EIIAIIDBI-illEtJWS Consternatie Het front Meer ellende Afgedwaald Ziekenverpleging in Duitsland Uit het dagboek van J. Both uit Ouddorp PAGINA 11 WOENSDAG 22 DECEMBER 2004 ruimte. De volgende morgen, 22 december, zette het schip zich in beweging. Duitse mihtairen hielden niet alleen de wacht over I de op Goeree en Overflakkee buitgemaakte mensen, maar zij hadden zichzelf ook nog eens belast met het varen van de schepen. Hun stuurmanskunst was op zijn minst als onervaren aan te merken. Dat er met deze schepen geen ongelukken zijn gebeurd, mag, gezien de omstandighe den, waarlijk als een wonder worden be schouwd. Men trok het Haringvliet over en welke wateren verder nog bevaren werden, bleef onbekend. .i Eén keer, het moet in de buurt van Utrecht .j.zijn geweest, stootte het schip steenhard jj tegen een brugpijler op. "Hij zinkt!" riep iemand hevig verschrikt door het donkere .j^ruim; en bij de enige uitgang, die ook als j^ ingang diende, ontstond onmiddellijk een flinke worsteling om op het trapje te kunnen komen om naar boven te klimmen. De één wilde voor de ander uitkomen. In zulke situ aties kan geen sprake zijn van ordelijk ver loop of van solidariteit met het lot van de naaste. Slechts het vege lijfis dan in tel! j Gelukkig kwam men met de schrik vrij, het schip vertoonde na de botsing geen enkele .(lekkage en geleidelijk aan verstomde het rumoer. Het schip voer verder. Waar zij zich bevon- .j. den, waar men heen voer, hoe het schip heet- ;te; men wist niets. Men zat in een uiterst moeilijke houding in het stikke donker dat ^slechts af en toe verbroken werd door het ^i'opflikkerend licht van een aangeschrapte j^ lucifer. Om ongeveer 4 uur in de middag van II 23 december stapten de jongemannen één voor één uit het vunzige ruim en knipperden j^met hun oogleden daar zij zelfs het late hemellicht van de maar kort durende winter dag op dat moment niet eens konden verdra- V gen. Men had 48 uren in de ijzeren massa-cel van het schip door moeten brengen. Over een smalle plank begaf men zich naar het terrein van een grote bananenloods van ^,de K.N.S.M. in Amsterdam. Bij de ingang van de loods knetterde een heel jong uitzien- de soldaat met zijn mitrailleur, waarschijn lijk om de mannen schrik aan te jagen. Per slot van rekening dient men zijn gasten goed ,'te ontvangen... Bram, Izaak, Beschier, Maarten en Piet ble- 'ven steeds bij elkaar en brachten de nacht 'door in de bananenloods. Daar lag warempel ^wel een berg stro op de vloer. II Op verder transport '-Zondag 24 december, 's morgens 6 uur, 'moest er weer worden ingescheept. 'J'Opnieuw een donkere ruimte in met een wil- i| ligheid en gelatenheid die maar schijn was. ÜWat zou verzet ook kunnen baten, waarin 'J'zou een opstand onder die omstandigheden 1 kunnen ontaarden? Waarschijnlijk in een bloedbad. Waren het Twel vragen of waren het meer gedachten die "'gericht waren op een mogelijkheid uit de 'j'klauwen van de Duitsers te geraken? '-•'Men voer van Amsterdam het IJsselmeèr op. Tijdens de vaart moest telkens wel iemand 11 een plas doen en zodoende kwam men bui- 'I ten even op adem. '-iVoor het doen van een grote boodschap I' moest men met het blote achterwerk over de Trailing plaats nemen. Het schip tufte in zijn eigen ritme het brede water over en verstoorde met zijn motorge- ronk de stilte in een wijde omgeving. Na een lange en gevaarlijke reis minderde het schip 'I eindelijk wat vaart en meerde tenslotte aan. ■Dat bleek in Kampen te zijn. Op de kade f werden de mannen zij aan zij in lange rijen opgesteld en op het bevel 'Marsh!' liep de •''stoet van verse arbeidskrachten voor het 't Derde Rijk naar de Van Heutzkazeme. De "^'mars duurde zo'n half uur. In de kazerne Il werden de jongens en mannen heel goed ont- f vangen. Men kreeg volop brood en warme -1 koffie. Warme koffie waar zij tijdens hun -• bootreis toch zo naar verlangd hadden! Zie ke en van ontbering uitgeputte gevangenen T'werden door leden van het Rode Kruis opge vangen en verder verzorgd. '1 In de kazerne konden ze zich heerlijk opfris- 1 sen en scheren want men zag er uit. -■ Op afroep zijn vanuit de Van Heutzkazeme 'verscheidene Flakkeeënaars door de Duit- -■'sers vrijgelaten. Anderen hebben zich vrij f gekocht bij omkoopbare schildwachten, 'f zoals elders staat beschreven. ^'•Dat moet voor degenen die verder naar het vijandige Duitsland op transport werden fi gesteld een hard gelag zijn geweest, ook al ''■'gunden zij van harte de anderen hun betrek- -r^elijke vrijheid daar Nederland nog lange "tijd bezet zou blijven. ^'Na de nacht te hebben doorgebracht in de "'Van Heutzkazeme moesten 1400 mannen aantreden om lopend naar het station van Kampen te gaan. Het was heel vroeg in de f^ morgen. Bij helder, vriezend weer trok de Ji lange kolonne over de brag die de IJssel noverspande "en de cadans van die honderden rl voetstappen is me altijd bij gebleven", zei "'Maarten Troost anno 1990! Op het station moesten we wel twee uren I wachten. Een jongeman, genaamd Slabbe- I'koorn uit Wierden, stond midden op het sta- S'tion van Kampen net voor vertrek van de ■sitrein met gevangenen van wie hij deel uit- 3'maakte, uit volle borst te zingen. Hij zong op ■jiontroerende wijze: 'Vaarwel mijn dierbaar Vaderiand'(Op het schoolplein in Haspe 'werd Slabbekoom tijdens de gevechten tus- II sen Duitsers en de snel opmkkende Ameri- J kaanse legers op 14 april 1945 door een gra- I naat getroffen. Zijn mede-gevangenen wer- 1 den op die dag bevrijd. Instappen of instampen yl Onder zware bewaking werden die 1400 (mannen te Kampen een gereedstaande trein ,;iingedreven. In de eerste wagon, die eigenlijk _Vniet bestemd was voor vervoer van perso- .(.nen, nam o.a. het familiegroepje plaats. De ji.j)ortieren werden van buiten afgesloten. De n-trein zette zich moeizaam in beweging, rich- n-ting Duitsland. Dat was het enige wat de bionvrijwillige passagiers wisten. Bij dage- al raad naderde de trein het Overijsselse plaats je Wierden. Piloten van een zestal Spitfires .(Tiefflieger) die aan geallieerde zijde voort- I 'durend op jacht waren naar Duitse transpor- I ten per spoor dan wel per schip, kregen de q.naderende trein met gevangenen onder Duit- [(,se bewaking in het vizier. ^l'Onmiddellijk daarop schoten zij in neer gaande vlucht met hun boordwapens op de lokomotief. Na het eerste salvo, dat de trein al tot stilstand had gebracht, volgde er nog een tweede. Er volgde gelukkig geen derde salvo van de aanstormende jachtvliegtuigen hoewel zij toch nog enige malen laag over vlogen. Kennelijk hadden de Engelse vhe- gers in de gaten gekregen dat het hier ging om een personentrein en niet om een militair transport. Het is volkomen begrijpelijk dat er paniek uitbrak. Men kon niet uit de trein komen, ramen werden daarom ingeslagen en men vluchtte alle kanten uit. Gekerm van de man nen die waren getroffen klonk boven het lawaai uit. Enkele honderden gevangenen renden het dorp in en mengden zich onder de kerkgangers en vonden op die manier onder dak in de verschillende kerken. Er kwam snel hulp opdagen. De gewonden werden vervoerd naar een Noodziekenhuis. Ook de Duitse bewakers vluchtten weg en van die gelegenheid werd door minstens tweederde van de Nederlandse gevangenen gebmikgemaakt, om alsnog de dans, zij het op het nippertje, te ontspringen. Onder hen bevonden zich vele Flakkeeënaars. Ook Beschier en Izaak Doomhein en hun zwa gers Troost en Vogelaar vluchtten weg van de zojuist beschoten trein, maar toen zij elkaar later weer levend en wel ontmoetten was er één van hen niet bij. Dat was Abram, de jongste! Allerlei gedachten kwamen bij hen op. Ze gingen hem zoeken en trokken Wierden in. In het ziekenhuis van Wierden kwamen zij tenslotte terecht en daar bleek dat het ergste was gebeurd. Abram was dodelijk getroffen, vele kogels hadden zijn hoofd geraakt. Twee broers en een zwager stonden verslagen bij zijn met een laken overdekt lichaam. Identificatie was aan de hand van personalia niet zo moeilijk meer voor de omstanders. Veel moeilijker was het hun broer en zwager zo te moeten achterlaten en zelf door de vij and opnieuw bijeen te worden gedreven in een fabriek van Scholten aan de Violen- hoekweg en daama met een andere trein om vijf uur in de namiddag naar Duitsland te zullen worden afgevoerd. Wierdense E.H.BO. mensen wisten nog een dertigtal mannen verborgen te houden onder de tak- kenbossen in het ketelhuis van de fabriek. Zij die hun jonge leven bij deze treinbe- schieting hebben verloren waren: A. Doomhein 23 jaar uit Sommelsdijk P. Kerp 19 jaar uit Achthuizen D. J. de Graaf 28 jaar uit Renesse P. Lont 36 jaar uit Wierden Geert van Bergen uit Achthuizen raakte ern stig gewond en verloor daarbij één van zijn handen. Henk van Gelder uit Middelhamis kostte het een oog. De ingelaste trein maakte vaart. Trein, wat was daar van waar? Een trein die uren stil kon staan, een trein waar geen glas meer in de ramen stond, een ttein, waarin de gevan genen onder militaire bewaking, die in de winternacht voortging over de koude rails. De mannen hadden het nog kouder, want rails hebben geen gevoel ook al reageert het metaal op temperatuurschommehngen. Men kroop dicht tegen elkaar aan en sloeg een deken om zich heen. Maarten Troost had kans gezien met verkleumde vingers een briefje te schrijven naar huis. Tussen Wier den en Hengelo gooide hij het briefje uit de trein. Natuurlijk stond erin wat er die och tend in Wierden was gebeurd en zo schreef Maarten aan zijn zwangere vrouw Anna: "als het kind een jongen zal zijn, laat het dan Abram dopen..." Een goedaardige, onbekend gebleven burger heeft het briefje opgestuurd en het werd thuis in diepe smart ontvangen. Dat Bram in Wierden op Ie Kerstdag het leven had moe ten laten was de familie in Sommelsdijk reeds bekend gemaakt, maar nu werd dat bericht, door de ontvangst van Maartens briefje voor allen definitief bevestigd. Toen de trein in Hengelo stopte zagen er toch weer mensen kans te vluchten. De bewakers schoten daarop met scherp en dat belette verdere vluchtpogingen op meedo genloze wijze. De ingekrompen familiegroep uit Sommels dijk bleef verder, na de afschuwelijke gebeurtenis in Wierden, nog hechter bij elkaar. Via Wuppertal kwamen ze in Haspe terecht, daar werden zij in een schoolgebouw onder gebracht. Ze werden tewerkgesteld bij de spoorwegen met als standplaats Hagen. Luchtbombardementen en evenzovele keren alarm waren aan de orde van de dag. Het erg ste bleven natuurlijk de honger en de koude. Jongemannen moesten het doen met vier ons oud brood per week en 's avonds een liter knollen- of koolsoep. Toen het voorjaar werd, sneden ze de ontluikende blaadjes van paardebloemen fijn en na ze flink te hebben gewassen, voegden ze die blaadjes als vita- minerijk voedsel aan hun soep toe. Op 1 april 1945 brachten twee grote vleugels van het Negende en Eerste leger der Ameri kanen de verbinding tot stand bij Lippstadt, waardoor de omsingeling van het Ruhrge- bied een feit was. Tussen 2 en 18 april werd het grote industriegebied van de Ruhr in twee delen gesplitst en de verdedigers wer den systematisch vemietigd. Meer dan 400.000 Duitse soldaten vielen in geallieer de handen. De Flakkeese mannen in Haspe werden op 14 april door de Amerikanen bevrijd. Met 40 man werden zij in een door de Amerikanen toegewezen huis, dat eerder bewoond was geweest door nazi's, gehuisvest. Ze waren bevrijd. Bevrijd! Bevrijd van barbaren en dat in een klimatologisch ongelooflijk mooi voorjaar van 1945. Het leven werd weer heerlijk en bood zonnige perspectieven. De mannen gingen voortaan naar de Ameri kaanse legereenheden en kregen er in plaats van koolsoep de voortreffelijk smakende 'bacon and eggs'! Ook bij de boeren gingen ze eten halen. De boeren waren enigszins bang van de Hollan ders geworden en stonden het gevraagde voedsel en melk zonder betaling af. Dat ging natuurlijk niet van harte. In de winkel van Von Splinter kochten ze boekweitgrutten. Bovendien bracht Izaak elke dag meel mee, want hij was intussen bij een molenaar gaan werken. Het noodlot sloeg opnieuw toe. Piet Voge laar werd ziek. Hij werd naar het hospitaal in Haspe gebracht. De diagnose was MiUtaire Tuberculose die Vogelaar reeds voor de be vrijding onder zijn leden moet hebben gehad. Hij wilde niet meer eten en verzwak te zienderogen. Men vreesde het ergste. Beschier, Izaak en Maarten gingen elke dag bij hun zieke zwager op bezoek. Op een dag was de patiënt echter verdwenen. Piet was overgebracht naar het sanatorium te Lüden- scheid en overleed daar op 16 mei 1945. Hij liet een vrouw en vier zoontjes achter. De drie overgebleven familieleden zagen geen kans meer een bezoek aan zwager Piet te brengen. Op 22 mei werden ze op trans port gesteld naar Holland. Ze konden plaats nemen in grote legertrucks die werden bestuurd door lachende negerchauffeurs van het Amerikaanse leger. Een groot, witge- schilderd cijfer 8 sierde hun helmen. Het ging richting Roosendaal. Beschier, Izaak en Maarten arriveerden kort daarop thuis. De gebeurtenissen hadden hen zwaar getroffen. Hun gedachten gingen terag naar hun broer en zwager Abram die in de Wierdense grond begraven lag en hoe zou het met Piet aflo pen? Zij waren toen nog niet op de hoogte van zijn overlijden. Dat was hun thuiskomst, met lege en van ontroering trillende handen... Het stoffelijk overschot van Piet Vogelaar is op 13 augus tus 1947 op de Algemene Begraafplaats te Sommelsdijk herbegraven. Herdenking Op zaterdag 17 mei 1947 werd bij het station van Wierden (Ov.) honderd meter van de plek waar de treinbesehipting op 25 decem ber 1944 had plaatsgevonden een monument onthuld ter' nagedachtenis van de slacht offers die daarbij waren gevallen. Een comité dat zich hier op Goeree en Over flakkee had gevormd, nam de organisatie daarvan op zich. Namens onze bevolking voerde bij de ont hulling de heer D. D. Konings uit Middelhar- nis het woord. Uit Psalm 124 koos hij de woorden: "Zij hadden ons levend vernield." De heer Konings heeft de bevolking van de gemeente Wierden voor alle geboden hulp op die rampzalige Eerste Kerstdag van 1944, hartelijk dank gezegd. Het monument staat er nog. Na de plechtigheid werd ook nog een krans gelegd op het graf van Job Spring- vloed-Dubbeld, 21 jaar uit Middelhamis, die tijdens zijn onderduikperiode op 4 april 1945 was omgekomen bij het proberen een VI te demonteren waarbij tevens om het leven kwam de 27-jarige heer Tonjes Zuidema. Een korte beschrijving van een Ouddorpse groep vanaf het Havenhoofd te Middelhar- nis. Op het Havenhoofd van Middelhamis was er in die dagen met één schip iets merk waardigs aan de hand. Nadat de mannen, hoofdzakelijk uit Ouddorp afkomstig, één voor één door het geopende luik van het gereedhggende vrachtschip naar beneden waren gegaan, voer het schip na vertrek een verkeerde koers. De beste stuurlui stonden toen letterUjk aan wal. In plaats van het Haringvliet over te ste ken en dan het Spui op te gaan richting Rot terdam, kwam het vaartuig terecht in het Hollands Diep nabij Noord-Brabant. Ver geet niet, dat Noord-Brabant reeds in sep tember daaraan voorafgaande door de geal lieerden was bevrijd. Daar lag dus in feite de frontlijn! Laat men er niet aan denken welke gevolgen dit zou hebben gehad bij een eventuele con frontatie! Gelukkig kwam het schip, na op juiste koers te zijn gebracht, evenals de andere schepen bij de bananenloods van de K.N.S.M. in Amsterdam aan. Ook deze gevangen geno men mensen moesten te Amsterdam in een ander schip overstappen, dat hen over het IJsselmeèr naar Kampen bracht. De ervarin gen welke zij in het scheepsruim hadden opgedaan kwamen met die van de overige groepen geheel overeen. Deze Ouddorpse groep werd in Kampen regelrecht op de trein gezet, zodat zij niet die adempauze in de Van Heutzkazeme moch ten meemaken, zoals dat met de andere groe pen Flakkeese werkmensen het geval was geweest. Hun stond een zware en zeer langdurige treinreis te wachten naar Hamburg. Toen ze daar eindelijk arriveerden, moesten 115 man op de Homer-renbaan, nabij het station van Hamburg achterbüjven. Anderen werden in kleine groepen verspreid tot in Wittenberge toe, zo'n 175 km verder ten oosten van Ham burg. In een betonnen hok met vier kleine raam pjes en zeer slechte sanitaire voorzieningen, werden deze 115 Ouddorpers onderge bracht. Elke ochtend moesten deze mensen om 5 uur op het station zijn en zij kwamen pas om 7 uur 's avonds terug. Zij moesten van betonnen palen en platen, baraldcen bou wen. Het vroor 20 °C. Met het houweel moesten ze gaten van 60 bij 60 cm in de hard bevroren grond hakken voor de fundering. Later tijdens de dooi bleef er niet veel van de gezette loods over. De arbeid was enorm zwaar, de arbeidsduur was bijzonder lang en het ergste waren de voortdurende honger en koude. Het voedsel bestond uit één pollepel soep met als hoofd ingrediënt: koolbladeren. Deze soep werd lorren en vlooien genoemd. Lorren waren de koolblaren en de vlooien één of andere zaad- soort. Brood oftewel kuch, werd mondjes maat afgegeven en het was wel vier weken oud. De broden waren gedateerd. Het brood werd door en onder de mannen eerüjk ver deeld. Wel kregen zij een bonnetje voor zeer zware arbeid en om de veertien dagen een stukje worst. Het enige wat zich ten aanzien van de voedselsituatie voordeed, was een klein overschot aan soep. Dat werd door P. Westhoeve met een zogenaamde overschep verdeeld. Iedereen kreeg op zijn beurt deze overschep.Ondanks het enorme gebrek aan voedsel werd er in het betonnen lager bij elke 'maaltijd' consequent gebeden en gedankt. Ook werd er uit de Bijbel gelezen, een taak die de heer C. Aleman op zich had genomen. Een buitenkansje Op een dag kwam er een trein voorbij die was volgeladen met rode kool. Dat gebeurde tweemaal per week, maar op die bewuste dag vielen er pardoes 120 roden kolen uit de wagon langs de spoorbaan neer. Niemand heeft er het sein voor gegeven maar ze wer den rap stuk voor stuk opgeraapt. De rode kool was bevroren en dus als steen zo hard. De Bahnmeister had de Ouddorpers gewaar schuwd: "als jullie die kool opeten sterven jullie allemaal." Doch de honger sloeg de waarschuwing in de wind, waarin de kool tenslotte is opgegaan! Alles wat maar braikbaar zou kunnen zijn, namen de mannen mee naar 'dat betonnen hok'. Kleine stukjes hout namen ze mee in hun broekzak. Hard bevroren potertjes lagen soms met olie bevuild langs de spoorrails. De mannen namen ze mee en poften ze op een klein vuur. Ze kregen zo nu en dan een stukje kleizeep, maar dat railden ze om voor wat eten bij de Duitse burgers. Honger, koude, gevangenschap, verzwak king om niet te zeggen uitputting moesten ze verduren. Was dat nog niet genoeg? Nee, volgens rasverteller C. van der Bok moesten daarenboven nog 241 keren vooralarm en 19 zware bombardementen worden meege maakt. Soms ook van heel dichtbij, want de Ouddorpers zaten nog altijd in het stedelijke gebied van Hamburg. In de schuilkelders was geen plaats voor 'Auslander'. Het valt te verwonderen dat onder dergelijke omstandigheden niet meer jongens of mannen zijn bezweken. Eén man hebben zij uit hun groep verloren. Dat was de heer A. Lokker uit Ouddorp, zee- visser van beroep. Deze man is aan difteritis gestorven. Een dokter kwam nog kijken maar er viel niets meer aan te doen. Die dok ter gaf nog wel het advies met zout de keel te gorgelen, "anders wacht je hetzelfde lot." In allerijl moesten er bij de burgers om keuken zout worden gebietst. Met 65 man, allemaal Ouddorpers, hebben ze de heer Lokker ten grave gedragen. Het was voor de eerste keer dat de gevangenen vrijaf kregen. De heer Lokker liet een vrouw en twee kinderen achter, maar was als vader van nog maar het eerste kind vertrokken. Het einde in zicht De Duitsers werden minder streng. De oor log naderde het einde. Veertien dagen voor de bevrijding moesten twee mannen van uit putting en ellende naar het ziekenhuis. Ze hadden zich al die tijd niet kunnen wassen en verschonen. Juist toen ze beiden wat waren opgeknapt, bereikten de Amerikaanse legers de haven stad Hamburg. Velen vluchtten voor het front uit, maar de Ouddorpers maakten de bevrijding aan het front mee. Een Ameri kaanse soldaat riep in het Nederlands: "Blij ven staan, even geduld, je bent bevrijd!!" Die soldaat bleek een Hollandse jongen te zijn uit Enschede welke dienst deed op een Amerikaanse tank. De gebeurtenissen volgden elkaar snel op. Nadat ze ontluisd en geregistreerd waren, werd op georganiseerde wijze het vervoer naar Nederland geregeld. In een of andere krant, die na de bevrijding verschenen was, stond vermeld dat meer dan 100.000 gevan genen in Hamburg onder ongelooflijke omstandigheden waren bevrijd. Aan de grens bij Winterswijk in de Gelderse Ach terhoek, speelde een muziekkorps het Wil helmus. Eén van die 100.000 bevrijde ge vangenen verklaarde: "alle jongens hebben toen gehuild." Meestal in groepjes arriveer de de één na de ander op Goeree en Over flakkee waar hun thuis was. De heer W. Neels uit Dirksland is na de raz zia van december 1944 in Duitsland Sanita- ter of ziekenverpleger geweest en heeft over zijn ervaringen verteld op een herdenkings bijeenkomst in het Kerkgebouw der Gere formeerde Gemeente te Dirksland op don derdag 28 juni 1945. "Het peil van de verzorging kon niet gelden als norm voor de verzorging van de zieken in de verschillende lagers in Duitsland. Er was een groot verschil mssen de reeds langer bestaande lagers waar de jongens verbUjf hielden die al enige jaren in Duitsland waren en de noodlagers die ten behoeve van de slachtoffers der razzia's waren opgericht. In normale lagers kwamen jongens die eerst in Holland waren gekeurd. Over het alge meen waren die goed gezond. Ook waren zij op een behoorlijke wijze vervoerd en niet als beesten zoals bij de meeste, latere transpor ten. Zij kwamen terecht in een barakken kamp waar de hygiënische omstandigheden niet slecht waren. Zij hadden aparte slaap en eetgelegenheden en behoorlijke privaten. Ook ziekenbarakken waren aanwezig." (Daar kwam overigens snel verandering in door de vele en zware bombardementen, schrijver). Neels vertelde eerst iets over de aankomst in het lager: "Na een treinreis van 30 uur waren zij in Nordhausen aangekomen. Zij hadden veel koude geleden en ontberingen en moes ten na het uitstappen nog uren in de rij staan. In een groot lager kregen ze koffie en soep en ze probeerden daama wat te slapen. De volgende morgen moesten allen weer aantreden en.wachten tot het weer donker werd. Een trein reed voor en bracht hen in een uur tijds op de plaats van bestemming: Waldhausen. In het dorpje waar ze om 8 uur 's avonds aankwamen wist men nauwelijks van hun komst. Zij kwamen terecht in een 'Ratskel- ler' in een tamelijk grote zaal. Voor enkele jongens was er een knb. Stro om op te slapen was er niet. Ze kregen wat houtwol dat ze in zakken stopten waarop ze zich op de vloer neervlijden. Zo probeerden zij te rasten en rast hadden zij werkelijk nodig. U kunt zich niet voorstellen hoe blij ze met een dergelij ke primitieve legerstede waren, na zoveel ontberingen. Langzamerhand werd hun lager beter inge richt. Er werden strozakken gemaakt die ze in kribben legden, wat ook beter was ter bestrijding van ongedierte. Het was een wonder, dat er zo weinig zieken waren na zoveel ontberingen. De zieken die er waren moesten in de slaap zaal blijven liggen. Medische hulp was schaars, de meeste dokters waren aan de fronten. Af en toe werd er door een arts uit de stad in de dorpen zitting gehouden. De situatie was bij hen zo, dat er één zuster was die over drie dorpen ging om de zieken na te gaan. Deze had een geheel andere taak dan bijvoorbeeld de wijkverpleegsters in Hol land. Zij was een halve dokter, gaf zelf medi camenten en moest de diagnose vaststellen. Het werk dat zo'n verpleegster moest ver richten was veelomvattend. De mannen in het lager verkeerden in de gunstige positie dat de zuster direkt de patiënten kwam opnemen. Door haar was ook het besluit genomen dat Abraham Gul- demeester uit Dü-ksland wegens hoge koorts naar het ziekenhuis moest worden vervoerd. Toen de volgende dag, 1 januari 1945, werd opgebeld hoe de toestand met hem was, ver namen zij het ontzettende bericht dat hij het tijdelijke met het eeuwige reeds had verwis seld. Er was grote verslagenheid onder hen en zij dachten: "zo spoedig reeds één onzer overleden, wie zal de volgende zijn?" Gezamenlijk hebben zij het lichaam van Abraham Guldemeester te Langenhausen begraven. Een Duitse predikant heeft de begrafenis geleid. Het was de heer R. J. Triemstra uit Dirksland niet toegestaan te spreken, waarschijnlijk om politieke rede nen. Zij schaarden zich met vele vrienden rondom de kist in de kapel. Op het kerkhof werd door de predikant een handje aarde op de kist geworpen. Stil en bedroefd gingen ze heen. Velen dachten, aldus Triemstra, aan het Schriftwoord: "Geeft bevel aan uw huis, want gij zult sterven." Toen ze een poosje in het lager waren, werd er een Sanitater aangesteld. Die taak viel Neels te beurt. Neels vertelt daarover: "De Sanitater werd met de gehele ziekenverzor ging belast. De zieken lagen in de slaapzaal waar gewoonlijk 50 tot 90 jongens sliepen. De zaal was verduisterd, er konden dus geen ramen worden opengezet. U kunt zich inden ken welk een atmosfeer daar heerste en hoe ongezond het daar vooral voor zieken moet zijn geweest." Neels moest elke dag rapport uitbrengen, hoeveel jongens er aan het werk waren en hoeveel er thuis waren gebleven. Er mochten maar 5 of 6, hoogstens 7 zieken zijn, de rest moest aan het werk. Toen er meer zieken kwamen speelden zich vreselijke tonelen af. 's Morgens begon dan een scheldpartij op die weke Hollanders, die te lui waren om te werken en niets liever deden dan lekker eten en drinken. De Sanitater liet de storm maar over zich heengaan. Ze wisten echter steeds te voorkomen dat jongens die werkelijk ziek waren aan het werk moesten. Moesten de zieken eerst in de slaapzaal der gezonden toeven, later richtten zij een apar te ziekenzaal in. Ze hadden daar kribben met houtwolzakken en boven de kribben waren bordjes bevestigd waarop de namen van de patiënten stonden aangegeven, de datum wanneer ze ziek waren geworden en de ziek te zelf. Vooral de datum mocht niet op die kaartjes ontbreken, want wanneer iemand zeven dagen ziek was, mocht hij niet langer te bed blijven, maar moest gaan werken. De zuster kwam iedere dag bij Neels en zij maakte uit wie ziek was. Toch was deze zus ter goed voor hen. Zij verbond wonden of bevroren voeten en deelde uit wat zij hen geven kon. Zij schreef dieet voor, want ver schillende patiënten hadden last van diarree, ook waren er met griep en één met gewrichtsreumatiek. Er deden zich ook enkele gevallen voor van bloedvergiftiging. De zuster deed wat zij kon. Daardoor kwa men zij tenslotte in conflict met de Lagerführer en mocht zij geen patiënten meer ziek melden. De dokter had af en toe zitting in het dorp, waar de zieken zich moesten melden. Wan neer zij dan spreekuur had en zijn wachtka mer zat boordevol dan kwam hij even kijken en zei: "Geen tijd voor buitenlanders." Op een keer kwam de dokter op visite in het lager. Hij stuurde alle jongens uit bed en aan het werk. Er waren slechts drie zieken over, maar de zieken kwamen terag en de Lagerführer moest aanzien dat er voortdu rend 6 of 7 zieken in de zaal werden ver pleegd. Koorts was de maatstaf om in de zie kenzaal te worden opgenomen. In vergelijking met de andere lagers, was het bij hen voor wat betreft de voeding niet slecht. Zij hadden dikwijls kans gezien bij de boeren aardappels te kopen, soms zelfs melk en ze kookten daar een beetje pap van en dan kregen de zieken nog wel eens wat extra. Kreeg de Lagerführer (een klein ventje met een grote bek) daar lont van, dan was hij woedend. Hij protesteerde hevig als er een pan op de kachel stond. Zieken behoefden niet te eten. Als hij ziek was at hij ook niet! Ze moesten dus voorzichtig te werk gaan. Ze verstopten de aardappelen tussen de bedden, alsof zij ze gestolen hadden. De Lagerführer wilde niet dat de Hollanders meer eten had den dan hun door de Duitsers werd toebe deeld. Gelukkig heeft hij nooit kunnen ver moeden hoeveel er werd gekookt en gege ten. Neels zei: "De Heere heeft over ons gewaakt en ons dikwijls uitgeholpen." Het volgende is daar een voorbeeld van. Op zekere dag had Neels bij een boerin een zak aardappelen gekocht. Toen het donker was sjouwde hij de zak aardappelen het lager binnen. Hij moest ermee naar boven en kwam op de trap een jongen tegen die zei: "Geef die zak maar hier, die is veel te zwaar voor jou. Ik zal hem wel op je kamer zetten." Hij gaf de zak over en waarschuwde op te letten dat Ruppe, de Lagerführer, het niet zou zien. Of het zo wezen moest, Ruppe kwam op de kamer, zag de zak met aardappelen staan en toen was het mis. Hij begon te tieren en te schelden en schreeuwde: "Als je niet vertelt waar je ze gehaald hebt, haal ik de wacht meester er bij en als die er geen werk van maakt, klaag ik de wachtmeester aan!" Neels vertelde daarop eerlijk dat de aardap pelen voor 5 cent per kilo waren gekocht en bestemd waren voor patiënten, welke de zus ter dieet had voorgeschreven. Dit argument hielp niet, de aardappelen moesten en zou den naar de keuken worden gebracht. De Lagerführer beval en zij hadden te gehoorza men. Zijn grootste grief was, dat de Hollan ders meer los wisten te krijgen dan de Duit sers. Hij ging woedend weg, maar ondanks alle bedreigingen bleven de aardappelen voor de zieken bewaard. Zij hadden de gewoonte bij het eten en bij het naar bed gaan regelmatig te lezen en te bidden, 's Zondags lazen ze tweemaal een preek. In het begin was hiervoor veel belangstelling, doch op den duur werd het minder. In plaats van naar de preek te komen luisteren, hield men zich liever bezig met kaartspel en werd op deze wijze Gods dag misbraikt. Later zijn de arbeidsslaven in een lager van de Arbeidsdienst terechtgekomen. De man nen moesten langer werken en de rantsoenen werden verminderd. Het gebeurde wel dat er jongens 's morgens het lager verlieten, zon der voor de lange dag ook maar een enkele boterham mee te kunnen nemen. Geen won der dat er op het laatst meer zieken kwamen. De weerstand verminderde en ieder wondje veroorzaakte een zweerproces. Soms bleven er wel 20 van de 70 in het lager achter, maar ze zijn er doorheen gekomen. De bevrijding bleek het beste medicijn te zijn! Na de bevrijding zijn ze allen vervoerd naar het voormalige concentratiekamp 'Dora' bij Nordhausen. Tweede Pinksterdag 1945 ver trokken deze jongens van daar. De zieken en het verplegend personeel vertrokken enkele weken later naar Erfurt, vanwaar een Ameri kaanse ambulance-trein het transport naar het Westen verzorgde. Deze trein was van alle comfort voorzien. Voor bedpatiënten waren er bedden, drie hoog: er waren doktoren, verpleegsters en verplegers, medicamenten en een prima keu ken. De reis ging naar Luik, waar allen eerst medisch werden onderzocht. De zieken moesten achterblijven; de goedgekeurden konden de reis vervolgen. Neels vertelde op 28 juni 1945 iets over de ziekenverzorging in zijn lager. Zij hebben er een zeer moeilijke tijd doorgemaakt. "Ken nelijk heeft de Heere ons bewaard en ons in alle omstandigheden uit- en doorgeholpen. Nu we weer thuis zijn rest ons de vraag: Wat hebben we uit dit alles geleerd? Indien wij er niets uit leren, zal ook dit eenmaal tegen ons getuigen. De Heere geve ons te leren bukken en buigen en ons te verootmoedigen voor Zijn Aangezicht", aldus de heer W. Neels. Woensdag 20 december Om 12 uur 's middags van huis vertrokken en om 3 uur met 63 man van de cichoreifa- briek uit Ouddorp gaan lopen naar Stellen- dam. Om 5 uur aangekomen in een kamer met plaats voor 18 man. Goede ligging en goede kost. 27 en 22 december Verblijf in Stellendam. Zaterdag 23 december 's Nachts om 2 uur met de tram vertrokken naar het Havenhoofd te Middelhamis. Inge scheept in een kolenschip, de luiken dicht, het raim werd volgestouwd met mensen. Zondag 24 december Om 10 uur in een groot gebouw (bananen loods K.N.S.M.) in Amsterdam waar 3000 mensen waren. Ds. Dijkstra van Amsterdam heeft nog een rede gehouden. Eten, wassen en scheren. Om 5 uur met 400 man in een sleepkast gegaan op transport over het IJs selmeèr. Maandag 25 december Kerstfeest, 's Nachts om 1 uur in Kampen aangekomen in een groot gebouw (Van Heutzkazeme) waar duizenden mensen opgepropt lagen. Jan Akershoek voor het laatst gezien, 's Avonds om 5 uur naar de trein gelopen. Plaats genomen in een wagon met kapotte raiten. Opeengepakt. Het vroor hard. Van Kampen over Zwolle, Assen, Meppel, Groningen, Nieuweschans. (vervolg in nummer 29 december) Overgenomen uit 'Blijvend Gedenken', de Tweede Wereldoorlog op Goeree- Overflakkee door D. Hoogzand

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2004 | | pagina 35