8. Jj i\ l Vj ut jm9 werkgoederen, Gravenstraat. fiT JL a LITTOOij Az. Grootste publiciteit bier ter stede3450 ex. worden wekelijks met zorg verspreid 1. Grootste pabliciteil No. 4 7 Woensdag 31 Augustas 1904. Aehtste «f aargang Verschijnt eiken Woensdagavond, wordt door de geheele stad gratis versprétid» 8p anjaard straat l'rijs der AdvertenUèn van 13 regels 15 cent, iedere regel meer 5 cent. maal plaatsing wordt slechts 2 maal berekend. Steeds voorradig: Heeren' en Eindercostnums, Pantalons enz. in alle Haten en nieawste modellen. Scherp Jjji f\ \r m iji i\t Groote sorteering concurreeren.de Pr ij z e n. T1EUWS MID9ELBUISSCH ADTESIIIIIIBLAII DE FAAM UITÖEYKR Groote letters naar plaatsruimte. By abonnement van 1000 of 500 regels voordeelige voorwaarden. INDISCHE PENKRASSEN Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. LXXIIL Het was my bekend, dat als men tot Zyne Hoogheid, den Soesoehoenan wensehte te wor den toegelaten, steeds welwillende tussehen- komst van Residentswege noodzakelijk was. Den eersten morgen na myn aankomst op Solo, kleedde ik my dan ook in de groote tenue van gepensioneerd Luitenant der Neder- landsche Infanterie en maakte ik aldus mijne opwachting bij den Heer W. de Vogel, een uiterst voorkomend prettig mensch, die als echt hoveling, geknipt schijnt voor de zoo kiesche en moeielyke betrekking van „ouderen broeder des Soesoehoenan's." Na een zeer aangenaam onderhoud van meer dan anderhalf uur, waarbij ik van den Resi dent reeds dadelyk vele nuttige wenken mocht ontvangen, beloofde Zijn Hoogedelgestrenge mij moeite te zullen doen, om nog gedurende de feestweek audiëntie voor mij te verkrijgen. Hy vreesde echter, dat ik zou moeten wachten tot alles goed en wel was afgeloopen. Intusschen scheen Zyn Hoogheid reeds van ter zijde myn komst vernomen te hebben en als trouw lezer van de „Bintang Hindia," ze ker naar spoedige kennismaking te verlangen. Hoe het zy, wie schetst mijne verbazing en verrassing, toen ik thuiskomende van het Re sidentiehuis, een bericht in het Hotel vond, dat de „Toean Soenan" nog dienzelfden avond mr' om 9 uur op de Sekatèn verwachtte en mij door den Kolonel-Commandant Zijner troe pen Radhen Mas Haryo Koesoema Winata in Zijn rytuig zou doen afhalen. De Directeur van 't Hotel vertelde my, dat de „Soenan" gewoon was, gedurende de „ker- misweek" iederen avond op 't feestterrein rond te rijden en dat wel in gezelschap van de Toe an Ratoe (Keizerin) en al het gevolg. Hij gaf mij dan ook den goeden raad om vooral in groot tenue te gaan. Ik zeg „goeden raad" omdat mij later herhaaldelijk bleek, hoe veel de Soesoehoenan en ook de andere Solosche grooten op uniform gesteld zyn. s geloof dan ook zeker, dat 'k mijn pret- ugen omgang met het Hof, voornamelijk te danken heb aan de witte pluim, den rooden L ang en de gouden kwasten myner fouragères. Een feit is 't toch, dat by alle invitatie's voor rijtoeren, muziek- en tandak avondjes enz., die ik sedert ontving, steeds de tenue nauwkeurig werd opgegeven en ik zelfs al eens in de eenvoudige excercitietuniek Kra- tonwaarts ben getogen, omdat Zyne Hoogheid ook met de laatste uniformwyziging in Holland kennis wilde maken. Doch laat ik beginnen bij het begin en u dan mededeelen, dat de Kolonel der Kraton troepen met militaire stiptheid klokslag 9 uur voorreed. Radhen Mas Haryo Koesoema Winata, een stevige vijftiger, was gekleed in de vroegere uniform van de Indische Infanterie. Hy woonde indertijd, samen met wylen Pangeran Haryo Mataram, de Kroningsfeesten in Holland bij en informeerde dan ook bij de eerste kennis making al dadelyk vol belangstelling naar vele civiele en militaire autoriteiten, die hy toen maals in patria had leeren kennen. Binnen weinige munuten bereikten we de Aloen Aloen, waar de kermispret in vollen gang was. Als ik hier 't woord „kermispret" gebruik, dan druk ik mij volkomen juist uit, want de Sekatèn is feitelijk niet anders dan een kermis. Evenals in Holland toch ziet men er draai molens, schiettenten, kiekspellen, bioscopen, ververschingskramen, enz. enz., evenals in Hol land kan men er aan allerlei prullen zyn geld kwyt raken en heeft men er geheele ryen van kramen gevuld met speelgoed voor de kinde ren, die er ook al net als in patria bljjj gemaakt kunnen worden met een bromtol, een doosje Japansche en Russische soldaatjes, een blikken sabeltje, een schreeuwende pop enz. Ook hoort men overal, juist als in Holland, de valsche muziek van draaiorgels en schorre koperinstru menten, ja zelfs de op piepertjes blazende straat jongens, hier natuurlijk half naakt en barre voets, ontbreken niet op 't alignement Eén groot verschil echter zal elk Europeaan dadelyk moeten opvallenMen ziet en hoort hier geen liederlijkheden, men vecht hier niet en komt hier geen heel- of halfbeschonken ruziemakers tegenDe Javanen weten kalm en waardig feest te vieren en, naar de Kolonel mij mededeelde en later mij de Resident be vestigde, waren slechts 6, zegge zes politie mannen van den „Soenan" en ééne patrouille van 't Legioen van Prins Mangkoe Negara met de handhaving der orde belast, terwijl volgens mijne overtuiging zelfs dit „machts vertoon" nog geheel overbodig was, eene over tuiging, blijkbaar ook gedeeld door de twee politieagenten, die ik, al zoo gemoedelijk mo gelijk, elk op een leeuw in 'n draaimolen zag zitten Stelt u zoo iets nu eens voor op de Rotterdamsche kermis Doch laat ons Zyne Hoogheid niet vergeten. De Keizer van Java" vraagt nu verder on '.e aandacht. Al heel spoedig dan moest het rijtuig stil houden en merkten we a tn de groote massa eerbiedige neergehurkte Javanen, dat we ons dicht in de nabijheid van den vorstelyken stoet bevonden. We stapten dan ook uit en baan den ons een weg door de menigte, om ons plot seling, bij het omslaan van 'n hoek, vlak tegen over het door een'zwerm ruiters omgeven rij tuig van den „Toean Soenan" te bevinden. Het Vorstenpaar en twee zeer mooie priu- sesjes waren gezeten in een fraaie équipage, bespannen met 'n paar prachtige Arabische volbloeds. De Soesoehoenan wenkte dadelijk vriendelijk lachende mot de hand en toen ik, na een stram militair saluut, al buigende genaderd was en juist myn mo -ie in het hotel gememoriseerde- Maleische speech wilde gaan afsteken, begon de opgewonden Vorst me dadelyk in korte stootende zinnetjes 'n welkom op Solo toe te roepen, n^ vriendschappelijk blij de hand te schudden en aan de Keizerin en de mooie prin sesjes voor stellen met de woorden„Hier heb je nou dien luitenant van de Bintang Hindia Dadelyk daarop een gebiedend: „stap in en rijd meênatuurlijk alles op z'n Maleisch. Ik wist eerst heusch niet zoo gauw hoe ik 't had, stamelde zoo wat van te veel eer en zette me toen als in een droom naast de bekoorlijke poetri's neder, vis a vis het Vorstenpaar. Veel tijd tot droomen liet Zijne Hoogheid me echter niet. Het regende dadelijk vragen en opmerkingen van allerlei aardOf ik Solo mooi vondof Bandoeng mooier was dan Solohoeveel abonne's de Bintang Hindia nu al hadof ik van Solo ook iets in de Hol- landsche couranten zou schrijven hoe oud of ik al washoeveel soldaten Hare Majesteit de Koningin er wel op nahieldof 't waar was, dat de Soewami Baginda (Prins Gemaal) naar Java wilde komenof de Prins dan in de Kraton zou willen logeeren of Hare Majesteit nu weer geheel hersteld wasof de Koningin misschien meê zou komen hoe oud of ik Hem, den Soesoehoenan, wel taxeerde, „dertig neen mis hoor, negen en dertig, ik zie er nog erg jong uit niet?" of ik wel wist dat Zijne Hoog heid zeer liberaal was, veel liberaler dan de Sulthan van Djocja en dat Hij al Zijn kinde ren naar de Hollandsche school zond of ik dacht, dat Zijn beide zoontjes nu bijna in Neder land konden zyn, dat Hij wel eens met ze meê had gewild, doch dat een vorst nu eenmaal lang zoo vrij niet was als 'n gewoon mensch; of er geen gevaar bestond dat anarchisten Zijn zoontjes zouden vermoordenwaarom de Vor sten in Europa al die slechte menschen toch niet opsloten, dat Java dan toch maar een goed land waswie of 't op den duur wel zouden winnen de Russen of Japanners, of de Russen ook blank waren, net als de Nederlan ders of de Koningin Zyn zoontjes niet eens zou willen zien in Haar paleisof ik de Se katèn niet erg gezellig vond waarom ik toch zoo'n moeielyken naam had; of myn vader ook militair was; of ik de Koningin wel eens ge sproken had of Hare Majesteit werkelijk op Hare portretten geleek; waarom of ik zoo jong reeds pensioen had gekregen of ik al wist, dat Zijne Hoogheid Generaal Majoor van het Indische Leger wasof ik dacht, dat Zijne Hoogheid- ook 'n uniform mocht drdgen van de Generaals in Nederland, dat Hij er al vast maar een by Mouwen in Breda besteld had, dat Hy die épaulletten met franje zoo erg mooi vond, of ik dacht, dat Hem die nieuwe uni form goed zou staanof ik de nieuwe regle menten ook al kende, dat Hy ze bestudeerd hadwaarom die reglementen toch telkens weer veranderd moesten worden, dat dit zoo erg lastig was voor Zyn Kraton-officieren, die de oude reglementen niet zoo gemakkelijk weer konden verleerenwaarom of men b.v. „met verdubbelde rotten" in, met vieren had ver anderd, dat 't er in den oorlog toch niet toe deedwaarom of ik in groot tenue geen sjerp droeg, of 't prettig was om tegen de Atjehers te vechten; of ik er wel eens eendje had ge dood of ik niet bang was geweest als ze scho ten of soldaten nooit bang waren, dat Hij wel eens voor een paar jaar een Hollandsche Heer zou willen wezen doch dan ook in Holland, niet hier, of de vrouwen in Holland net zoo mooi waren als in Parijs, dat Hij gehoord had, dat ze daar heel erg mooi moesten zyn; of ik wel wist hoe die en die en die ridderorden heeten, trotsch toen wijzende op het Comman deurskruis van den Nederlandsehen Leeuw, het Commandeurskruis van de Siameesche Kroon orde, het Commandeurskruis van de Belgische Leopoldsorde enz., (de andere kruisen ben ik heusch weer vergeten) en zoo ging 't steeds voort, daarbij voortdurend Zyne groote nieuws gierige oogen als gehypnotiseerd op my ge richt. By elk antwoord, met eene lichte bui ging gegeven, kwam er dan een snel herhaald „soo, soo, soo, soo, soouit den Keizerlijken mond. In de volgende Penkras zal ik de lezers nog meer van deze eerste zoo belangwekkende ont moeting met Zyne Hoogheid mededeelen. Solo. Lt. Clockenbb Beousson, b. d. Brand te Antwerpen. De onmetelijke petroleumtanks in het zui den van Antwerpen, in de buurt van Hoboken, inhoudende 80.000 M3 petroleum, en vertegen woordigende een waarde van verscheidene mil- lioenen francs, zijn Vrijdagmorgen in brand geraakt. Er had namelijk een ontploffing plaats gehad in tank no. 4, eigendom van de Ame rican Petroleum Compagny. De petroleum die zij bevatte, verspreidde zich ver in het rond, zich mededeelend aan een draagbare smidse, die men gebruikte voor den aanbouw van nieuwe tanks, toebehoorende aan het huis- Rothschild. Onmiddellijk was de brand alge meen, en verspreidde zich het vuur van tank tot tank. Een dikke geweldige rookkollom steeg op ten hemel, den indruk gevende eener totale zonsverduistering. En voortgejaagd door een geweldigen wind, spreidde de rook zich weldra over het grootste gedeelte der stad uit, een hevige paniek veroorzakend, te heviger daar men zoo aanstonds niet de oorzaak kende. Op het oogenblik waarop veertig tanks om de beurt met vreeselijken slag uiteenbarstten, een stroom van vuur voortjagend in de rich ting van Hoboken, bevonden zich daar tachtig werklieden. De brand begon aan een der ketels van de American Petroleum Co., die ketel welke ge vuld was, zakte in, barstte en overstroomde de weide met petroleum. Op de weide worden nieuwe ketels opge bouwd en om in de ijzeren platen gaten te boren, werd een electrische machine gebruikt, door een stoomwerktuig in beweging gebracht. De petroleum bereikte in een oogwenk de vuren van de stoommachine en vloog in brand. In minder dan één minuut was het vuur tot de tank voortgeloopen. De werklieden aan de nieuwe tanks aan 't werk vluchtten in alle richtingen, al hun gereedschappen en kleede ren achterlatend. Een ketel, naast dengene staande, welke het eerst brandde, werd geschilderd. De werk lieden stonden op een hangbrug 12 meters boven den grond. Eerst, toe n alles in de na bijheid in vlam stond, bemerkten zy het ge vaar. Een hunner, J. Dierckx, sprong naar be neden, een koord, waarmede de verfpotten omhoog getrokken worden, vasthoudend. Hij miste zyn sprong en kwam op een schei dingsmuurtje terecht. De va 1 werd echter gebroken door het koord, dat hy vasthield. Hy stond op en liep weg. De tweede werk man Lodewyk Cloostermans, kon zich aflaten, en kwam met zyn handen in de brandende petroleum terecht. Hy werd erg verbrand, liet zich verbinden en reed zelf met de tram naar 't St. Elisabethgasthuis. De derde werkman, die op de brug stond, klouterde den ketel op en werd sinds dien niet meer gezien. Eveneens een vierde Vermeulen, belast met de kranen der ketels te openen en te sluiten, en ook om kwam. De brandweer stond machteloos. De brand duurde den ganschen Zaterdag en Zondag voort, en stegen uit alle tanks, voor zoover deze niet reeds vernield waren, ruim 100 meter hooge piekende vlammen op, die in de roetzwarte wolken zich oplosten. Door de hitte van de brandende olie waren de straatkeien tot gruis gesprongen en lagen de dikke spoorrails in grillige bochten geheel kromgetrokken. Op het oogenblik heeft de brand uitgewoed en werken honderden menschen in en aan de puinhoopen. Reeds zyn negen verkoolde lyken gevonden en weggedragen. Daarbij hadden hartverscheurende tooneelen plaats. Onder an deren werd het lyk van een werkman totaal verkoold gevonden, liggende dwars over de spoorrails, het gelaat tegen den grond. Dat is Mortelmans, nauwelijks een jaar gehuwd, en wiens vrouw juist op het terrein verschijnt om angstig te vernemen of men haar man niet gezien heeft Arme vrouwMen moet haar met geweld verwijderen. Zy wil naar haar man, den dood in de armen Gehuwde vaders van gezinnen, de werklieden Cuypers en Theys, waren werkzaam in een kleine werkplaats van bouten en klinknagels vlak by de plaats des onheils, waar de eerste ontploffing ontstond en welke werkplaats totaal is vernietigd. Deze werklieden zyn levend ver brand. Nog twee lyken zyn gevonden, zoo vreeselijk verminkt, dat men zoniet herkennen kan. Het aantal gevaarlijk gewonden bedraagt twintig. Op de Schelde was de scheepvaart onmoge lijk geworden en in de stad werd een walging- wekkende geur waargenomen, die in de keel een misselijk gevoel veroorzaakte. BURGERLIJKE STAND VAN MIDDELBURG. Van 2329 Aug. ONDERTROUWD: N. Bosschaart, jm. 22 j. met M. F. W. van de Putte, jd. 20 j. J. Baard, jm. 23 j. met M. G. Akkerman, jd. 23 j. C. Cornelisse, jm. 23 j: met J. Davidse, jd. 22 j. M. Adriaanse, jm. 21 j. met F. de Wit, jd. 23 j. GETROUWD: G. M. Vermue, jm. 30 j. met F. W. J. Kamermans, jd. 24 j. W. Polman Kruseman, wedr. 54 j. met J. M. de Jonge van Ellemeet, wede. 51 j. J. H. Brakman, jm. 37 j. met J. C. Snoep, jd. 24 j. BEVALLENL. M. Lamport, geb. Van Gemert, z. J. F. H. A. van Schagen, geb. Scheybeier, d. W. H. J. Suir, geb. Janssen, z. J. Hondius, geb. Pladet, z. Geboreneen buitenechtelijke z., moeder 20 j. OVERLEDENJ. Lampert, z. 17 u. J. H. de Keyzer, ongeh. d. 21 j. J. Vos, man van L. Simonse, 43 j.

Krantenbank Zeeland

de Faam | 1904 | | pagina 1