BRIEVEN UIT AMERIKA. A. D. L1TT00IJ Az., Grootste publiciteit hier ter stede3750 ex. wordeo wekelijks met zorg verspreid. Grootste publiciteit. GEVONDEN VOORWERPEN. R£CL AMES. Mo. 46. Woensdag 19 Augustus 1998 Twaalfde Jaargang. Verschijnt eiken Woensdagavond wordt door de geheele stad gratis verspreid. 8 pan aards tra at. Prijs der Advertentiên yan 13 regels 15 cent, iedere regel meer 5 oent, 8 maal plaatsing wordt slechts 2 mam berekend. BURGERLIJKE STAND YAN MIDDELBURG. MIDDELBURGSCH ADVERTENTIEBLAD DE FAAM UIT GE VE.R: Groote letters naar plaatsruimte Bjj abonnement van 1000 of 500 regels voordeelige voorwaarden. Aan het Bureau van Politie alhier zijn de werkdagen des namiddags van 79 uur op volgende voorwerpen te bekomen a. Een zilveren kinderarmbandjeeen brand weerpenning E no. 8. b. Bjj ingezetenen: J. G. Wollenberg, Klein Vlaanderen M 158, een zilveren ringetjeC. Leijnse, Noordbolwerk M 222, een portemon- naie, inh. eenig geldH. Geertvliet, Slepers singel Q 307, een huissleutelE. Franse, Noordweg S 228, een collier; C. W. Wolf, Veersche singel T 174, een bonden halsband P. Poppe, Sleperssingel Q 304, een petLou- werse, Café St. Joris, een R. K. gebedenboek Adriaansen, Vlissingscbestraat K 59, een bril met etuiM. de Lange, Schuttersbofstraat, een kindersokje en een wol kousjeA. van Aartsen, Korte Giststraat, een portemonnaie, inh. een sleutel; F. Blaas, Veersche singel, een katholiek bijbeltje no. 25A. Rijke, Noord poortstraat P 246, een medailjon met 2 por tretjes; D. Wouters, Noordweg R 12, een por temonnaie met eenig geld K. Jobse, Molen berg K 82, een oorring waaraan zich bevind een leeuwenkop; Wed. Hendrikse, Bleek 98, een witte zak, inh. een elastieke bal en een zakdoek Wed. Koster, Gravenstraat I 186, een zilveren boerenknoopje J. Jobse, Lange Giststraat, een kistje sigarenW. F. Diermanse, Lambrecht- straat L 100, een damesportemonnaie met eenig geldE. Poelman, J. Joosse, en Kamermans, een koe, staat in den stal van Lejjnse, Schuif- felstraat. La Fayette, Ind., 16 Juli '08. XXXIII. Iedereen die een uitstapje op de Hudson gedaan heeft, moet zich de Catskill-bergen her inneren. Zij vormen een alleenstaande tak der groote Appalachian familie, en kunnen reeds op grooten afstand gezien worden ten Westen der rivier, zich verheffende tot een edele hoogte ze beheerschen het geheele omringende land. Elke verandering van seisoen, of van weers gesteldheid, elk uur van den dag, roept een of andere verandering in de fantastische tinten en vormen dezer bergen te voorschijndeze worden door alle goede vrouwen van wijd en zijd als perfecte barometers beschouwd. Als het weer helder en vast is, zijn de bergen ge kleed in blauw en purper, en teekenen hunne stoute vormen op den helderen avondhemel, doch somtijds, als het overige van 't landschap wolkeloos is, verzamelt er zich rondom de top pen een hoed van grijze dampen, die in de laatste stralen der ondergaande zon, gloeien en schitteren als een gloriekroon. Aan den voet dezer tooverbergen was een dorpje van groote antiquiteithet was gesticht door eenige Hollandsche kolonisten in het be gin der regeering van den goeden Pieter Stuy- vesant. Enkele jaren geleden bevonden er zich nog eenige huizen der oorspronkelijke settlers, gebouwd van kleine gele steenen aangevoerd uit Holland, met kleine getraliede vensters en trapgevels. In dit dorpje nu woonde vele jaren later, toen het land nog in bezit van Engeland was, een eenvoudig man met den naam van Rip van Winkle. Hjj was een afstammeling van de van Winkles, die zoo dapper gevochten had den onder Pieter Stuyvesant tegen de Zweden in 1655. Rip echter had weinig van het strijd bare karakter zijner voorouders geërfd. Hjj was een vriendelijke buur en een gehoorzame huis vader, die naar het pijpen zijner vrouw wilde luisteren. Hij verkreeg een algemeene popula riteit door zijn gedweeheid en goed humeur. Mannen die zich onder de pantoffel bevinden, zijn in den regel dienstvaardig voor iedereen. Rip mocht zich verheugen de favorite te zjjn van alle huisvrouwen in het dorp, en als deze de huiselijke troebelen der van Winkle familie bespraken, werd allen blaam op vrouw van Winkle gelegd. De kinderen verafgoodden hem, omdat hij onuitputtelijk was in verhalen van Indianen, geesten en spoken, en onvermoeid was in het hulp bieden bij 't oplaten van vliegers. Niet een hond zou tegen Rip blaffen. De groote fout in Rip's karakter was een onoverkomelijke tegenzin tegen alle soorten van winstgevenden arbeid. Hij kon den geheelen dag zitten visschen zonder te pruttelen als hij geen enkele keer beet had. Hij kon uren aaneen door bosschen en over bergen dwalen met zjjn geweer over den schouder. Hij was altijd bereid een buur bij te staan in den zwaarsten arbeid stond gereed voor alle vrou wen van het dorp om hare boodschappen te verrichten. In één woord Rip was gewillig aan alle zaken zjjn aandacht te wijden behalve zjjn eigen. Het was hem onmogelijk zijn huise lijke plichten te vervullen of zijn boerderij in orde te houden. Hij verklaarde dat het niets gaf op zijn farm te werkeu, daar het het ake ligste stukje grond van 'tgansche land was. Zjjn hekken vielen altijd alle kanten uit; zijn koe verdwaalde of liep in de koolonkruid groeide vlugger in zijn veld dan ergens elders als hij iets zou doen,begon het immer te regenen. Het gevolg hiervan was, dat, niettegenstaande zijn bezittingen langzamerhand kleiner en klei ner waren geworden, tot er niets overgebleven was dan een stuk Indian corn en aardappels, zjjn farm alle anderen in slechtheid overtrof. Met zjjn kinderen was het evenzoo gesteld. Doch Rip trok zich van alle die dingen weinig aan. Hij was een van die gelukkige schepselen die de wereld gemakkelijk nemen, die wit brood of bruin brood eten al naar het valt, die liever op een penny willen verhongeren dan te werken voor een pond. Werd hij aan zichzelf overgelaten dan zou hij zijn leven weg- fluiten in volmaakte tevredenheid. Doch zijn vrouw hield niet op hem zjjn luiheid en zor geloosheid te verwijten en te beweren dat hij den ondergang van zijn huisgezin bewerkte. Haar tong was altijd bezig, en wat hij ook deed, het bracht altijd een nieuwen woorden vloed uit haar mond te voorschijn. Rip had slechts één verdedigingsmiddel tegen het ser moenen zijner vrouw: hij trok zijn schouders op, schudde zjjn hoofd, richtte zijn oogen naar boven en zei niets. Als dit alles niet bij machte was den woordenstroom te stuiten, was de straat Rip's toevluchtsoord. Vaak begaf hij zich dan naar de plaats van samenkomst voor de wijzen van het dorpde bank vóór de herberg. Daar luisterde Rip dan naar het verhandelen van het dorpsnieuws en kon zijn moeiten vergeten totdat zijn vrouw ontdekte waar hjj zooveel tijd sleet; toen was 't gedaan met Rip's rust daar, want zoo nu en dan kwam zijn vrouw hem daar vergasten op woorden die zoo hard voor hem en zijn vrien den waren, dat hij zich er niet meer veilig achtte. Arme Rip was ten slotte bijna tot wanhoop gebracht en het eenige middel om den arbeid op de boerderij en de sermoenen zijner vrouw te ontvluchten was zijn geweer ter hand te nemen en weg te dwalen in de bosschen. Dan ging hij somtijds zitten aan den voet van een boom, en deelde den inhoud van zijn knapzak met Wolf, zijn eenigen waren vriend in zijn lijden. Op zulk een wandeling was Rip onbewust geklauterd naar een der hoogste deelen der Oatskill Bergen. Hij was op de eekhoornjacht, en de eenzaamheid had weerklonken van het geknal van zijn geweer. Hijgende en afgemat wierp hjj zich, laat in den namiddag, op een groene hoogte bedekt met bergplanten, in de nabijheid van een steilen afgrond. Tusschen de boomen door kon hij al het lagere land over zien, verscheiden mijlen ver. In de verte zag hij den koninklijken Hudson, diep beneden hem zijn stillen dooh majestueuzen loop ver volgend, met de reflectie van een purperen wolkje of van het zeil eener langzame bark schijnbaar slapende op zijn boezem, tot ten slotte de rivier zich verloor in de blauwe hoog landen. Ter andere zijde zag hij neer in een diepen bergspleet, wild, eenzaam en ruw. De bodem was gevuld met fragmenten van neergevallen rotsen en nauwelijks verlicht door de weer kaatste stralen der ondergaande zon. Gedurende eenigen tjjd lag Rip verdiept in het aanschou wen van 't tafereelde avond begon te vallen de bergen wierpen hun lange blauwe scha duwen over de valleien hjj zag dat het donker zou zijn als hij het dorp kon bereiken en hij zuchte diep toen hij er aan dacht dat hij den toorn zijner vrouw te ontmoeten had. Juist toen hij zijn schreden huiswaarts richtte, hoorde hjj zjjn naam roepen in de verte. De eerste keer kon hij niemand ontdekken, doch toen zjjn naam ten tweeden male door de stille avondlucht weerklonk, zag hij een zonderlinge gestalte met moeite de rotsen beklimmend, neergebogen onder een last op zjjn rug. Of schoon Rip verwonderd was in deze eenzame plaats een raenschelijk wezen aan te treffen, tooh aarzelde hij geen oogenblik zijn hulp aan te bieden aan den hulpbehoevenden man. Hoe zonderling zag de vreemdeling er uit: hij was hoekig gebouwd met dicht haar en een grjjs- achtigen baard. Zijn kleeding was van oud Hollandschen snit een lakensch buis vast gehouden om den middel, verscheiden broeken, de bovenste van omvangrijk volume, versierd met rijen knoopen aan de zijden en strikkeu aan de knieën. Hij boezemde Rip geen ver trouwen in. doch daar hij hulp noodig had voor het vaatje, schijnbaar met sterken drank gevuld, stond Rip hem bij met zjjn gewone vlugheid in zulke gevallen. Samen klauterden ze door een wilde ravijn en kwamen eindelijk in een amphi-theater, waar een gezelschap van zonderling uitziende personen zich bezig hielden met het kegelspel. De spelers hielden op met hun spel, en staar den zoo onbeweeglijk op Rip, dat het dezen bang te moede werd. Het vaatje werd geledigd in bekers en Rip kreeg een wenk om die bekers het gezelschap aan te bieden. Rip gehoorzaamde": zjj dronken in de diepste stilte en begonnen toen hun spel opnieuw. Langzamerhand verminderde Rip's vrees, hij vatte moed den drank te proeven, die echte schiedammer bleek te zijn. Hij herhaalde den proef zoo vaak tot eindelijk zijn oogen in zijn hoofd zwommen, zjjn hoofd zocht een rustplaats en hjj viel in een diepen slaap. Toen hij ont waakte bevond hij zich op den groenen heuvel vanwaar hij het eerst den ouden man gezien had. Hij wreef zich de oogen uit het was een vroolijke, zonnige morgen. De vogeltjes huppelden en kwinkeleerden in de struiken, en de adelaar dreef hoog in de lucht. Hjj her innerde zich wat er gebeurde vóór hij in slaap viel,0, die akelige beker", dacht Rip, „wat excuus zal ik kunnen opgeven aan vrouw van Winkle Hij zag rond naar zijn geweerhij vond slechts een hoopje roest. Wolf was ook ver dwenen. Hjj floot, riep zijn hond de echo's herhaalden zijn gefluit en geroep, doch de hond kwam niet voor den dag. Hij besloot naar de plaats te gaan van den vorigen avond, om hond en geweer op te eisehen. Doch als hij trachtte te wandelen, waren zijn leden stijf. „Deze bergbedden zijn niet goed voor mij," dacht Rip, „en als dit uitstapje me het bed doet houden met een aan val van rheumatiek, zal ik een heerlijke tijd hebben met vrouw van Winkle". Met moeite bereikte hjj de ravijn, doch een bergstroom stuwde zijn water er nu door. Het amphitheater was spoorloos verdwenen. Wat te doen? Het deed hem zeer zjjn hond en zijn geweer als verloren te moeten beschouwenhjj vreesde zjjn vrouw doch te verhongeren in de bergen was ook verre van aanlokkelijk. Hij schouderde zijn oud verroest geweer, en met een bezwaard hart richtte hij zijn schreden huiswaarts. Op weg naar het dorp ontmoette hij eenige menschen, die hij tot zijn verwon dering niet kende zij allen staarden hem aan en streelden hun kin. Onwillekeurig deed hjj hetzelfde: zjjn baard was minstens een voet lang. In het dorp verzamelde zich een troep schreeuwende kinderen rondom hem; de hon den blaften tegen hem als hij passeerde. Het dorp zelf scheen veranderd te zijn. Er waren geheele rijen huizen die hem onbekend voor kwamen. Vreemde namen waren op de deu ren, vreemde gezichten voor de ramen alles was vreemd. Toch was dit zijn dorp, dat hjj den vorigen dag verlaten haddaar waren de Oatskill Bergen, daar stroomde de zilveren Hudson daar was elke heuvel en elk dal precies als hij ze altijd gekend had. Rip wist niet wat er van te denken. Met moeite vond hij den weg naar zijn huis, dat hij naderde met stille eerbied in de ver wachting van de schelle stem zijner vrouw te hooren. Het huis was een ruïne geworden. Wolf sloop er rond, doch als Rip hem riep, liet de hond zjjn tanden zien. Op zijn geroep kwam vrouw noch kind voor den dag. Hij be gaf zich naar de herberg deze was verdwe nen. Een groot hotel stond in zijn plaats. De schaduwrijke boom had plaats gemaakt voor een hooge paal met een vlag in top met ster ren en strepen. Het portret van koning George was vervangen door een ander met den naam „George Washington" er op. In plaats van de gewone bezoekers waren vreemdelingen, die spraken over burgerrechten, verkiezing, leden van 't Congres, vrijheid, Bunker Hill, helden van zes en zeventigdit alles bracht Rip ge heel in de war. Zijn verlegenheid werd nog grooter toen hem gevraagd werd wat hij was een Federalist of een Demokraat, Ten slotte wordt alles opgehelderd. Twintig jaar geleden had hij het dorp verlaten en men had niets meer van hem gehoord. Rip had spoedig zijn verhaal verteld. De hoorders keken ongeloovigdoch toen de oude Peter van der Donk het verhaal op een be vredigende wijze kwam bevestigen, moest men wel geloof hechten aan alles wat Rip vertelde. Hij verzekerde het gezelschap, dat de Catskills altijd bezoeht werden door vreemde wezens. De groote Hendrik Hudson, de eerste ontdek ker der rivier en van het land, hield daar elke twintig jaar een wandeling met da bemanning der „Halve Maan" op deze wijze kon hij de tooneelen zijner onderneming bezoeken en een wakend oog houden op de rivier, die naar hem genoemd i3. Rip sleet een gelukkigen ouden dag ten huize zjjner dochter, en mocht zich weldra ver heugen op goeden voet te staan met de geheele dorpsbevolking. Zijn huiselijke moeiten waren voorbij, daar zijn vrouw intusschen gestorven was. Hij was gewoon zijn verhaal aan iedereen te vertellen die wilde luisteren. Enkelen heb ben het nooit willen gelooven. De oude Hol landers echter hebben het bijna algemeen voor waar aangenomen. Tot op den huidigen dag zeggen ze dat Hendrik Hudson en zijn scheeps volk aan 't kegelspelen zijn, als ze den donder hooren rommelen op een schoonen zomerna middag. H. J. B. Nadrukkelijke verklaring. Rugpijn is een teeken van nierziekte, want de pijn komt niet uit den rug, doch uit de nieren, die juist onder het smalle gedeelte van den rug liggen. De pijn ontstaat door het urinezuur en andere vergiften, die de nieren hinderen en wanneer deze vergiften niet ver wijderd worden, kunt ge niet gezond zijn. Foster's Rugpijn Nieren Pillen zijn een speciale medicijn voor de nieren en blaas. Mejuffrouw Chr. Kant, Westerstraat 233 te Goes, meldt onsHet is thans reeds ruim vier jaren dat ik aangedaan was met een nierziekte,, waardoor ik onophoudelijk pijn in den rug en in de lendenen had. Steeds gevoelde ik mij erg vermoeid, loom en afgemat, vooral 's mor gens wanneer ik opstond en elk oogenblik had ik duizelingen en hoofdpijn. De urine kwam met een branderig, pijnlijk gevoel en veroorzaakte mij veel last, zij was immer vuil, troebel en liet veel bezinksel na. Alle mid delen hiertegen aangewend, brachten mij geen stap verder en ik begon mij te verontrusten, dat mijn ziekte ongeneeselijk was, wat mij zeer mismoedig en neerslachtig stemde. Tot mijn geluk maakte ik echter kennis met Foster's Rugpijn Nieren Pillen en dit was mijn redding, want reeds na een paar dagen kon ik een groote verlichting waarnemen en toen ik de behandeling veertien dagen had volgehouden, kende ik mijzelf niet meer. De pijn was zoo goed als geheel weg, de urine was helder en mjjn geheele gestel flinker. Om echter zeker te zijn volkomen te zullen genezen, zal ik nog eenigen tijd met uw geneesmiddel doorgaan en zal dit ten allen tijde gaarne aanbevelen. Ik ondergeteekende verklaar dat het boven staande waar i3 en machtig u het publiek te maken op elke wijze die u goeddunkt. Zie voor u zelf dat de j u i s t e naam Fos ter's Rugpijn Nieren Pillen op de doos, die gij koopt, vermeld staat. Ze zijn te Middelburg verkrijgbaar bij den Heer Joh. de Roos, Vlas- markt K 157. Toezending geschiedt franco na ontvangst van postwissel a f 1,75 voor één- of f 10,voor zes doozen. Yan 1117 Aug. ONDERTROUWD: A. Beckers, jm. 21 j. met S. J. Molhoek, jd. 21 j. L. Dorleijn, jm. 29 j. met P. M. van Heulen, id. 29 j. G. van der Plank, jm. 22 j. met W. F. de Pagter, jd. 22 j. L. R. J. van Hilst, jm. 22 j. met A. P. Brant, jd. 19 j. A. P. Diermanse, jm, 21 j. met J. C. Goedhart, jd. 20 j. GETROUWD F. B. Evers, jm. 34 j. met M. S. Keg, jd. 21 j. G. J. Entink, jm. 25 j. met M. P. de Jonge, jd. 22 j. J. Dijkstra, jm. 32 j. met H. H. Luijk, jd. 31 j. BEVALLEN: C. Legerstee, geb. De Klerk, z. M. Vlijberge, geb. Damen, d. J. van Goet- hem, geb. Abrahamse, d. A. J. van Kujjk, geb. Zandstra, z. C. Poot, geb. Brouwer d. E. Janse, geb. Baas, z. L. Willems, geb. Jolmers, d. A, Schaalje, geb. Francke, d. OVERLEDENH. van de Vijver, wed. va» P, L. Klaassen, 78 j.

Krantenbank Zeeland

de Faam | 1908 | | pagina 1