Het kerstfeest van de torenwachter
Door P. de Zeeuw J.Gzn.
KERSTBIJLAGE 22 DECEMBER 2009
PAGINA 17
"Ha, dit' August! Zo jongen,
ben jij (laar weer?" Zo begroet
te Melchior, de oude toren
wachter, een jongen van een
jaar ol' twaalf, die hijgend en
bla/end tegen de kionkelende
trap van de Sint Steliunistoren
in Mühihauseii opklom.
"Dag Melchior, hoe maak je
het?" vroeg August. "Best ni'n
jongen! Zo, kom jij je oude
vriend nog eens bezoeken?
Nou, daar doe je goed aan
hoor! Je weet het, ik heb hier
boven ii.i de eenzaamheid heel
graag bezoek. Vooral van jou.
Maar kerel, wat hijg jij! je bent
natuurlijk weer veel te vlug
tegen die lange kronkeltrap
opgeklonuiien. Koei, ga jij daar
eerst uiaar een poosje zitten en
kom maar eens wal op je ver
haal. Nee, zeg nog maar een
poosje niels. Dat kan straks nog
wel!"
Melcliior Kmillen pakte een
sloel en schoof die naar August
toe. "Vooruil jongen, ga gauw
/ilten en kom eerst een beetje
tot je zeil. Is me dal mei een
vaart tegen die hoge loren-
tiap oprennen! Koei, je zou er
wat van krijgen!" "Zeg Mel
chior, moet je eens hoien",
wilde August begiiuien, maar
(Ie oude torenwachter legde
hem het zwijgen op en zei: ")a
ja, wal jij me te vertellen hebt
hoor ik stiaks wel hoor August.
Dan kunnen we nog eens gezel
lig babbelen. Maar uu moet
je eerst een beetje uitrusten!"
.August had liever meteen maar
verteld wat hij op zijn hart had,
maar hij gehoorzaamde toch
en hield zijn mond. Hij keek
naar buiten, waar hij een mooi
vergezidU had over liet (jude
stadje en over de heuvels en
velden die er roudom latren.
I'.r bestond een eigenaardige
band lii.s.sen deze twee, tu.s.sen
de oude torenwachler Mel
chior en de .scholier August.
,\ugusl Kramer was de zoon
van I U'iniich Kramer, /^e/e was
eeu voornaam man in de stad.
Hij was sche\)eu en tevens gil-
(leuieesler van de wijnbouwers.
Zodoende had hij heel wat
te zeggen in hel sladsbesluur
en was hij ook een gewi(hlige
man in het niaaischap|)elijk
leven. Kr werd dan ook hoog
opgezien legen meneer Hein-
ri( h Klauter. Hij was al jaren
getrouwd geweest met Agues,
vix'ir er een zoon werd gebo
ren. Maar op een gelukkige dag
werd hun huwelijk bekroond
met een zoon. 'l Zou ook liun
enige kind blijven. Moeder
;\gues sloud er beslist op dat
haar jongen Augusl zou helen.
Zij wilde hem zo noenien uit
grote verering voor de kerkva
der .\uguslinus, die omstreeks
het jaar (00 bis,sch(>|) xan I li[)-
po was geweest. Heinrich vond
het best en zo werd de kleine
jongen dan August geuoemd.
Maar al was hij dan enig kind,
verwend werd hij allesbehalve.
'IVumiusIe, niet door zijn vader
De schepen had hel altijd
geweldig druk. en zodoende
kon hij zich weinig aan .August
gelegen laten liggen. Hij kon
ook niet zo veel van hem \elrn.
Hij hoopte dal hij van Augusl
een llinke kerel zou kun-ncn
maken en daarom gal hij hem
een buitengewoon strenge
opvoeding. Bij hel minste ver
grijp kreeg de jongen een ste
vig pak voor zijn broek, 't Is
goed te begrijpen dal .-Vugust
clit allesbehalve leuk voiut en
ook moeder .\giies had van de
sirengheid \an haar man veel
verdriet. Als vader thuis was -
maar dat gebeurde niet vaak
- moest August hem maar zo
min mogelijk voor de voelen
lopen, en zo was het gekomen
dat de jongen zijn troost was
gaan zoeken bij Melchior, de
oude torenwachler.
Melchior was niet getrouwd,
en omdat hij loreuwacliter was
leefde hij hoog iii de toren zijn
eenzaam leventje. Hij had daar
boven zijn kamertje, waar hij
sliep en at en waar hij zijn vrije
tijd besteedde aan het kweken
van bloemen.
Het was zo langzamerhand
gewoonte geworden dat
August tegen de tijd dat zijn
vader thuis kuam naar de
toren ging, waar hij de toren
wachter gezelschap hield en
het mei hem over alles en nog
wat had. De oude Melchior was
met deze bezoeken erg in zijn
schik en er groeide tussen de
oude man en de schooljongen
dan ook een hechte vriend-
.scliap. \hiar op den duur kon
dit zo niet blijven. Vader Kra
mer kreeg er genoeg van en
besloot daarom August onver
wacht naar de kloosterschool
te sturen. Daar werd hij intern,
alleen op zon- en leestdagen
mocht August thuis zijn. Z(j
werd het besloten, en tot zijn
groot verdriet moest hij nog
diez.ellde dag al'scheid gaan
nemen van zijn vriend .Melchi
or, de oude torenwachter. Dat
kostte de jongen bittere tranen
en de oude Melchior speet hel
ook geducht, toen de jongen
hem dit kwam vertellen. Hij
was daar boven op de toren
gewend geraakt aan hel gezel
schap van August dal hij hem
eigenlijk helemaal niet meer
missen kon.
'Koen August enige tijd op de
kost.school was geweest en daar
heel goed zijn best deed, galde
rector van de school hem verlof
om nu en dan zijn oude vriend
te gaan bezoeken. Hij mocht
dan ()(jk zijn vriend Bernard
Koemer af en toe wel eens
meenemen. De rector meen
de dal Melchior te oud werd
om zelf zijn eten en het water
voor zijn planten naar boven te
.sjouwen. Dat UKjcsteii de twee
jongens maar voor hem doen.
Nou, dal was mooi geregeld!
Zo dikwijls Augusl er kans toe
zag, rende hij weer de trappen
op (jm Melchior een po(jsje
gezelschap te gaan houden.
"Zo begin je uu een beetje op
je verhaal te komen, Augusl?"
vroeg de torenwachter. "Denk
er uu om jongen, dat je nooit
weer zo vlug legen de trap
pen oploopt hoor, da's slecht
voor je hart. Kn nu zal ik jou
eens vertellen, wal ik vannacht
lieleeld heb... Jij kent toch 'Krijn
Kuchel wel, is 't iiiel?" "Bedoel
je de groentevrouw? Nou of
ik die ken, en haar lieve zoon
tje Otto nog beter. Dal is zo'n
echie cloeniet! Heb jij ruzie
gehad met Trijn, Melchior?"
"Nee, geen ruzie. Ik heb haar
alleen Hink aan het schrikken
geniaafct r. "Van«atiu? Hoc kan
(lat nou, Melchior?" "Dal zal ik
je vel lellen. Luister! 'l Was van-
nachl volle maan en daardoor
kon ik vaual cle lorenlrans heel
ver kijken. In de verte kon ik
zelfs het Vo.sjesgebergle zien
liggen. 'Kerwijl ik zo op de
trans heen en weer liep, zag ik
opeens iemand in de tuin van
de slads.secretaris, bezig met
appels plukken. Daar moest ik
meer van weten, want dat kon
niet anders zijn dan een dief
De secretaris gaal 's nachts niet
aan hel appels plukken, da's
duidelijk, ik loerde dus eens
goed, en daar ontdekte ik dat
het 'Kiijn Kuchel was. Die was
me daar bezig de voorraad van
haar w inkel aan te vullen uil de
boomgaard van de secretaris!
VV'achl. dacht ik, jou zal ik eens
krijgen! Meteen pakte ik mijn
Irompel die ik. zoals je weel,
ook als sclieepsroeper gebrui
ken kan en riep zo hard moge
lijk naar beneden: "(lij - zult -
niet - stelen!!!"
En wal schrok die Krijn! Dat
had je moeten zien, Augusl.
Ze sclirok zich wild en liet
xaii ellende de puni van haar
schort los waarin zij de appels
verzamelde. Die rolden alle
maal over de grond en Krijn
zelf kneep 'm de boomgaard
uil. Onderweg scheen ze Ie
begrijpen, waar die stem van
daan was gekomen, want toen
pas stak ze haar vuist op in
cle richting van de toren!" De
oude torenwachter schaterde
nog toen hij hel verhaal aan
."Augusl vertelde, en die hikle
hartelijk mee.
[aja.... Melchior had nu wel
veel pret omdat hij 'Krijn er zo
lekker lussen genomen had,
maar hij had er niet op gere
kend dal zij wraak zou nemen.
Want Krijn had allang begre
pen dat haar zoon Otto eigen
lijk nergens x'oor deugde, en
had daarom voor zichzelf alvast
maar hel baantje van toren
wachler voor haar zoon uitge
zocht. De jongen was overal
te lui voor, maar het zou niet
gek zijn als hij niet zo'n gemak
kelijk baantje als torenwachler
zijn brood zou kunnen verdie
nen. De duiten die Melchior nu
opstreek, zag ze liever in cle zak
\an Otto \erdwijiien.
Maar natuurlijk moest Melchi
or dan van zijn plaats worden
geschoven. Zij begon lelijke
praatjes over de oude toren
wachter uit te strooien. In haar
winkel had zij daarvoor volop
gelegenheid. Elke klant kreeg
haar mening over Melchior te
horen: Melchior werd te oud.
Hij was niet meer geschikt voor
zijn werk en bovendien werd
hij nog mensenschuw ook. Hij
moest nodig zijn ontslag heb
ben! Er moe.si een jonge kerel
(jp de toren komen, die veel
beter de wacht zou kunnen
houden.
Zo sprak Trijn, en zo werd er
gebabbeld in het stadje. En
Augusl, die deze praatjes hoor
de, bracht ze trouw aan zijn
vriend over. Hel deed Melchior
(jprecht verdriet, dal er zó over
hem werd gepraat. En nog
erger werd zijn verciriel toen
de jongen hem verleide dat er
(jok in de gemeenleraad over
gesproken zou worden (jf Mel
chior vertrekken moest, .\ugust
had dit gehoord van zijn vader,
de schepen. Maar burgemees
ter Werner Dagsperger was
een rechtschapen man. Hij hacj
Bovenop stopte moeder .A.giies
een nieuwe bontmuts, die de
oude man tegen de felle win
terkou zou kunnen bescher
men.
Net toen August de toren
bereikt had, kwam ook Ber
nard er aan, ook al beladen met
heerlijkheden voor Melchior.
De beide jongens slopen zacht
jes de trap op. De oude man
mocht hen niet horen komen.
Ze wilden hem met hun kerst
geschenken xerrassen. Toen ze
boven kwamen zagen ze dat
Melchior in zijn mantel gewik
keld op zijn strozak lekker lag
te slapen. Naast hem sl(md zijn
lantaren en in het polkacheltje
brandde een behaaglijk hout-
vuur. Fijn! Dan kon nu kon de
verrassing volkomen zijn. Op
de withouten tafel stalden ze al
de geschenken uit. 'Koen staken
straat. De poorten van de stad
werden onmiddellijk gesloten
fn de wallen werden bezet
met soldaten. Men vreesde het
ergste... een vijandelijke aan
val. Of zou er iets anders zijn?
Viemand die het wist. Maar er
dreigde een of ander gevaar
Dat was zeker, want anders
''OU de torenwachler niet op
zijn trompet hebben geblazen,
ledereen keek met angstige
spanning naar de torentrans.
De oude man die daar woon
de, wist er meer van. Hï] wist al
welk gevaar de stad bedreigde.
De burgemeester begaf zich
snel naar de raadszaal en de
leden van de raad kwamen ook
spoedig. En de deurwaarder
xverd naar de toren gezonden
1)111 van Melchior te vernemen
welk gevaar hij had ontdekt.
Melchior, die arme man...
maar roept toch: "O Job, het
is verschrikkelijk: ik heb me
vergist... 't Is een treurige fout,
maar heus, er is niets aan de
hand!" "Maak dat de kat wijs,
ouwe snuiter!" is het antwoord
van Job. Maar al gelooft hij het
niet, hij geeft toch deze bood
schap van Melchior door aan
de nieuwsgierige mensen die
zich om de toren verdringen.
"Dat is het toppunt!" wordt er
geroepen. "Moet die ouwe suf
kop voor niels de hele stad op
stelten zetten, en dat nog wel
op het kerstfeest? Ongehoord!
VVat dóen we nog met zo'n vent
op de toren". En ja..., vooral
Trijn Kuchel vliegt in vlam als
zij hoort wat Job daar staal te
vertellen! Zij begrijpt onmid
dellijk dat dït de oude Mel
chior zijn baantje zal kosten en
dat daarmee haar Otto dé kans
de praatjes over de torenwach
ler ook gehoord en hij had
begrepen dat dit allemaal laster
was. Hij stelde daarom aan de
raad voor om de oude toren
wachler rustig zijn betrekking
te laten houden. Klij had zijn
werk altijd heel goed gedaan
en de bingemeester vond het
niet netjes om hem op zijn
oude dag zo maar, en tegen
zijn zin, te ontslaan. De meer-
derhei(f \aii (fe raad was het
met de burgemeester eens.
Zodra Augusl dit besluit van de
gemeenteraad had gehoord,
snelde hij weer naar cle toren,
om zijn oude vriend dit goede
nieuws te vertellen. Wat was de
oude man daar blij mee. "O
Heere, ik dank LI!" stamelde
hij. "U hebt de hanen van de
mensen geneigd als waterbe-
kenl" Eu samen zaten Melchior
en .A,ugust boven in de toren
dit bericht zo'n beetje feestelijk
te vieren. Het leek alsof alle
xvolken \an de hemel verche-
ven waren. Toch kwam er juist
nu een bui aanzetten waaraan
de goede man z'n leven lang
niet had gedacht. De dag voor
Kerst z(ju voor hem een onge
luksdag worden...
Op de dag vó()r het Kerstfeest
kwam August thuis met een
prachtig kerstrapport. Omdat
hij thuis enigst kind was, zo
had de rector gezegd, mocht
hij de \akantie wel in de kost
school doorbrengen. Hij had
dan met zijn makkers genoeg
vertier. Maar eerst moest hij
nog een kerstmand naar de
oude torenwachter brengen.
De mand xverd volgepakt met
allerlei heerlijkheden: een paar
kruiken wijn. gebak en aller
lei andere heerlijke dingen.
ze een paar kaarsen aan, die ze
tussen al het lekkers plaatsten
en daarna gingen ze naar de
omloop, om het wakker wor
den van Melchior af te wach
ten. Wat zou hij straks ogen
opzetten.
Het was vijf uur. Het was koud
en de duisternis begon al te val
len. De jongens leunden over
de torentrans en keken naar
het gewoel diep onder hen. De
kerstdrukte was al begonnen
in het oude stadje. Morgen zou
het kerstfeest zijn, dan zou de
geboorte van de Heiland wor
den herdacht, maar de avond
daarvooi- begon de feestdrukte
al. Er liep een stoet kinderen
door de stralen, die hel kerst
lied zongen: 'Ere zij God in
de hoge, vrede op aarde in de
mensen van het welbehagen'.
Het was erg leuk om van
bovenaf naar al, die drukte
te kijken. Opeens ontdekten
Augusl en Bernard een paar
van hun kameraden en meteen
begonnen ze te roepen, om de
aandacht van hun vrienden te
trekken. Maar dat ging natuur
lijk niet. Wie kon daar beneden
die jongensstemmen horen die
van zo'n grote hoogte kwamen?
Toen zag .Vugust de trompel
van Melchior liggen... Ha.
daarmee zou hij zijn vrienden
wel kunnen berei-ken! Zonder
ook maar één ogenblik na Ie
denken, greep hij het insini-
uient. zette het aan zijn mond
en blies enkele malen zo hard
hij kon op de trompet...! De
uitwerking was verschrikke
lijk! L'il alle huizen kwamen de
mensen naar buiten, de kerst
liederen van de kinderen ver
stomden en mannen met bran
dende fakkels verschenen op
Door het bekende noodsein
van de trompet schrikt Melchi
or wakker. Hij springt van zijn
bed, loopt slaapdronken door
het kamertje en heeft daarbij
zo'n haast (iat hij stoelen, kaar
sen en kerstgeschenken omver
loopt. Een van de wijnkruiken
valt op de grond en breekt haar
hals, waardoor de wijn over
de vloer vloeit. Melchior ziet
het niet eens. Hij loopt zo snel
mogelijk naar de torenomgang
en daar ziet hij Augiist staan,
verbijsterd van schrik en nog
met de trompet in zijn hand.
"August! August! Wat heb je
nü gedaan!?!" brult hij 't uit.
"Dat kost mij mijn baan en
m'n eer! Vals alarm blazen,
erger kan niet. Kijk eens naar
beneden, de hele stad is in ver
warring!" Werktuigelijk kijkt
de jongen naar beneden. Hel
dringt nog nauwelijks tot hem
door dat hij de bewerker van
dit onheil is. "Heus, Melchior,
ik heb het niet expres gedaan",
begint hij zich te verdedigen.
"We zagen een paar vrienden,
nietwaar Bernard? En we rie
pen ze, maar ze hoorden ons
niet. Toen zag ik de trompet
en, zonder er bij na te denken,
lèeb ik erop geblazen om hun
aandacht te trekken. O 't is ver
schrikkelijk! Melchior, ik vind
het vreselijk, dat ik zó dom
heb kunnen zijn!" 'Ja, ja, dat
geloof ik best. Maar ondertus
sen zit ik ermee. Dat wordt het
Sfjmberste kerstfeest, dat ik ooit
heb beleefd! Stil eens..." valt hij
zichzelf in de rede, "daar heb je
het al!'' De stem van de stads
bode klonk van beneden door
cle roeper: "Zeg Melchior, wat
is er voor nieuws? Waarom
heb jij alarm geblazen?" Mel
chior pakt zijn trompet. Hij
is er nauwelijks toe in staat.
krijgt om torenwachter te wor
den. Ze loopt tussen de samen-
geschoolde mensen door en
wakkert het vuurt;je van ver
ontwaardiging nog meer aan.
"Is 't geen schandaal?" roddelt
ze, "dat de burgemeester zo'n
ouwe sufFerd nog langer op die
toren dienst laat doen? Daar
had allang een flinke jonge
kerel op moeten zitten. Ik heb al
vaak gezegd, mensen, die oude
Melchior deugt niet meer voor
zo'n gewichtige betrekking. En
nu zie je dat ik wel gelijk had.
Is me (lat een toestand, de hele
stad in verwarring!" En zo gaat
Trijn voort. Nii is voor haar
het uur van de wraak geslagen.
En de mensen luisteren nog
naar haar ook. Ze geven Trijn
groot gelijk. Er wortlen vuisten
opgestoken naar de torentrans
en lelijke woorden worden er
geroepen aan het adres van de
oude torenwachter.
Intussen zit het drietal daarbo
ven sprakeloos van de schrik.
Wat moeten ze nu toch begin
nen? Het is Melchior die het
eerst tot bezinning komt.
"Hoor eens jongens", zegt
hij, 'jullie moeten natuurlijk
maken datje weg komt. Straks
zal de deurwaarder komen,
om namens de burgemeester
te informeren wat er aan de
hand is. En jullie begrijpen
wel dat hij jullie niet hier moet
zien. Zeg Bernard, denk jij er
vooral orn, dat jij aan niemand
zegt dal Augusl op de trom
pet heeft geblazen. Vergeet
dat niet, want als de vader van
August 't hoort, dan zal er heel
wat zwaaien voor je vriend...!"
"Maar wij mogen toch niet lie
gen, Melchior?" reageert Ber
nard. "Nee, natuurlijk niet.
Maar ik zeg toch ook niet dat
jij liegen moet? Ik zeg alleen
dal jij erover zwijgen moet, dat
je niet moet zeggen dat jullie
hier zijn geweest en wat hier is
gebeurd. Dal is toch heel iets
anders dan liegen? Want ik wil
de schuld xau dit hele onge
luk op mij te nemen, zonder
te liegen ja. Jullie begrijpen
toch ook wel dat, als meneer
Kramer hoort dat 't .\ugust is
geweest die dit vals alarm heeft
geblazen, de jongen ongena
dig wordt aangepakt? Ik weel
hoe hard de \ader van August
is. Daarom neem ik de hele
schuld op me. Oaan jullie nu
maar gauw weg! O, wacht, ik
geloof dat ik de deurwaarder al
de trap hoor opkomen. Kijk als
jullie daar nu wegkruipen, kan
hij jullie niet zien. En zodra hij
hier is, sluipen jullie voorzich
tig daar langs de trap af, begre
pen?" De jongens knikken.
De jongens doen wal Melchior
heeft gezegd, maar de arme
man moest eens weten hoe het
er in zijn kamertje uitzag. Hij
heeft zo straks niels gezien van
alles wal er voor hem uitgestald
stond. De hele kerstverrassing,
waarvan de jongens zoveel
hadden verwacht, is in duigen
gevallen. En als Melchior zo
dadelijk ontdekt hoe het er in
zijn kamertje uitziet...
Nauwelijks was Melchior uit
gesproken of daar was de
cleurwaarder al. Hij stapte het
kamertje binnen en riep de
torenwachler bij zich, die nog
op de torenoniloop stond. Bij
het licht van een paar flakke
rende kaarsen zag de deur
waarder de ravage die de oude
Melchior zoeven in zijn haast
had aangericht, "'t Is geen
wonder!", begon hij toen 'ie
Melchiors kamertje binnen
stapte, "'t is geen wonder dat
jij een vals alarm geeft! Moet je
eens kijken wat hier gebeurd is.
Ik denk datjij knap gedronken
hebt, makker! Kijk eens aan, de
wijn stroomt warem]3el over de
vloer!"
Met schrik zag Melchior dat de
deurwaarder gelijk had. Hij
begreep er niets van. Wijn (iver
de vloer, hoe was dat moge
lijk? Nou vooruil, nu maar
niet verder aan denken. Eerst
die deurwaarder wegwerken.
"Och" begon hij, "hel was een
vergissing. Heus, gelocjf me.
Nog nooit is het gebeurd, en
nü heb ik me vergist". 'Jaha,
dat geloof ik onmiddellijk! Die
wijn had door jouw keel moe
ten lopen, in plaats van over
de vloer. Da's zeker een lelijke
vergissing, dal ben ik goed met
jou eens!" "Maar dat bedoel
ik niet", brengt Melchior erte-
genin. "Nee, dat zal wel niet,
maar in elk geval hoef ik jou
al niks meer te vragen. Ik zal
de burgemeester alleen maar
vertellen wat ik hier gevonden
heb en dan weet hij al meer
dan genoeg! Nou ik groet je
en wens je nog een gezegend
kerstfeest!" De deurwaarder
vertrok en liet een diepversla-
gen torenwachter achter. En
dan had 'ie 'm nog een geze
gend kerstfeest toegewenst
ook.
Nog nooit in zijn lange leven
had Melchior zo'n triest kerst
feest beleefd. Het feest nog wel
van de geboorte van de Hei
land. Al weken van tevoren
had hij zich erop verheugd.
Dat deed hij elk jaar. Boven
in zijn toren zong hij dan met
haperende stem de oude kerst
liederen, die zijn moeder hem
had geleerd. Hij dankte God
voor de komst van de Heiland,
die op aarde was gekomen, om
arme zon-daren te redden. O,
wat had hij hier vaak heerlijk
kerstfeest gevierd, ook al zat
'ie alleen. En nu? Treurig was
Melchior gestemd. Van blijd
schap kon nu geen sprake zijn.
Maar toen de kerstklokken
begonnen te luiden en hij de
mensen naar de kerk zag gaan,
toen fleurde de oude toren
wachter toch weer wat op. Hij
dacht aan de Heiland, Die in
de stal van Bethlehem was
geboren. Hij was immers op de
aarde gekomen om de zonden
der mensen te verzoenen...?
"Ook mijn zonden", mocht
Melchior geloven. En bij die
gedachte glansden zijn ogen
toch en gleed een vredige trek
over het verweerde gezicht van
de oude man. "Waarover tob
ik nu toch zo?", sprak hij tegen
zichzelf "Over mijn armelijk
baantje als torenwachter? Ik
ben al oud, mijn leven loopt
naar het eind. Wat betekent
het dan nog om niet meer op
de toren te mogen zijn. De Hei
land is op aarde gekomen, ook
voor mij! Dat is toch zeker véél
meer waard dan deze oude
toren. Laten de mensen mij
mijn baantje maar afnemen.
Dal is niet zo erg. De Heiland
kunnen zij mij nooit afnemen,
en da's hét voornaamste!"
Zo zat Melchior in zijn torenka
mertje te mijmeren gedurende
de kerstdagen. Van niemand
had hij nu last, want tijdens
het kerstfeest liet men hel vals
alarm met rust. Wel was de
deurwaarder hem nog xiezen
vertellen dat Melchior dinsdag
na Driekoningen voor de raad
van de stad moest verschijnen.
De deurwaarder had natuurlijk
een breed erhaal opgehangen
over wijn en honingkoeken en
al het andere lekkers dat hij bij
de torenwachter had gevon
den, en hij had ronduit gezegd
dat 't nu duidelijk was dat Mel
chior zijn plicht schromelijk
verzaakte.
De burgemeester had begrepen
dat hij deze zaak natuurlijk niet
in de doofpot kon stoppen en
had daarom de deurwaarder
een dagvaarding meegegeven.
Maar het speet hem geweldig
voor de oude torenwachter, die
altijd zo trouw zijn plicht had
gedaan. Hij besloot hem eens
te gaan opzoeken vóór dat de
zaak voor de raad zou komen.
En zo kreeg Melchior geheel
onverwacht op de Tweede
Kerstdag de burgemeester op
bezoek. Hij trof Melchior in
diepe verslagenheid aan. "Ik
kom jou eens opzoeken, toren
wachter", zei hij vriendelijk.
"Ik denk dat jij op dil kerst
feest lelijk in de put zult zitten,
is 't niet?" 'Ja burgemeester,
heel erg!", bekende Melchior.
"Maar kerel hoe Is hel dan
toch ook mogelijk geweest dal
jij je plicht zo schromelijk hebt
verzaakt? Je bent altijd zo'n
flinke kerel geweest en je hebt
je werk altijd zo trouw verricht.
Hoe bestaat hel dan toch dal
jij, op de avond v(j(5r Kerstfeest
nog wel, ineens een vals alarm
blaast? Kijk, dat kan ik nu maar
niet begrijpen. De burgerij
trouwens ook niet. Reken maar
dat de hele stad boos o]i jou is,
hoor!"
"Dat begrijp ik", zuchtte de
oude man. "Maar och, burge
meester, nu moet u eens horen.
Ik heb liggen slapen, nogal vast
liggen slapen en dromen ook.
Ineens ben ik wakker gewor
den, zonder dat ik wist hoe laat
het was en slaapdronken als ik
was, heb ik toen de tafel met
kerstgeschenken omver gelo
pen. Zodoende liep de wijn
over de vloer, en het noodsein
was een vergissing!" liet hij er
heel vreemd op volgen. Hij
wilde beslist zijn jonge vriend
August niet verraden en daar
om vertelde hij het verhaal op
zo'n eigenaarclige manier. Hij
meende zó de moeilijke klip
Ie kunnen omzeilen. Maar
de burgemeester liet ook zijn
gedachten gaan. "Hoe kwam
het dat jij wakker werd, Mel
chior? En waar kwamen al die
heerlijkheden vandaan, die op
de tafel stonden?"
Daar zat de oude Melchior nu!
Hij voelde de grond onder
zijn voeten branden. Wanneer
hij deze vragen van de bur
gemeester naar waarheid zou
beantwoorden, zou August
er toch nog invliegen, dat
begreep hij best. En dat mocht
in geen geval. August moest
beslist buiten schot blijven. En
daarvoor zou hij zijn uiterste
best doen. Hij ging nu een lang
verhaal ophangen, over zijn
diepe slaap, over de vreemde
dromen die bij had gehad, en
al vertellend kwamen er zelfs
halve waarheden bij te pas.
Maar hoe hij ook vertelde en
wat hij ook verzon, hij draaide
precies om de vragen van de
burgemeester heen. Hij raakte
tenslotte zo in zijn gefantaseerd
verhaal verward dat hij er zelf
niet meer uit kon komen en dat
de burgemeester er geen steek
meer van begreep. UiteindeUjk
haalde hij zijn .schouders maar
eens op en zei: "Ik snap niets
van heel het lange verhaal dat
jij me hebt gedaan, Melchior.
Ik ben nu nog precies even wijs
als toen ik hierheen kwam. Ik
meen het heel goed nietje, dat
weet je wel, en daarom zeg ik
je nu al: als jij niels beters tot
je verdediging hebt wanneer je
voor de raad moet verschijnen,
Melchior, dan kan ik jou wel op
een briefje geven dat jij je baan
kwijt bent. Denk nog maar
eens heel goed over de zaak na,
kerel, en dan wens ik jou het
beste. Tot ziens Melchior!" Zo
was de burgemeester vertrok
ken.
Vervolg op pag. 18