t
eiiaudbi-hieuws
Populatie op Goeree-Overflakkee in vijfjaar vertienvoudigd, maar muskusrattenbestrijders denken dat hoogtepunt nabij is
Ook beverrat op terugtocht
..^«m/mmm
HELLEVOETSLUIS/ACHTHUIZEN - De muskusrattenplaag op
Goeree-Overflakkee is op z'n hoogtepunt. Eind dit jaar hoopt de
provinciale dienst Muskusrattenbestrijding de omslag te bereiken,
het moment waarop de populatie inkrimpt. De afgelopen vijfjaar
explodeerden de aantallen muskusratten op het eiland. Vooral op het
voedselrijke Oost-Flakkee vingen de vijf vaste medewerkers voor dit
gebied, onder wie één vrouwelijke uit Achthuizen, schrikwekkende
hoeveelheden, oplopend van 879 in 1999 tot liefst 8025 in 2004 en
9863 tot begin december 2005. Ook beverratten werden vorig jaar
in uitbundige aantallen gesignaleerd, maar de populatie van deze
veel grotere soort lijkt langzaam onder controle te komen. Vorig jaar
werden er 458 gevangen, tot begin december dit jaar slechts 257.
Beverratten, die tweemaal zo lang kunnen worden als muskusratten,
komen vooral voor op de andere zijde van het eiland, op de Kop van
Goeree. In de rietrijke natuurgebieden daar houden zich tegenwoor
dig zelfs de meeste beverratten van heel Zuid-Holland op.
Geen ziekte
De houw
Instorten
Velduur
Goeree-Overflakkee
Beverratten
Schoon
PAGINA 15
VRIJDAG 9 DECEMBER 2005
Muskusrattenplaag is bijna onder controle
Door Gert van Engelen
Nederland is voor muskusratten een walhalla: voedsel in overvloed. Zij eten niet alken
landbouwgewassen, maar alles wat groen en vers is. (Folo: Dienst Musuhtsraltenbestrijding Den Haag)
Zo grimmig als hun beroep is - ze ver
zamelen elke werkdag morsdode dieren
- zo genoeglijk zitten ze deze middag
bij elkaar De één is Hans Hofstede
(1952, geb. Hengelo). Hij heeft een
forse baard en is directeur van de dienst
Muskusrattenbestrijding. Moeiteloos
en met graagte verstrekt hij de cijfers
die zijn dienst, onderdeel van de pro
vincie Zuid-Holland, kenmerken: acht
rayons, 94 personeelsleden, vijf Haagse
stafleden, een begroting van 4,5 miljoen
euro, 50.000 klemmen, 45 quads (vier-
wiel aangedreven trekkertjes) en 25
boten, in lengte variërend van twaalf tot
zestien voet. Op Goeree-Overflakkee,
zo specificeert hij, werken continu rier
mannen en één vrouw.
De ander is Jan Baar (1952, geb. Meed-
huizen). Hij is als rayonhoofd belast
met de streken Voorne-Putten en
Goeree-Overflakkee en het eilandje
Tiengemeten. Hij is gebiedsspecialist
en kent Goeree-Overflakkee uit en te
na. Hij vult af en toe zijn baas aan, met
bescheiden zinnen, en is verder vooral
gastheer. Het is in zijn weelderige tuin
in de duinen bij Hellevoetsluis, dat hij
en Hofstede met dramatische gegevens
ontvouwen hoe muskus- en beverrat
Goeree-Overflakkee aantasten.
Hofstede trapt af met een strenge
correctie: noem hem of zijn collega's
beslist geen rattenvanger. "Wij willen
muskusrattenbestrijders genoemd wor
den. Anders worden we geassocieerd
met bruine ratten, en dat willen we niet.
Muskusratten bestrijden is een apart
vak. Muskusratten zijn, in tegenstelling
tot bruine ratten, géén ziekteversprei-
dende dieren. Ze worden evengoed
afgemaakt, ja, dat is waar. De belangrijk
ste reden ervoor is dat muskusratten de
veiligheid ondermijnen van dijken en
kaden, die daardoor kunnen inzakken,
instorten en overstromen. Daarom wor
den ze structureel bestreden."
Tot 1984 was dit een rijkstaak. Ver
volgens werd het een provinciale ver
antwoordelijkheid. In Zuid-Holland,
Noord-Brabant, Noord-Holland en
Groningen is dat nog steeds zo. In alle
overige provincies is de taak inmiddels
weer overgedragen aan de waterschap
pen. De taak is overal eender: duchtig
muskusratten doden. Maar hoe gaan
deze mannen en vrouwen te werk?
"ledere muskusrattenbestrijder", vertelt
Hofstede, "heeft een eigen werkgebied.
Dat heeft geen gemiddelde grootte.
Sommigen bestrijken duizend kilome
ter water, anderen driehonderd. Het
verschil wordt bepaald door de hoeveel
heid muskusratten die er zitten."
Elke werkdag, het hele jaar door, trek
ken de bestrijders het land in. Gestoken
in groene dienstkleding en gewapend
met hun vangmiddelen. Dat is óf een
klem, die voor de ingang van hun hol -
de zogeheten bouw - wordt geplaatst, óf
een kooi - de nogal omstreden verdrin-
kingsval - die wordt aangebracht in een
duiker. De medewerkers zoeken naar
sporen die de aanwezigheid van mus
kusratten verraden: voedselrestanten,
uitwerpselen en de zandklep (grond die
uit de bouw is geklauwd). Kooi of klem
wordt te voorschijn gehaald en daarna
is het wachten op de vangst: een afge-
knelde of verdronken muskusrat. Vol
gens Hofstede moet iedere bestrijder
elke kilometer water in zijn werkgebied
minimaal één keer per jaar controleren.
Muskusratten, vervolgt Hofstede op hel
dere en bijna docerende toon, wonen
bijna exclusief in waterkeringen en lan
derijen. "Ze maken daarin een hol, een
zogeheten bouw. Die bevindt zich tus
sen het maaiveld, de bovenkant van het
land, en de grondwaterspiegel: het dier
wil natuurlijk droog zitten. De ingang
van de bouw is altijd onder water. Het
is een waterslot, dat voorkomt dat
roofdieren makkelijk naar binnen kun
nen. Die moeten dan eerst het water
in. Elke bouw bestaat uit twee tot vier
kamers, waarin ze hun jongen krijgen,
voer opslaan en een tukkie doen. Die
kamers hebben wel tien, elf ingangen.
Dan heb je het al gauw over een halve
kuub grond, die uitgegraven wordt.
Voeg daarbij de uitgebreide gangenstel
sels die ze maken, en het is duidelijk
waarom wij deze wroeters en gravers
een bedreiging vinden."
Nu zijn ze een almaar voortwoekerende
plaag, maar oorspronkelijk kwamen
muskusratten helemaal niet voor in
Europa. Muskusrattenvellen, bruikbaar
voor de bontindustrie, moesten tot het
begin van de vorige eeuw worden geïm
porteerd uit Noord-Amerika en Canada,
hun natuurlijke leefgebied. Jaarlijks
werden zo'n acht miljoen huiden naar
Europa overgebracht. Hofstede: "Enke
le sUmmeriken, onder wie een graaf uit
Bohemen, dachten: 'Dat kunnen we
zelf, muskusratten kweken'. Zij impor
teerden de eerste exemplaren, en een
deel daarvan is ontsnapt. Het dier ver
spreidde zich vervolgens van Duitsland
naar Frankrijk, België en Tsjechië."
Eigenlijk mislukte deze operatie: de
kwaliteit van de huiden was minder.
"Dat heeft te maken met de koude",
zegt Hofstede. "Strenge kou veroor
zaakt een dikkere vacht. De haarinplant
is dichter." Maar het was te laat. De
muskusrat kon zich uitstekend redden
in Europa. Ook al omdat de diersoort
een "reusachtige reproductiesnelheid"
heeft, zwermden de musratten met
groot succes over Europa uit. In 1941
werd de eerste Nederlandse muskusrat
waargenomen bij Valkenswaard.
Hofstede maakt een reuzensprong om
de razendsnelle verspreiding te kun
nen aangeven: vorig jaar werden er in
Nederland meer dan 400.000 gevangen,
waarvan 146.000 in Zuid-Holland.
Duizelingwekkende getallen zijn het,
maar Hofstede heeft verrassend nieuws:
de populatie is aan het instorten. Tot
nog toe zijn er namelijk in Zuid-Hol
land minder gevangen dan vorigjaar
om deze tijd en dat betekent de stijging
afbuigt naar een neergang. Dezelfde
trend geldt voor Goeree-Overflakkee.
Hofstede: "Dit is niet voor het eerst.
trouwens. Beginjaren negentig werden
ook veel ratten gevangen, waarna zich
een afname aftekende. Middenjaren
negentig namen de vangsten weer toe,
en nu sinds vorigjaar weer af."
Maar hoe komt het dat aantallen mus
kusratten ineens dalen of stijgen? Wat
veroorzaakt dat?
Hans Hofstede gaat verzitten en begint
aan een uitleg, eerst over een krim
pende populatie. "Eén theorie is dat
muskusratten, zoals zoveel dieren, een
meerjarencyclus doormaken, een toe-
en afname van de populatie. De mus
kusrat houdt zich als soort in stand door
voor enorm veel nageslacht te zorgen,
in tegenstelling tot bijvoorbeeld een
paard. Dat verzorgt haar veulen ander
halfjaar. Muskusratten, die per jaar 3
tot 4 of soms zelfs 5 tot 6 jongen krij
gen, flikkeren die na drie, vier weken
uit het nest. Ze moeten maar voor zich
zelf zorgen." Jan Baar aanvullend: "Hel
komt voor dat jongen die net na de
winter zijn geboren, voor de volgende
winter al geslachtsrijp zijn en zélf voor
jongen zorgen."
"Op het moment", herneemt Hofstede,
"dat er heel veel dieren in een gebied
zitten, wordt de druk op dat gebied groter,
en zie je de populatie afnemen. Ze gaan
elkaar in de weg zitten. Populatie-dyna-
mica heet dat. Het is nooit bewezen dat
het zo werkt bij muskusratten, wél bij
konijnen, maar je mag gevoeglijk aan
nemen dat het voor muskusratten ook
opgaat."
Een tweede verklaring voor de groei
ende populaties is volgens Hofstede het
klimaat. "Twee keer per jaar gaan mus
kusratten op stap. In het voorjaar, om
een partner te zoeken, in het najaar, om
een nieuw territorium te zoeken. Maar
als het in het najaar nat is, verspreiden
de muskusratten zich over een veel
groter gebied. Ze trekken verder. En
als muskusrattenbestrijder met een vast
gebied ga je dan ratten missen: je vangt
ze niet, omdat ze elders zitten. Intussen
kunnen ze zich onbekommerd voort
planten."
Dat gebeurt ook als zich bijvoorbeeld
een MKZ-crisis voordoet, zoals in 2001.
Hofstede: "Wij mochten toen niet in de
veenweidegebieden komen, zoals de
Alblasserwaard, de Vijfheerenlanden en
de Krimpenerwaard. Dan explodeert de
populatie."
Overal in Nederland stegen de aantal
len muskusratten vanaf 1999 in adem
benemend tempo. Hofstede zag zich
gedwongen steeds meer bestrijders in
dienst te nemen. Het werknemersbe
stand groeide van 70 naar 94. "Het poli
tieke bestuur", moet hij kwijt, "werkt
absoluut mee." Steeds meer mede
werkers en uren stak de dienst in het
bestrijden, en het bestrijden zelf werd
effectiever. Die inzet lijkt nu beloond te
gaan worden. Er is een kentering. "We
vangen steeds minder", zegt Hofstede,
"en dat betekent dat we de goede kant
opgaan."
Uiteindelijk hoopt de dienst dit jaar uit
te komen op "een niveau van beneden
de 0,25 vangst per velduur" - koeter
waals voor buitenstaanders, vrat hierop
neerkomt: één dood dier per vier uur
vangen. Dat is de norm die de dienst
zichzelf heeft opgelegd en die uitdrukt
dat "de situatie onder controle is". Wat
niet betekent dat Zuid-Holland dan vrij
van muskusratten is.
Hofstede heeft in dat opzicht zelfs
onprettig nieuws: de muskusrat zal
nooit meer uit Nederland verdwijnen,
laten we ons daar nu maar bij neerleg
gen. "Nederland", lichten hij en Jan
Baar beurtelings toe, "is een walhalla
voor de muskusrat. Alleen al in Zuid-
Holland hebben we 39.000 kilometer
water en er is meer dan genoeg te eten:
gras, tarwe, suikerbieten en maïs in
overvloed. Maar de muskusrat eet niet
alleen landbouwgewassen, hij lust alles
wat lekker groen en vers is, dus hij ver-
Marianne de Leeuw uit Achthuizen aan hel werk in een sloot vlakbij de toren van Dirksland. Zij is op Goeree-Overflakkee de enige vrouwelijke
muskusrattenbestrijder. Maar zij doet dit werk al jaren, niemand kijkt nog op van haar komst. "Iedereen kent haar (Foto: Gert van Engelen)
toont zich ook bij tuinderijen, waar hij
ook niets te kort komt.
"Daarnaast heeft hij bijna geen natuur
lijke vijanden. Ja, reigers staan soms bij
de uitgang van zijn bouw. Voor snoeken,
een hond en vossen moet hij oppassen.
Verder ruiken de bunzing, hermelijn
en wezel waar muskusratten zitten. Ze
maken dan een gat loodrecht boven
de kraamkamer en halen de jongen er
zo uit. Maar dit weegt allemaal niet op
tegen de ongelooflijke voortplantings-
snelheid van het dier. Kortom, het beest
heeft het nog nooit zo goed gehad.
"We zullen altijd muskusratten houden
in Nederland; die raken we niet meer
kwijt. Maar met 0,25 vangst per velduur
kun je de populatie beheersen en de
schade die ze aanrichten, opvangen met
onderhoud."
Dit zijn de algemene feiten, nu die over
Goeree-Overflakkee. Muskusratten
komen niet op het hele eiland voor, ver
telt Hans Hofstede. Ze zijn voorname
lijk op het oostelijk deel te vinden. "De
verklaring daarvoor is dat muskusratten
via de grote rivieren Goeree-Overflak
kee bereiken, en dan landje op Oost-
Flakkee." Bovendien bevinden zich
juist daar de landbouwgronden. "De
Kop van Goeree is meer natuurgebied."
Volgens Hofstede ligt de 'muskusratten-
grens' bij Dirksland. "Daar begint onge
veer het besmet gebied, dat doorloopt
tot Ooltgensplaat. 'Besmet' vnl zeggen
dat er veel te veel muskusratten zijn,
zodanig dat we klachten krijgen van
agrariërs en het waterschap."
Klachten kwamen er vooral beginjaren
negentig en opnieuw rond de eeuwvós-
seling. Dat waren de perioden dat de
populatie op Goeree-Overflakkee ver
ontrustend steeg, net als elders in het
land. De streekcijfers tonen de pieken
glashelder aan: 1987 (aantal vangsten
op Goeree-Overflakkee: 266), 1988
(408), 1989 (667), 1990 (2286), 1991
(2581), 1992 (3586), 1993 (6581), 1994
(4038), 1995 (2720), 1996 (1876), 1997
(1051), 1998 (934), 1999 (879), 2000
(1116), 2001 (1333), 2002 (5918), 2003
(7675), 2004 (8025).
Kern van de Flakkeese muskusrat
tenplaag is de vierhoek Middelharnis,
Nieuwe- en Oude-Tonge en Stad aan
het Haringvliet. Vijf mensen bekomme
ren zich om de knagende muskusratten
Jan Baar (links) is de rayonspecialist voor Goederee-Overflakkee, Voorne-Putten en Tiengemeten.
Naast hem zijn baas, Huns Hofstede.
"We willen voorkomen dat de beverrat van het eiland overspringt naar Zeeland.(Folo: Gert van Engelen)
daar: vier mannen en een vrouw. Die
ene vrouw is Marianne de Leeuw uit
Achthuizen. Terzijde: in totaal zijn in
Nederland slechts zes vrouwelijke mus
kusrattenbestrijders werkzaam, twee van
hen op Voorne-Putten en Goeree-Over
flakkee. Is een vrouw als rattenbestrijder
elders nog een opvallende zeldzaam
heid, een bezienswaardigheid bijna, "op
het eiland is De Leeuw dat al lang niet
meer", vertelt rayonchef Jan Baar. "Zij
werkt er al heel wat jaren en iedereen
kent haar."
Afgelopen augustus is het team voor
Goeree-Overflakkee aangevuld met
een zogenoemde "ab-er", een agrari
sche bedrijfsverzorger. Gedurende een
halfjaar wordt hij als tijdelijke hulp
ingehuurd. Baar vertelt dat dit als reden
heeft dat het hoogtepunt van de mus
kusrattenpopulatie nabij is. Met andere
woorden: er gaat zich een neergang
inzetten. "Wij denken dat we dichtbij
het omslagpunt zitten. We zijn nu zo
ver dat de vangsten gaan dalen, dat de
populatie in elkaar klapt. Wij zijn het
probleem aan het tackelen. Maar hoe
sneller we werken, hoe beter. Vandaar
die extra hulp. Wij proberen die omslag
te forceren, door 'm een extra duwtje te
geven."
Waarschijnlijk, zo neemt Hofstede het
weer over, zal het aantal vangsten vanaf
eind dit jaar afnemen, en wordt de
daling volgend jaar werkelijk manifest.
Hij vindt sowieso dat de ontwikkelingen
zich al zichtbaar verbeteren. "De veldsi-
tuatie is stukken verbeterd. Als je eerst
in een bepaalde sloot honderd muskus
ratten haalde, vangje er nu dertig. Als
ik een paar jaar geleden over Flakkee
reed, kon ik vanuit de auto de muskus
ratten zien zitten. Nu zie je ze niet meer.
Wat niet wil zeggen dat ze er niet meer
zijn. Wél dat ze niet meer zo nadrukke
lijk aanwezig zijn. Dat wij meer mensen
en materiaal hebben ingezet, gaat zich
tonen."
De muskusratten dunnen in tal uit,
de beverratten namen - tot voor kort
-jaar in, jaar uit in aantal toe. Ook op
Goeree-Overflakkee. De vangstcijfers
laten hun onheilspellende groei zien:
in 2002 33, in 2003 86 en in 2004 458.
Maar Jan Baar meldt dat hun populatie
"steeds beter onder controle komt". Tot
dusverre zijn er in 2005 nog maar 257
gevangen, wat onweerlegbaar betekent
dat zich een afname inzet.
Beverratten zijn geen familie van de
muskusrat. Ze komen uit Midden- en
Zuid-Amerika en kunnen "van puntje
neus tot puntje staart" wel 1,20 meter
lang worden; de muskusrat stopt bij
65 centimeter. Het dier is in Europa
ingevoerd voor de pels en - in mindere
mate - om z'n vlees. Net als de muskus
rat zag de beverrat kans te ontsnappen
en zich in bijna heel het continent te
vestigen. Nederland kwamen ze bin
nen via Duitsland. Landelijk komen de
meeste beverratten nu voor langs de
grote rivieren in Limburg en Gelder
land.
Twee keer per jaar werpen beverratten
vijf tot twaalf jongen, die binnen het
jaar geslachtsrijp zijn. Het zijn nacht
dieren, toch vallen ze overdag te zien
omdat het ook zonaanbidders zijn. De
beverrat laat onmiskenbare sporen ach
ter: keutels met een lengte van drie tot
vier centimeter.
Hoewel aanvankelijk werd gedacht dat
het dier zich slechts moeizaam zou kun
nen handhaven in koude winters, blijkt
het gaandeweg beter bestand tegen
'ons' klimaat. Dit komt door vermen
ging van de soort met gekweekte die
ren, die in het wild zijn losgelaten. Door
natuurlijke selectie ontstaat zo een
beverrat die het Nederlandse klimaat
kan weerstaan.
Hofstede en Baar zeggen nu nog te
kunnen zien dat dierbevrijdingsorgani
saties in 1982 tijdens een grote, gerichte
actie gekweekte beverratten hebben
bevrijd en losgelaten. "Ze braken de
hokken van de thuisfokkerijen open en
zetten de beverratten paarsgewijs uit
in natuurgebieden, met name de Bies-
bosch, maar ook op Goeree-Overflak
kee en op IJsselmonde."
Het is de "kJeurmutatie" die de dieren
verraadt. "De natuurlijke kleur van de
beverrat is donkerbruin en zwart. Maar
de beverratten die we op de Kop van
Goeree vangen, zijn geel, wit of mooi
grijs - de fokkerijen fokten op bepaalde
kleuren. Heel langzaam komt na zo'n
23 jaar de wildkleur weer terug, merken
we. De wildkleur is zijn schutkleur."
Op Goeree-Overflakkee worden nu de
meeste van alle Zuid-Hollandse bever
ratten gevangen. Hofstede: "In de jaren
tachtig vingen we in Zuid-Holland grote
aantallen, op de top wel zo'n twee
duizend per jaar, en dan vooral in de
Biesbosch. Daar zijn ze nagenoeg weg;
de zaak is er zo goed als schoon. Nu is
het op Goeree-Overflakkee dat we grote
aantallen vangen."
Baar, over de leefgewoonten van de
beverrat: "Dat komt doordat het een
eiland is met veel natuurgebieden.
Beverratten hebben een voorkeur voor
rieüanden in natuurgebieden. Het
is er rustig en er is volop voedsel: de
onderste vijf, zes centimeter van het riet
vormen hun voorkeursgerecht. Eb en
vloed zijn grotendeels verdwenen uit
de Delta, daardoor ontstonden grote
natuurgebieden waar beverratten zich
als eerste vestigden. Ze komen heel snel
tot voortplanting, en dan verspreiden ze
zich ook snel."
"In termen van veiligheid", zegt Hof
stede, "is er nog niet sprake van een
probleem." De beverrat is immers van
huis uit "geen holbewoner". Net als
een haas maakt hij een leger, een nest
van planten in het riet. De schade blijft
dan beperkt tot afgevreten planten
resten. Maar grotere populaties zijn in
staat gebleken bepaalde plantensoor
ten totaal uit te roeien en rietoevers
te vernietigen. Daarmee verliest de
beverrat zijn eigen biotoop en wordt
hij gedwongen zich terug te trekken in
zelfgegraven holen in oevers. "Hij heeft
dan dezelfde neiging als de muskusrat,
namelijk om gaten te maken. Maar de
beverrat neemt dan bestaande gaten en
maakt die groter." Zo vormt de beverrat
op den duur toch een bedreiging voor
de waterkeringen.
Hofstede benadrukt dat het zo ver nog
niet is. "Maar als we niets doen, is het
over tien jaar fout." Het scheelt volgens
hem ook dat de beverratten op Goeree
zich vrijwel allemaal buitendijks bevin
den. "Maar we willen voorkomen dat
ze binnendijks gaan zitten, want het
dier is groter en dus is dan de schade
ook groter. Daarom bestrijden wij ze."
Bestrijden gebeurt zelfs met extra inzet,
besluit hij, omdat Zeeland tot dusverre
nauwelijks beverratten kent: 51 tegen
968 in Zuid-Holland vorigjaar. "Wij wil
len als het even kan vermijden dat de
beverratten van Goeree overspringen
naar Zeeland."