Amateurhistoricus Hans Klepper verrast: 'Ik dacht dat onze zandwallen uniek in de wereld waren. tans Klepper verrast: Ik dacht dat onze zandwallen uniek Subsidie bij Provincie en EU aangevraagd voor onderzoek OUDDORP - Langs de kust van Portugal en Frankrijk komt op drie locaties het zandwallenlandschap voor dat zo typerend is voor Ouddorp. Nooit eerder is het bestaan van deze gebieden, compleet met uitgemijnde haaygemeten, greppels en hoagten, in Nederland onthuld. Twee ervan liggen ten noorden en ten zuiden van de Portugese stad Oporto, het derde rondom het Franse stadje Lessay, tus sen Normandië en Bretagne, aan de Atlantische kust. De aanwezigheid van deze zandwallenlandschappen wordt vandaag geopenbaard in een exclusief interview dat het Eilanden-Nieuws had met Hans Klepper, amateur-histori- cus en loco-dijkgraaf van het waterschap Hollandse Delta. Hij doet al jaren onderzoek naar de Portugese en Franse locaties. "Ik heb lange tijd gedacht dat de zandwallen van Ouddorp uniek waren, dat er van dat gebied geen tweede was in de wereld", zegt Klepper, geboren en getogen in Ouddorp. "Maar dat blijkt niet te kloppen." en Frankrijk ^^^^^^MÈ_^^X^^^^^^^^^^Mif Aannames Fenomeen Grondwater Correspondentie Hoagten Primeur Frankrijk ^Ouddorps' zandwallenlandschap ontdekt in Portugal en Frankrijk Door Gert van Engelen Hans Klepper brengt zijn bevindingen "voor het eerst naar builen", in reactie op een ander verhaal, dat het Eilanden- Nieuws eind januari publiceerde. 'Schur- velingen van Ouddorp zijn nep', was de nogal provocerende kop die boven dat artikel stond. Jaap Dirkmaat, schrijver van het boek Nederkmd weer inooi, vertelde daarin dat hij tijdens zijn zoektocht naar (restanten van) oorspronkelijke land schappen in Nederland had ontdekt dat de Ouddorpse schurvelingen, die zo uitbundig bezongen worden in tal van publicaties, in feite niet meer bestaan. Ze liggen bedolven onder zandwallen die later zijn opgeworpen; ze mogen eigen lijk geen schurvelingen meer worden genoemd, ze zijn nep, betoogde hij. En Ouddorp, lag impliciet besloten in zijn concliLsie, mag zich er diis niet meer op beroepen een dorp van schm-velingen te zijn. Die trots zou misplaatst zijn. Dirkmaats strenge opmerkingen, maar ook zijn uitleg van het Ouddorpse land schap, veroorzaakten enige ophef. Zo liet Krijn Tanis, die het zandwallengebied als "zijn broekzak kent" en er soms excursies geeft, in een reactie op het artikel boos weten dat de "allochtone Dirkmaat veel halve waarheden en zelfs onwaarheden" vertelt. De ontstaansgeschiedenis van de schurvelingen blijft volgens Tanis "een moeilijke materie om als buitenstaan der over te vertellen" en "helaas komt er nooit een einde" aan de halve waar heden, die volgens Tanis him oorzaak vinden in de vele publicaties met fouten. "En zo blijft het cirkeltje rond." Maar, besloot hij goedmoedig, hij is altijd bereid Dirkmaat rond te leiden. Hans Klepper (1947) - een oud-wet- houder van de gemeente Goedereede - die thans een zelfstandig management adviesbureau drijft, is al even verontwaar digd. De krasse kop boven het omstreden verhaal dekt de waarheid niet, is Kleppers eerste bezwaar. "Er is geen sprake van nep. Ouddorp heeft nog steeds authen tieke schurvelingen, die zó zijn aan te wijzen." Verder vindt hij dat Dirkmaat "geen goede uideg" heeft gegeven over het ontstaan van het karakteristieke Oud dorpse landschap. "Hij maakt aannames en inschattingen over het zandwallen- en schurvelingengebied, die niet op feiten berusten", oordeelt Klepper hard, en hij kan het weten. Klepper heeft immers in 1979, na gron dig onderzoek, het resultaat verwoord in het hoofdstuk 'De haaygemeten op Goeree en het uitmijnen daarvan', dat onderdeel was van het boek Van Wesl- voome tot St. Adoifitand*). Hij deed dat als amateur-archeoloog en bij zijn weten was zijn artikel het allereerste dat "zo uitvoerig" ontstaan en ontwikkeling van de schurvelingen behandelt. Die kennis, vindt hij, geeft hem enig recht om Jaap Dirkmaat terecht te wijzen. In dit interview gaat Hans Klepper wat dieper in op wat de hamvraag is: Hoe echt zijn de Ouddorpse schurvelingen eigenlijk nog? Het is bij deze gelegen heid dat Klepper onthult dat in Portugal en Frankrijk vergelijkbare zandwallen landschap zijn aan te treffen. Eerlijk is eerlijk, Jaap Dirkmaat heeft het niet volledig bij het verkeerde eind, geeft Klepper ruimhartig toe. "Zijn bewering dat de meeste schurvelingen ónder de huidige zandwallen liggen, klopt wel. En ik weet natuurlijk ook wel dat de zand wallen die er nu nog zijn, ten onrechte schurvelingen worden genoemd. Maar, en dat is mijn kritiek op hem, de nog bestaande schurvelingen en zandwallen zijn geen nep." Waarna hij kort afdaalt in de lokale geschiedenis, om zo het fenomeen schurveling en het fenomeen zandwal, plus de misverstanden daarover, te kunnen verklaren. Een schurveling is een walletje met aan weerszijden een greppel. In het Oud dorpse dialect wordt gesproken van 'schurvelienk' en van 'grippe' of 'zóód- grafElders luidt de naamgeving weer anders. Op Oostvoome reppen bewoners van een 'schelvering', op Schouwen van een 'diekje'. De functie is overal echter eender: schurvelingen, dikwijls begroeid met bramen, duindoorn of speldoorn, zijn een perceelscheiding, aangelegd om tivee redenen - om verstiii^ing tegen te gaan en om het vee te keren. Hun hoog te is hooguit een meter. De percelen aan weerskanten van de schurvelingen liggen achter de dui nen. Rondom Ouddorp worden deze gebieden aangeduid als 'haemeten' en 'haaygemeten', wat land omgeven door een verhoging betekent. De schurveling, de omheining, is een typisch onderdeel van de percelen, die op Schouwen en Walcheren 'haymanlanden' heten, en op Oostvoorne 'heveringen'. De schurve lingen zijn opgebouwd uit de zoden en plaggen die viijkwamen bij het graven van de greppels. Het schurvelingengebied van Ouddorp is ontstaan in de Middeleeuwen. "De grond rond het doip werd verkaveld en in cul tuur gebracht, om gewassen te kunnen telen. Omdat de boeren last hadden van verstuiving, brachten zij op de rand van hun perceel schurvelingen aan, als eigen domsscheiding en om de wind met het stuifzand te weren." Rond 1900 begonnen de eigenaren de 'haaygemeten' voor de tweede keer in Uitgemijnde akkers in de omgeving van het Franse stadje Lessay, de andere locatie waar Klepper Ouddorp-achtige umdwallen heeft aangetroffen. (Foto: collectie Mans Klepper) Hans Klepper op een schurveling in Ouddorp. De greppel is gedeeltelijk gevuld met bladafual. Er zijn nog enkele kilometers schurveling in Ouddorp. (Foto: Adri van der Laan) aan schurvelingen. Het zijn óók dijkjes en ze doen óók dienst als veekering. Maar er is een opvallend verschil; tuun- wallen bestaan louter uit gestapelde graszoden, van de schurvelingen bestaat alleen de buitenkant uit zoden, eronder zit zand." Dan de tegenwoordige Ouddorpse zand wallen. Daarvan dacht Klepper, die nu opgewonden klinkt, dal ze uniek waren. "Ik kende geen tweede zandwallengebied zoals in Ouddorp, qua omvang niet, en niet qua intensiteit van uitmijning." Ner gens ter wereld vermoedde hij nóg zo'n gebied, en als onvervalste Ouddorper deed deze wetenschap hem gloeien. Tot dat een kennis hem enkele jaren geleden een foto liet zien. De foto toonde de kenmerkende eigen schappen van het Ouddorpse landschap: een perceel met daaromheen zandwal len. 'Joh, waar is dit in Ouddorp?", testte de kennis hem. Klepper, toch z'n hele leven vertrouwd met zijn dorp, kon het niet zeggen, hoewel hij alle eigenschap pen van een haaygemete meteen her kende. Waarna die kennis hem overrom pelde met de mededeling dat de foto in Portugal is gemaakt. Dit was voor Klepper de eerste kennis making met niet-Ouddorpse zandwallen. Een ontdekking die hem deed beseffen dal hel landschap van zijn geboortedorp niet zo uitzonderlijk is als hij meende, een geloof dat nog verder werd ontre geld toen een paar jaar later een ambte naar van de Provincie Zuid-Holland hem erop altendeerde dat zich in Frankrijk óók zandwallen bevinden die lijken op die in Ouddorp. Tot op de dag van vandaag hield Klepper deze kennis voor zich. "Ik kom er pas nu mee naar builen.". Hel beslaan van buitenlandse zandwallen heeft Klepper niet treurig gemaakt. Inte gendeel, het intrigeerde hem. Energiek begon hij aan een onderzoek, dal nog altijd niet is afgerond. In Portugal, detailleert hij, gaat hel om twee gebieden. Eén bevindt zich ten zuiden van de kustplaats Oporto en heeft tweemaal de omvang van het Oud dorpse zandwallengebied. Het andere gebied ligt ten noorden van Oporto en is Met deze foto van een uitgemijnd perceel werd Klepper door een kennis gelest. "Waar is dit in Ouddorp?", vroeg de kennis, om daarna te onthullen dat de foto is gemaakt ten zuiden van Oporto. (Foto: collectie Ham Klepper) cultuur te brengen, nu door de bodem te verlagen. Het schui-velingengebied was hoger dan het omringende polderland komen te liggen; daardoor zakte hel grondwaterpeil in tijden van weinig neer slag. Hel schrale zand van de percelen werd in de zomer erg droog, de grond bracht steeds minder op. Er moest nodig worden ingegrepen. Om "dichter bij hel grondwater" te kun nen komen, zoals Klepper zegt, maar óók om een andere, gewichtiger reden: om handelsgewassen te kunnen kweken, zoals Oost-Indische kers, uien, sjalotlen en bonen. "Voor die lijd werden hoofd zakelijk gewassen voor eigen gebruik geteeld. Maar naarmate de boeren meer inzicht kregen in hoe ze de grond moes ten verbeteren, werd hel telen van han delsgewassen aantrekkelijker." In de 'haaygemeten' kon dit niet zo mak kelijk: de bodem bestond uit een dik pak ket zand; handelsgewassen zouden daar in te weinig vocht krijgen. Om ze toch ie kunnen laten groeien, moest de grond worden verlaagd. Dat gebeurde met 'uitmijnen', wal welbeschouwd uilgraven inhoudt. Dit werk was arbeidsintensief. Het vrijkomende zand werd, steeds in de winter, in kruiwagens gekieperd en door af en aan lopende arbeiders óp de per ceelscheidingen gestort, in veel gevallen óp de oorspronkelijke schurvelingen. Zo kwamen er die zandwallen, meestal twee tol drie meter hoog. 'Hoogten' worden ze genoemd, oftewel 'hoagten' in het Ouddorps. Nog steeds worden volgens Klepper deze hoogten dikwijls schurvelingen genoemd en het gebied waarin ze voorkomen, het schurvelingen gebied. Dit is niet helemaal juist, en de oorsprong van het misverstand: zandwal len worden door niet-ingewijden abusie velijk aangezien voor schurvelingen. Klepper zegt dat er niet veel schurvelin gen meer over zijn. "Door hel uitmijnen zijn tientallen kilometers schurvelingen verdwenen ónder de zandwallen. Tegen woordig is er nog maar een paar kilome ter schurveling over, tegenover wel hon derd kilometer zandwal. De overgebleven schurvelingen zijn daarbij ook nog eens moeilijk te vinden, doordat ze verscholen liggen onder braam- en boomsiruiken, of doordat ze gedeeltelijk ondergestoven zijn.' Hij weel de resterende, authentieke schurvelingen vrij exact aan te wijzen. Hij noemt de Maarend, een haaygemeete die ligt tussen de Stelleweg, Klarebeekweg en Oudelandseweg; verder de Kleislee, en dan zijn er nog enkele die verspreid in het zandwallengebied liggen. "Als je ze kent, herken je ze zo. Eén kenmerk is dal ze minder dan een meter hoog zijn; een ander dat ze dat greppellje hebben aan weerszijden, tenzij aan de ene zijde een weg ligt of een zogeheten kerkepad." Tientallen jaren hebben Ouddorpers de winters benut om hun overstoven zand gronden uil te mijnen. Vanaf 1930 was er een vergimning van het polderbestuur voor nodig, en dal remde hel uitmijnen flink af. Na de Tweede Wereldoorlog werd het verlagen van dorre grond weer opgepakt, tot 1953, het jaar van de watersnoodramp. "Vrij plotseling", zegt Klepper, kwam toen een definitief einde aan hel uitmijnen, om vrij verklaarbare reden: er was toen zóveel zand nodig - voor dijkherstel, huizenbouw, wegen aanleg en hel opknappen van de zeewe ringen - dal alle percelen in één keer zijn uitgemijnd. Het vonnis is geveld: Ouddorp heeft nog maar een enkele kilometer originele schurveling, de rest móet als zandwal worden betiteld. Blijft de waag of de schurvelingen en zandwallen van Oud dorp landschappelijk bijzonder zijn? Is het terecht dat Ouddorp in allerhande boeken bejubeld wordt om deze fenome nen? Hel is in antwoord op déze splijtende wagen dal Hans Klepper zijn primeur vrijgeeft. Eerst de schurvelingen. "Ik ken", zegt hij kalm en beheerst, "weinig andere gebie den in Nederland die echte schurvelin gen hebben. Er zijn er enkele op de Kop van Schouwen en de Kop van Voorne, maar niet in die male als in Ouddorp. En daannee heb je hel wel zo ongeveer gehad in Nederland." Op Texel, vervolgt hij, en op Wieringen, zijn zogenoemde tuunwalkn te vinden, gebiedjes overigens van uiterst beschei den omvang. "Tuunwallen zijn verwant "kleiner dan Ouddorp". Jaren achtereen heeft Klepper over deze locaties gecor respondeerd met de Nederlandse ambas sade in Lissabon en met de Universiteit van Aveiro, zuidelijk van Oporto gelegen. Zo is hij erachter gekomen dat beide gebieden "gelukkig VTij uitvoerig" zijn beschreven in een boek dat in 1944 is verschenen. Het is een economisch- agrarische studie, getiteld Agu^adoura. Een Portugese kennis van Klepper heeft delen ervan voor hem vertaald. Daardoor weet hij dal de gebieden "om dezelfde reden, en óók zo rond 1900, in cultuur zijn gebracht, namelijk om hel grondwa ter eenvoudiger te kunnen bereiken, en om handelsgewassen te kunnen telen. Alleen waren het hier de vrouwen, die het uitgemijnde zand in manden op hun hoofden droegen en naar de zandwallen brachten. "Nel als in Ouddorp zijn deze wallen des tijds beplant met de Noordse den en nel als in Ouddorp is dé agrarische betekenis van de gebieden ondertussen terugge lopen, en de recreatieve functie toege nomen: van de percelen zijn campings gemaakt." Klepper, hoewel verheugd over hun aanwezigheid, heeft de Poilii- gese gebieden nog niet bezocht. "Ik moet er nog steeds naar toe." Dal ligt anders met de derde locatie, in West-Frankrijk. Die heeft hij persoonlijk bezocht. Het betrokken gebied ligt in de Noord-Normandische kuststrook, rond om hel stadje Lessay (recht tegenover het eiland Jersey). "Daar zie je dezelfde percelen als in Ouddorp. Ze zijn nog steeds in agrarisch gebruik, er worden dezelfde gevvassen gekweekt, zoals vrinter- peen, prei en koolsoorten. Twee keer per jaar is er een oogst." Over de Franse locatie is beduidend minder bekend dan de twee Portugese; Klepper heeft bijvoorbeeld er (nog) geen uitputtende documentatie over opgespoord. Daarom heeft hij een "pro jectplan" opgesteld, om zo subsidie los te kunnen weken voor verder onder zoek. Hij hoopt dal zowel de Provincie Zuid-Holland als de Europese Unie over fondsen beschikken die hem financieel kunnen helpen. "Ik wil niet alleen het Franse gebied uit diepen, vooral wil ik de mogelijke relatie tussen de vier zandwallocaties onder zoeken. Waarom zien ze er eender uit? Waarom groeien er dezelfde gewassen. Wisten de mensen in Portugal, Ouddorp en Frankrijk van elkaar?" Waarom boeien zandwallen en schurvelingen Klepper eigenlijk zo? Hij is Ouddorper én heeft grote interesse voor de geschiedenis, reageert hij, vooral voorde cultuurgeschiedenis. Cultuurhis torie gaat over de rijke historie van het landschap van je voorouders. Zij hebben hel land ontgonnen, bewerkt en in stand gehouden. Dal is waardevol, in elk geval belangrijke genoeg om te onderzoek en te beschrijven. Het is dit inzicht, zegt Klepper, dal hem er destijds toebracht als jongeman de Ouddorpse schurvelingen en zandwal len systematisch te beschrijven. En het is diezelfde drang die hem er nu toe aanzet om alles over de vergelijkbare landschap pen in Portugal en Frankrijk te willen (laten) uitpluizen en vasdeggen, om zo hun historie te kunnen ontsluieren. "Cultuurhistorie", besluit hij met ernstig gezicht, "is uitermate belangrijk. Zij zegt alles over de sociale cohesie, over de hechte relatie tussen een bevolking en de leefomgeving." In Ouddorp wordt dat beseft: zandwallen en schurvelingen heb ben er een beschermde status. Hei boek is destijds uitgegeven door de historische vereniging voor Goeree-Overflak- kee 'De Motte'. Het is in 2005 herdrukt en verkrijgbaar bij de boekhandels Akershoek in Ouddorp en Van der Boon in Sommelsdijk, of bij De Motte. ISBN 90-809844-1-8, prijs voor niet-leden 14,95 euro. Nogmaals zo'n perceel bij Lessay, dat bedrieglijk veel lijkt op het Ouddorpse zandwallenlandschap. Het perceel is ingezaaid met winterpeen en bestrooid met mest tegen verstuiving. (Foto: collectie Hans Klepper)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2006 | | pagina 7