EiiAiiDin-rfiÉuiis
Een reisverslag
■'^^'^^^^^^^^^'^ffinfiif ffl^^
DIRKSLAND/KENIA - Las u
vorige week in deze krant het eer
ste deel van het verslag van Dietrik
de Lange en Danielle JeUer over
hun werkvakantie naar Kenia,
vandaag volgt het tweede en tevens
laatste deel.
Extra(atje)
Eind goed, al goed
Afscheid
Brandstof.
Fietstaxi's
Weer pech
Door het oerwoud
Op verdere doortocht
Natuurpark
Mount Kenia
Naar huis
PAGINA 18
f'fJPlff^':--
ifif^p9mm^^0'9/^!''^00^''P)0^»^i^'--^^-^£^
WOENSDAG 29 DECEMBER 2004
Door goede buren, verre vrienden...
(2)
Slenterend over een enorm met prikkeldraad
afgesloten grasland, bekijken we honderden
afgedankte elektriciteitspalen. Op het terrein
ligt het her en der bezaaid met verduurzaam
de hardhouten palen van 5 tot 15 meter lang
en 30 tot 60 cm dik. De eigenaar, het staatse-
lektriciteitsbedrijf van Kenia, heeft ze niet
meer nodig en biedt ze te koop aan. Via via
zijn we achter dit buitenkansje gekomen en
besloten hier maar eens een behoorlijk ritje
aan te wagen. We hebben wat ruimte, zowel
in de planning als in het budget, en het leek
ons erg leuk om naast de school ook nog een
schommel en een wip te maken. Voor iets dat
in weer en wind buiten staat, heb je deugde
lijk en duurzaam materiaal nodig, vandaar
onze belangstelUng voor deze elektriciteits
palen. Na een paar uur hebben we wel wat
geschikts gevonden, mooi recht, niet al te dik
en vooral niet rot. Een man met een enorme
motorzaag verwijdert de rotte eindjes en de
zaak kan opgeladen worden. Meteen biedt
een aantal sjouwers zijn diensten aan. Ik pak
het dunste einde vast, til het op: geen krimp,
geen millimeter de lucht in! "Eh..., ja help
maar even, graag." Zes beren van kerels
krommen hun rug; met moeite en hulp van
ons lukt het ze om stukje bij beetje de palen
op het pick-upje te laden. Zwaarder beladen
dan ooit en vergezeld van een indrukwek
kend papier dat ons het recht geeft om ons
met voormalige staatseigendommen over 's
heren wegen te begeven, vertrekken we van
het terrein. Nog helemaal in mijn nopjes over
dit prachtige koopje arriveren we bij school.
Mijn enthousiasme is op slag verdwenen.
"Of ik helemaal gek geworden ben", "of ik
van de wc geplukt ben" en nog meer van dat
soort terminologie. Volgens de timmerlieden
zijn de palen veel te zwaar, te hard en te
groot. Verwijtend wordt me nog toegevoegd
dat ik een onverbeterlijke waterbouwer ben
en alles lomp en zwaar wil maken. Waar
schijnlijk hebben ze gelijk en een beetje
bedremmeld bestel ik voor morgen een man
met kettingzaag om het hout te bewerken.
Onze laatste werkdag zit erop, op het gemak
kijken we nog eens wat rond. De laatste tijd
is hier ontzettend veel gebeurd. Voordat we
kwamen, was de fundering van de klasloka
len gereed en was een watertank van 10.000
liter afgeleverd. Kijk ik nu naar voren, dan
zie ik, naast de watertank de ruwbouw van 2
klaslokalen, de dakplaten zitten er bijna op;
het geheel moet nog afgewerkt worden. Kijk
ik naar rechts, dan zie ik een zojuist gereed
gekomen kolossale schommel en wip. Kijk
ik naar links, dan zie ik een vrolijk geschil
derd naambord van de school staan te
drogen. Kijk ik achter me, dan zie ik een
prachtige zonsondergang die het geheel in
een zacht licht zet. Even later voeg ik me bij
de leraren, leraressen en bouwvakkers, die
de schommel en wip aan het uitproberen
zijn. De meeste van hen hebben nog nooit op
zo'n ding gezeten!
Voor we vertrekken, moet nog een aantal
zaken geregeld worden. De Nederlandse
vrijwilliger zal onze taken weer overnemen
en de afbouw begeleiden. Alle benodigde
bouwmaterialen zijn aanwezig of besteld en
betaald, de aannemer gaat bankjes maken en
bouwt de school af Dankzij de vele gulle
gevers blijken we aan het eind van de bouw
zelfs nog wat geld over te hebben. Voor
zichtig wordt met het schoolbestuur bespro
ken dat we aan sommige duurzame investe
ringen in de toekomst in beperkte mate een
deel kunnen en willen bijdragen. Zo menen
we als groep op een verantwoorde wijze met
de overgeschoten giften te zijn omgespron
gen, zonder al te veel de sinterklaas uit te
hangen. Terugziend zijn we allemaal erg
dankbaar dat we ons project zo mogen ach
terlaten.
Nog éénmaal rijden we het inmiddels ver
trouwde stukje naar school, allemaal net iets
netter gekleed dan normaal. Van verre horen
we het gejoel van de schoolkinderen al en als
we aankomen bij school, maakt ons hart een
sprongetje van vreugde; de kinderen hebben
de speelwerktuigen ontdekt. Behalve op de 4
daarvoor bestemde zitplaatsen, zitten er ook
kinderen op de rest van de wip, zodanig dat
de 2 middelste met hun neuzen tegen elkaar
zitten. Een paar keer tellen leert ons dat er
onge\ccr 40 kinderen op de wip zitten en de
schommel vergaal het al niet veel anders.
Gelukkig is alles nét iets steviger gemaakt en
piept en kraakt het alleen, leve de water
bouw! Hopelijk zijn de speelwerktuigen net
zo diunzaam als de afsluitdijk!
Dan is het tijd voor het afscheidsfeest, er is
een feestmaal, er worden over en weer pre
sentjes uitgedeeld en mooie woorden
gesproken. Alle groepsleden mogen een
boom planten. Hoe mooi een afscheidsfeest
ook mag zijn, het onvermijdelijke ervan is
dat er afscheid genomen moet worden, en
dat valt na anderhalve week intensief optrek
ken en samenwerken niet mee.
Triest hangen we met zijn allen in het bakje,
nog één blik naar de school, nog één keer
zwaaien naar al onze vrienden, nog één keer
met gierend geweld door de modder. We
halen het, maar het geeft geen voldoening.
Als we voor de laatste keer bij ons thuis aan
komen, is het er leeg en schoon. Maar dat is
balen, het busje staat niet, zoals afgesproken,
op ons te wachten. Na wat ritjes door de
buurt en wat heen en weer bellen, komt het
busje telefonisch boven water. En een poos
je later rijdt het busje het terrein op en blijkt
dat de chauffeur maar was vertrokken: "Er
was tóch niemand..." Snel wordt de bagage
op het dak gegooid, we proppen ons in het
busje, zwaaien, en even later zijn we, met
een paar uur vertraging, onderweg; de stem
ming komt er weer in.
Starten... niks!, starten... niks!, starten...
niks!, starten... niks!, starten... Nog maar
net zijn we de verharde weg opgedraaid, of
het busje komt langzaam tot stilstand en is
met geen mogelijkheid meer aan de praat te
krijgen. Tja, daar sta je dan, nog maar 4 kilo
meter aan het reizen, en uitgereisd. Langs
mijn neus weg vraag ik de chauffeur eens of
er wel genoeg benzine in de bus zit; maar dat
moest ruim voldoende zijn, want voordat hij
naar ons toekwam had hij er zeker nog 3 liter
ingegooid, en dat zou het moeten redden tot
dat ik de brandstof kon gaan betalen. Ieder
een stapt uit, de motorkap gaat omhoog, er
worden ongeveer 14 deskundige blikken in
het motorcompartiment geworpen. Met al
die blikken schieten we niets op, dus peuter
ik ze er maar weer uit en ga ik samen met de
chauffeur op zoek naai" een mogelijke oor
zaak. Uiteindelijk kunnen we maar één ding
concluderen: zonder brandstof rijdt zelfs de
beste bus niet! Mijn gezicht klaart weer wat
op en dat van de chauffeur betrekt.
Op hun gemakje liggen 12 man in het gras
ons na te staren als we met zijn drieën lopend
op zoek gaan naar het o zo belangrijke vuur-
water. We zijn al verschrompeld tot kleine
stipjes als we een lift krijgen. Even later, 5
kilometer verderop, stoppen we bij een ben
zinestation. Spoedig zijn we weer op de
terugweg met een kannetje benzine en dan
zien we ze staan, glimmend geschilderd in
de mooiste kleuren, voorzien van glimmen
de toeters en bellen, spiegels, spatlappen,
met in de mooiste letters geschilderde religi
euze teksten met een islamitische of christe
lijke achtergrond en vooral: met een heerlijk
zacht kussen op de bagagedrager. Het zijn de
fietstaxi's van Eldoret! We kunnen de ver
leiding niet weerstaan, en even later rijden
we. Aanvankelijk gaat het best heuveltje op,
heuveltje af, wind door de haren, maar die
zelfde wind doet me even later ook vermoe
den dat mijn chauffeur al aardig aan het zwe
ten is. Als er zich een werkelijk serieuze
heuvel aandient, we nauwelijks nog vooruit
komen en de andere fietstaxi's als stipjes in
de verte zijn verdwenen, vraag ik me af
waarom ik nu precies als zwaarste van de
drie bij de kleinste chauffeur op moest stap
pen; ik stap dan ook maar af en ga duwen.
Verwonderd kijkt de chauffeur achterom, dit
heeft hij in zijn 89-jarige loopbaan nog nooit
meegemaakt! Even later hijgen we allebei
even hard en halen we de rest, ik rennend
achter zijn fiets en hij trappend óp zijn fiets,
weer in. Het laatste stuk gaat heuveltje af en
ik zit me te bedenken dat dit toch eigenlijk
wel een decadente vertoning is: een zich uit
de naad trappende fietser met achterop een
toerist. Mijn geweten sus ik wat met het idee
dat deze man waarschijnlijk blij is dat hij
überhaupt werk heeft, en een fooi.
Drup, drup, drup..., we gooien de benzine in
de tank en aan de onderkant loopt het er iets
langzamer weer uit! Lekke tank. Mijn gezicht
betrekt, het van de chauffeur klaart op,
betrekt. Op de laatste benzinedampen rijden
we de stad binnen en parkeren ons busje bij
wat ze hier een garage noemen. Een met golf
platen omheind stukje grond dat pikzwart en
vettig ziet van de gemorste, oüe, benzine en
smeer. Op het teirein staan en liggen de meest
bizarre resten van een wereld aan autoge
schiedenis, een wiel uit 1634, een motorblok
uit 1875, een versnellingsbak, een motorkap,
een stoel, een imperiaal, een paar gestripte
auto's, verder veel troep met troep en daartus
sen loopt ook nog een handjevol monteurs
met de grootste sleutels en de zwaarste
hamers. Van de nood wordt een deugd
gemaakt door in een restaurantje 15 snelle
borden friet te bestellen; de obers draven, en
weldra zijn we met een paar man klaar en los
sen de chauffeur op zijn wachtpost af
Met zijn drieën lopen we rond de bus en hou
den we onze bezittingen in de gaten, zeker
geen geringe opgave want de duisternis is zo
compleet dat je haar bijna vast kunt pakken.
In deze omstandigheden is het de monteurs
gelukt de bus wat in de hoogte te krijgen; ze
rust nu op een stapel, speciaal voor dit doel
bij elkaar geraapte keien. Onder de bus hg-
gen een stuk of vier, wie zal het zeggen, vijf
monteurs, die druk bezig zijn om liggend op
de vuile grond, bij het minimale licht van
een lege zaklamp, de tank vanonder de bus te
halen. Na een poosje noeste arbeid komen én
de tank én de monteurs vanonder de bus en
kan de werkelijke reparatie gaan beginnen.
Een tube stierenkit wordt aangerukt en het
lek wordt door de hoofdmonteur vakkundig
dichtgeprut. Even later staan we weer bij het
benzinestation en laten onze tank halfvol
gooien. "Net aangebrachte stierenkit houdt
niet van volle tanks". Met een beetje pijn in
mijn buik over de duurzaamheid van deze
geweldige reparatie en een paar uur extra
vertraging zijn we weer onderweg en zullen
we ons reisdoel voor deze dag toch wel eens
bij moeten gaan stellen.
Met haar hoofd liggend op haar armen en het
biu-eautje, pratend met een andere vrouw die
er mogelijk nog gemakkelijker bij hangt, tref
ik de receptioniste in het kantoortje op één
van de hoogste verdiepingen van een aftands
hotel. Met het bewegen van haar oogleden
geeft ze aan dat ze zich van mijn aanwezig
heid bewust is en waarschijnlijk ook dat ik
welkom ben. Na even stommetje te hebben
gespeeld, vraagt ze ietwat vermoeid maar
toch uiterst beleefd "wat mot je?" "Ik wil
graag kamers voor 14 personen, als het kan,
als het mag, alstublieft". Een diepe zucht,
met de vraag of ik de kamers nog wil zien;
het klinkt me eigenlijk meer als een verwijt
dan een vraag. Moeizaam sleurt ze zich over
eind en gaat me voor, al snel besluit ik deze
kamers maar te nemen, niet zozeer omwille
van de uitstekende en luxe kamers, maar
meer vanwege de concurterende prijs van 2
euro per persoon per nacht en het ontbreken
van veel opties op dit tijdstip en op deze
plaats. Als we onze intrek in onze kamers
hebben genomen, maken we kennis met een
ander onderdeel van Kenia's uitgebreide die
renrijk en wel met de kakkerlak. Vreemd
genoeg is niemand hier echt enthousiast over.
Verder is bij het bezichtigen het laatste water
uit de kraan gelopen en zodoende sta ik me
even later met nat wc-papier te douchen.
Vanachter het dikke bladerendek komt een
leeg busje tevoorschijn gehobbeld, met daar
achter een stuk of 14 rood aangelopen jonge
mensen die zorg dragen voor de voortstu
wing van dit gevaarte. Met een laatste
krachtsinspanning wordt het busje de cam
ping opgeduwd en hebben we het reisdoel
van deze morgen, zei het 'iets later' dan
gepland, bereikt. Als ik even later bij de
campingbaas sta uit te blazen, wordt ik
vriendelijk welkom geheten en informeert
de man belangstellend waar we vandaan
komen. Een paar nauwelijks verholen pret-
üchtjes zie ik in zijn ogen oplichten en ik
hoor hem haast denken: Hollanders, Hollan
ders, zelfs bij een benzinestation gaat het
van kijken, kijken en niet kopen. Op deze
mooie camping midden in het oerwoud,
besluiten we de tenten op te slaan.
Terwijl wij de tenten staan op te zetten, is de
chauffeur onderweg met de opdracht en de
tijd, om nu eens serieus werk te gaan maken
van de bedrijfszekerheid van zijn busje.
Als een trouwe toom kuikens verliezen we
onze kloek, de gids, geen moment uit het
oog als hij zich een weg baant door het oer
woud. Het oerwoud van Kakamega, één van
de laatst overgebleven stukken ongerept
woud in Kenia. Waai' Kenia vroeger voor
een veel groter deel was bedekt met woud, is
er door expansiedrift en een ontembare
zucht naar hout slechts dit deel overgeble
ven. Toen ik van te voren wat aan het lezen
was over Kakamega, las ik over honderden,
zoniet duizenden soorten zoogdieren,
vogels, reptielen en insecten, en dat allemaal
in overweldigende aantallen. Dit alles over
peinzend bedacht ik dat, als er in dit bosje
ook nog eens 14 toeristen bij moesten, het
waarschijnlijk wel een krappe bedoening
zou moeten worden. Onze gids blijft enthou
siast, maar ik bedenk dat de beesten uit het
bos met de Nederlandse toeristen, een
Nederlands spelletje aan het spelen zijn: ver
stoppertje, en dat met zulk een overtuiging
en vastberadenheid dat, als ik hier voorheen
slechts maar een fractie van had bezeten, ik
waarschijnlijk nog in een hooimijt of onder
een kast had gelegen. Een aantal laat zich
snappen; zo zien we een groot aantal vlin
ders in de meest mooie, vormen en kleuren,
ook zien we een aantal soorten apen. Reptie
len en insecten groter dan een postzegel krij
gen we, voor de één gelukkig, voor de ande
re helaas, niet te zien. Maar ook zonder al te
veel beesten is het lopen door een oerwoud
een indrukwekkend iets. Een onvoorstelbare
hoeveelheid aan planten, bomen en struiken,
waarvan vele een geneeskrachtige werking
hebben. Van een middeltje tegen keelpijn,
tot een wetenschappelijk erkend middel
tegen prostaatkanker en al wat daar tussen
zit.
Reizend door Kenia is het bijzonder om te
zien hoe het landschap, het klimaat, maar
zeker ook de bevolking van uur tot uur rei
zen verandert. Het is een uur of vier in de
middag en we zijn al de hele dag aan het rei
zen, en dat met 15 man opgepropt in een bus
je dat ontwoipen is voor hooguit 9, zittend
op niet meer dan een paar met stof overtrok
ken houten planken. En hoe interessant het
buiten het busje ook mag zijn, in het busje
raken we het aardig zat, maar daar waar we
naar toe willen, zijn we nog lang niet. Door
de erbarmelijke toestand van de wegen heb
ben we de afgelopen dag amper de geplande
40 kilometer per uur gehaald. Masaai Mara
nationaal park, onze reisbestemming, is nog
ongeveer 150 kilometer te gaan, een uur of 3
a 4 dus. Het plaatsje Talek, aan de ingang
van het park, waar we willen overnachten is
op 2 manieren ter bereiken. Ten eerste een
omweg over de hoofdweg en door het natio
nale park, waarvan de entree 30 euro p.p.
bedraagt, of ten tweede een kortere route
over een secundaire weg en niet door het
park. Aangezien de laatste route en de plaat
sen die hij verbindt, op de kaart nog wel een
zekere mate van belangrijkheid doet ver
moeden en ik zuunig ben, besluit ik voor
deze te kiezen. Goed en wel op deze weg
blijkt dat er nog wel degelijk verschil zit tus
sen heel slechte wegen en heel verschrikke
lijk slechte wegen. Deze morgen hadden we
een systeem ontwikkeld om de hindernissen
onderweg in te delen door ze te becijferen.
Nog geen kilometer onderweg blijkt ons sys
teem volkomen ontoereikend en een 10
wordt een 1. Stof! Deze weg lijkt te bestaan
uit niets dan stof Onze zwaarbeladen bus
werpt een stofwolk op, ter grote van een
flatgebouw en hetzelfde doen de tegemoet
komende voertuigen. Kijkend naar mijn
reisgenoten moet ik stiekem wel een beetje
lachen, stuk voor stuk zien ze eruit of ze
vooraan hebben gestaan toen de meelfabriek
ontplofte, en aan hun sippe gezichten te zien
vonden ze het nog niet eens leuk ook.
Na een adembenemend mooie zonsonder
gang is het inmiddels al een poos donker,
uren rijden we al weer op deze weg. De
veren kreunen, de mensen kreunen, de motor
zucht, de mensen zuchten, het gemiddelde is
teruggelopen tot ongeveer 10 kilometer per
uur. Voor de zoveelste keer race ik met mijn
kaartmetertje over de kaart, zo langzamer
hand zouden we toch wel bij Lemek, een
stadje ter grootte van Hellevoetsluis, moeten
zijn. Bij een paar olielampen stoppen we en
vragen we: "hoe ver nog naar Lemek?" "Dit
is Lemek", en het stadje ter grootte van Hel
levoetsluis verschrompelt naar een nederzet
ting van 5 huizen, nauwelijks groter dan het
stipje op de kaart. Hoe ver het nog naar
Talek is, weten ze niet precies maar toch al
gauw een kilometer of 80. Met deze voort
gang wordt het wel midden in de nacht voor
we daar zijn, en de kans op een ontmoeting
met een leeuw, olifant of neushoorn wordt
richting Talek ook steeds groter.Een niet
al te prettig vooruitzicht om nog verder te
gaan. Goede raad is duur. Hoe vind je in zulk
een onherbergzame streek een veilige slaap
plaats voor 15 man? "Probeer het eens bij de
Rooms Katholieke missiepost" oppert
iemand, en hij is zelfs bereid ons de weg te
wijzen. Zo sta ik even later voor de moeder
wat te draaien en mijn verhaal te vertellen, of
we alstublieft hier een nachtje mogen slapen,
ik zie haar gezicht betrekken en met het hare
ook het mijne. Allerlei bezwaren worden
geopperd, de bedden zijn niet opgemaakt, de
accu's zijn leeg, het water is op en ze kan
geen maaltijd voor ons bereiden. Met een
gul gebaar wuif ik haar bezwaren weg en zeg
dat we er voor deze keer geen bezwaar van
zullen maken. Nauwelijks overtuigd en zich
nog steeds schamend voor de in haar ogen
karige ontvangst, gaat ze me met een bos
sleutels en een arm vol olielampen voor. En
ik? Ik volg haar, en van dankbaarheid zou ik
haar wel kunnen zoenen!
Een totaal andere aanblik geeft de wereld na
een goede nachtrust en bij een zacht och
tendlicht. Voor we vertrekken, krijgen we
nog een rondleiding over de missiepost. Met
beperkte middelen en hulp uit het buitenland
worden hier gehandicapte kinderen uit de
omgeving opgevangen en verzorgd. Door ze
veel water te geven, groeien de mooiste
bloemen in deze droogte. Buiten de poort
staat een reusachtige boom die door de oli
fanten gebruikt wordt als krabpaal; ontwor
teld, gehavend en versplinterd. Deze post is
met recht een oase in deze woeste, onge
naakbare omgeving. Na een geweldig mooie
rit bereiken we pas halverwege de middag de
camping waar we gisterenavond hadden wil
len zijn en besluiten hier de tenten voor het
weekend op te slaan.
Aandachtig lijken de apen naar onze preek
iezer te luisteren en door hun aandacht lijkt
de onze geheel naar hen te gaan. Luidkeels
prijzen een aantal dames hun koopwaar aan
de stil in het gras luisterende mensen en
tegen deze vasthoudende kooplieden is geen
negeren opgewassen. Zo goed en zo kwaad
als het gaat proberen we hen duidelijk te
maken, dat ze bij ons mogen komen zitten en
dat we het eerst over onze "koopwaar" gaan
hebben; morgen kunnen ze terugkomen voor
het hunne. Na een minuut of 10 vertrekken
ze met de staart tussen de benen, verbaasd
over zoveel onbegrip en vasthoudendheid.
Al sinds onze aankomst hebben verschillende
mensen me verteld dat ik entree moet betalen
voor het park. En al.s op een gegeven moment
zelfs de campingbaas me komt vragen om
naar het kantoortje van het park te gaan en
entree te gaan betalen, vraag ik hem verwon
derd waarom ik entree moet betalen voor iets
waar ik mijn entree nog niet heb gemaakt?
Geduldig, en berustend in mijn onbegrip,
weet de campingbaas me duidelijk te maken
dat de beesten zich niet houden aan de door
mensen getrokken grens van het park, dat ze
ook daarbuiten, en dus ook hier, volop te zien
zijn; ik moet daarom entree betalen om in de
bijürt van een park te mogen zijn. Nu besluit
ik, ordelievend als ik ben, me wel te houden
aan die door mensen getrokken lijn en zeg
hem dat ik het maandag, als we het park
opgaan, wel eens met de parkwachters zal
bespreken. Tenslotte: als ik bij een bushalte
sta, hoef ik toch óók geen strippenkaart te
hebben?, bedenk ik me. Het zit me nog niet
helemaal lekker en zo besluit ik toch nog even
navraag te gaan doen bij het kantoortje van de
parkwachters. De parkwachters weten van de
hoed en de rand, ook dat we nog geen entree
hebben betaald. In dit domein van de P.C.
Hooft-tractoren, asobakken of ten'cinwagens
val je als stelletje verlopen jongelui in een oud
taxibusje schijnbaar op. De entreezaken kun
nen zonder probleem maandag geregeld wor
den en ik kan heerlijk slapen onder een over
weldigende stertenhemel.
Nog slaapdronken vanwege het achterlijk
vroege tijdstip, sta ik voor het loket en vertel
dat ik graag met 14 man, een gids, een busje en
een chauffeur het park op.wil. "Hoe lang wilt
u in het park blijven?" "Eén dag." Daarop
word ik vriendelijk verzocht om voor óns
30, voor het busje 5, voor de chauffeur 2
en voor de gids niets te betalen. Verbaasd en
zonder al te veel wroeging vraag ik me af, als
we het park oprijden, of de mensen hier samen
met de parkgrenzen de Keniaanse wet wat mi-
mer hebben willen interpreteren, of dat wij
hier nu de boeven zijn. Deze vertwijfeling
houdt echter niet lang stand, overweldigd als
ik word door een met woorden niet uit te druk
ken en met foto's niet uit te beelden namur-
schoon en dierenrijkdom. Leeuwen, leeuwen
welpen, wrattenzwijnen, giraffes, gieren, lui
paarden, olifanten, struisvogels, gazelle's,
gnoes, mariboe's, zebra's, secretarisvogels,
hyena's, kortom, te veel om op te noemen en
in drie woorden: echt hartstikke geweldig!
Ons volgende en laatste reisdoel is de Mount
Kenia. Tussen Masaai Mara en Mount Kenia
ligt een reis van anderhalve dag. Ongetwij
feld zullen de details van dit reizen u, net als
ons, aardig gaan vermoeien. Maar enkele
sappige wil ik zeker niet voor me houden.
Iemand achter in het busje merkt wijselijk
op: "we hebben al een paar dagen geen pech
gehad en al helemaal geen lekke banden,
toch wel bijzonder op deze wegen". Tien
seconden later komt het busje slingerend
langs de weg tot stilstand. Hoe is het moge
lijk? Jawel: lekke band! Tijdens het verwis
selen van het wiel zien we tegelijk ook nog
even dat er langzaam maar zeker olie lekt uit
een gaatje in de carterpan. De hoogste tijd
om ons busje weer eens toe te vertrouwen
aan de liefdevolle en inventieve zorgen van
een automechaniek-artiest, die hier ook wel
oneerbiedig monteur genoemd word. Ook
bij deze reparatie biedt een tube stierenkit
uitkomst en zo kunnen we een paar uur later
onze weg weer vervolgen. Van dit opont
houd is door de groep dankbaar gebruik
gemaakt om uitgebreid souvenirs en bood
schappen in te slaan. Deze extra belasting,
boven de al niet geringe last, leidt ertoe dat
het busje uiteindelijk letteriijk door zijn-
veren zakt. Iets voorzichtiger rijdend en met
een stapeltje gebroken bladveren, bereiken
we de camping aan de voet van de Mount
Kenia.
Het bord dat ons welkom heet op de cam
ping, zet de Mount Kenia in de schaduw.
Ruim honderd meter hoog moet het zijn om
al de dingen met bijbehorende peilen te kun
nen bevatten, hier het hotel, daar de huisjes,
hier het zwembad, daar de sauna, hier de ten
nisbaan en daar ook nog een heel klein pijl
tje naar de camping. Deze camping is duide
lijk één van onze betere ovemachtingplaat-
sen. Niet verkeerd om nog even een beetje
schoon te worden en op adem te komen
voordat de terugreis aanvaard wordt. Het
Keniaanse prijsniveau went sneller dan die
van de euro en dan de gewenning terag. Slie
pen we gisteren in een hotel voor 1,5 p.p.,
nu moet ik wel even slikken als blijkt dat ons
diner maar hefst 5 kost. Het komt me over
als een astronomisch bedrag, waarvoor we
bijna een hele week kunnen dineren. Tussen
de 3e en de 4e gang kan ik alles al weer een
beetje relativeren en bedenk ik me dat ik
voor dit bedrag 3 weken geleden amper een
taai broodje bal met majo en een blikje drin
ken bij de pomp kocht. Morgen willen we
een wandeltocht maken op de berg, het liefst
met een georganiseerde tour. Navraag bij de
receptie leert, dat ze ook hierin kunnen voor
zien. Een gelikte prijslijst wordt me onder de
neus geduwd en even duizelt het me. Het
zelfde bedrag hebben we nota bene uitgege
ven in de hele periode dat we aan het reizen
zijn! De bodem van de pot is al verdacht
goed in zicht, en terwijl ik de man vertel dat
we dit echt niet kunnen betalen, moet van
mijn gezicht af te lezen zijn geweest dat ik
heel de trip naar Mount Kenia in duigen zag
vallen, want er zal nog eens goed naar de
prijs gekeken worden zo wordt me verteld.
Een uur en wat onderhandelingen later blijkt
dat het toch wel meer dan 75% goedkoper
kan, maar ons brood moeten we dan toch wel
zelf meenemen, wat we met het allergrootste
plezier zullen doen. Zelden hadden we een
lunchpakket van meer dan 150 p.p. bij ons.
Op de imposante neus prijkt, als bewijs van
duurzaam vakmanschap van onze oosterbu
ren, een ster. In zijn arbeidzaam leven heeft
hij waarschijnlijk duizenden tonnen zand
naar de delta werken vervoerd. Na zijn pen
sionering zijn op zijn rug wat bankjes en een
huif geplaatst en mag hij nog wat toeristen
de Mount Kenia opzeulen. Een beetje opge
wonden klimmen we op zijn rug, gaan zitten
en houden ons stiekem wat beter vast in
afwachting van de dingen die komen gaan.
De chauffeur zit wat met een sleuteltje te
porten en probeert hem wakker te maken, en
dat is nu juist watje niet doen moet. Met een
getergde brul ontwaakt de mastodont en zit
ten we door zijn ingehouden woede te
schudden op zijn rug. Met een reuzensprong
galopperen we weg. Haastig wordt een poort
geopend en gaan wat auto's aan de kant en
dat is wijs, ja uitermate wijs, want we rijden
u plat en vreten u op, fototoestel in de aan
slag, iedereen aan de kant, hier komt de
supertoerist. Een keer of 10 blijft onze
mastodont als een koppige ezel staan, een
keer of 10 kruipt de chauffeur als een vol
leert dompteur in zijn opengesperde muil en
een keer of 10 galopperen we ook weer ver
der. Bocht na bocht kreunen we de berg op,
om vanaf 3000 meter uiteindelijk verder te
gaan lopen.
Over een comfortabele vierbaansweg zoe
ven we naar Nairobi, wat we met het vallen
van de avond binnenrijden. Een schitterende
zonsondergang boven een stinkende en vuil-
uitbrakende stad, vuurtjes langs de weg,
mensen, onvoorstelbaar veel mensen en een
werkelijk complete verkeerschaos is het
beeld dat ons netvlies nauwelijks verwerken
kan. Met knipperende neonveriichting en
honderden lampjes versierde bussen met
mega geluidsinstallaties, staan elkaar naar
het leven en vullen elk vrijkomend plekje
van de stoep tot en met de middenberm (en
mogelijk daarbuiten) onmiddellijk op met
een ongekend fanatisme. De chauffeur voelt
zich duidelijk in zijn element en brengt ons
voor de laatste maal naar onze slaapplaats,
waar we enorme 3 persoons slaapzalen vin
den, ideaal voor ons afscheidfeest. Slapen,
vroeg opstaan, inchecken, vliegen, Schiphol,
thuis. Na 3 weken weer thuis. Drie weken!
het leek wel een jaar! Of ja. nee, toch, het
leek wel een dag, 3 weken, nee ongelofelijk!
Voor ons complete verhaal en méér foto's
van de werkvakantie in Kenia kunt u kijken
op website www.werkvakantiekema.nl.
Dirksland,
Dietrik de Lange en
Danielle Jelier