Jan Hillebrand Wijsmulier Amsterdam, 14-2-1864 1 Amsterdam, 17-10-1941) Willem Johannes Weissenbruch Den Haag, I3-2-I855 1 Bloemendaal, 23-5-1925) i (4) 'De vrienden' BIAI1D01.I1IEU1IS J. H. WijsmuUer W. J. Weissenbruch door Corn. G. van der Sluijs PAGINA 10 VRUDAG 8 APRIL 2005 'Het Klaverblad' en hun vrienden Jan WijsmuUer was als zoon van onbe middelde ouders niet de meest bege nadigde waar het de keuze van zijn beroep betrof. Voor die tijd, de tweede helft van de 19e eeuw, was er voor hem maar één weg, namelijk geld verdienen om aan de kost te komen. Hij zwierf dan ook van baas naar baas, waarbij hij zelfs het beroep van horlogemaker uitoefende. Onze Jan knoeide echter het liefst met olieverf. En daar hij met zijn vriend Nicolaas van der Waay (1855-1935) op school gezeten had en deze op de Academie met Witkamp (1854-1897) bevriend was geraakt, waren de vrienden dan ook meestal samen te vinden, waardoor onze Jan ook nog eens geconfronteerd werd met de vorderingen van de kunstenaars in spé. WijsmuUer. Onderwijzer Koopman, die Jan en Klaas ken de van hun schooltijd, heeft veel bijgedragen aan het tekenen van de twee, waardoor Jan de lessen kon gaan volgen op de tekenavonden bij 'Felix Mentis'. Uiteindelijk begreep Jan dat, ondanks de bedenkingen tegen het werken op een Aca demie, hij een dergelijke opleiding nodig had, en zo wist hij middels een schitterend toelatingsexamen in 1876 aan de Academie van Amsterdam te komen. De Amsterdamse grachtensingels, dan nog onbedorven en schilderachtig, waren voor Jan de eerste onderwerpen, net als de Amstel- veenseweg en de Sloterweg, waarheen de jonge kunstenaar bepakt met zijn attributten naar toe sjouwde. Het duurde dan ook niet lang of één van de werken van de vrienden bracht voldoende op om ook eens naar Haarlem te reizen om daar inspiratie op te doen en te genieten van hun >ugd. Boerderij mei koeien in weiland, (olieveif op paneel, 35,5 x 49 cm.) Mede door zijn stugge werken wist Jan een Koninklijke subsi die te verwerven en vinden wij hem in 1879 in Den Haag, waar hij niet alleen studeerde aan de Academie, maai" ook lid werd van 'Pulchri Studio'. In 1882 bezoekt hij ook nog eens de Brusselse Academie, waar hij naast de verschillende Hollandse kunstenaars, ook Paul Gabriel (1828-1903) leert kennen, die men later nog wel aan Jans werk zou herkennen daar zijn palet op de kleuren van Gabriel geïnspireerd lijken te zijn. Na zijn Bnjsselse periode heeft Jan een atelier aan de Nas- saustraat, toen nog tussen de slootjes en de molens aan de rand van Amsterdam gelegen. Hij zwoegt daar aan zijn wer ken met sloten en molens, tot aan een tentoonstelling in 1883, waar zijn werk wordt bekroond met een zilveren medaille. Vanaf die tijd is zijn naam vol doende bekend om bij de'geno digden' te behoren, waardoor zijn werk op de meest belang rijke exposities te bezichtigen valt. Zelfs in het Groningse weet men zijn werk te waarderen en belandt hij daar in de verzameling van een familielid van Mesdag. Jan heeft dan al een ruimer atelier aan de Noordermarkt, van waaruit hij niet alleen de omgeving van de markt maar ook het land intrekt, zoals naar Gelderland waar hij soms maandenlang werkt. Zelfs het strand van Egmond dient dan als onderv/eip voor zijn schilderijen. Als wij hem rond 1900 weer terug aan het werk vinden, heeft hij z'n draai gevonden Windmolens, (aquarel 45x64 cm.) Brabants dorpje. (67x100 cm.) Winter, (doek 39x29 cm.) in het polder- en plassengebied en zien wij hem schilderend bij Noorden/Nieuwkoop of Kortenhoef. Juist daar vindt hij vele gelijkge stemde kunstenaars en heeft hij de motieven voor het 'oprapen'. Eén van de markantste kunstenaars was de uit België aflcomstige Victor Bauffe (1849- 1921), die met zijn vriend, de 'oude Weis- senbmch', het plassengebied doorkruiste, waarbij hij veelal ook zijn jachtgeweer bij de hand hield daar hij een boutje niet versmaad de en daai' ook de anderen van liet meege nieten door het wild op smakelijke wijze te bereiden. Net als de anderen verbleef hij ook wel in ■■^fHe, ■:'vff pension Bom en bij Verzijden. Victor was in alles een echte bohémien, maar toen de in Mons (België) geboren levensgenieter in Holland kennis kreeg aan J.H.Weissenbruch (1824-1903), bezocht hij de Haagse Acade mie en schaarde hij zich onder de landschap- schilders die in het kielzog van de groten der Hagenaars hun motieven zochten in de natte Hollandse polders. De jongeren zoals Lex Rosemeier (1888- 1992)en Willem van Voorden (1881-1921) probeerden zoveel mogelijk van de ouderen te leren, die het op hun beurt weer geleerd hadden van bijvoorbeeld een Willem Roe- lofs (1822-1897), waarvan bekend is dat hij, ook toen hij in Brussel woonde, zomers in Holland zijn motieven opzocht. Onderling werden de fijne kneepjes van het schilderen ook aan elkaar doorgegeven, wat resulteerde in een aantal enigszins op de zelfde manier werkende kunstschilders. Tot op hoge leeftijd heeft Jan WijsmuUer het plassengebied bezocht, waar hij ook expo seerde, samen met vele anderen zoals in 'de Karekiet'het atelier op palen in Koitenhoef van 'Geesje' (Gezina) Mesdag van Calcar (1851-1936), waar in 1910 en 1911 heel wat kunstwerken werden tentoongesteld van de in Noorden/Nieuwkoop werkende kunst schilders. Als zoon van een beroemde vader valt het niet mee om deze naar de kroon te steken, laat staan om hem te evenaren. En juist door het late suc ces van zijn vader heeft Willem het nodige daarover gezien en gehoord. In de Kazernestraat waar de familie toen woonde, was de woning nog net zo als toen Willems grootouders er nog woonden. Het leek wel op zo'n oud schilderij met zo'n echt oud- Hollands interieur, met aan de voor zijde het woongedeelte en achter een binnenplaats die men passeerde door een gang met zwart- en witmarme ren tegels, waarna men in het atelier kwam van vader Weissenbruch, die daar de aquarellen verspreid over de vloer uitgelegde zodat hij met recht zeggen kon dat de "de kunst met voe ten getreden werd". In deze ambiance groeide Willem op, en toen hij over schilder worden begon, advi seerde zijn vader hem met klem om een vak te leren daar het beroep van kunstschil der niet genoeg verdiende, zoals vader Jan Hendrik uit eigen ondervinding wist. Zelfs toen zoon Willem al in dienst stond, was de verkoop van een schilderij nog wel zo bijzonder dat er alle reden was dit middels een beschreven karton achter het raam aan de passerende Willem te laten weten. Willem werd dus rijtuigschilder, maar zijn baas vond dat hij meer verknoeide dan goed maakte. Zodoende werd het maar een kort stondige betrekking, waardoor zijn vader hem toch maar de lessen liet volgen van Fridolin Becker( 1830-1895) aan de Haagse Akademie. Jongeren die toen aan de Akademie stu deerden, waren voor de praktijkoefenin gen meestal aangewezen op een gezeten kunstenaar. Voor Willem hield dat in dat hij bij J. Stortenbeker (1821-1899), de huis- en decoratieschilder (o.a. ook voor het Koninklijk huis), in de leer ging. Wil lems vader, die al jong te horen kreeg om vooral door zijn eigen ogen te leren zien, probeerde dit natuurlijk ook op zijn zoon over te brengen en nam hem mee op zijn tochten naar buiten, het Dekkersduin in of naar Noorden/Nieuwkoop. Willem leerde zodoende het werk van zijn vader van A tot Z kennen. Het is dan ook niet verwonder lijk dat de liefde voor het landschap van zijn vader op hem werd overgebracht. Na vaders overlijden in 1903 op 78 jarige leeftijd, bleef Willem in het ouderlijk huis wonen. In 1907 trok hij echter naar Bus- sum, waar hij begon te tobben met zijn gezondheid. Zijn rechter long bezorgde hem zoveel last dat hij vier jaar onder dok ters behandeling bleef. Toen hij uiteinde lijk als 'volledig genezen' werd ontslagen, ging hij weer driftig aan het schilderen. Na enkele jaren noeste arbeid heeft Willem zijn eerste grote tentoonstelling bij Frans Buffa's Kunstzaal in Amsterdam, samen met vader 'Hendrik Jan', die eigenlijk Jan Hendrik heette, net als een familielid van hem, maar ter onderscheiding zijn voorna men omkeerde. Vader exposeerde dan zo'n 65 werken, zowel olieverf als aquarel. Zoon Willem toonde bij Buffa zo'n 64 werken en zoals het al bij meerdere geta lenteerde nazaten van beroemde ouders gebeurde, werd het geen onverdeeld suc ces daar er natuurlijk niet objectief naar zijn werk gekeken werd. Men trok onbe- Olieverf, 36x47 cm Willem Weissenbruch. wust een vergelijk met zijn vader, die pas op latere leeftijd naam maakte en dat nog eerder onder zijn kunstenaarsvrienden dan bij het grote publiek. Willem heeft werkelijk een keur aan onder werpen op het doek vastgelegd en vooral geprobeerd, net als zijn vader, daar ook stemming in te brengen. "Het weidse en het natuurlijke met rijpe kleuren op het doek gepenseeld, is dan ook één van de positie ve commentaren. 'Watermolen', 'Boerde rij','Reiger', 'Strand te Katwijk', 'Gezicht op Deventer'of 'Panorama bij Castricum' zeggen eigenlijk niets over de sfeer die er eventueel in gelegd is, maar wel trekt men een vergelijk bij 'zeilend schip', dat "zo mooi als indertijd 'een 'Willem Maris' geschilderd zou zijn". 'Bewolkte lucht' en 'Buiig weer', roemt men om de "romantische stemming" die Willem erin gelegd heeft, terwijl een "even smakelijk gecomponeerd, als van stem ming welgeslaagde 'Overhaaleen goede recensie krijgt. Als Willem later in Noorden-Nieuwkoop zo nu en dan met de drie vrienden mee naar buiten trekt, breekt voor 'Het Klaverblad' een productieve tijd aan. Willem heeft echter moeite het tempo van zijn jongere kunstbroeders bij te benen. Zijn magere lichaam laat niet toe dat hij een grote pro ductie heeft. "We roeiden elkaar dikwijls naar onze favoriete plekjes en als we elkaar in de late namiddag weer ophaalden, lag Willem te slapen onder een oude krant", vertelt Lex Rosemeier, "maar ja, hij was dan ook niet zo sterk" "zijn pinnige vrouw kwam wel eens bij ons binnenvallen als we na afloop gezellig bij elkaar zaten: 'Heb je nog wat gedaan? Want we moeten toch eten...?'. In de atelierwoninkjes in Noorden was geen elektrisch licht, dus kon zij ook niet zo goed zien wat en van wie er iets hing te drogen". "We wezen dan werk aan dat helemaal niet van hem was, waar door zij murmelend verdween en Willem met een zucht van verlichting terugzakte in zijn stoel". De vrienden van het 'Klaverblad' wisten toen nog niet dat Willems gestel niet zo sterk en gezond was dan dat zij dachten. Later, toen hij ziek bleek te zijn, hebben de vrienden hem dan ook aan alle kanten geholpen. "Dat was toen de gewoonste zaak van de wereld", vertelde Rosemeier zo'n dertig jaar later. Molen in een polderlandschap. (Pan. 21,7x33,4 cm.)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2005 | | pagina 10