EmvnDBi-niEuva
In 1947, dus twee jaar na de Tweede Wereldoorlog, werd in de
gemeente Sommelsdijk een begin gemaakt met het bouwrijp
maken van de grond voor een voor die tijd groot uitbreidings
plan. De grond was voor een deel eigendom van de Ned. Herv.
kerk en het kerkbestuur had, naar men zei, er niet veel mee op
om zulke kostelijke tuingrond op te offeren voor de bouw van
woningen. Dominee E. van Asch zou met zijn advies de door
slag hebben gegeven om de grond toch maar aan de burgerlijke
gemeente te verkopen.
PAGINA 9
VRIJDAG 1 JULI 2005
door D. Hoogzand
Uud Knorrenburg Sommelsdijk, thans ongeveer Joos Jansestraat. (Foto uit collectie W. Villerius)
Het was in 1947 een uitzonderlijk droge
zomer. Dwars door prachtige boomgaarden
moest eerst een riolering worden aangelegd.
Deze boomgaarden lagen ten zuiden van de
Zuidelijke Achterweg. De aanleg van deze
riolering werd aangenomen door Toon Mans
uit Middelhamis. Voor het karwei had Mans
vier man nodig en vond Kees de Groot
(een oom van ondergetekende) en Johan
Korteweg uit Middelhamis en Chiel Spee
en Jan Troost Wzn. uit Sommelsdijk bereid
om dit zware werk uit te voeren. De werk
tijden liepen van 7 uur 's morgens tot 5 uur
's avonds, 's Zaterdags werd toen ook nog
tot 's middags 12 uur gewerkt. En gewerkt
werd er!
Jan Troost (bijna 81 jaar) is van dit groepje
mensen nog de enige in leven en hij vertelde
me erover alsof het nog maar kort geleden
was gebeurd.
Per man verzetten ze 10 tot 12 m^ grond
per dag. Alle grond werd met de schop ver
werkt. Er kwam geen enkele mechanische
kracht aan te pas.
"Vergeet niet", zei Jan, "dat wij zelf niet
meer boven het maaiveld zichtbaar waren
als we op diepte stonden te graven."
Op één gedeelte moest een diepte van 3
meter worden aangehouden en het is niet
moeilijk voor te stellen hoe zwaar het werk
was om vanaf die diepte de grond naar
boven te werken. Het weer was warm en
de luchtvochtigheid gering. Als de mannen
zaten te eten kon men de witte contouren
van de zweetplekken op het overhemd dui
delijk waarnemen. Het witte zout had zich
uit het opdrogende zweet gekristalliseerd.
De rioolbuizen moesten worden gelegd met
behulp van een lier die slechts op een hou
ten driepoot werd ondersteund. Eén voor
één werden de buizen op diepte gelegd en
de naden werden met cement aangestreken.
Het hele karwei inclusief een gedeelte van
de Sint Nicolaasdreef werd in slechts 2
maanden tijds afgemaakt.
De eerste straat die in dat plan gerealiseerd
werd was de Koninginnelaan. In augustas
1948 konden aan de noordzijde van die
straat 20 woningwetwoningen aan de geluk
kige huurders worden toegewezen. Tege
lijkertijd werden aan de oostkant van de
Sint Nicolaasdreef 4 woningwetwoningen
gebouwd. De bouw was aangenomen door
de firma Van Hennik. Denkt u zich eens in,
24 woningen in totaal! Gedurende de oorlog
had de bouw van woningen stil gelegen. Uit
navraag bij de firma C. Boeter bleek, dat zij
geen enkel huis in Sommelsdijk in die ake
lige oorlogsjaren hadden kunnen bouwen.
Er was weinig of geen kapitaal beschikbaar
en er was geen bouwmateriaal voorhanden.
Een groot hiaat in de bouwwereld was daar
van het gevolg geweest waaraan in 1948 een
einde was gekomen. Geen wonder dat toen
de term 'woningnood' een groot maatschap
pelijk en sociaal probleem omschreef.
De verdeling van de nieuwe wooimjimte
aan de toekomstige bewoners ondervond bij
de bevolking de (on)nodige kritiek, ook nog
in de jaren daaropvolgend. Doet een bestuur
het ooit goed?
Voor de verdeling van deze woonruimte
werd 10% aangewezen door Burgemeester
en Wethouders van de gemeente en het ove
rige percentage werd toegewezen door het
bestuur van de Bouwvereniging. Nu, na 57
jaar wonen er van de 24 huurders nog vijf
personen c.q. gezinnen in deze woningen.
Mutaties zorgden voor de verandering van
de rest van het huurderspotentieel.
Het onderhavige bouvifplan was vrij een
voudig van opzet en vooral ook praktisch
van indeling. De Koninginnelaan vormde
de noordgrens, de later aangelegde Stoof-
hoek werd de oostgrens, de Prinssesselaan
de zuidgrens en de reeds lang bestaande
Dorpsweg completeerde het rechthoekige
plan aan de westzijde. Zo werden in de
noord-zuidrichting successieveUjk 5 straten
aangelegd, te weten: de Stoofhoek, de A. J.
de Graaffstraat, de Hobius de Krijgerlaan, de
Ds. Montijnstraat en de Joos Jansestraat waar
in 1962 de laatste woningen konden worden
opgeleverd. Toen was het plan voltooid.
Maar hoe zag dat plangebied er uit vóór
1947? Dat kan nu nog worden opgetekend.
Allereerst lag er de Sint Nicolaasdreef. Die
liep vanaf het Kortewegje tot aan de tram
lijn. De naam van de dreef is in de straat-
naamgeving behouden gebleven zij het maar
voor een klein gedeelte. De tramlijn heeft
gelegen waar nu de Koningin Julianaweg
loopt (parallel aan de Prinsesselaan).
Aan beide zijden van de Sint Nicolaasdreef
lagen met hagen omgeven volkstuinen. Voor
de vogels vormde dit gebied een eldorado
van rust met een habitat dat voor hen alleen
geschapen leek. Maar de mensen konden er
eveneens genieten van zoveel natuurlijke
schoonheid en weldadige stilte. Een stilte
die slechts verbroken werd door het wellui
dende gezang van vogels dat al begon nog
voordat de zon opging.
Vele mensen uit het dorp maakten in hun
vrije uurtjes, veelal op zondagen, een kuier-
tje door de 'Sinterklaosdreeve' en voelden
zich op hun plaats.
Wanneer in het voorjaar de fruitbomen op
hoogstam in bloei stonden was zo'n wande
ling dubbel zo aangenaam. Allerlei oude
appel- en perenrassen waren er te vinden
maar zo hier en daar ook een kersenboom of
een morel. De gebroeders Van Gent hadden
in hun tuin zelfs een bijenstal.
Mijn vader wist ons te vertellen dat in de
Sint Nicolaasdreef een soort van plaggenhut
had gestaan die bewoond is geweest door P.
M. met zijn dochter. Armoediger kon niet,
volgens hem. P. verdiende zijn brood met
het castreren van dieren en reisde daarvoor
door het hele eiland Rakkee.
Vanaf de Dorpsweg liep een andere dreef
die echter geen naam had. Tussen de machi
nefabriek van Mosselman, Holleman en Vis
(thans Toyota-garage) en een perceel land
van Cor Joppe lag de ingang van deze dreef
die o.a. met kolengruis was verhard.
Aan de noordkant van de dreef lag een
perceel grond van Jaap Buurveld. Langs
dat perceel en ook langs de andere percelen
lagen nog originele greppels. Bij Jaap in
de greppel groeide een flinke groep mie
rikswortel, een kruisbloemige plant met
grote, hoog opgroeiende bladeren waarop
onze geiten verzot waren. Jaap had er ook
een paar prachtige aalbessen- en kruisbes-
senbossen staan. Die stonden te dicht langs
de dreef vooral wanneer ondeugende voor-
bijgangertjes de rijpe en glimmende rode
besjes zagen hangen.
Naast dit perceel lag een klein zijdreefje dat
naar de Koninginnelaan liep die toen die
naam nog niet had maar waar al wel een
achttal woonhuizen stond. Langs dit dreefje
lag o.a. een perceel met opstallen van Cor
van Driel, ook een oom van ondergeteken
de. Het volgende perceel was van de familie
Jan Volwerk die op dat betrekkelijk kleine
perceel reeds voor de Tweede Wereldoorlog
witlof kweekte onder niet meer dan een
paar gebogen golfplaten die over de bedden
waren geplaatst.
Naast het perceel van Volwerk lagen twee
stukjes land van Jaap Joppe. Als dorps-
boer had Joppe die grond nodig om er zijn
landbouwproducten zoals aardappelen aan
de hoop te kunnen opslaan. Op het eerste
perceel stond een 'juururenne'een uien-
opslagplaats. Als de producten in het late
voorjaar waren weggehaald, verbouwde
Joppe er steeds maïs. Die maïs werd in de
nazomer aan de paarden opgevoerd nadat
deze eerst in stukjes was gemalen. Uit de
kolven hingen goudgele draden die wij
maïshaar noemden. Die plukten we eraf
en droogden ze op een aantal dakpannen
van een konijnenhok. Als het plantaardig
goedje gedroogd was vergeleken wij het
met shag en we rookten het op als Indianen
uit een andere cultuur. In de lege juunrenne
broedde elk jaar een stel witte kwikstaartjes
die onophoudelijk hun lange staartjes op en
neer bewogen als ze in de buurt rondliepen.
Tussen die twee lapjes grond van Joppe lag
ook een rijdreefje dat toegang gaf tot een
perceel dat toebehoorde aan Gerbrand van
Driel.
Tenslotte lagen aan die kant van de hoofd-
dreef nog twee stukjes hofland van Herman
Vogelaar. Ook tussen die twee hoven lag
een zijdreefje dat noordwaarts liep waar
nog enige percelen lagen van Jaap Mossel
man en de familie Auperlee die er zelfs een
boomgaard had.
Precies op het eind van de hoofddreef stond
een schuurtje van Jaap Kievit, ik zou haast
zeggen een model-schuurtje! In die omge
ving stonden nog zes schuurtjes. Ik noem
ze toch maar even op. Arie Vroegindeweij
(Aoi van meutje Wum), Kees Holleman,
Bas Boom, Cor Slui, Klaas van Brussel en
Arie Hoogzand hadden daar hun opstallen.
In elk schuurtje zaten tenminste één of twee
varkens die gemest werden voor de eigen
slacht. Voorts hield men er geiten, konijnen,
kippen en... er zaten ook wel ratten. Bas
Boom gaf 's morgens altijd eerst een paar
trappen tegen het schuurdeurtje aan om de
ratten te verjagen voor hij de varkens ging
voeren. Bas was ook altijd zo weer weg.
In het dreefje dat naar de tuin van Auperlee
liep, groeide in de smalle bermen de wilde
chicorei en het kroonkruid, een bijzonder
mooi soort vlinderbloemige. Een bijzonder
heid uit de rijke flora was zeker de groei van
het groot hoefblad dat in de greppel achter
de schuurtjes van Holleman en Boom voor
kwam. Als kind noemden wij die planten
'rabarber' omdat de stengel in dikte en de
bladeren in grootte van het hoefblad veel
van rabarber weg hadden.
Aan de zuidkant van de hoofddreef lag dus
het eerdergenoemde perceel van Cor Joppe,
later zijn zoon Leen. Ook Joppe had er zijn
pitmeet, een perceel land voor het opslaan
van landbouwproducten onder stro en aarde.
Dat meetje liep langs de Dorpsweg tot aan
de Wildemanskreek. Joppe had er ook nog
een flinke boomgaard die langs de dreef met
heel wat prikkeldraad was afgeschermd.
Daar kwam men niet zomaar binnen. Naast
deie boomgaard lag een weitje met opstal
len van Jan Bienefelt, zoon van de oude
bakker Jaap. In dat weitje liepen altijd een
paar zeugen en vooral wanneer ze een toom
biggen hadden, was het grappig om er even
naar te kijken. Dan volgde een groot perceel
land die bij de Sommerdiekers als klampen-
meet bekend stond. Vooraan op het terrein
stond een houten loods waarin de dorskas
en de tractor waren gestationeerd. Rechts
van het dorsgedeelte hadden de leden van
de Onderlinge II (Sommelsdijk had nog een
Onderlinge) een stuk hofland. Deze Onder
linge werd gevormd door de families Kie
viet, Nelis, Schellevis en Troost. Wij hebben
er als kind in de kafhoop gespeeld en lieten
ons met een bos stro onder het achterwerk
van een stroklamp gUjden. Maar als de men
sen bezig waren met de stoffige dorswerk-
zaamheden, stonden we met verbazing te
Jans van der Baan.
kijken. Soms werd het ineens stil. Dan was
er een drijfriem afgelopen. Die moest uiter
aard eerst om de poelie worden gelegd voor
dat men verder kon gaan met dat belangrijke
werk. Slechts bij regenachtig weer lagen de
dorswerkzaamheden op de klampenmeet
stil. Bij droog en warm weer daarentegen
werd tot heel laat in de avond doorgewerkt.
Na zo'n dag van werken gingen de mannen
vanwege het vele stof dat op hun bezwete
lichaam was afgezet, onherkenbaar naar
huis. Vooral als zij erwten hadden gedorsen.
Naast de klampenmeet had Gilles Saarloos
in die omgeving een wat grotere schuur
staan dan de anderen. Hij mestte daar wat
kleinvee, geen melkvee. Ieder jaar lag daar
bij de schuur een hoop met voederbieten,
soms van die mooie, oranje gekleurde. In de
bietencampagne lag er ook een hoop bieten
koppen met lof er nog aan of koppen zonder
lof, de zogenaamde 'kruunen'.
De volgende met een schuurtje was Arend
Teeuw Schuurman. Hij stalde er zijn hit en
zijn wagentje. Daarmee ging hij petroleum
en sloffen voor de kachel uitventen. Hij
woonde aan de Westelijke Achterweg, zijn
huisje staat er nog. Aan de muur was een
reclamebordje bevestigd waarop stond:
Touwslager.
Om de hoek bij de opstallen van Schuurman
liep een lange, rechte zijdreef in zuidelijke
richting. Trouwens de hoofddreef en alle
zijdreefjes behalve de eerste, liepen zo recht
als een kaars. Juist langs die zijdreef ston
den aan beide zijden enige tientallen houten
schuurtjes. Dit gedeelte was het feitelijke
oude Knorrenburg van Sommelsdijk dat
toen die naam nog niet had verkregen. Toen
het een ieder bekend was dat al deze schuur
tjes moesten verdwijnen werd in 1952/1953
aan de oostkant van de Dorpsweg Nieuw
Knorrenburg gebouwd. Aanvankelijk lag dit
ver uit het dorp maar is intussen volkomen
ingebouwd door steeds meer woningen.
Op de hoek tegenover Schuurman had de
famiüe Van der Baan een schuurtje. Jans
van der Baan woonde met twee broers,
Lauw en Hans, aan de Dorpsweg in die klei
ne woninkjes die in 1989 zijn herbouwd. Zij
waren alle drie ongehuwd. Jans kwam altijd
het varken en de kippen voeren. Bij haar in
het schuurtje viel geen vuiltje te bekennen.
Zij schepte water met een aker uit het welle
tje dat vlak voor het schuurtje was gegraven
en waarvan het deksel op slot ging zodra er
weer geschept was. Jans met haar gehaakte
mutsje op haar hoofd, keek ons altijd nogal
kritisch aan maar trok toch een enigszins
lachend gezicht als wij met de geiten voor
bij trokken. Jans stond in de familie bekend
om haar bakkunst. Zij bakte 'kruudplaetjes'
zo groot als een theeschoteltje!
Tenslotte volgde nog een dubbele rij hoven
waarvan de eerste twee hoven van Schuur
man en Hoogzand waren. En natuurlijk
liep daar als scheiding een greppel. Al deze
percelen vanaf Cor Joppe tot aan de twee
laatste rijen hofland kwamen uit op de Wil
demanskreek die daar in een sierlijke bocht
door het eeuwenoude landschap slingerde.
De kreek was met verscheidene kunst
werken overbrugd. Het kunstwerk onder
de Dorpsweg lag bij woning no. 51, thans
bewoond door de weduwe Luijendijk. Het
volgende kunstwerk lag onder de tramlijn.
Ten zuiden van de kreek lagen enige grotere
percelen. Vanaf het dorp gerekend had vee
koopman Jan Troost daar een flinke schuur
staan en dreef er zijn handel. Daarnaast lag
een perceel bouwland van G. L. Bom. Op
dat perceel werd in het begin van de Tweede
Wereldoorlog een sportveld aangelegd voor
de voetbalvereniging Flakkee. Men had het
voetbalveld bij de Ronde Boom in Mid
delhamis verlaten. Langs de Dorpsweg had
men de ingang geprojecteerd en voor de rest
werd het veld langs de openbare weg voor
zien van een manshoge schutting. Langs de
tramlijn was geen schutting aangebracht.
Aardig detail: de schutting werd nooit
beklad. Het hele gebied waarover hier
sprake van was, is totaal veranderd en welke
gebieden zouden nog volgen?
Onze voorouders zagen in het dorp zo nu en
dan een woning bouwen. Daarna zag men
hele straten tegelijk bouwen en tegenwoor
dig ziet men hele wijken verrijzen en dat jjji,
een schrikaanjagend tempo.
Wat zal er nog van onze vruchtbare cultuur
grond overblijven is een vraag die snel een
antwoord behoeft.
P.S.
In augustus 1948 kwam onze familie in
aanmerking voor een nieuwe woning. Dat
was feest, vooral voor moeder. In december
daaraanvolgend bracht Cor van den Nieu-
wendijk met zijn hit en wagen een vrachtje
aardappelen voor de winter-eet. Die aardap
pelen werden achter de woning in de Konin
ginnelaan aan een hoopje gelegd.
Cor sprak toen tegen mijn vader: "Is dat
héle stik groend van joe, Aoi?"
"Jae zeker", was het antwoord, waarop Cor
repUceerde: "Man, dan zitte ze zoa an de
Staevereü"
üt dorsmachine op de klampenmeet van Ur,.ii liiu^e II. Op de tractor W. Troost en de kinderen Willem en Jan Troost en Cor Kieviet van wie de foto is.