Ds. Den Toom laat
Sommelsdijk achter zich
'Een echt verhaal: je komt er
anders uit dan je er in gaat'
Expositie Dirlcsland in de kunst
Vlucfiêuh
VERVOLGVERHAAL
Joke Verweerd geeft lezing in bibliotheek Ouddorp:
Dode poes
Schrijvershoofd
'Culturele groente'
Culturele kracht
Cultureel scherp
Gast-exposant
Boekje
Eigen leven
Twee werelden
Eenzaam vak
•üfaiga-i^rilocfie deel 3
JOH. G. VEENHOF
Een paar maanden geleden moest
ds. Den Toom het beroep dat door de
Hersteld Hervormde Gemeente van
IJsselmuiden-Grafhorst op hem was
uitgebracht, aannemen. Velen waren
vrijdagavond naar de aula van de
Prins Mauritsschool gekomen om van
het predikantenechtpaar afscheid te
nemen van de Hersteld Nederlandse
Hervormde gemeente van Middelhar-
nis/Sommelsdijk. Ds. en mevr. Den
Toom werden door meerderen toege
sproken. Ook de kinderen en de jonge
ren lieten zich daarbij niet onbetuigd.
Mooie cadeaus werden aangeboden.
Nadat de predikant op de toespraken
en kinderzang op een hartelijke en
appellerende wijze gereageerd had,
volgde nog een informeel samenzijn,
waarbij velen ds. en mevr. Den Toom
de hand drukten en hen voor de toe
komst Gods zegen toewensten. Het
eigenlijke afscheid vond zondag onder
de bediening van het Woord plaats.
Had ds. Den Toom bij zijn komst - bijna 15
jaar geleden - als intreetekst 2 Petrus 1:19,
de woorden die Petrus sprak: 'Wij hebben
het profetisch woord, dat zeer vast is', nu
bepaalde hij zijn gehoor opnieuw bij woor
den van Petrus: 'Maar wij verwachten, naar
Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe
aarde'(2 Petrus 3:13 en 14).
De apostel Petrus heeft voor de wereld waar
in wij leven geen enkele verwachting, zo
begon Ds. Den Toom zijn preek. Haai" einde
is: ondergang en oordeel. Ze gaat in vlammen
op. Toch eindigt de apostel niet met dat nega
tieve beeld. Hij wijst ook op de andere kant,
die er zijn zal voor allen die de verschijning
van de Heere Jezus leerden lief krijgen. De
wereld gaat voor de goddelozen op de onder
gang aan. Dat is een gedachte die we het
liefst maar van ons afschuiven. Toch meldt
de Heere het ons in zijn Woord, opdat we er
ernst mee zouden maken. Alleen geborgen
heid in Christus biedt een vaste hoop voor
allen, die in Hem begrepen zijn. Maar wij, zo
zegt de apostel, verwachten naar Zijn belof
ten nieuwe hemelen en een nieuwe aarde in
dewelke gerechtigheid woont. Hij wijst er
ons op dat de tijd komt waarin alle dingen
hersteld zullen worden. Vermeldt Genesis
ons de schepping van de hemel en de aarde,
het laatste bijbelboek spreekt ons van een
nieuwe schepping. Daarin zien we tegelijk
de grote tegenstelling. God schiep de wereld.
Toen kwam de zonde. Daardoor ontstond er
een wereld waarover de doodsschaduwen
kwamen te hangen, een wereld die eens tot
verbrijzeling zal wederkeren. Wij liepen van
God weg en door ons toedoen zal het nooit
meer goed worden. Maar God Zelf grijpt in.
Hij gaat Zijn schepping herstellen. De wereld
waarop wij wonen, zal eens van de zonde en
haar smet gezuiverd worden. Genesis laat
ons zien hoe wij van God zijn weggevlucht,
het laatste bijbelboek, speciaal hoofdstuk
21, toont ons de gevolgen van de verlossing
die er in Christus Jezus is. God treedt dan in
gemeenschap met de mensen.
Alles wat kwaad teweegbrengt, zal na het
oordeel en de loutering door het vuur worden
weggenomen. Daarvoor dient het vuur. Hemel
en aarde worden dan verenigd en het nieuwe
Jeruzalem daalt als een bruid die voor haar
man versierd is op de aarde neer. Er zal geen
zon meer zijn, noch maan. Nergens zal meer
leed zijn, noch verderving, want de aarde zal
vol zijn van de kennis des Heeren. "Veel meer
wordt er ons in de Schrift niet van verteld. En
het kan ook niet, want de heerlijkheid zal zo
groot zijn dat onze menselijke geest het niet
bevatten kan. Als Petrus er dan tóch nog iets
van zegt, schildert hij geen paarlen poorten
of straten van goud, maar volstaat hij met te
zeggen dat er gerechtigheid woont. Gerech
tigheid is Gods hoogste deugd. Waar gerech
tigheid woont, staat de schepping in de juiste
verhouding tot God.
Ziet, ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe
aarde, zo luidt het Woord van God. En dat
geeft uitzicht aan allen die delen in het ver
lossingswerk van Christus. Als die beloften
van God ook ons gelden, dan zal onze blik
zich richten op wat komen gaat. Wanneer
ons doen en laten zich beperkt tot het onder
maanse, dan leven we haaks op de boodschap
van het Evangelie. Een christen is iemand die
zijn blik gericht heeft op de heerlijkheid van
de wereld die komt. Dat kan niet anders. In
die verwachting leeft hij.
Behalve over de verwachting van nieuwe
hemelen en een nieuwe aarde spreekt Petrus
ook over 'benaarstigen'. Daarom geliefden,
verwachtende deze dingen, benaarstigt u dat
gij onbevlekt en onbestraffelijk van Hem
bevonden moogt worden in vrede. Als dat
ons hoogste verlangen is dan kun je toch
onmogelijk de dingen blijven doen die tot
het rijk van de zonde behoren. Petrus spoort
hier niet aan tot zelfwerkzaamheid. Paulus
zegt ervan: Ik leef, maar niet meer ik, doch
Christus leeft in mij. Als God een goed werk
aan u begonnen is, dan is er in dat leven
ook groei. Als Petrus ons oproept om ons te
benaarstigen dat wij onbevlekt en onbestraf
felijk van Hem bevonden mogen worden in
vrede, dan wil hij daarmee aangeven dat de
dag nadert waarop de Heere zal wederkomen
en dat alle oog Hem zal zien. Ook u en Ik
zullen Hem zien. Hem die ons vlees en bloed
heeft aangenomen. Hij onderging alles wat
Hij moest ondergaan, zelfs de dood aan het
kruis om ons erfgenamen te doen zijn van
Zijn heerlijkheid. Wat heeft het Hem niet
gekost om de Zijnen binnen te halen. Als we
Hem in vrede willen ontmoeten, laten we dan
niet ons hoofd beschaamd behoeven te bui
gen voor Hem die zoveel deed en leed. Petrus
weet uit eigen ervaring hoe smartelijk dat is.
Leef onbesmet van deze wereld en bereid U
voor op die heerlijke dag van Gods glorie.
Zij die de Heere Jezus mogen kennen als
hun Zaligmaker gaan een heerlijke toekomst
tegemoet. Wat is het groot als je mag delen
in de verwachting waarover de tekst spreekt.
Wie het van de wereld of van zichzelf ver
wacht, komt zeker om.
Ook nu roept de Heere u nog op tot geloof en
bekering. Buig je knieën en zeg maar tegen
Hem dat je je niet kunt bekeren en dat je het
ook niet wilt. Vraag maar of Hij het wil doen.
Wanneer we in de Heere Jezus ons behoud
hebben gevonden, zijn we zalig te prijzen,
hoe donker ook uw weg mag wezen. Straks
za) de dag aanlichten van Zijn eeuwige glorie
in het land waar gerechtigheid woont, waar
God zal zijn alles en in allen.
Na de dienst werden ds. en mevr. Den Toom
nog toegesproken door de heer Van Eek (die
Ds. Van Estrik verving) namens de classis,
door ds. Gielen als collega-predikant en door
ouderling Osseweyer, op wiens verzoek de
gemeente het echtpaar Psalm 37:2 en 3 toe
zong.
Vervolgens richtte Ds. Den Toom zich nog
tot allerlei personen en instanties. Heel in
het bijzonder tot de kerkenraad en koster van
de Chr. Ger. Kerk, voor de spontane wijze
waarop van de kerk en het verenigingsge
bouw gebruik gemaakt mocht worden, ook
voor de geweldige steun die hij van Ds. Den
Butter had ondervonden.
Het bestuur van de Prins Mauritsschool werd
op een hartelijke wijze bedankt voor de spon
taniteit waarmee de aula ter beschikking
werd gesteld.
Na een indrukwekkende dienst legde ds. Den
Toom duidelijk ontroerd voor de laatste keer
de zegen op de gemeente en legde hij de
herderstaf terug in de handen van de Opper
herder, in Wiens doorboorde handen hij de
gemeente geborgen wist.
OUDDORP- "Wordt je nu als schrijver
geboren of neem je je op een goede dag
voor schrijver te worden?" Die vraag
stelde schrijfster Joke Verweerd dins
dagavond 28 maart aan een twintigtal
personen in de bibliotheek van Oud
dorp. Het voornamelijk vrouwelijke
publiek dacht daar verschillend over.
Verweerd gaf aan voor het eerste te kie
zen: "Je wordt als schrijver geboren".
Door Roeland van Mourik
De schrijfster van vooral in christelijke kring
populaire romans en gedichtenbundels ver
zorgde op uitnodiging van de bibliotheek in
Ouddorp een lezing over het sclirijversvak.
Het praten gaat haar goed af. Achter een tafel
tje met daarop een beletterd tafelzeil maakt ze
haar toehoorders deelgenoot van haar jeugd,
haar schrijfproces en haar diepere gedachten
achter het schrijven.
"In 1954 ben ik in Krimpen aan de IJssel gebo
ren. Dat was toen nog een echt plattelands-
dorp. Ik groeide op in een streng orthodox-
christelijk gezin. Mijn ouders waren Ud van de
Oud Gereformeerde Gemeenten. Het was een
gezin zonder fratsen. 'Doe toch gewoon', was
het motto." Dat was niet altijd even makkelijk,
vertelt Verweerd. Het schrijversbloed stroom
de in haar jeugd al door haar aderen en daar
werd in het gezin vreemd tegenaan gekeken.
"Ik kon heel hai-d om dingen lachen, maar ook
gruwelijk om dingen janken. Dat was binnen
ons gezin heel ongewoon". Verweerd haalt in
dat verband een jeugdherinnering op. "Ik weet
nog dat ik terug van school kwam lopen en een
dode poes langs de weg zag liggen. Dat wilde
ik graag delen met mijn moeder. Maar zij zei:
'Je weet niet eens van wie die poes is'. Ik was
er nachten van overstuur en maakte me voor
stellingen van de mensen van wie de poes was
geweest".
Er schiet de schrijfster nog een herinnering te
binnen. "In de bus naar mijn oma in Krimpen
aan de Lek zat ik tegenover een vrouw met ver
drietige ogen. Dat moest mij natuurlijk weer
precies overkomen. Ik dacht na over welke
erge dingen deze vrouw allemaal meegemaakt
zou hebben. Toen ik na het bezoek aan oma
weer thuis kwam, vertelde ik dat tegen mijn
moeder. Die hoorde mijn fantasieën over de
verdrietige vrouw aan en zei: 'Heeft dat mens
dat allemaal tegen je verteld?'"
Het nadenken over dagelijkse gebeurtenissen
en ontmoetingen deed Verweerd als kind dus
al graag. "Je loopt met vragen rond en daar
probeer je een antwoord op te bedenken", ver
telt ze. Maar haar fantasieën werden door haar
vader en moeder min of meer gelijkgesteld aan
liegen. "Het was daarom best wel eens lastig
om als kind met een schrijvershoofd rond te
lopen".
De eerste keer dat ze het wel echt leuk vond
om haar schiij verstalent in te zetten, was in de
zesde klas van de lagere school. "De meester
vroeg of ik één keer in de week het bijbelver
haal wilde vertellen. Dat deed ik erg graag. Ik
moest verder gaan waar de meester gebleven
was en zocht het verhaal in één van de drie
delen van de kinderbijbel van Vreugdenhil, die
wij thuis hadden, op. Ik las het verhaal en ver
zon er van alles omheen. Van de meester kreeg
ik een 10+ voor Bijbelse Geschiedenis. Daar
waren mijn ouders wel weer trots op, maar ze
wisten gelukkig niet hoe het kwam".
Op de middelbare school leerde Verweerd dat
verhalen en gedichten ook regels kennen. "Ik
Eindelijk was het zover: na diverse
vertragingen in de planning konden
de kunstenaars van stichting Beeldend
Dirksland afgelopen vrijdag toch de
expositie 'Dirksland Verbeeld' openen.
Het officiële startschot werd gegeven
door Jan Trompper; de tentoonstel
ling wordt gehouden in de galerie van
het kunstenaarscollectief aan de Voor
straat en is voor bezoekers gratis toe
gankelijk.
Tekst en foto: Heleen Buth
Al in 2003 was bij de kunstenaars van Beel
dend Dirksland het idee ontstaan om Dirks
land eens in 'hun' zonnetje te zetten; door
middel van hun werk zouden ze speciale aan
dacht besteden aan Dirksland, vroeger en nu.
Aanvankelijk zou de expositie plaatshebben
in het hart van de gemeente: het gemeente
huis. Maar daar moest verbouwd worden
en zodoende werd het idee even uitgesteld.
Gaandeweg de verbouwing werd duidelijk
dat in het gemeentehuis niet meer geëxpo
seerd kon worden. Alles bij elkaar moest
Beeldend Dkksland een alternatief zoeken
om hun plannen van 2003 toch tot uitvoer te
brengen. Ondanks de tegenslagen is de groep
erin geslaagd een interessante tentoonstel
ling samen te stellen van werken die speci
aal voor deze gelegenheid zijn vervaardigd
en die in de maand april te zien zullen zijn
in de galerie waar Jan Trompper de opening
verrichtte.
Jan Trompper toonde zich geamuseerd over
het feit dat vroeger in de huidige galerie een
aardappelen- en groentewinkel was gehuis
vest. Daarbij trok hij ook een link van deze
landbouwproducten naar het werk dat nu in
de winkel wordt aangeboden. "Laten we dit
bijzondere werk culturele groente noemen",
zo stelde Trompper voor. Dat er inderdaad
nog steeds sprake is van een winkel, bewees
het belletje, dat tijdens de openingstoespraak
vrolijk rinkelde, wanneer zich nog enkele
verlate bezoekers aankondigden.
De culturele kracht, die na het Meekrappro
ject in de samenleving openbaar kwam, werd
ook in de kernen van de dorpen op Goeree-
Overflakkee zichtbaar. De stichting Podium
GO, die deze culturele activiteiten van harte
toejuicht, zag tot haar grote blijdschap hoe
een culturele kralenketting ontstond. Met een
subsidie van 500 ging ook in Dirksland een
groep kunstenaars, verenigd in de stichting
Beeldend Dirksland, enthousiast van start.
Kunstenaar Cees Dirkzwager bij één
Aan hun kunst- en cultuun'ondjes is in de
afgelopen jaren in de lokale media veel aan
dacht besteed.
"Kunst geeft iets weer van de oorspronke
lijkheid, de verwondering", stelde Tromp
per. Soms in muziek, soms in beeld. "Het
kan gebeuren dat kunst je ook wel op het
verkeerde been zet. Soms vind je iets meteen
prachtig, soms ook afschuwelijk. Dan geldt
toch altijd weer de wijsheid: Kunst geeft niet
het zichtbare weer; kunst maakt zichtbaar,
volgens een uitspraak van Paul Klee. Hoe het
ook zij: binnen de ruimtes waarin de kunst
werken worden tentoongesteld, krijgen de
beelden betekenis, ze scherpen de culturele
geest."
Tromp noemde het een visitekaartje voor de
Gemeente Dirksland dat haar kunstenaars
zich op deze manier laten zien. "Het is een
initiatief dat navolging verdient". Dirksland
Verbeeld toont de gemeente Dirksland, zoals
het was en Dirksland zoals het nu is, in schil
derijen, foto's, pentekeninger), en keramiek.
De expositie wordt overigens toepasselijk
aangevuld met een serie prachtige oude foto's
van Dirksland in vroeger tijd, ooit gemaakt
door gast-exposant de heer P. de Man, des
van de geëxposeerde kunstwerken.
tijds fotograaf in Dirksland. Trompper feli
citeerde het kunstenaarscollectief en ook de
Gemeente Dirksland - deze avond vertegen
woordigd door haar kersverse wethouder
Wim Bruggeman - met deze gebeurtenis en
daarmee was de officiële opening een feit.
Over alle kunstwerken die tijdens deze expo
sitie worden getoond, is een fraai boekje
samengesteld. De realisatie hiervan werd
mogelijk gemaakt door subsidies van De
Rabobank en Stichting Podium GO. Het
geeft informatie over de kunstenaars en uit
leg bij hun werk, en het hoopt zo een bijdrage
te leveren aan de positieve en interessante
beeldvorming van de gemeente Dirksland.
En als de expositie weer zal moeten plaats
maken voor een volgende zal het boekje een
mooie, blijvende herinnering zijn voor de
kunstenaars, én voor de belangstellenden die
de expositie met een bezoek vereren.
De galerie,Voorstaat 21, is tijdens de exposi
tie elke zaterdag geopend van 9.00-15.00 uur
en gratis toegankelijk.
Alle informatie over Beeldend Dirksland
en deze expositie kunt u ook vinden op de
website van het kunstenaarscollectief: www.
beeldenddirksland.nl.
schrok van die ambachtelijke regels en ben alle
schriftjes waarin ik in mijn jeugd mijn fantasie-
en, verhalen, liedjes en gedichten schreef, gaan
nakijken. Het bleek dat ik me intuïtief al aan
alle regels had gehouden. Mijn stelregel was
altijd al geweest: 'Mooi en af'. Die stelregel
is niet tevergeefs geweest". Tijdens haar studie
maatschappelijk werk leerde Verweerd de gro
tere verbanden in de maatschappij kennen. "Ik
kwam in aanraking met problemen waarvoor
ik wel de oplossing wist die de dominee, mijn
ouders en een bekeerde tante daarvoor hadden,
maar ik wist niet wat ik er zelf over dacht. Ook
in het geloof was dat zo.
'Wat denk ik eigenlijk?' was een vraag die mij
in deze periode erg bezig hield".
Schrijven was in die tijd de chaos in haarzelf
ordenen. "De emotie waar ik mee tobde in fic
tie verpakken en daardoor mijn eigen therapie
schrijven. Ik schreef aldoor voor mezelf, zodat
ik door de tijd van thuisloosheid en teloorgang
heen kon groeien". De eerste persoon die aan
gaf dat ze haar verhalen ook voor anderen kon
schrijven, was haar schoonmoeder. "Zij heeft
zelf ook veel meegemaakt. Ze had nog verdrie
tiger ogen dan de vrouw tegenover me in de
bus. Ze geloofde mijn verhalen wel, in tegen
stelling tot mijn eigen moeder, en stimuleerde
me tot de uitgave ervan". Dat brengt Verweerd
bij de kern van haar schrijven. "Door emoties
in een verhaal te verpakken, kan het verhaal
voor een ander toch waar zijn, omdat degene
die het leest zich er in herkent. Daarvoor moet
je zelf ook die emoties meegemaakt hebben. Je
kunt niet over twijfel schrijven als je die niet
zelf hebt, je kunt niet over dilemma's schrijven
als je er zelf niet middenin zit en je kun niet
over eenzaamheid schrijven als je jezelf niet
eenzaam voelt". Een goede roman is daarom
een roman waar je een stukje van je eigen
leven in terugziet, vindt de schrijfster "Het
verhaal moet gezag hebben. Je moet anders uit
een verhaal komen dan datje er in bent gegaan.
Een goed verhaal moet een eigen leven gaan
leiden en zo betekenis krijgen voor de lezer".
Het leuke daarvan is dat lezers soms heel anders
naar een verhaal kijken dan Verweerd zelf. "In
één van mijn boeken stond een klein gedichtje.
Ik vond dat zelf maar een flutgedichtje, maar
iemand die het boek las, heeft dat gedichtje uit
geknipt en naast haar spiegel gehangen, zodat
ze het elke dag kan lezen".
Schrijven doe je in samenwerking met de lezer,
vindt Verweerd. "Je deeltje eigen emoties met
anderen om je heen en je laat lege plekken
open die de lezer zelf mag interpreteren. Ik hou
niet van dichtgetimmerde verhalen, maar van
verhalen waar de lezer ook een rol speelt".
Als Verweerd een roman schrijft, heeft ze er
naast de werkelijkheid een hele fantasiewereld
bij. Ze is daaraan gewend, zegt ze. "Ik wordt
niet moe van die twee werelden. Wel kan ik
aan het eind van een dag het gevoel hebben
dat alle elastiekjes in mijn hoofd zijn uitgerekt.
Dan ontspan ik me door de vloer te gaan dwei
len of de ramen te wassen".
Per dag is het verschillend hoeveel letters de
schrijfster op papier krijgt. "Ik begin meestal
negen uur 's ochtends. Gewoon op de bank
met de laptop op schoot. Soms heb ik maar drie
alinea's geschreven, soms anderhalf A4. In dat
laatste geval heb ik echt een lekker gevoel.
Het gaat er echter om, ook al schrijf je maar
weinig, dat wat je schrijft wel klopt en in de
verhaallijn past".
Waardering voor haar werk heeft ze van haar
ouders nooit echt gekregen. "Ik weet niet of
mijn moeder mijn boeken heeft gelezen. Ik
vermoed van wel, aan de ruggen van de boe
ken te zien. Maar ze zei er nooit iets over. Bij
haar overlijden vond ik de boeken tussen haar
naaispullen". Van haar vader kreeg ze impliciet
waardering. "Na de uitgave van mijn eerste
roman vroeg hij om zijn referaat voor de man-
nenvereniging door te lezen. Ik vatte dit op als
een geweldig compliment".
Is Verweerd eenzaam in haar schrij versbestaan?
"Anderen moeten zich niet met mijn boeken
bemoeien. Het is een eenzaam vak, maar ik
wil het ook helemaal alleen doen". Daarmee is
het soms best een moeilijk beroep, geeft ze toe.
"Soms weet je niet hoe je in je boek iemand
van de keuken naar de kamer moet laten gaan.
Verder kun je iemand geen drie pagina's laten
denken. Dat soort dingen moet je goed in de
gaten houden". Als het boek naar de uitgever
is gestuurd, is de schrijfster erg onzeker, maar
als het boek eenmaal uit is en het wordt goed
gerecenseerd, valt die onzekerheid weg. "Als
ik met het boek voor het eerst in mijn handen
sta, denk ik: 'Het is er maar weer'. Een gewel
dig gevoel geeft mij dat".
IL.
SSiat
-62-
'Wat kan ik de kameraden commissarisseti meede
len?'
'Zeg hun dat het uur van vertrek vandaag nog bekend
gemaakt zal worden.'
'Goed, kameraad luitenant, ik breng deze boodschap
over.'
De sergeant vertrok en luitenant Toerkin staarde nog
lange tijd daarna met een sprakeloze uitdrukking
naar de deur, waarachter de ander was verdwenen.
'Vuile ondieren', mompelde hij en daarmee typeerde
hij zijn gevoelens voor deze politieke heilsoldalen.
'Tuig', luchtte hij nog eens zijn gemoed.
Maar luitenant Toerkin kon doen wat hij wou, het
bevel luidde: over twee dagen vertrekken; en daar
mee had hij rekening te houden. De voorraden voor
de mensen die daar ver in de taiga zo nodig waren,
had hij nog niet; en daar zulke dingen via vele amb
telijke kanalen geregeld dienden te worden, verliep
dat ook altijd zeer traag. Daar er nu met twee dagen
vertrokken moest worden en de voorraden in 222 zo
hard nodig waren, zette luitenant Toerkin vaart ach
ter de zaak om toch maar zoveel mogelijk bij elkaar
geschraapt te krijgen. Enkele mannen die onder zijn
bevel stonden, werden met spoed aan het werk gezet
en naar de verschillende ambtenaren gezonden. Er
werd daar gedreigd met de NKGB, wat wel enigs
zins tot resultaten leidden, maar in geen geval tot de
benodigde voorraden. De manschappen waarover
luitenant Toerkin beschikte waren ook overwegend,
net als hijzelf, Jakoeten en een klein aantal Ewenken
uit het hoge noorden. Dat deze mannen nu in actie
moesten komen vanwege de grillen van een paar bon
zen van de NKGB, was iets wat hun zeer slecht aan
stond, hoewel ze uit ervaring wisten daarover geen
woorden vuil te moeten maken. Wat de bedoeling van
de twee commissarissen was, ook dat begreep een
ieder, daar in het verieden overal waar die kerels kwa
men, een spoor van ellende en droefheid overbleef.
Wat deze mannen werd toegewenst was niet veel
goeds; en gehaat waren ze ook, die twee, evenals hun
collega's, die overal een spoor van bloed en tranen
achteriielen waar ze hun schreden gezet hadden.
Vooral de vrije mannen uit de taiga en de noordelijker
streken hadden zo hun mening over deze bloedhon
den; en vandaar ook dat dit transport naar 222 met
gemengde gevoelens tegemoet werd gezien.
Er was nog iets dat tot op de dag van heden maar
weinig mensen begrijpen, dat is wat men de telefoon
van de taiga noemt; er is bijna niets wat onopgemerkt
kan blijven, Zo was het ook toen de Ewenken er weet
van hadden waarvoor hun missie dit keer bedoeld
was. Het werd door hen gesproken en hun taaltje dat
geen mens verstaat, werd wel verstaan, door wie zal
het zeggen? Eén ding is zeker, ondanks de gewenste
geheimhouding drong het bericht door in het kamp
waar de dorpssowjet Mitjaj Lasjkov samen met de
onderluitenant Georgië Zwalba orde op zaken hield.
De twee mannen, die hun dagelijkse bespreking hiel
den, waarbij traditiegetrouw een glas wodka gedron
ken werd. zaten bijeen toen een onbekende jager uit
de taiga zich aandiende. De man, die in rendierie
der gekleed was en de traditionele bontmuts van zijn
geboortestreek droeg, was klein van stuk en had een
gelooide huid en kleine oogjes, die wijs de wereld in
keken.
'Tovarisjtsji, ik breng u de groeten van tovarisch Igor
Stanislaw Toerkin. Hij is op weg naar hier en kan over
enkele weken bij u zijn.'
De twee mannen keken elkaar verwonderd aan.
'Op weg hierheen, hoe weet jij dat kameraad?'
'Jij moet niet vragen hoe ik dat weet, maar geloven.'
De Ewenk glimlachte geheimzinnig en de mannen
wisten dat ze verder geen woord wijzer van hem zou
den worden.
'Ga zitten en drink een glas met ons. Misschien wil
je wel wat eten ook, want als jij tovarisch Toerkin
gesproken hebt, zul je een verre reis gemaakt heb
ben.'
Mitjaj Lasjkov schonk een glas vol en gaf het de
man.
'Proost, beste vriend.'
'Proost.'
Ze hieven de glazen en wachtten af wat de Ewenk nog
meer te vertellen had. Deze bleef vriendelijk en prees
de kwaliteit van de wodka.
'Waar is de reis heen?' wilde Georgië weten. De man,
die deze vraag blijkbaar gewoon vond, aarzelde geen
moment en antwoordde: 'Naar het noorden.'
Het woongebied van zijn volk lag inderdaad in het
noorden en de mannen mochten daaruit opmaken
wat ze wilden. De innemende glimlach was op het
gezicht van de man gebleven en zijn ogen toonden
een wijsheid, die door zijn gezichtsuitdrukking geac
centueerd werd.
'Ik ben op familiebezoek geweest en nu ga ik naar
huis. De reis door de taiga was mooi om deze tijd
van het jaar. Jammer dat de wolven van uit het zui
den ook naar het noorden trekken; dat maakt dat een
mens waakzaam moet zijn.'
Zowel Georgië als de dorpssowjet Mitjaj Lasjkov
keken hem verwonderd aan. In het zuiden was om
deze tijd van het jaar geen enkele wolf te vinden, die
hadden zich hoog in het noorden teruggetrokken en
kwamen pas terug als de sneeuwstormen uit de IJs-
zee de taiga teisterden. Ze gingen er echter niet op in.
daar de man met deze woorden zijn bedoehng moest
hebben. Soms had een goed verstaander maar een
half woord nodig om aan de weet te komen wat de
ander bedoelde. En dat hun niet-verwachte gast met
deze woorden een bedoeling had, was meer dan dui
delijk.
Een soldaat bracht eten voor de gast. Vissoep met
hard brood, gerookte zalm en een salade van witte
kool met saus van zure room. Verder was er een Scho
tel met gebraden elandvlees, waarvan de man het
meeste at. Met zichtbaar genoegen smakte hij van
zijn maaltijd. Telkens doopte hij het droge brood dan
in de soep om de volgende hap eerst in de zure saus te
dopen. Ónder het eten werd zijn glas vol gehouden,
wat gewaardeerd werd. Keer op keer, telkens als één
van de mannen nieuwe wodka had ingeschonken, hief
de man zijn glas en gromde tevreden. Mitjaj Lasjkov
trachtte nog een keer achter de waarheid te komen
door te vragen: 'Weet je zeker dal je je niet vergist?
Volgens schema kan het eerste transport pas over een
maand op z'n vroegst hier zijn.'
De kauwende mond hield stil en de man keek ver
ontwaardigd naar de twee mannen. Dan schudde hij
zijn wijze hoofd, waarbij een meewarige blik in zijn
ogen kwam.
'Njet!' was het enige dat hij ten antwoord gaf.
Met zijn mes prikte hij een stuk elandvlees van de
schaal en stopte dat in zijn mond. Na nog het één en
ander met wodka te hebben weggespoeld boerde hij
tevreden; een bewijs dat hij verzadigd was en het eten
gesmaakt had.
Een uur later vertrok de onbekende man naar het
noorden, zoals hij zei. Maar met een grote omweg
ging hij naar het meer. waar bij de hoge berg zijn
vriend Borka Tsyganskov woonde.
(wordt vervolgd)