEMEENTERAAD
11.
Drs. H. W. Hietkamp
CHU
12.
f. A. van Bennekom
AR
1.
W. Don
PvdA
(wethouder)
2.
H. G. de Ru
PvdA
13.
Drs. M. de Bruijne
AR
3.
H. Gillissen
PvdA
14.
M. Wattel
AR
4.
M. A. L. Hubregtse
PvdA
15.
Drs. G. M. Kerkhof
AR
(wethouder)
16.
C. A. Kammeraad
VVD
5.
F. Steutel
PvdA
17.
Mw. M. A. v. d. Boogert-
6.
Ir. J. Mol
PvdA
Selhorst
VVD
7.
Mr. J. J. van der Weel
PvdA
18.
A. J. Schot
SGP
(wethouder)
19.
W. P. Rentier
SGP
8.
M. L. Almekinders
CHU
20.
Mw. A. T. de Koning
9.
W. P Baars
CHU
van Eekeren
KVP
(wethouder)
21.
E. Voorhoeve, arts
BP
CANDIDATEN VOOR DE KOMENDE
GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN
P.v.d.A.
1. M. A. L. HUBREGTSE
2. W. DON
3. J. J. VAN DER WEEL
4. H. GILLISSEN
5. M. GEERSE.
geb. v. EGDOM
6. D. BOOGERD
7. J. J. G. v. d. BERGE
8. P. A. BOUWENSE
9. T. KLAVER
10. J. J. v. d. WEL,
geb. BEIJE
11. A. P. FEYTEL
12. K. SEYBEL
13. W. A. GOEDHART
14. J. J. DE REIJ
15. H. VOS
16. J. D. HELM. geb. WAAGE
17. C. C VAN WESTEN
18. P. DE KAM
19. J. MONDEEL
20. R. K. VATTEROTH
CH.U.
1. W. P. J. BAARS
2. M. L. ALMEKINDERS
3. H. HARREWIJN
4. M. VINKE
5. A. B. NIEUWENHUIJSE
6. M. M. VRIES.
geb. DE HEER
7. J. VAN DEN BRINK
8. W. J. DINGEMANSE
9. P. J. VERGOUWE
10 J. BIMMEL
11 J. DE GROOT
12. H. HUISKEN
13. J. G. VAN DEN BERG
14. S. DE VISSER
15. R. JOOSSE
16. J. NIEUWDORP
A.R.
1. J. A. VAN BENNEKOM
2. G. M. KERKHOF
3. A. BERGSHOEFF
4. J. WESSEL
5. A. P. VAN MOURIK
6. A. E. VAN HUIS,
geb. DRIJFHAMER
7. M. BEINEMA
8. MEIJERS
9. A. J. BURGER
10. A. MEULBROEK
11. G. KOOLE
12. P. DAVIDSE
13. C. PINXTEREN
14. L. RIEMERSMA
15. C. SANDERSE
V.V.D.
1. C. A. KAMMERAAD
2. M. A. v. d. BOOGERT,
geb. SELHORST
3. J. F. GALLE
4. B. VRIESMAN
5. G. K. HESSELINK,
geb. MONDRIA
6. A. IMANSE
7. G. W. ABBINK
8. E. H. HEILIJGERS
9. J. KOLKMAN
10. A. NOU WEN
11. F. W. M. VAN OPPEN
12. G. F. SANDBERG
13. H. C. SPAANDERMAN,
geb. van Rlngelesteyn
14. H. J. VADER
S.G.P.
1. W. P. RENTIER
2. L. KODDE
3. W. DE VOOGD
4. A. POLAK
5. H. JONGEPIER
6. D. BAKKER
7. M. KOOMAN
8. C. KALJOUW
9. D. DEN HOLLANDER
10. S. P. JANSE
11. J. BAAN
12. W. BROUWER
K.V.P.
1. A. C. PIJNENBURG
2. W. A. BACHOFNER.
geb. KOREBRITS
3. A. M. J. VELDMAN
4 C. A. PAULUSSEN
5. P. MOELIKER
B.P.
1. E. VOORHOEVE
D 66
1. Ir. W. J. AKKERMAN
2. A. J. A. VELDKAMP
3. G. J. SWIERS
4. C. M. KOLE
5. J. M. BERGWERFF,
geb. VAN T LAND
6. J. PI ETER SE
7. R. J. L. TIMMERMAN
8. F. A. BERGWERFF
C.P.N.
1. G. TOLK
2. P. J. ADRIAANSEN
3. P. JONGEPIER
WAAR STONDEN
DE OUDE MIDDELBURGSE
SCHOOLGEBOUWEN
Op de onderwijstentoonstelling, zoals die thans van 1 mei tot 29 augustus,
in het Rijksarchief aan de St. Pieterstraat wordt gehouden en door dat
archief is samengesteld, ontbreken helaas gevel - en constructietekeningen
en plattegronden van de schoolgebouwen die karakteristiek waren voor de
18e en 19e eeuw. Dat is jammer, want schoolgebouwen representeren
óók de lotgevallen van het schoolwezen. Dr. G. A. van Poelje heeft in het
tijdschrift „Bestuurswetenschappen, jaargang 1953" terecht gezegd, dat „school
gebouwen tot uitdrukking brengen de betekenis, die iedere generatie heeft ge
hecht aan de plaats waar het onderwijs werd gegeven".
Wij moeten het nu doen met de „papieren getuigen", hoe waardevol en hoe
interessant zij ook zijn, die op deze tentoonstelling, door kundige hand ge
selecteerd, zijn bijeengebracht.
Het is daarom dat ik, toen ik van het voornemen om deze tentoonstelling
te houden op de hoogte werd gesteld, een onderzoek heb ingesteld naar de
schoolgebouwen die in Middelburg in de 19e en 20e eeuw de jeugd
binnen hun muren aLs een milde voedster hebben omsloten, in de hoop dat dit
aanleiding zal zijn beeltenissen, tekeningen e.d. van schoolgebouwen in de
Zeeuwse gemeenten aanwezig alsnog bij een te brengen in het Rijksarchief.
Over de plaats waar de Middelburgse schoolgebouwen waren ge
vestigd hoop ik hierna het een en ander mede te delen. Daaraan voorafgaand
volgt eerst een samenvatting over de onderwijswetgeving, zonder welke de
ontwikkeling in de scholenbouw niet goed is te begrijpen.
Na de inlijving van Zeeland (en van
ook overig Nederland) werden hier
de Franse wetten met ingang van
1 januari 1811 van toepassing ver
klaard.
Het oude vaderlandse recht, dat
vóór 1795 gold, had afgedaan. Wat
tussen 1795 en 1806 lag was a.h.w.
overgangsrecht. waarin gestreefd
werd naar de realisering van het
recht van allen op een „menselijk
bestaan, ongeacht geboorte, bezit,
rang of stand De morele wet:
Dóe een ander niet hetgeen gij niet
wenscht dat aan u geschiede, en
dóé aan anderen, ten allen tijde, zoo
veel goeds als gij in gelijke omstan-
digfroden van hén loudt wenschen te
ontvangen", vormde de basis voor
de broederschap die onder de burgers
diende te worden aangekweekt.
Een „agent van Nationale op
voeding" werd gevonden in de per
soon van de in Middelburg actieve
leider der Bataafse revolutie. Ds.
J. H. van der Palm. Hij werd be
last met de „vorming der Nationaale
Zeeden en de bevordering van het
openbaar onderwijs".
Na allerlei zoeken en tasten, waar
van de eerste nationale onderwijs
wetten van 1801 en 1803 blijk gaven,
kwam in 1806 „de wet op het lagere
schoolwezen en onderwijs in de
Bataafse Republiek" tot stand. Het
merkwaardig* mi h, dat het Ftanee
bestuur deze wet van 1806. als enige
uitzonderde van de invoering der
Franse wetgeving. Het was dan ook
een - naar de Franse geest - cen
tralistische wet, in die zin, dat de
centrale overheid streefde naar een
algemeen geldende onderwijsver
nieuwing, doch de exploitatie van
de scholen zelf liet zij geschieden
door de lokale-openbare bestuurs
organen.
Wel nam het Rijk enkele athenaea
(Harderwijk en Franeker) en de
hogescholen (Leiden, Utrecht, Gro
ningen) over in beheer, doch werden
de latijnse scholen, hoewel het ge
meentelijke instellingen bléven, aan
een aantal bepalingen betreffende het
lesrooster en methode van onderwijs
onderworpen. Het bestuur dezer
latijnse scholen zou berusten bij cu
ratoren, doch stonden onder toezicht
van de „Commissaris voor de latijn
se scholen".
Voorts kende de wet openbare en
bijzondere scholen. De stichting van
lagere scholen werd aan een admis
sie of vergunning van de overheid
gebonden.
Tót 1806 waren openbare scholen
„alle plaetsen waer de kinders van
de Leden der Maatschappije door
vastgestelde Meesteren, ter vol
making hunner opvoedinge kunnen
onderwezen worden", aldus de „ver
handelingen van het Zeeuwsch Ge
nootschap der Wetenschappen, deel
VIII, Middelburg 1782, blz. 231".
Tót 1806 was de tegenstelling van
..openbaar" - „huizelijke". De Wet
van 1806 echter kende twee school
soorten: openbare en bijzondere.
Het openbare onderwijs omvatte alle
scholen „die uit enige publieke, het
zij Lands, Departementale, Plaatse
lijke, Geestelijke, Kerkelijke of eenige
andere openbare Kas, hoe ook ge
naamd, geheel of gedeeltelijk, recht
streeks onderhouden of onde steund
worden, of behoren tot een Gesticht,
hetwelk op aenigerhande wijze uit
een publieke kas onderhoud of vasten
onderhoud erlangt".
De bijzondere scholen waren onder
verdeeld in twee klassen. De le
klasse was weer onderverdeeld in
twee categoriën. Tot de le categorie
behoorden de scholen, „die van niet
gesubsidieerde instellingen uitgingen,
zoals diaconiën of de Maatschappij
tot nut van 't algemeen: tot de 2e
categorie bijzondere scholen behoor
den de scholen, „die ten koste en
laste komen van één of meerdere bij
zondere Personen, die zich tot der-
zelver oprichting en geregeld en toe
reikend onderhoud verbonden of
onderling vereenigd hebben". Onder
deze laatste categorie zouden later
de bijzondere christelijke scholen
vallen.
De 2e klasse der bijzondere scholen
omvatte de particuliere scholen of
„instituten", die bekostigd werden
uit de schoolgelden en kostgelden
der leerlingen.
Ondanks alle differentiaties was de
strekking van de wet van 1806 toch
centralistisch-autocratisch.
Het opzicht over geheel het lager
onderwijs was opgedragen aan
schoolopzieners, zijnde staatsambte
naren. Zonder hun medewerking was
het practisch onmogelijk een functie
bij het onderwijs te krijgen.
Er was een „Algemeene school-
ordre" waarvan de bepalingen zó
waren, dat thans (1970) de staat als
„opper-pedagoog" zou worden ge
kwalificeerd.
De besturen van steden (er waren
er tachtig) kregen (of behielden) de
bevoegdheid een plaatselijk school
reglement vast te stellen, waarvan de
bepalingen niet in strijd mochten zijn
met het „Algemeen Reglement of
Ordre".
De schoolwet van 1806 werd zó een
van de werktuigen van het verlicht
despotisme van de latere Koning
Willem I. Aldus ook werd een één-
hcidsschool geschapen die tóen reeds
veel ergernis verwekte.
Anderzijds - en wie de onderwijs
tentoonstelling met aandacht bekijkt
zal het moeten toestemmen - is het
door deze wet mogelijk geweest het
lager onderwijs, vooral ten platten
lande, wel is waar zeer geleidelijk,
uit een staat van verwording op te
heffen tot scholen voorzien van on
derwijzers toegerust met een voor
die tijd redelijke mate van kennis,
en met leermethodes die stellig niet
achterstonden bij lagere scholen in
andere landen.
In de steden, en zeker ook in Mid
delburg, lag de zaak van het onder
wijs toch reeds gunstiger door een
betere bezoldiging der onderwijzers,
waardoor het mogelijk was beter ge-
kwalificeerden aan te trekken, al was
daarvan ook niet ólles „timmerhout".
De werking van het onderwijs in
Zeeland onder de wet van 1806 blijkt
uit een rapport van 1838, uitgebracht
aan de Koning, door „de hoofd
inspecteur van het Lager, Middel
baar en Latijnsch onderwijs, H.
Wijnbeek". Dit rapport werd door
Dr. R. Reinsma toevallig in het ar
chief van het ministerie van binnen
landse zaken ontdekt en is in 1964 in
druk uitgegeven en in het archief
van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen opgenomen.
Door het verbranden in 1940 van
het Gemeentearchief van Middelburg
is niet meer van jaar tot jaar na te
gaan wóar de respectievelijke school
gebouwen nó de invoering van de
wet van 1806 zijn gevestigd geweest,
wie er de leiding van hadden en hoe
zij te niet gingen.
Wij zullen volgende week in deze
rubriek van „De Faam" zien hoe
het mogelijk bleek toch nog veel
uit het verleden op te diepen. Gaat
U intussen de tentoonstelling be
zoeken. Zij is door de beperkte ex
positieruimte bescheiden van opzet,
doch U zult er geen spijt van hebben
daarvoor een uurtje te hebben uit
getrokken.
J. S. Hoek.
Ds. G. KUYT IN MIDDELBURG
Deze bekende zendingspredikant der Geref. Gemeenten
die zijn werkzaamheden 9 jaar geleden begon onder
de in het stenen tijdperk levende Jali's op W. Irian,
spreekt D.V. 12 mei in het kerkgebouw aan de Segeers-
straat. Hier in W. Irian startten de Geref. Gemeenten
hun zendingsarbeid.
De Jalivallei ligt in het Oosten van W. Irian, nog ver
der achter de Balier.ivallei, welke laatstgenoemde pas
na de 2e wereldoorlog door blanken werd bereikt.
Na onvoorstelbare moeilijkheden ondervonden te heb
ben. mag Ds. Kuyt thans op rijke zegeningen terugzien.
Reeds een drietal zendingsposten werden in deze vallei
geopend, of zullen binnenkort geopend worden.
Wie belangstelling heeft voor het zendingswerk, maar
ook voor de levensomstandigheden van deze Jali's kan
op deze avond veel leren. Tijdens deze verlofperiode
is dit de enige keer dat genoemde zendingspredikant
op Walcheren spreekt.
Zie ook de advertentie in dit blad.