Het kerstfeest van de torenwachter Door P. de Zeeuw J.Gzn. KERSTBIJLAGE 22 DECEMBER 2009 PAGINA 17 "Ha, dit' August! Zo jongen, ben jij (laar weer?" Zo begroet te Melchior, de oude toren wachter, een jongen van een jaar ol' twaalf, die hijgend en bla/end tegen de kionkelende trap van de Sint Steliunistoren in Mühihauseii opklom. "Dag Melchior, hoe maak je het?" vroeg August. "Best ni'n jongen! Zo, kom jij je oude vriend nog eens bezoeken? Nou, daar doe je goed aan hoor! Je weet het, ik heb hier boven ii.i de eenzaamheid heel graag bezoek. Vooral van jou. Maar kerel, wat hijg jij! je bent natuurlijk weer veel te vlug tegen die lange kronkeltrap opgeklonuiien. Koei, ga jij daar eerst uiaar een poosje zitten en kom maar eens wal op je ver haal. Nee, zeg nog maar een poosje niels. Dat kan straks nog wel!" Melcliior Kmillen pakte een sloel en schoof die naar August toe. "Vooruil jongen, ga gauw /ilten en kom eerst een beetje tot je zeil. Is me dal mei een vaart tegen die hoge loren- tiap oprennen! Koei, je zou er wat van krijgen!" "Zeg Mel chior, moet je eens hoien", wilde August begiiuien, maar (Ie oude torenwachter legde hem het zwijgen op en zei: ")a ja, wal jij me te vertellen hebt hoor ik stiaks wel hoor August. Dan kunnen we nog eens gezel lig babbelen. Maar uu moet je eerst een beetje uitrusten!" .August had liever meteen maar verteld wat hij op zijn hart had, maar hij gehoorzaamde toch en hield zijn mond. Hij keek naar buiten, waar hij een mooi vergezidU had over liet (jude stadje en over de heuvels en velden die er roudom latren. I'.r bestond een eigenaardige band lii.s.sen deze twee, tu.s.sen de oude torenwachler Mel chior en de .scholier August. ,\ugusl Kramer was de zoon van I U'iniich Kramer, /^e/e was eeu voornaam man in de stad. Hij was sche\)eu en tevens gil- (leuieesler van de wijnbouwers. Zodoende had hij heel wat te zeggen in hel sladsbesluur en was hij ook een gewi(hlige man in het niaaischap|)elijk leven. Kr werd dan ook hoog opgezien legen meneer Hein- ri( h Klauter. Hij was al jaren getrouwd geweest met Agues, vix'ir er een zoon werd gebo ren. Maar op een gelukkige dag werd hun huwelijk bekroond met een zoon. 'l Zou ook liun enige kind blijven. Moeder ;\gues sloud er beslist op dat haar jongen Augusl zou helen. Zij wilde hem zo noenien uit grote verering voor de kerkva der .\uguslinus, die omstreeks het jaar (00 bis,sch(>|) xan I li[)- po was geweest. Heinrich vond het best en zo werd de kleine jongen dan August geuoemd. Maar al was hij dan enig kind, verwend werd hij allesbehalve. 'IVumiusIe, niet door zijn vader De schepen had hel altijd geweldig druk. en zodoende kon hij zich weinig aan .August gelegen laten liggen. Hij kon ook niet zo veel van hem \elrn. Hij hoopte dal hij van Augusl een llinke kerel zou kun-ncn maken en daarom gal hij hem een buitengewoon strenge opvoeding. Bij hel minste ver grijp kreeg de jongen een ste vig pak voor zijn broek, 't Is goed te begrijpen dal .-Vugust clit allesbehalve leuk voiut en ook moeder .\giies had van de sirengheid \an haar man veel verdriet. Als vader thuis was - maar dat gebeurde niet vaak - moest August hem maar zo min mogelijk voor de voelen lopen, en zo was het gekomen dat de jongen zijn troost was gaan zoeken bij Melchior, de oude torenwachler. Melchior was niet getrouwd, en omdat hij loreuwacliter was leefde hij hoog iii de toren zijn eenzaam leventje. Hij had daar boven zijn kamertje, waar hij sliep en at en waar hij zijn vrije tijd besteedde aan het kweken van bloemen. Het was zo langzamerhand gewoonte geworden dat August tegen de tijd dat zijn vader thuis kuam naar de toren ging, waar hij de toren wachter gezelschap hield en het mei hem over alles en nog wat had. De oude Melchior was met deze bezoeken erg in zijn schik en er groeide tussen de oude man en de schooljongen dan ook een hechte vriend- .scliap. \hiar op den duur kon dit zo niet blijven. Vader Kra mer kreeg er genoeg van en besloot daarom August onver wacht naar de kloosterschool te sturen. Daar werd hij intern, alleen op zon- en leestdagen mocht August thuis zijn. Z(j werd het besloten, en tot zijn groot verdriet moest hij nog diez.ellde dag al'scheid gaan nemen van zijn vriend .Melchi or, de oude torenwachter. Dat kostte de jongen bittere tranen en de oude Melchior speet hel ook geducht, toen de jongen hem dit kwam vertellen. Hij was daar boven op de toren gewend geraakt aan hel gezel schap van August dal hij hem eigenlijk helemaal niet meer missen kon. 'Koen August enige tijd op de kost.school was geweest en daar heel goed zijn best deed, galde rector van de school hem verlof om nu en dan zijn oude vriend te gaan bezoeken. Hij mocht dan ()(jk zijn vriend Bernard Koemer af en toe wel eens meenemen. De rector meen de dal Melchior te oud werd om zelf zijn eten en het water voor zijn planten naar boven te .sjouwen. Dat UKjcsteii de twee jongens maar voor hem doen. Nou, dal was mooi geregeld! Zo dikwijls Augusl er kans toe zag, rende hij weer de trappen op (jm Melchior een po(jsje gezelschap te gaan houden. "Zo begin je uu een beetje op je verhaal te komen, Augusl?" vroeg de torenwachter. "Denk er uu om jongen, dat je nooit weer zo vlug legen de trap pen oploopt hoor, da's slecht voor je hart. Kn nu zal ik jou eens vertellen, wal ik vannacht lieleeld heb... Jij kent toch 'Krijn Kuchel wel, is 't iiiel?" "Bedoel je de groentevrouw? Nou of ik die ken, en haar lieve zoon tje Otto nog beter. Dal is zo'n echie cloeniet! Heb jij ruzie gehad met Trijn, Melchior?" "Nee, geen ruzie. Ik heb haar alleen Hink aan het schrikken geniaafct r. "Van«atiu? Hoc kan (lat nou, Melchior?" "Dal zal ik je vel lellen. Luister! 'l Was van- nachl volle maan en daardoor kon ik vaual cle lorenlrans heel ver kijken. In de verte kon ik zelfs het Vo.sjesgebergle zien liggen. 'Kerwijl ik zo op de trans heen en weer liep, zag ik opeens iemand in de tuin van de slads.secretaris, bezig met appels plukken. Daar moest ik meer van weten, want dat kon niet anders zijn dan een dief De secretaris gaal 's nachts niet aan hel appels plukken, da's duidelijk, ik loerde dus eens goed, en daar ontdekte ik dat het 'Kiijn Kuchel was. Die was me daar bezig de voorraad van haar w inkel aan te vullen uil de boomgaard van de secretaris! VV'achl. dacht ik, jou zal ik eens krijgen! Meteen pakte ik mijn Irompel die ik. zoals je weel, ook als sclieepsroeper gebrui ken kan en riep zo hard moge lijk naar beneden: "(lij - zult - niet - stelen!!!" En wal schrok die Krijn! Dat had je moeten zien, Augusl. Ze sclirok zich wild en liet xaii ellende de puni van haar schort los waarin zij de appels verzamelde. Die rolden alle maal over de grond en Krijn zelf kneep 'm de boomgaard uil. Onderweg scheen ze Ie begrijpen, waar die stem van daan was gekomen, want toen pas stak ze haar vuist op in cle richting van de toren!" De oude torenwachter schaterde nog toen hij hel verhaal aan ."Augusl vertelde, en die hikle hartelijk mee. [aja.... Melchior had nu wel veel pret omdat hij 'Krijn er zo lekker lussen genomen had, maar hij had er niet op gere kend dal zij wraak zou nemen. Want Krijn had allang begre pen dat haar zoon Otto eigen lijk nergens x'oor deugde, en had daarom voor zichzelf alvast maar hel baantje van toren wachler voor haar zoon uitge zocht. De jongen was overal te lui voor, maar het zou niet gek zijn als hij niet zo'n gemak kelijk baantje als torenwachler zijn brood zou kunnen verdie nen. De duiten die Melchior nu opstreek, zag ze liever in cle zak \an Otto \erdwijiien. Maar natuurlijk moest Melchi or dan van zijn plaats worden geschoven. Zij begon lelijke praatjes over de oude toren wachter uit te strooien. In haar winkel had zij daarvoor volop gelegenheid. Elke klant kreeg haar mening over Melchior te horen: Melchior werd te oud. Hij was niet meer geschikt voor zijn werk en bovendien werd hij nog mensenschuw ook. Hij moest nodig zijn ontslag heb ben! Er moe.si een jonge kerel (jp de toren komen, die veel beter de wacht zou kunnen houden. Zo sprak Trijn, en zo werd er gebabbeld in het stadje. En Augusl, die deze praatjes hoor de, bracht ze trouw aan zijn vriend over. Hel deed Melchior (jprecht verdriet, dal er zó over hem werd gepraat. En nog erger werd zijn verciriel toen de jongen hem verleide dat er (jok in de gemeenleraad over gesproken zou worden (jf Mel chior vertrekken moest, .\ugust had dit gehoord van zijn vader, de schepen. Maar burgemees ter Werner Dagsperger was een rechtschapen man. Hij hacj Bovenop stopte moeder .A.giies een nieuwe bontmuts, die de oude man tegen de felle win terkou zou kunnen bescher men. Net toen August de toren bereikt had, kwam ook Ber nard er aan, ook al beladen met heerlijkheden voor Melchior. De beide jongens slopen zacht jes de trap op. De oude man mocht hen niet horen komen. Ze wilden hem met hun kerst geschenken xerrassen. Toen ze boven kwamen zagen ze dat Melchior in zijn mantel gewik keld op zijn strozak lekker lag te slapen. Naast hem sl(md zijn lantaren en in het polkacheltje brandde een behaaglijk hout- vuur. Fijn! Dan kon nu kon de verrassing volkomen zijn. Op de withouten tafel stalden ze al de geschenken uit. 'Koen staken straat. De poorten van de stad werden onmiddellijk gesloten fn de wallen werden bezet met soldaten. Men vreesde het ergste... een vijandelijke aan val. Of zou er iets anders zijn? Viemand die het wist. Maar er dreigde een of ander gevaar Dat was zeker, want anders ''OU de torenwachler niet op zijn trompet hebben geblazen, ledereen keek met angstige spanning naar de torentrans. De oude man die daar woon de, wist er meer van. Hï] wist al welk gevaar de stad bedreigde. De burgemeester begaf zich snel naar de raadszaal en de leden van de raad kwamen ook spoedig. En de deurwaarder xverd naar de toren gezonden 1)111 van Melchior te vernemen welk gevaar hij had ontdekt. Melchior, die arme man... maar roept toch: "O Job, het is verschrikkelijk: ik heb me vergist... 't Is een treurige fout, maar heus, er is niets aan de hand!" "Maak dat de kat wijs, ouwe snuiter!" is het antwoord van Job. Maar al gelooft hij het niet, hij geeft toch deze bood schap van Melchior door aan de nieuwsgierige mensen die zich om de toren verdringen. "Dat is het toppunt!" wordt er geroepen. "Moet die ouwe suf kop voor niels de hele stad op stelten zetten, en dat nog wel op het kerstfeest? Ongehoord! VVat dóen we nog met zo'n vent op de toren". En ja..., vooral Trijn Kuchel vliegt in vlam als zij hoort wat Job daar staal te vertellen! Zij begrijpt onmid dellijk dat dït de oude Mel chior zijn baantje zal kosten en dat daarmee haar Otto dé kans de praatjes over de torenwach ler ook gehoord en hij had begrepen dat dit allemaal laster was. Hij stelde daarom aan de raad voor om de oude toren wachler rustig zijn betrekking te laten houden. Klij had zijn werk altijd heel goed gedaan en de bingemeester vond het niet netjes om hem op zijn oude dag zo maar, en tegen zijn zin, te ontslaan. De meer- derhei(f \aii (fe raad was het met de burgemeester eens. Zodra Augusl dit besluit van de gemeenteraad had gehoord, snelde hij weer naar cle toren, om zijn oude vriend dit goede nieuws te vertellen. Wat was de oude man daar blij mee. "O Heere, ik dank LI!" stamelde hij. "U hebt de hanen van de mensen geneigd als waterbe- kenl" Eu samen zaten Melchior en .A,ugust boven in de toren dit bericht zo'n beetje feestelijk te vieren. Het leek alsof alle xvolken \an de hemel verche- ven waren. Toch kwam er juist nu een bui aanzetten waaraan de goede man z'n leven lang niet had gedacht. De dag voor Kerst z(ju voor hem een onge luksdag worden... Op de dag vó()r het Kerstfeest kwam August thuis met een prachtig kerstrapport. Omdat hij thuis enigst kind was, zo had de rector gezegd, mocht hij de \akantie wel in de kost school doorbrengen. Hij had dan met zijn makkers genoeg vertier. Maar eerst moest hij nog een kerstmand naar de oude torenwachter brengen. De mand xverd volgepakt met allerlei heerlijkheden: een paar kruiken wijn. gebak en aller lei andere heerlijke dingen. ze een paar kaarsen aan, die ze tussen al het lekkers plaatsten en daarna gingen ze naar de omloop, om het wakker wor den van Melchior af te wach ten. Wat zou hij straks ogen opzetten. Het was vijf uur. Het was koud en de duisternis begon al te val len. De jongens leunden over de torentrans en keken naar het gewoel diep onder hen. De kerstdrukte was al begonnen in het oude stadje. Morgen zou het kerstfeest zijn, dan zou de geboorte van de Heiland wor den herdacht, maar de avond daarvooi- begon de feestdrukte al. Er liep een stoet kinderen door de stralen, die hel kerst lied zongen: 'Ere zij God in de hoge, vrede op aarde in de mensen van het welbehagen'. Het was erg leuk om van bovenaf naar al, die drukte te kijken. Opeens ontdekten Augusl en Bernard een paar van hun kameraden en meteen begonnen ze te roepen, om de aandacht van hun vrienden te trekken. Maar dat ging natuur lijk niet. Wie kon daar beneden die jongensstemmen horen die van zo'n grote hoogte kwamen? Toen zag .Vugust de trompel van Melchior liggen... Ha. daarmee zou hij zijn vrienden wel kunnen berei-ken! Zonder ook maar één ogenblik na Ie denken, greep hij het insini- uient. zette het aan zijn mond en blies enkele malen zo hard hij kon op de trompet...! De uitwerking was verschrikke lijk! L'il alle huizen kwamen de mensen naar buiten, de kerst liederen van de kinderen ver stomden en mannen met bran dende fakkels verschenen op Door het bekende noodsein van de trompet schrikt Melchi or wakker. Hij springt van zijn bed, loopt slaapdronken door het kamertje en heeft daarbij zo'n haast (iat hij stoelen, kaar sen en kerstgeschenken omver loopt. Een van de wijnkruiken valt op de grond en breekt haar hals, waardoor de wijn over de vloer vloeit. Melchior ziet het niet eens. Hij loopt zo snel mogelijk naar de torenomgang en daar ziet hij Augiist staan, verbijsterd van schrik en nog met de trompet in zijn hand. "August! August! Wat heb je nü gedaan!?!" brult hij 't uit. "Dat kost mij mijn baan en m'n eer! Vals alarm blazen, erger kan niet. Kijk eens naar beneden, de hele stad is in ver warring!" Werktuigelijk kijkt de jongen naar beneden. Hel dringt nog nauwelijks tot hem door dat hij de bewerker van dit onheil is. "Heus, Melchior, ik heb het niet expres gedaan", begint hij zich te verdedigen. "We zagen een paar vrienden, nietwaar Bernard? En we rie pen ze, maar ze hoorden ons niet. Toen zag ik de trompet en, zonder er bij na te denken, lèeb ik erop geblazen om hun aandacht te trekken. O 't is ver schrikkelijk! Melchior, ik vind het vreselijk, dat ik zó dom heb kunnen zijn!" 'Ja, ja, dat geloof ik best. Maar ondertus sen zit ik ermee. Dat wordt het Sfjmberste kerstfeest, dat ik ooit heb beleefd! Stil eens..." valt hij zichzelf in de rede, "daar heb je het al!'' De stem van de stads bode klonk van beneden door cle roeper: "Zeg Melchior, wat is er voor nieuws? Waarom heb jij alarm geblazen?" Mel chior pakt zijn trompet. Hij is er nauwelijks toe in staat. krijgt om torenwachter te wor den. Ze loopt tussen de samen- geschoolde mensen door en wakkert het vuurt;je van ver ontwaardiging nog meer aan. "Is 't geen schandaal?" roddelt ze, "dat de burgemeester zo'n ouwe sufFerd nog langer op die toren dienst laat doen? Daar had allang een flinke jonge kerel op moeten zitten. Ik heb al vaak gezegd, mensen, die oude Melchior deugt niet meer voor zo'n gewichtige betrekking. En nu zie je dat ik wel gelijk had. Is me (lat een toestand, de hele stad in verwarring!" En zo gaat Trijn voort. Nii is voor haar het uur van de wraak geslagen. En de mensen luisteren nog naar haar ook. Ze geven Trijn groot gelijk. Er wortlen vuisten opgestoken naar de torentrans en lelijke woorden worden er geroepen aan het adres van de oude torenwachter. Intussen zit het drietal daarbo ven sprakeloos van de schrik. Wat moeten ze nu toch begin nen? Het is Melchior die het eerst tot bezinning komt. "Hoor eens jongens", zegt hij, 'jullie moeten natuurlijk maken datje weg komt. Straks zal de deurwaarder komen, om namens de burgemeester te informeren wat er aan de hand is. En jullie begrijpen wel dat hij jullie niet hier moet zien. Zeg Bernard, denk jij er vooral orn, dat jij aan niemand zegt dal Augusl op de trom pet heeft geblazen. Vergeet dat niet, want als de vader van August 't hoort, dan zal er heel wat zwaaien voor je vriend...!" "Maar wij mogen toch niet lie gen, Melchior?" reageert Ber nard. "Nee, natuurlijk niet. Maar ik zeg toch ook niet dat jij liegen moet? Ik zeg alleen dal jij erover zwijgen moet, dat je niet moet zeggen dat jullie hier zijn geweest en wat hier is gebeurd. Dal is toch heel iets anders dan liegen? Want ik wil de schuld xau dit hele onge luk op mij te nemen, zonder te liegen ja. Jullie begrijpen toch ook wel dat, als meneer Kramer hoort dat 't .\ugust is geweest die dit vals alarm heeft geblazen, de jongen ongena dig wordt aangepakt? Ik weel hoe hard de \ader van August is. Daarom neem ik de hele schuld op me. Oaan jullie nu maar gauw weg! O, wacht, ik geloof dat ik de deurwaarder al de trap hoor opkomen. Kijk als jullie daar nu wegkruipen, kan hij jullie niet zien. En zodra hij hier is, sluipen jullie voorzich tig daar langs de trap af, begre pen?" De jongens knikken. De jongens doen wal Melchior heeft gezegd, maar de arme man moest eens weten hoe het er in zijn kamertje uitzag. Hij heeft zo straks niels gezien van alles wal er voor hem uitgestald stond. De hele kerstverrassing, waarvan de jongens zoveel hadden verwacht, is in duigen gevallen. En als Melchior zo dadelijk ontdekt hoe het er in zijn kamertje uitziet... Nauwelijks was Melchior uit gesproken of daar was de cleurwaarder al. Hij stapte het kamertje binnen en riep de torenwachler bij zich, die nog op de torenoniloop stond. Bij het licht van een paar flakke rende kaarsen zag de deur waarder de ravage die de oude Melchior zoeven in zijn haast had aangericht, "'t Is geen wonder!", begon hij toen 'ie Melchiors kamertje binnen stapte, "'t is geen wonder dat jij een vals alarm geeft! Moet je eens kijken wat hier gebeurd is. Ik denk datjij knap gedronken hebt, makker! Kijk eens aan, de wijn stroomt warem]3el over de vloer!" Met schrik zag Melchior dat de deurwaarder gelijk had. Hij begreep er niets van. Wijn (iver de vloer, hoe was dat moge lijk? Nou vooruil, nu maar niet verder aan denken. Eerst die deurwaarder wegwerken. "Och" begon hij, "hel was een vergissing. Heus, gelocjf me. Nog nooit is het gebeurd, en nü heb ik me vergist". 'Jaha, dat geloof ik onmiddellijk! Die wijn had door jouw keel moe ten lopen, in plaats van over de vloer. Da's zeker een lelijke vergissing, dal ben ik goed met jou eens!" "Maar dat bedoel ik niet", brengt Melchior erte- genin. "Nee, dat zal wel niet, maar in elk geval hoef ik jou al niks meer te vragen. Ik zal de burgemeester alleen maar vertellen wat ik hier gevonden heb en dan weet hij al meer dan genoeg! Nou ik groet je en wens je nog een gezegend kerstfeest!" De deurwaarder vertrok en liet een diepversla- gen torenwachter achter. En dan had 'ie 'm nog een geze gend kerstfeest toegewenst ook. Nog nooit in zijn lange leven had Melchior zo'n triest kerst feest beleefd. Het feest nog wel van de geboorte van de Hei land. Al weken van tevoren had hij zich erop verheugd. Dat deed hij elk jaar. Boven in zijn toren zong hij dan met haperende stem de oude kerst liederen, die zijn moeder hem had geleerd. Hij dankte God voor de komst van de Heiland, die op aarde was gekomen, om arme zon-daren te redden. O, wat had hij hier vaak heerlijk kerstfeest gevierd, ook al zat 'ie alleen. En nu? Treurig was Melchior gestemd. Van blijd schap kon nu geen sprake zijn. Maar toen de kerstklokken begonnen te luiden en hij de mensen naar de kerk zag gaan, toen fleurde de oude toren wachter toch weer wat op. Hij dacht aan de Heiland, Die in de stal van Bethlehem was geboren. Hij was immers op de aarde gekomen om de zonden der mensen te verzoenen...? "Ook mijn zonden", mocht Melchior geloven. En bij die gedachte glansden zijn ogen toch en gleed een vredige trek over het verweerde gezicht van de oude man. "Waarover tob ik nu toch zo?", sprak hij tegen zichzelf "Over mijn armelijk baantje als torenwachter? Ik ben al oud, mijn leven loopt naar het eind. Wat betekent het dan nog om niet meer op de toren te mogen zijn. De Hei land is op aarde gekomen, ook voor mij! Dat is toch zeker véél meer waard dan deze oude toren. Laten de mensen mij mijn baantje maar afnemen. Dal is niet zo erg. De Heiland kunnen zij mij nooit afnemen, en da's hét voornaamste!" Zo zat Melchior in zijn torenka mertje te mijmeren gedurende de kerstdagen. Van niemand had hij nu last, want tijdens het kerstfeest liet men hel vals alarm met rust. Wel was de deurwaarder hem nog xiezen vertellen dat Melchior dinsdag na Driekoningen voor de raad van de stad moest verschijnen. De deurwaarder had natuurlijk een breed erhaal opgehangen over wijn en honingkoeken en al het andere lekkers dat hij bij de torenwachter had gevon den, en hij had ronduit gezegd dat 't nu duidelijk was dat Mel chior zijn plicht schromelijk verzaakte. De burgemeester had begrepen dat hij deze zaak natuurlijk niet in de doofpot kon stoppen en had daarom de deurwaarder een dagvaarding meegegeven. Maar het speet hem geweldig voor de oude torenwachter, die altijd zo trouw zijn plicht had gedaan. Hij besloot hem eens te gaan opzoeken vóór dat de zaak voor de raad zou komen. En zo kreeg Melchior geheel onverwacht op de Tweede Kerstdag de burgemeester op bezoek. Hij trof Melchior in diepe verslagenheid aan. "Ik kom jou eens opzoeken, toren wachter", zei hij vriendelijk. "Ik denk dat jij op dil kerst feest lelijk in de put zult zitten, is 't niet?" 'Ja burgemeester, heel erg!", bekende Melchior. "Maar kerel hoe Is hel dan toch ook mogelijk geweest dal jij je plicht zo schromelijk hebt verzaakt? Je bent altijd zo'n flinke kerel geweest en je hebt je werk altijd zo trouw verricht. Hoe bestaat hel dan toch dal jij, op de avond v(j(5r Kerstfeest nog wel, ineens een vals alarm blaast? Kijk, dat kan ik nu maar niet begrijpen. De burgerij trouwens ook niet. Reken maar dat de hele stad boos o]i jou is, hoor!" "Dat begrijp ik", zuchtte de oude man. "Maar och, burge meester, nu moet u eens horen. Ik heb liggen slapen, nogal vast liggen slapen en dromen ook. Ineens ben ik wakker gewor den, zonder dat ik wist hoe laat het was en slaapdronken als ik was, heb ik toen de tafel met kerstgeschenken omver gelo pen. Zodoende liep de wijn over de vloer, en het noodsein was een vergissing!" liet hij er heel vreemd op volgen. Hij wilde beslist zijn jonge vriend August niet verraden en daar om vertelde hij het verhaal op zo'n eigenaarclige manier. Hij meende zó de moeilijke klip Ie kunnen omzeilen. Maar de burgemeester liet ook zijn gedachten gaan. "Hoe kwam het dat jij wakker werd, Mel chior? En waar kwamen al die heerlijkheden vandaan, die op de tafel stonden?" Daar zat de oude Melchior nu! Hij voelde de grond onder zijn voeten branden. Wanneer hij deze vragen van de bur gemeester naar waarheid zou beantwoorden, zou August er toch nog invliegen, dat begreep hij best. En dat mocht in geen geval. August moest beslist buiten schot blijven. En daarvoor zou hij zijn uiterste best doen. Hij ging nu een lang verhaal ophangen, over zijn diepe slaap, over de vreemde dromen die bij had gehad, en al vertellend kwamen er zelfs halve waarheden bij te pas. Maar hoe hij ook vertelde en wat hij ook verzon, hij draaide precies om de vragen van de burgemeester heen. Hij raakte tenslotte zo in zijn gefantaseerd verhaal verward dat hij er zelf niet meer uit kon komen en dat de burgemeester er geen steek meer van begreep. UiteindeUjk haalde hij zijn .schouders maar eens op en zei: "Ik snap niets van heel het lange verhaal dat jij me hebt gedaan, Melchior. Ik ben nu nog precies even wijs als toen ik hierheen kwam. Ik meen het heel goed nietje, dat weet je wel, en daarom zeg ik je nu al: als jij niels beters tot je verdediging hebt wanneer je voor de raad moet verschijnen, Melchior, dan kan ik jou wel op een briefje geven dat jij je baan kwijt bent. Denk nog maar eens heel goed over de zaak na, kerel, en dan wens ik jou het beste. Tot ziens Melchior!" Zo was de burgemeester vertrok ken. Vervolg op pag. 18

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2009 | | pagina 29