EiiAiiDin-rfiÉuiis Een reisverslag ■'^^'^^^^^^^^^'^ffinfiif ffl^^ DIRKSLAND/KENIA - Las u vorige week in deze krant het eer ste deel van het verslag van Dietrik de Lange en Danielle JeUer over hun werkvakantie naar Kenia, vandaag volgt het tweede en tevens laatste deel. Extra(atje) Eind goed, al goed Afscheid Brandstof. Fietstaxi's Weer pech Door het oerwoud Op verdere doortocht Natuurpark Mount Kenia Naar huis PAGINA 18 f'fJPlff^':-- ifif^p9mm^^0'9/^!''^00^''P)0^»^i^'--^^-^£^ WOENSDAG 29 DECEMBER 2004 Door goede buren, verre vrienden... (2) Slenterend over een enorm met prikkeldraad afgesloten grasland, bekijken we honderden afgedankte elektriciteitspalen. Op het terrein ligt het her en der bezaaid met verduurzaam de hardhouten palen van 5 tot 15 meter lang en 30 tot 60 cm dik. De eigenaar, het staatse- lektriciteitsbedrijf van Kenia, heeft ze niet meer nodig en biedt ze te koop aan. Via via zijn we achter dit buitenkansje gekomen en besloten hier maar eens een behoorlijk ritje aan te wagen. We hebben wat ruimte, zowel in de planning als in het budget, en het leek ons erg leuk om naast de school ook nog een schommel en een wip te maken. Voor iets dat in weer en wind buiten staat, heb je deugde lijk en duurzaam materiaal nodig, vandaar onze belangstelUng voor deze elektriciteits palen. Na een paar uur hebben we wel wat geschikts gevonden, mooi recht, niet al te dik en vooral niet rot. Een man met een enorme motorzaag verwijdert de rotte eindjes en de zaak kan opgeladen worden. Meteen biedt een aantal sjouwers zijn diensten aan. Ik pak het dunste einde vast, til het op: geen krimp, geen millimeter de lucht in! "Eh..., ja help maar even, graag." Zes beren van kerels krommen hun rug; met moeite en hulp van ons lukt het ze om stukje bij beetje de palen op het pick-upje te laden. Zwaarder beladen dan ooit en vergezeld van een indrukwek kend papier dat ons het recht geeft om ons met voormalige staatseigendommen over 's heren wegen te begeven, vertrekken we van het terrein. Nog helemaal in mijn nopjes over dit prachtige koopje arriveren we bij school. Mijn enthousiasme is op slag verdwenen. "Of ik helemaal gek geworden ben", "of ik van de wc geplukt ben" en nog meer van dat soort terminologie. Volgens de timmerlieden zijn de palen veel te zwaar, te hard en te groot. Verwijtend wordt me nog toegevoegd dat ik een onverbeterlijke waterbouwer ben en alles lomp en zwaar wil maken. Waar schijnlijk hebben ze gelijk en een beetje bedremmeld bestel ik voor morgen een man met kettingzaag om het hout te bewerken. Onze laatste werkdag zit erop, op het gemak kijken we nog eens wat rond. De laatste tijd is hier ontzettend veel gebeurd. Voordat we kwamen, was de fundering van de klasloka len gereed en was een watertank van 10.000 liter afgeleverd. Kijk ik nu naar voren, dan zie ik, naast de watertank de ruwbouw van 2 klaslokalen, de dakplaten zitten er bijna op; het geheel moet nog afgewerkt worden. Kijk ik naar rechts, dan zie ik een zojuist gereed gekomen kolossale schommel en wip. Kijk ik naar links, dan zie ik een vrolijk geschil derd naambord van de school staan te drogen. Kijk ik achter me, dan zie ik een prachtige zonsondergang die het geheel in een zacht licht zet. Even later voeg ik me bij de leraren, leraressen en bouwvakkers, die de schommel en wip aan het uitproberen zijn. De meeste van hen hebben nog nooit op zo'n ding gezeten! Voor we vertrekken, moet nog een aantal zaken geregeld worden. De Nederlandse vrijwilliger zal onze taken weer overnemen en de afbouw begeleiden. Alle benodigde bouwmaterialen zijn aanwezig of besteld en betaald, de aannemer gaat bankjes maken en bouwt de school af Dankzij de vele gulle gevers blijken we aan het eind van de bouw zelfs nog wat geld over te hebben. Voor zichtig wordt met het schoolbestuur bespro ken dat we aan sommige duurzame investe ringen in de toekomst in beperkte mate een deel kunnen en willen bijdragen. Zo menen we als groep op een verantwoorde wijze met de overgeschoten giften te zijn omgespron gen, zonder al te veel de sinterklaas uit te hangen. Terugziend zijn we allemaal erg dankbaar dat we ons project zo mogen ach terlaten. Nog éénmaal rijden we het inmiddels ver trouwde stukje naar school, allemaal net iets netter gekleed dan normaal. Van verre horen we het gejoel van de schoolkinderen al en als we aankomen bij school, maakt ons hart een sprongetje van vreugde; de kinderen hebben de speelwerktuigen ontdekt. Behalve op de 4 daarvoor bestemde zitplaatsen, zitten er ook kinderen op de rest van de wip, zodanig dat de 2 middelste met hun neuzen tegen elkaar zitten. Een paar keer tellen leert ons dat er onge\ccr 40 kinderen op de wip zitten en de schommel vergaal het al niet veel anders. Gelukkig is alles nét iets steviger gemaakt en piept en kraakt het alleen, leve de water bouw! Hopelijk zijn de speelwerktuigen net zo diunzaam als de afsluitdijk! Dan is het tijd voor het afscheidsfeest, er is een feestmaal, er worden over en weer pre sentjes uitgedeeld en mooie woorden gesproken. Alle groepsleden mogen een boom planten. Hoe mooi een afscheidsfeest ook mag zijn, het onvermijdelijke ervan is dat er afscheid genomen moet worden, en dat valt na anderhalve week intensief optrek ken en samenwerken niet mee. Triest hangen we met zijn allen in het bakje, nog één blik naar de school, nog één keer zwaaien naar al onze vrienden, nog één keer met gierend geweld door de modder. We halen het, maar het geeft geen voldoening. Als we voor de laatste keer bij ons thuis aan komen, is het er leeg en schoon. Maar dat is balen, het busje staat niet, zoals afgesproken, op ons te wachten. Na wat ritjes door de buurt en wat heen en weer bellen, komt het busje telefonisch boven water. En een poos je later rijdt het busje het terrein op en blijkt dat de chauffeur maar was vertrokken: "Er was tóch niemand..." Snel wordt de bagage op het dak gegooid, we proppen ons in het busje, zwaaien, en even later zijn we, met een paar uur vertraging, onderweg; de stem ming komt er weer in. Starten... niks!, starten... niks!, starten... niks!, starten... niks!, starten... Nog maar net zijn we de verharde weg opgedraaid, of het busje komt langzaam tot stilstand en is met geen mogelijkheid meer aan de praat te krijgen. Tja, daar sta je dan, nog maar 4 kilo meter aan het reizen, en uitgereisd. Langs mijn neus weg vraag ik de chauffeur eens of er wel genoeg benzine in de bus zit; maar dat moest ruim voldoende zijn, want voordat hij naar ons toekwam had hij er zeker nog 3 liter ingegooid, en dat zou het moeten redden tot dat ik de brandstof kon gaan betalen. Ieder een stapt uit, de motorkap gaat omhoog, er worden ongeveer 14 deskundige blikken in het motorcompartiment geworpen. Met al die blikken schieten we niets op, dus peuter ik ze er maar weer uit en ga ik samen met de chauffeur op zoek naai" een mogelijke oor zaak. Uiteindelijk kunnen we maar één ding concluderen: zonder brandstof rijdt zelfs de beste bus niet! Mijn gezicht klaart weer wat op en dat van de chauffeur betrekt. Op hun gemakje liggen 12 man in het gras ons na te staren als we met zijn drieën lopend op zoek gaan naar het o zo belangrijke vuur- water. We zijn al verschrompeld tot kleine stipjes als we een lift krijgen. Even later, 5 kilometer verderop, stoppen we bij een ben zinestation. Spoedig zijn we weer op de terugweg met een kannetje benzine en dan zien we ze staan, glimmend geschilderd in de mooiste kleuren, voorzien van glimmen de toeters en bellen, spiegels, spatlappen, met in de mooiste letters geschilderde religi euze teksten met een islamitische of christe lijke achtergrond en vooral: met een heerlijk zacht kussen op de bagagedrager. Het zijn de fietstaxi's van Eldoret! We kunnen de ver leiding niet weerstaan, en even later rijden we. Aanvankelijk gaat het best heuveltje op, heuveltje af, wind door de haren, maar die zelfde wind doet me even later ook vermoe den dat mijn chauffeur al aardig aan het zwe ten is. Als er zich een werkelijk serieuze heuvel aandient, we nauwelijks nog vooruit komen en de andere fietstaxi's als stipjes in de verte zijn verdwenen, vraag ik me af waarom ik nu precies als zwaarste van de drie bij de kleinste chauffeur op moest stap pen; ik stap dan ook maar af en ga duwen. Verwonderd kijkt de chauffeur achterom, dit heeft hij in zijn 89-jarige loopbaan nog nooit meegemaakt! Even later hijgen we allebei even hard en halen we de rest, ik rennend achter zijn fiets en hij trappend óp zijn fiets, weer in. Het laatste stuk gaat heuveltje af en ik zit me te bedenken dat dit toch eigenlijk wel een decadente vertoning is: een zich uit de naad trappende fietser met achterop een toerist. Mijn geweten sus ik wat met het idee dat deze man waarschijnlijk blij is dat hij überhaupt werk heeft, en een fooi. Drup, drup, drup..., we gooien de benzine in de tank en aan de onderkant loopt het er iets langzamer weer uit! Lekke tank. Mijn gezicht betrekt, het van de chauffeur klaart op, betrekt. Op de laatste benzinedampen rijden we de stad binnen en parkeren ons busje bij wat ze hier een garage noemen. Een met golf platen omheind stukje grond dat pikzwart en vettig ziet van de gemorste, oüe, benzine en smeer. Op het teirein staan en liggen de meest bizarre resten van een wereld aan autoge schiedenis, een wiel uit 1634, een motorblok uit 1875, een versnellingsbak, een motorkap, een stoel, een imperiaal, een paar gestripte auto's, verder veel troep met troep en daartus sen loopt ook nog een handjevol monteurs met de grootste sleutels en de zwaarste hamers. Van de nood wordt een deugd gemaakt door in een restaurantje 15 snelle borden friet te bestellen; de obers draven, en weldra zijn we met een paar man klaar en los sen de chauffeur op zijn wachtpost af Met zijn drieën lopen we rond de bus en hou den we onze bezittingen in de gaten, zeker geen geringe opgave want de duisternis is zo compleet dat je haar bijna vast kunt pakken. In deze omstandigheden is het de monteurs gelukt de bus wat in de hoogte te krijgen; ze rust nu op een stapel, speciaal voor dit doel bij elkaar geraapte keien. Onder de bus hg- gen een stuk of vier, wie zal het zeggen, vijf monteurs, die druk bezig zijn om liggend op de vuile grond, bij het minimale licht van een lege zaklamp, de tank vanonder de bus te halen. Na een poosje noeste arbeid komen én de tank én de monteurs vanonder de bus en kan de werkelijke reparatie gaan beginnen. Een tube stierenkit wordt aangerukt en het lek wordt door de hoofdmonteur vakkundig dichtgeprut. Even later staan we weer bij het benzinestation en laten onze tank halfvol gooien. "Net aangebrachte stierenkit houdt niet van volle tanks". Met een beetje pijn in mijn buik over de duurzaamheid van deze geweldige reparatie en een paar uur extra vertraging zijn we weer onderweg en zullen we ons reisdoel voor deze dag toch wel eens bij moeten gaan stellen. Met haar hoofd liggend op haar armen en het biu-eautje, pratend met een andere vrouw die er mogelijk nog gemakkelijker bij hangt, tref ik de receptioniste in het kantoortje op één van de hoogste verdiepingen van een aftands hotel. Met het bewegen van haar oogleden geeft ze aan dat ze zich van mijn aanwezig heid bewust is en waarschijnlijk ook dat ik welkom ben. Na even stommetje te hebben gespeeld, vraagt ze ietwat vermoeid maar toch uiterst beleefd "wat mot je?" "Ik wil graag kamers voor 14 personen, als het kan, als het mag, alstublieft". Een diepe zucht, met de vraag of ik de kamers nog wil zien; het klinkt me eigenlijk meer als een verwijt dan een vraag. Moeizaam sleurt ze zich over eind en gaat me voor, al snel besluit ik deze kamers maar te nemen, niet zozeer omwille van de uitstekende en luxe kamers, maar meer vanwege de concurterende prijs van 2 euro per persoon per nacht en het ontbreken van veel opties op dit tijdstip en op deze plaats. Als we onze intrek in onze kamers hebben genomen, maken we kennis met een ander onderdeel van Kenia's uitgebreide die renrijk en wel met de kakkerlak. Vreemd genoeg is niemand hier echt enthousiast over. Verder is bij het bezichtigen het laatste water uit de kraan gelopen en zodoende sta ik me even later met nat wc-papier te douchen. Vanachter het dikke bladerendek komt een leeg busje tevoorschijn gehobbeld, met daar achter een stuk of 14 rood aangelopen jonge mensen die zorg dragen voor de voortstu wing van dit gevaarte. Met een laatste krachtsinspanning wordt het busje de cam ping opgeduwd en hebben we het reisdoel van deze morgen, zei het 'iets later' dan gepland, bereikt. Als ik even later bij de campingbaas sta uit te blazen, wordt ik vriendelijk welkom geheten en informeert de man belangstellend waar we vandaan komen. Een paar nauwelijks verholen pret- üchtjes zie ik in zijn ogen oplichten en ik hoor hem haast denken: Hollanders, Hollan ders, zelfs bij een benzinestation gaat het van kijken, kijken en niet kopen. Op deze mooie camping midden in het oerwoud, besluiten we de tenten op te slaan. Terwijl wij de tenten staan op te zetten, is de chauffeur onderweg met de opdracht en de tijd, om nu eens serieus werk te gaan maken van de bedrijfszekerheid van zijn busje. Als een trouwe toom kuikens verliezen we onze kloek, de gids, geen moment uit het oog als hij zich een weg baant door het oer woud. Het oerwoud van Kakamega, één van de laatst overgebleven stukken ongerept woud in Kenia. Waai' Kenia vroeger voor een veel groter deel was bedekt met woud, is er door expansiedrift en een ontembare zucht naar hout slechts dit deel overgeble ven. Toen ik van te voren wat aan het lezen was over Kakamega, las ik over honderden, zoniet duizenden soorten zoogdieren, vogels, reptielen en insecten, en dat allemaal in overweldigende aantallen. Dit alles over peinzend bedacht ik dat, als er in dit bosje ook nog eens 14 toeristen bij moesten, het waarschijnlijk wel een krappe bedoening zou moeten worden. Onze gids blijft enthou siast, maar ik bedenk dat de beesten uit het bos met de Nederlandse toeristen, een Nederlands spelletje aan het spelen zijn: ver stoppertje, en dat met zulk een overtuiging en vastberadenheid dat, als ik hier voorheen slechts maar een fractie van had bezeten, ik waarschijnlijk nog in een hooimijt of onder een kast had gelegen. Een aantal laat zich snappen; zo zien we een groot aantal vlin ders in de meest mooie, vormen en kleuren, ook zien we een aantal soorten apen. Reptie len en insecten groter dan een postzegel krij gen we, voor de één gelukkig, voor de ande re helaas, niet te zien. Maar ook zonder al te veel beesten is het lopen door een oerwoud een indrukwekkend iets. Een onvoorstelbare hoeveelheid aan planten, bomen en struiken, waarvan vele een geneeskrachtige werking hebben. Van een middeltje tegen keelpijn, tot een wetenschappelijk erkend middel tegen prostaatkanker en al wat daar tussen zit. Reizend door Kenia is het bijzonder om te zien hoe het landschap, het klimaat, maar zeker ook de bevolking van uur tot uur rei zen verandert. Het is een uur of vier in de middag en we zijn al de hele dag aan het rei zen, en dat met 15 man opgepropt in een bus je dat ontwoipen is voor hooguit 9, zittend op niet meer dan een paar met stof overtrok ken houten planken. En hoe interessant het buiten het busje ook mag zijn, in het busje raken we het aardig zat, maar daar waar we naar toe willen, zijn we nog lang niet. Door de erbarmelijke toestand van de wegen heb ben we de afgelopen dag amper de geplande 40 kilometer per uur gehaald. Masaai Mara nationaal park, onze reisbestemming, is nog ongeveer 150 kilometer te gaan, een uur of 3 a 4 dus. Het plaatsje Talek, aan de ingang van het park, waar we willen overnachten is op 2 manieren ter bereiken. Ten eerste een omweg over de hoofdweg en door het natio nale park, waarvan de entree 30 euro p.p. bedraagt, of ten tweede een kortere route over een secundaire weg en niet door het park. Aangezien de laatste route en de plaat sen die hij verbindt, op de kaart nog wel een zekere mate van belangrijkheid doet ver moeden en ik zuunig ben, besluit ik voor deze te kiezen. Goed en wel op deze weg blijkt dat er nog wel degelijk verschil zit tus sen heel slechte wegen en heel verschrikke lijk slechte wegen. Deze morgen hadden we een systeem ontwikkeld om de hindernissen onderweg in te delen door ze te becijferen. Nog geen kilometer onderweg blijkt ons sys teem volkomen ontoereikend en een 10 wordt een 1. Stof! Deze weg lijkt te bestaan uit niets dan stof Onze zwaarbeladen bus werpt een stofwolk op, ter grote van een flatgebouw en hetzelfde doen de tegemoet komende voertuigen. Kijkend naar mijn reisgenoten moet ik stiekem wel een beetje lachen, stuk voor stuk zien ze eruit of ze vooraan hebben gestaan toen de meelfabriek ontplofte, en aan hun sippe gezichten te zien vonden ze het nog niet eens leuk ook. Na een adembenemend mooie zonsonder gang is het inmiddels al een poos donker, uren rijden we al weer op deze weg. De veren kreunen, de mensen kreunen, de motor zucht, de mensen zuchten, het gemiddelde is teruggelopen tot ongeveer 10 kilometer per uur. Voor de zoveelste keer race ik met mijn kaartmetertje over de kaart, zo langzamer hand zouden we toch wel bij Lemek, een stadje ter grootte van Hellevoetsluis, moeten zijn. Bij een paar olielampen stoppen we en vragen we: "hoe ver nog naar Lemek?" "Dit is Lemek", en het stadje ter grootte van Hel levoetsluis verschrompelt naar een nederzet ting van 5 huizen, nauwelijks groter dan het stipje op de kaart. Hoe ver het nog naar Talek is, weten ze niet precies maar toch al gauw een kilometer of 80. Met deze voort gang wordt het wel midden in de nacht voor we daar zijn, en de kans op een ontmoeting met een leeuw, olifant of neushoorn wordt richting Talek ook steeds groter.Een niet al te prettig vooruitzicht om nog verder te gaan. Goede raad is duur. Hoe vind je in zulk een onherbergzame streek een veilige slaap plaats voor 15 man? "Probeer het eens bij de Rooms Katholieke missiepost" oppert iemand, en hij is zelfs bereid ons de weg te wijzen. Zo sta ik even later voor de moeder wat te draaien en mijn verhaal te vertellen, of we alstublieft hier een nachtje mogen slapen, ik zie haar gezicht betrekken en met het hare ook het mijne. Allerlei bezwaren worden geopperd, de bedden zijn niet opgemaakt, de accu's zijn leeg, het water is op en ze kan geen maaltijd voor ons bereiden. Met een gul gebaar wuif ik haar bezwaren weg en zeg dat we er voor deze keer geen bezwaar van zullen maken. Nauwelijks overtuigd en zich nog steeds schamend voor de in haar ogen karige ontvangst, gaat ze me met een bos sleutels en een arm vol olielampen voor. En ik? Ik volg haar, en van dankbaarheid zou ik haar wel kunnen zoenen! Een totaal andere aanblik geeft de wereld na een goede nachtrust en bij een zacht och tendlicht. Voor we vertrekken, krijgen we nog een rondleiding over de missiepost. Met beperkte middelen en hulp uit het buitenland worden hier gehandicapte kinderen uit de omgeving opgevangen en verzorgd. Door ze veel water te geven, groeien de mooiste bloemen in deze droogte. Buiten de poort staat een reusachtige boom die door de oli fanten gebruikt wordt als krabpaal; ontwor teld, gehavend en versplinterd. Deze post is met recht een oase in deze woeste, onge naakbare omgeving. Na een geweldig mooie rit bereiken we pas halverwege de middag de camping waar we gisterenavond hadden wil len zijn en besluiten hier de tenten voor het weekend op te slaan. Aandachtig lijken de apen naar onze preek iezer te luisteren en door hun aandacht lijkt de onze geheel naar hen te gaan. Luidkeels prijzen een aantal dames hun koopwaar aan de stil in het gras luisterende mensen en tegen deze vasthoudende kooplieden is geen negeren opgewassen. Zo goed en zo kwaad als het gaat proberen we hen duidelijk te maken, dat ze bij ons mogen komen zitten en dat we het eerst over onze "koopwaar" gaan hebben; morgen kunnen ze terugkomen voor het hunne. Na een minuut of 10 vertrekken ze met de staart tussen de benen, verbaasd over zoveel onbegrip en vasthoudendheid. Al sinds onze aankomst hebben verschillende mensen me verteld dat ik entree moet betalen voor het park. En al.s op een gegeven moment zelfs de campingbaas me komt vragen om naar het kantoortje van het park te gaan en entree te gaan betalen, vraag ik hem verwon derd waarom ik entree moet betalen voor iets waar ik mijn entree nog niet heb gemaakt? Geduldig, en berustend in mijn onbegrip, weet de campingbaas me duidelijk te maken dat de beesten zich niet houden aan de door mensen getrokken grens van het park, dat ze ook daarbuiten, en dus ook hier, volop te zien zijn; ik moet daarom entree betalen om in de bijürt van een park te mogen zijn. Nu besluit ik, ordelievend als ik ben, me wel te houden aan die door mensen getrokken lijn en zeg hem dat ik het maandag, als we het park opgaan, wel eens met de parkwachters zal bespreken. Tenslotte: als ik bij een bushalte sta, hoef ik toch óók geen strippenkaart te hebben?, bedenk ik me. Het zit me nog niet helemaal lekker en zo besluit ik toch nog even navraag te gaan doen bij het kantoortje van de parkwachters. De parkwachters weten van de hoed en de rand, ook dat we nog geen entree hebben betaald. In dit domein van de P.C. Hooft-tractoren, asobakken of ten'cinwagens val je als stelletje verlopen jongelui in een oud taxibusje schijnbaar op. De entreezaken kun nen zonder probleem maandag geregeld wor den en ik kan heerlijk slapen onder een over weldigende stertenhemel. Nog slaapdronken vanwege het achterlijk vroege tijdstip, sta ik voor het loket en vertel dat ik graag met 14 man, een gids, een busje en een chauffeur het park op.wil. "Hoe lang wilt u in het park blijven?" "Eén dag." Daarop word ik vriendelijk verzocht om voor óns 30, voor het busje 5, voor de chauffeur 2 en voor de gids niets te betalen. Verbaasd en zonder al te veel wroeging vraag ik me af, als we het park oprijden, of de mensen hier samen met de parkgrenzen de Keniaanse wet wat mi- mer hebben willen interpreteren, of dat wij hier nu de boeven zijn. Deze vertwijfeling houdt echter niet lang stand, overweldigd als ik word door een met woorden niet uit te druk ken en met foto's niet uit te beelden namur- schoon en dierenrijkdom. Leeuwen, leeuwen welpen, wrattenzwijnen, giraffes, gieren, lui paarden, olifanten, struisvogels, gazelle's, gnoes, mariboe's, zebra's, secretarisvogels, hyena's, kortom, te veel om op te noemen en in drie woorden: echt hartstikke geweldig! Ons volgende en laatste reisdoel is de Mount Kenia. Tussen Masaai Mara en Mount Kenia ligt een reis van anderhalve dag. Ongetwij feld zullen de details van dit reizen u, net als ons, aardig gaan vermoeien. Maar enkele sappige wil ik zeker niet voor me houden. Iemand achter in het busje merkt wijselijk op: "we hebben al een paar dagen geen pech gehad en al helemaal geen lekke banden, toch wel bijzonder op deze wegen". Tien seconden later komt het busje slingerend langs de weg tot stilstand. Hoe is het moge lijk? Jawel: lekke band! Tijdens het verwis selen van het wiel zien we tegelijk ook nog even dat er langzaam maar zeker olie lekt uit een gaatje in de carterpan. De hoogste tijd om ons busje weer eens toe te vertrouwen aan de liefdevolle en inventieve zorgen van een automechaniek-artiest, die hier ook wel oneerbiedig monteur genoemd word. Ook bij deze reparatie biedt een tube stierenkit uitkomst en zo kunnen we een paar uur later onze weg weer vervolgen. Van dit opont houd is door de groep dankbaar gebruik gemaakt om uitgebreid souvenirs en bood schappen in te slaan. Deze extra belasting, boven de al niet geringe last, leidt ertoe dat het busje uiteindelijk letteriijk door zijn- veren zakt. Iets voorzichtiger rijdend en met een stapeltje gebroken bladveren, bereiken we de camping aan de voet van de Mount Kenia. Het bord dat ons welkom heet op de cam ping, zet de Mount Kenia in de schaduw. Ruim honderd meter hoog moet het zijn om al de dingen met bijbehorende peilen te kun nen bevatten, hier het hotel, daar de huisjes, hier het zwembad, daar de sauna, hier de ten nisbaan en daar ook nog een heel klein pijl tje naar de camping. Deze camping is duide lijk één van onze betere ovemachtingplaat- sen. Niet verkeerd om nog even een beetje schoon te worden en op adem te komen voordat de terugreis aanvaard wordt. Het Keniaanse prijsniveau went sneller dan die van de euro en dan de gewenning terag. Slie pen we gisteren in een hotel voor 1,5 p.p., nu moet ik wel even slikken als blijkt dat ons diner maar hefst 5 kost. Het komt me over als een astronomisch bedrag, waarvoor we bijna een hele week kunnen dineren. Tussen de 3e en de 4e gang kan ik alles al weer een beetje relativeren en bedenk ik me dat ik voor dit bedrag 3 weken geleden amper een taai broodje bal met majo en een blikje drin ken bij de pomp kocht. Morgen willen we een wandeltocht maken op de berg, het liefst met een georganiseerde tour. Navraag bij de receptie leert, dat ze ook hierin kunnen voor zien. Een gelikte prijslijst wordt me onder de neus geduwd en even duizelt het me. Het zelfde bedrag hebben we nota bene uitgege ven in de hele periode dat we aan het reizen zijn! De bodem van de pot is al verdacht goed in zicht, en terwijl ik de man vertel dat we dit echt niet kunnen betalen, moet van mijn gezicht af te lezen zijn geweest dat ik heel de trip naar Mount Kenia in duigen zag vallen, want er zal nog eens goed naar de prijs gekeken worden zo wordt me verteld. Een uur en wat onderhandelingen later blijkt dat het toch wel meer dan 75% goedkoper kan, maar ons brood moeten we dan toch wel zelf meenemen, wat we met het allergrootste plezier zullen doen. Zelden hadden we een lunchpakket van meer dan 150 p.p. bij ons. Op de imposante neus prijkt, als bewijs van duurzaam vakmanschap van onze oosterbu ren, een ster. In zijn arbeidzaam leven heeft hij waarschijnlijk duizenden tonnen zand naar de delta werken vervoerd. Na zijn pen sionering zijn op zijn rug wat bankjes en een huif geplaatst en mag hij nog wat toeristen de Mount Kenia opzeulen. Een beetje opge wonden klimmen we op zijn rug, gaan zitten en houden ons stiekem wat beter vast in afwachting van de dingen die komen gaan. De chauffeur zit wat met een sleuteltje te porten en probeert hem wakker te maken, en dat is nu juist watje niet doen moet. Met een getergde brul ontwaakt de mastodont en zit ten we door zijn ingehouden woede te schudden op zijn rug. Met een reuzensprong galopperen we weg. Haastig wordt een poort geopend en gaan wat auto's aan de kant en dat is wijs, ja uitermate wijs, want we rijden u plat en vreten u op, fototoestel in de aan slag, iedereen aan de kant, hier komt de supertoerist. Een keer of 10 blijft onze mastodont als een koppige ezel staan, een keer of 10 kruipt de chauffeur als een vol leert dompteur in zijn opengesperde muil en een keer of 10 galopperen we ook weer ver der. Bocht na bocht kreunen we de berg op, om vanaf 3000 meter uiteindelijk verder te gaan lopen. Over een comfortabele vierbaansweg zoe ven we naar Nairobi, wat we met het vallen van de avond binnenrijden. Een schitterende zonsondergang boven een stinkende en vuil- uitbrakende stad, vuurtjes langs de weg, mensen, onvoorstelbaar veel mensen en een werkelijk complete verkeerschaos is het beeld dat ons netvlies nauwelijks verwerken kan. Met knipperende neonveriichting en honderden lampjes versierde bussen met mega geluidsinstallaties, staan elkaar naar het leven en vullen elk vrijkomend plekje van de stoep tot en met de middenberm (en mogelijk daarbuiten) onmiddellijk op met een ongekend fanatisme. De chauffeur voelt zich duidelijk in zijn element en brengt ons voor de laatste maal naar onze slaapplaats, waar we enorme 3 persoons slaapzalen vin den, ideaal voor ons afscheidfeest. Slapen, vroeg opstaan, inchecken, vliegen, Schiphol, thuis. Na 3 weken weer thuis. Drie weken! het leek wel een jaar! Of ja. nee, toch, het leek wel een dag, 3 weken, nee ongelofelijk! Voor ons complete verhaal en méér foto's van de werkvakantie in Kenia kunt u kijken op website www.werkvakantiekema.nl. Dirksland, Dietrik de Lange en Danielle Jelier

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2004 | | pagina 18