IZAAK KOI S ZONEI'S lil HAARDEN, HAARDKACHELS EN VULKACHELS Vooral Dames i Ingezonden Mededeellngen. Gepaarde schelpen Hlf"* Onze groote sorteering A. VAN ROON, Langeviele K 219, Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN: laat voorloopig de Etalage-Reclame niet toe. Wij h hbsn in Haarden en Haardkachels een groote verscheidenheid. O.a. ook met een groote capaciteit en heel laag In prijs. z os D 5 co co co VAN 1-3 REGELS 45 CT., IEDERE REGEL MEER 15 CENT, 3 MAAL PLAATSING WORDT SLECHTS 2 MAAL BEREKEND. BIJ CONTRACT VOORDEELIGE VOORWAARDEN lijden vaak na sporf- beoefening aan hoofdpijn. Als al tijd helpen ook hier Aspirin-fabletten snel en zeker. Let op oranje band en Bayerkruis. Prijs 75 ets. yR DOOR C. JACOBSZ. Als van twee gepaerde schelpen D' eene breeckt of wel verliest, Niemant sal u konnen helpen, Hoe men soeckt, hoe nau men kiest, Aen een die met effen randen Juist op d' ander passen sou. CATS. I. Een morgenwandeling. Mr. Benjamin Brau had zijn woning aan de Londonsche Kade verlaten, en begee- rig ademde hij met volle teugen de zoele Meilucht in. Het was dan ook een schoone morgen, de morgen van den eersten Maandag van Bloeimaand des jaars 1712; zelfs scheen het warm te zullen worden, want de weer haan van den abdijtoren, die dagen ach tereen tusschen noord-west en noord zich had bewogen, had in den afgeloopen nacht den kop gewend, en dien naar het zuiden gericht. Mr. Benjamin Brau een rijk koop man, en een der twaalf bewindhebbers voor Zeeland der Oost-Indische Compag nie schreed langzaam en statig voort, terwijl hij nu en dan een oogenblik stil stond en met welgevallen het bont gewoel aan de kade overzag. Iedereen groette hem vol eerbied hoe kon het ook anders. En de eenzame wan delaar beantwoordde elke betuiging van hulde zeer minzaam, niet alleen die van den welgezeten burger, maar ook den groet van den minder bedeelde. Want Mr. Brau, alhoewel een der aanzienlijkste kooplieden in den lande van Zeeland, zou het zichzelf nooit hebben vergeven, zoo hij den eenvoudigen ambachtsman, ja zelfs den schamelen zwoeger, wiens rug wien lang onder zak of baal zich kromde, ook maar met eenige onheuschheid had beje gend. Droeg niet een ieder van hen, naar de mate van zijn arbeid en krachten, bij tot Middelburgs bloei Zonder dat leger van vlijtige werkers was de bloei van handel en zeevaart absoluut onbestaan baar. Mr. Brau was zich hiervan zeer dui delijk bewust, en meermalen gaf hij van zijn waardeering blijkentastbaarniet alleen woorden, maar daden. Werkelijk, Mr. Brau droeg het nijvere gemeen een zeer warm hart toe. Met op zet bezig ik hier het woord nijvere, want onze goede stad huisvestte in die dagen een groot aantal lediggangers, die, liever lui dan moe, van de publieke liefdadigheid en den steun der diaconieën profiteerden. Over dat soort lieden misschien later méér. Maar naar hèn ging Mr. Brau's sympathie niet uit, wat zeer wel te ver klaren is. Vaak ik zeide het reeds moest hij een groet beantwoorden, en hij lichtte dan vriendelijk lachend den steek. Niet lang nog was dit hoofddeksel in gebruik, sedert eenige jaren pas, en nu ik u toch op den steek heb attent gemaakt, wijd ik tevens een paar woorden aan Mr. Brau's overige kleedij. Hem tooide het deftige zwart de rij ken en aanzienlijken van die dagen ver kozen stemmige tinten maar opdat dit zwart niet al te somber kleuren zou, waren èn de fijn lakensche kamizool, èn de uit dezelfde stof vervaardigde overrok, rijk, schoon niet overdadig, met zilveren tres sen bestikt en gegalonneerd. De korte, tot de knieën reikende broek, toonde de zwartzijden kousen de vleesch- kleurige en roode beenomhulsels heusch geen nieuwigheid van de laatste jaren waren den voornamen burgers een gruwel. Zij droegen donkere kousen, zwart, of in tinten van grijs. Wanneer ik u nu nog mededeel dat de neuzen der schoenen breed, de kappen öök breed, en de hielen tamelijk hoog wa ren, welnu, dan heb ik in het kort u het voornaamste betreffende de kleeding der aanzienlijke heeren uit het begin der 18e eeuw voor oogen gesteld, en kan ik dus verder gaan. Maar neen, ik kan niet verder gaan Want men zou mij onvolledigheid verwij ten, en met rechthoe kan ik de pruik, dat volstrekt onmisbare hoofdtooisel, ver geten Vreemd toch, dat angstvallig doen schuilgaan van eigen haartooi Maar de mode had de pruik nu eenmaal gebiedend voorgeschreven, zonder haar was geen toilet volmaakt, en ook Mr. Benjamin Brau droeg haar dus, moést haar wel dragen, en zij golfde in sierlijke, grijze krullen over rug en schouders. Dat Mr. Brau wandelde dien morgen is u reeds bekend. Het was zijn gewoonte sedert jaren, een wandeling voor den mid dag, des Maandags en Donderdags, want op die dagen hadden voor twee eeuwen in onze stad de weekmarkten plaats. Wel iswaar dienden deze marktdagen in hoofd zaak om den landbouwers gelegenheid te geven tot het verhandelen van veldvruch ten en zuivelproducten, maar zij gaven na tuurlijk straten en pleinen een veel druk ker aanzien dan op andere dagen. En dat bedrijvige leven langs kade en haven, op straat en markt, het was Mr. Brau een altijd zich herhalend, maar immer nieuw en wisselend schouwspel. Maar hij heeft zijn wandeling inmiddels voortgezet en bijna zouden we hem uit het oog hebben verloren dan, dicht bij het begin der Dwarskade, zien we hem zeer diep den steek lichten. Want uit een der woningen is een deftig heer getreden, wiens kleeding ons onmiddellijk den pre dikant doet herkennen. En inderdaad, we hebben ons niet vergist, want hij, die al vorens de hooge stoep af te treden, Mr. Brau's groet zeer heusch beantwoordt, is niemand minder dan de door oud en jong, rijk en arm hoogvereerde dienaar des Woords, Bernardus Smytegelt, een der twaalf hervormde predikanten. Mr. Brau is even blijven staan, en dan wandelen de twee heeren naast elkander voort en spoedig schrijden zij langs de noordzijde der binnenhaven. Veel volks is hier aanwezig, en dat is geen wonder. Dien morgen wordt een rijk geladen Oost- Indievaarder thuisverwacht, en dat is een gebeurtenis van zéér groot gewicht. De vrouw verbeidt dan den echtgenoot, het kind den vader, de zuster den broeder, de ouders den zoon, de vrijster den jon geling, na een afzijn dat lang, te lang heeft geduurd. Welk een bedrijvigheid zal weer heer- schen in de ruime pakhuizen van het O. I.- Huis bedrijvigheid, ook op de werf der Compagnie, waar het schip zeer zeker grondig zal worden gekalefaterdwelk een kans op een ruim daggeld bij het ont laden voor de kaailieden welk een wach tende extra-verdienste voor neringdoende en herbergier is Janmaats buidel dik wijls niet verwonderlijk snel geledigd De twee wandelaars gaan dicht langs de huizen, tot bij de toen niet over dekte korenbeurs. Vlak daarbij bevindt zich in de Giststraat de wisselbank, en daar Mr. Brau hier een en ander heeft te verrichten, neemt hij met eenige hoffelijke woorden afscheid van zijn metgezel. Mr. Brau heeft na een kwartier de bank verlaten, en weldra den Dam weder betre den. Uit de Kortedelft nadert een ruiter, een jonkman, fier en trotsch op zijn brui nen vos, die den schoonen kop vol waar digheid houdt geheven. Als de jeugdige ruiter den heer Brau voorbijrijdt, tuigt zijn groet van diep ont zag, maar vreemd Mr. Brau's weder groet is niet zoo minzaam als we dezen morgen reeds zoo dikwijls zagen zijn ge laat teekent groote ontevredenheid. En terwijl hij, al voortgaande, den knop van zijn rotting krampachtig omvat, mompelt hij „Dat hij zich niets vermeteO, dat hij het niet wage 1" (Wordt vervolgd) Het besta dajeliiksd» I ter opweluünl 'enverfrisschinj. A DIRECTIE: A. W. JANSEN J. T. v. d. MEER. GEVESTIGD TE MIDDELBURG BIJKANTOOR TE OOSTBURG AAN- EN VERKOOP VAN EFFECTEN, VERZILVERT COUPONS EN LOSSINGEN, KOOPT EN VERKOOPT VREEMDE GELDEN, NEEMT GELDEN IN DEPOSITO, VERHUURT SAFE-LOKETTEN. PASSAGE-AGENTEN VAN DE STOOMVAART-MAATSCHAPPIJ „NEDERLAND". INLICHTINGEN OMTRENT REIZEN NAAR NEDERLANDSCH-INDIË EN VACANTIE-REIZEN NAAR ALGIERS EN GENUA WORDEN GAARNE VERSTREKT. AANBEVELEND, VOOR DE JEUGD. ANTWOORDEN Nos. l^L No. 1. Als één schaap over de brug is volgen er meer. No. 2. Kers mist Kerstmis. No. 3. Lip pil. No. 4. Hert Bert. RAADSELS. No. 5. Mon da vel. Welke Nederlandsche plaatsnaam kunt ge maken van bovenstaande woorden No. 6. Een riviertje in het Noorden van ons land bestaat uit een zoute vloei stof en een klinker. Welk riviertje is dat No. 7. Verborgen dranken. 1. Miek was te laat van huis gegaan. 2. We hebben gisteren met Piet heer lijk geroeid. 3. Waar ligt de stad Oran Ja, dat kan ik u niet zeggen. 4. Ik kom eiken dag haar broer tegen en hij groet mij altijd vriendelijk. No. 8. Ik werd door den schoenmaker gebruikt. Gooi mijn letters door elkaar en je vindt mij zoowel aan bladen als bloe men, soms ook aan vruchten. WETENSWAARDIGHEDEN OP ADMINISTRATIEF EN FISCAAL TERREIN. Over het invullen van het Aangiftebiljet Inkomstenbelasting, A. VII. Artikel 15 Wet Inkomstenbelasting luidt „Bevordering of verplaatsing in een an- „deren werkkring, bij een tak van open- „baren dienst of in dienst van een bijzon- „der persoon of lichaam, wordt niet be schouwd als het ontstaan eener nieuwe „bron van inkomen. „Daarentegen wordt het ontstaan eener „nieuwe bron van inkomen aangenomen „bij aanvaarding of hervatting van eenigen „dienst binnen het Rijk na dienstverrich- „ting in het buitenland of eene der kolo- „niën of bezittingen van het Rijk in an- „dere werelddeelen." Na hetgeen wij in ons vorig artikel mé dedeelden, zal de beteekenis van artikel 15 thans wel duidelijk zijn. Wanneer wordt gerekend, dat een nieuwe bron van inkomen bestaat en in welke gevallen wordt geacht de oude bron van inkomen nog aanwezig te zijn Dat is een belangrijke vraag. In de meeste gevallen is deze vraag ge makkelijk te beantwoorden. Er zijn echter ook grensgevallen. Om het belang van de kwestie wijden wij aan dit onderwerp nog een artikel. Door verwisseling van werkgever door een arbeider, ontstaat voor dezen arbei- j; der een nieuwe bron van inkomen. |j Echter niet (en wil hierop letten) voor een los arbeider. j Voor dezen lossen arbeider is niet de j betrekking, maar het beroep bron van in- 3 komen. Al is dus de los arbeider op 1 Mei zon- der werk, dan nog behoort hij op te geven, wat hij het laatst verloopen kalenderjaar aan loon ontving. Tenzij die los arbeider met werken heeft opgehouden en door diaconie of gemeente voortaan wordt onderhouden of op 1 Mei van los arbeider vaste arbeider is geworden. Wanneer een betrekking, gedurende het laatst verloopen kalenderjaar niet werd bezoldigd, maar in Februari bezoldigd werd, is die betrekking een nieuwe bron van inkomen, omdat deze betrekking vóór de bezoldiging geen bron van inkomen vormde. Ook is een nieuwe bron aanwezig, wan neer na den dood van den man, zijn we duwe de zaak voortzet. Er is niet een nieuwe bron van inko men in de navolgende gevallen. Wanneer firmanten de winstverdeeling wijzigen. Immers niet het aandeel in de winst is bron van inkomen, maar het bedrijf. Wanneer een nieuwe firmant intreedt in een firma, ontstaat er voor de oude firmanten geen nieuwe bron van inkomen voor den nieuwen firmant zal gewoonlijk wel een nieuwe bron ontstaan. Bij verandering in de hoegrootheid van het loon bij denzelfden werknemer ont staat geen nieuwe bron van inkomen. Wij stappen hiermede van dit onder werp af. Artikel 16 Wet Inkomstenbelasting luidt „De jaarlijksche zuivere opbrengst van „tijdelijk niet belegde gelden wordt be- „paald naaf de wijze, waarop zij zullen „worden belegd, of, indien aan de gelden „nog geen bestemming is gegeven, op vier „ten honderd berekend." De beteekenis van dit artikel is duidelijk. Wanneer men tijdelijk niet belegde gel den heeft, dan wordt als jaarlijksche zui vere opbrengst gerekend de opbrengst van de beleggingen, die met dat geld zullen worden aangekocht. Hebben de gelden nog geen bestemming, dan wordt de opbrengst op 4 berekend. Wanneer van tijdelijk niet belegde gel den sprake is, zal van de omstandigheden afhangen. De hoegrootheid van het bedrag, dat men op 1 Mei in contanten in kas heeft, is niet in de eerste plaats beslissend, wel de vraag of de aard van het bedrijf een zoo groot kasgeld wettigt. Voor den rentenier dus, die land ver kocht en op 30 April 10.000.ontvangt en deze 10.000.eerst op 2 Mei be legt, vormen deze 10.000.tijdelijk niet belegde gelden. Voor een handelaar ten platte lande, wouende in een plaats, waar geen bank _l tal - O O Van één Fleschje ROZIHA van42cenh maak ik zeven fleascben niet te over treffen gele azijn met roz jnenamaak. Een lesch heerlijke azijn kosF dus slechhs ócenh Proefflacons ROZIHA voor 2 Flesschen azijn cenh gevestigd is, welke handelaar gewoon is belangrijke betalingen te doen en die met het oog daarop „steeds ruim in het geld zit", zullen deze 10.000.geen tijdelijk onbelegde gelden zijn. Een landbouwer, die op 1 Mei 5.000.- huur moet betalen en deze 5.000.op 30 April „van de bank haalt", behoeft van de 5.000.de rente ad 4 niet aan te geven. Vervalt de huur eerst 10 Mei, dan wel. VRAGENBUS. Lezers hebben het recht kosteloos vragen te stellen. Brieven te richten aan Naamlooze Vennootschap Accoun tantskantoor „Nationaal Bureau voor Adviezen" onder Directie van P. Siebesma G R. de Vries, Nieuwe- stad 83, Leeuwarden. In spoedgevallen gelieve men porti voor antwoord in te sluiten. Men krijgt dan antwoord per brief. Vraag 7. Mijn aanslag van de Inkomstenbelasting is 550.hooger berekend dan ik aan gaf, waarbij ik een balansje deed van 31 December 1928, Op mijn vraag aan den Inspecteur om opheldering betreffende dit verschil, kreeg ik bericht, dat mijn inko men werd vermeerderd met 300.we gens niet aanvaarde afschrijving op on roerend goed en wegens huurwaarde wo ning 250. Ik had steeds op mijn huis 5 afge schreven, hetgeen meen ik geoorloofd is. Nu zou ik dan niets mogen afschrijven. Terloops merk ik op, dat dit de eerste keer is, dat ik bij de aangifte een balansje deed, en wij hier een nieuwe Inspecteur hebben. Verder die 250.voor huurwaarde woning, is dit niet een fictief bedrag toe gevoegd aan mijn inkomen Gaarne vernam ik van U antwoord en advies in dezen, of deze verhoogde aan slag billijk is, of dat U mij raadt be zwaarschrift in te dienen. Zooals U begrijpen zult, hebben wij te vens bewoning in hetzelfde pand waar winkel en werkplaats is. Antwoord. Allereerst dan de kwestie huurwaarde. Inderdaad is deze huurwaarde belast. Het is een inkomen, dat U niet in geld geniet, maar in geldswaarde. U moet zich de zaak aldus voorstellen, dat U in een huis van de zaak woont. De zaak is verhuurster en U bent huur der, maar een huurder, die geen huur be taalt. De zaak betaalt alle onderhoudskosten, grondlasten enz. (of wat precies op het zelfde neer komt, U moogt deze kosten onder Onkosten boeken). Maar U betaalt geen huur, U woont gratis. Dat is een voordeeltje, waarvoor U In komstenbelasting moet betalen. Het is dus met U, als met iemand, die zooveel salaris geniet plus vrij wonen. Zijn salaris is dan inderdaadhet sa laris in geld plus de geldswaarde vrij wo nen. Nu is het de vraag, of U eventueele hypotheekrente, grondbelasting en andere grondlasten, alsmede onderhoudskosten onder Onkosten boekte, of onder Privé anders gezegd het is de vraag, of de zaak deze uitgaven deed, of dat U uit Privé- middelen betaalde.

Krantenbank Zeeland

de Faam | 1930 | | pagina 1