EIIAIIDBI-illEtJWS
Consternatie
Het front
Meer ellende
Afgedwaald
Ziekenverpleging in Duitsland
Uit het dagboek van J. Both
uit Ouddorp
PAGINA 11
WOENSDAG 22 DECEMBER 2004
ruimte. De volgende morgen, 22 december,
zette het schip zich in beweging. Duitse
mihtairen hielden niet alleen de wacht over
I de op Goeree en Overflakkee buitgemaakte
mensen, maar zij hadden zichzelf ook nog
eens belast met het varen van de schepen.
Hun stuurmanskunst was op zijn minst als
onervaren aan te merken.
Dat er met deze schepen geen ongelukken
zijn gebeurd, mag, gezien de omstandighe
den, waarlijk als een wonder worden be
schouwd. Men trok het Haringvliet over en
welke wateren verder nog bevaren werden,
bleef onbekend.
.i Eén keer, het moet in de buurt van Utrecht
.j.zijn geweest, stootte het schip steenhard
jj tegen een brugpijler op. "Hij zinkt!" riep
iemand hevig verschrikt door het donkere
.j^ruim; en bij de enige uitgang, die ook als
j^ ingang diende, ontstond onmiddellijk een
flinke worsteling om op het trapje te kunnen
komen om naar boven te klimmen. De één
wilde voor de ander uitkomen. In zulke situ
aties kan geen sprake zijn van ordelijk ver
loop of van solidariteit met het lot van de
naaste. Slechts het vege lijfis dan in tel!
j Gelukkig kwam men met de schrik vrij, het
schip vertoonde na de botsing geen enkele
.(lekkage en geleidelijk aan verstomde het
rumoer.
Het schip voer verder. Waar zij zich bevon-
.j. den, waar men heen voer, hoe het schip heet-
;te; men wist niets. Men zat in een uiterst
moeilijke houding in het stikke donker dat
^slechts af en toe verbroken werd door het
^i'opflikkerend licht van een aangeschrapte
j^ lucifer. Om ongeveer 4 uur in de middag van
II 23 december stapten de jongemannen één
voor één uit het vunzige ruim en knipperden
j^met hun oogleden daar zij zelfs het late
hemellicht van de maar kort durende winter
dag op dat moment niet eens konden verdra-
V gen. Men had 48 uren in de ijzeren massa-cel
van het schip door moeten brengen.
Over een smalle plank begaf men zich naar
het terrein van een grote bananenloods van
^,de K.N.S.M. in Amsterdam. Bij de ingang
van de loods knetterde een heel jong uitzien-
de soldaat met zijn mitrailleur, waarschijn
lijk om de mannen schrik aan te jagen. Per
slot van rekening dient men zijn gasten goed
,'te ontvangen...
Bram, Izaak, Beschier, Maarten en Piet ble-
'ven steeds bij elkaar en brachten de nacht
'door in de bananenloods. Daar lag warempel
^wel een berg stro op de vloer.
II Op verder transport
'-Zondag 24 december, 's morgens 6 uur,
'moest er weer worden ingescheept.
'J'Opnieuw een donkere ruimte in met een wil-
i| ligheid en gelatenheid die maar schijn was.
ÜWat zou verzet ook kunnen baten, waarin
'J'zou een opstand onder die omstandigheden
1 kunnen ontaarden?
Waarschijnlijk in een bloedbad. Waren het
Twel vragen of waren het meer gedachten die
"'gericht waren op een mogelijkheid uit de
'j'klauwen van de Duitsers te geraken?
'-•'Men voer van Amsterdam het IJsselmeèr op.
Tijdens de vaart moest telkens wel iemand
11 een plas doen en zodoende kwam men bui-
'I ten even op adem.
'-iVoor het doen van een grote boodschap
I' moest men met het blote achterwerk over de
Trailing plaats nemen.
Het schip tufte in zijn eigen ritme het brede
water over en verstoorde met zijn motorge-
ronk de stilte in een wijde omgeving. Na een
lange en gevaarlijke reis minderde het schip
'I eindelijk wat vaart en meerde tenslotte aan.
■Dat bleek in Kampen te zijn. Op de kade
f werden de mannen zij aan zij in lange rijen
opgesteld en op het bevel 'Marsh!' liep de
•''stoet van verse arbeidskrachten voor het
't Derde Rijk naar de Van Heutzkazeme. De
"^'mars duurde zo'n half uur. In de kazerne
Il werden de jongens en mannen heel goed ont-
f vangen. Men kreeg volop brood en warme
-1 koffie. Warme koffie waar zij tijdens hun
-• bootreis toch zo naar verlangd hadden! Zie
ke en van ontbering uitgeputte gevangenen
T'werden door leden van het Rode Kruis opge
vangen en verder verzorgd.
'1 In de kazerne konden ze zich heerlijk opfris-
1 sen en scheren want men zag er uit.
-■ Op afroep zijn vanuit de Van Heutzkazeme
'verscheidene Flakkeeënaars door de Duit-
-■'sers vrijgelaten. Anderen hebben zich vrij
f gekocht bij omkoopbare schildwachten,
'f zoals elders staat beschreven.
^'•Dat moet voor degenen die verder naar het
vijandige Duitsland op transport werden
fi gesteld een hard gelag zijn geweest, ook al
''■'gunden zij van harte de anderen hun betrek-
-r^elijke vrijheid daar Nederland nog lange
"tijd bezet zou blijven.
^'Na de nacht te hebben doorgebracht in de
"'Van Heutzkazeme moesten 1400 mannen
aantreden om lopend naar het station van
Kampen te gaan. Het was heel vroeg in de
f^ morgen. Bij helder, vriezend weer trok de
Ji lange kolonne over de brag die de IJssel
noverspande "en de cadans van die honderden
rl voetstappen is me altijd bij gebleven", zei
"'Maarten Troost anno 1990!
Op het station moesten we wel twee uren
I wachten. Een jongeman, genaamd Slabbe-
I'koorn uit Wierden, stond midden op het sta-
S'tion van Kampen net voor vertrek van de
■sitrein met gevangenen van wie hij deel uit-
3'maakte, uit volle borst te zingen. Hij zong op
■jiontroerende wijze: 'Vaarwel mijn dierbaar
Vaderiand'(Op het schoolplein in Haspe
'werd Slabbekoom tijdens de gevechten tus-
II sen Duitsers en de snel opmkkende Ameri-
J kaanse legers op 14 april 1945 door een gra-
I naat getroffen. Zijn mede-gevangenen wer-
1 den op die dag bevrijd.
Instappen of instampen
yl Onder zware bewaking werden die 1400
(mannen te Kampen een gereedstaande trein
,;iingedreven. In de eerste wagon, die eigenlijk
_Vniet bestemd was voor vervoer van perso-
.(.nen, nam o.a. het familiegroepje plaats. De
ji.j)ortieren werden van buiten afgesloten. De
n-trein zette zich moeizaam in beweging, rich-
n-ting Duitsland. Dat was het enige wat de
bionvrijwillige passagiers wisten. Bij dage-
al raad naderde de trein het Overijsselse plaats
je Wierden. Piloten van een zestal Spitfires
.(Tiefflieger) die aan geallieerde zijde voort-
I 'durend op jacht waren naar Duitse transpor-
I ten per spoor dan wel per schip, kregen de
q.naderende trein met gevangenen onder Duit-
[(,se bewaking in het vizier.
^l'Onmiddellijk daarop schoten zij in neer
gaande vlucht met hun boordwapens op de
lokomotief. Na het eerste salvo, dat de trein
al tot stilstand had gebracht, volgde er nog
een tweede. Er volgde gelukkig geen derde
salvo van de aanstormende jachtvliegtuigen
hoewel zij toch nog enige malen laag over
vlogen. Kennelijk hadden de Engelse vhe-
gers in de gaten gekregen dat het hier ging
om een personentrein en niet om een militair
transport.
Het is volkomen begrijpelijk dat er paniek
uitbrak. Men kon niet uit de trein komen,
ramen werden daarom ingeslagen en men
vluchtte alle kanten uit. Gekerm van de man
nen die waren getroffen klonk boven het
lawaai uit. Enkele honderden gevangenen
renden het dorp in en mengden zich onder de
kerkgangers en vonden op die manier onder
dak in de verschillende kerken.
Er kwam snel hulp opdagen. De gewonden
werden vervoerd naar een Noodziekenhuis.
Ook de Duitse bewakers vluchtten weg en
van die gelegenheid werd door minstens
tweederde van de Nederlandse gevangenen
gebmikgemaakt, om alsnog de dans, zij het
op het nippertje, te ontspringen. Onder hen
bevonden zich vele Flakkeeënaars. Ook
Beschier en Izaak Doomhein en hun zwa
gers Troost en Vogelaar vluchtten weg van
de zojuist beschoten trein, maar toen zij
elkaar later weer levend en wel ontmoetten
was er één van hen niet bij. Dat was Abram,
de jongste!
Allerlei gedachten kwamen bij hen op. Ze
gingen hem zoeken en trokken Wierden in.
In het ziekenhuis van Wierden kwamen zij
tenslotte terecht en daar bleek dat het ergste
was gebeurd. Abram was dodelijk getroffen,
vele kogels hadden zijn hoofd geraakt. Twee
broers en een zwager stonden verslagen bij
zijn met een laken overdekt lichaam.
Identificatie was aan de hand van personalia
niet zo moeilijk meer voor de omstanders.
Veel moeilijker was het hun broer en zwager
zo te moeten achterlaten en zelf door de vij
and opnieuw bijeen te worden gedreven in
een fabriek van Scholten aan de Violen-
hoekweg en daama met een andere trein om
vijf uur in de namiddag naar Duitsland te
zullen worden afgevoerd. Wierdense
E.H.BO. mensen wisten nog een dertigtal
mannen verborgen te houden onder de tak-
kenbossen in het ketelhuis van de fabriek.
Zij die hun jonge leven bij deze treinbe-
schieting hebben verloren waren:
A. Doomhein 23 jaar uit Sommelsdijk
P. Kerp 19 jaar uit Achthuizen
D. J. de Graaf 28 jaar uit Renesse
P. Lont 36 jaar uit Wierden
Geert van Bergen uit Achthuizen raakte ern
stig gewond en verloor daarbij één van zijn
handen. Henk van Gelder uit Middelhamis
kostte het een oog.
De ingelaste trein maakte vaart. Trein, wat
was daar van waar? Een trein die uren stil
kon staan, een trein waar geen glas meer in
de ramen stond, een ttein, waarin de gevan
genen onder militaire bewaking, die in de
winternacht voortging over de koude rails.
De mannen hadden het nog kouder, want
rails hebben geen gevoel ook al reageert het
metaal op temperatuurschommehngen. Men
kroop dicht tegen elkaar aan en sloeg een
deken om zich heen. Maarten Troost had
kans gezien met verkleumde vingers een
briefje te schrijven naar huis. Tussen Wier
den en Hengelo gooide hij het briefje uit de
trein. Natuurlijk stond erin wat er die och
tend in Wierden was gebeurd en zo schreef
Maarten aan zijn zwangere vrouw Anna:
"als het kind een jongen zal zijn, laat het dan
Abram dopen..."
Een goedaardige, onbekend gebleven burger
heeft het briefje opgestuurd en het werd
thuis in diepe smart ontvangen. Dat Bram in
Wierden op Ie Kerstdag het leven had moe
ten laten was de familie in Sommelsdijk
reeds bekend gemaakt, maar nu werd dat
bericht, door de ontvangst van Maartens
briefje voor allen definitief bevestigd.
Toen de trein in Hengelo stopte zagen er
toch weer mensen kans te vluchten. De
bewakers schoten daarop met scherp en dat
belette verdere vluchtpogingen op meedo
genloze wijze.
De ingekrompen familiegroep uit Sommels
dijk bleef verder, na de afschuwelijke
gebeurtenis in Wierden, nog hechter bij
elkaar.
Via Wuppertal kwamen ze in Haspe terecht,
daar werden zij in een schoolgebouw onder
gebracht. Ze werden tewerkgesteld bij de
spoorwegen met als standplaats Hagen.
Luchtbombardementen en evenzovele keren
alarm waren aan de orde van de dag. Het erg
ste bleven natuurlijk de honger en de koude.
Jongemannen moesten het doen met vier ons
oud brood per week en 's avonds een liter
knollen- of koolsoep. Toen het voorjaar
werd, sneden ze de ontluikende blaadjes van
paardebloemen fijn en na ze flink te hebben
gewassen, voegden ze die blaadjes als vita-
minerijk voedsel aan hun soep toe.
Op 1 april 1945 brachten twee grote vleugels
van het Negende en Eerste leger der Ameri
kanen de verbinding tot stand bij Lippstadt,
waardoor de omsingeling van het Ruhrge-
bied een feit was. Tussen 2 en 18 april werd
het grote industriegebied van de Ruhr in
twee delen gesplitst en de verdedigers wer
den systematisch vemietigd. Meer dan
400.000 Duitse soldaten vielen in geallieer
de handen.
De Flakkeese mannen in Haspe werden op
14 april door de Amerikanen bevrijd. Met 40
man werden zij in een door de Amerikanen
toegewezen huis, dat eerder bewoond was
geweest door nazi's, gehuisvest. Ze waren
bevrijd. Bevrijd! Bevrijd van barbaren en
dat in een klimatologisch ongelooflijk mooi
voorjaar van 1945. Het leven werd weer
heerlijk en bood zonnige perspectieven.
De mannen gingen voortaan naar de Ameri
kaanse legereenheden en kregen er in plaats
van koolsoep de voortreffelijk smakende
'bacon and eggs'!
Ook bij de boeren gingen ze eten halen. De
boeren waren enigszins bang van de Hollan
ders geworden en stonden het gevraagde
voedsel en melk zonder betaling af. Dat ging
natuurlijk niet van harte. In de winkel van
Von Splinter kochten ze boekweitgrutten.
Bovendien bracht Izaak elke dag meel mee,
want hij was intussen bij een molenaar gaan
werken.
Het noodlot sloeg opnieuw toe. Piet Voge
laar werd ziek. Hij werd naar het hospitaal in
Haspe gebracht. De diagnose was MiUtaire
Tuberculose die Vogelaar reeds voor de be
vrijding onder zijn leden moet hebben
gehad. Hij wilde niet meer eten en verzwak
te zienderogen. Men vreesde het ergste.
Beschier, Izaak en Maarten gingen elke dag
bij hun zieke zwager op bezoek. Op een dag
was de patiënt echter verdwenen. Piet was
overgebracht naar het sanatorium te Lüden-
scheid en overleed daar op 16 mei 1945. Hij
liet een vrouw en vier zoontjes achter.
De drie overgebleven familieleden zagen
geen kans meer een bezoek aan zwager Piet
te brengen. Op 22 mei werden ze op trans
port gesteld naar Holland. Ze konden plaats
nemen in grote legertrucks die werden
bestuurd door lachende negerchauffeurs van
het Amerikaanse leger. Een groot, witge-
schilderd cijfer 8 sierde hun helmen. Het
ging richting Roosendaal. Beschier, Izaak en
Maarten arriveerden kort daarop thuis. De
gebeurtenissen hadden hen zwaar getroffen.
Hun gedachten gingen terag naar hun broer
en zwager Abram die in de Wierdense grond
begraven lag en hoe zou het met Piet aflo
pen? Zij waren toen nog niet op de hoogte
van zijn overlijden.
Dat was hun thuiskomst, met lege en van
ontroering trillende handen... Het stoffelijk
overschot van Piet Vogelaar is op 13 augus
tus 1947 op de Algemene Begraafplaats te
Sommelsdijk herbegraven.
Herdenking
Op zaterdag 17 mei 1947 werd bij het station
van Wierden (Ov.) honderd meter van de
plek waar de treinbesehipting op 25 decem
ber 1944 had plaatsgevonden een monument
onthuld ter' nagedachtenis van de slacht
offers die daarbij waren gevallen.
Een comité dat zich hier op Goeree en Over
flakkee had gevormd, nam de organisatie
daarvan op zich.
Namens onze bevolking voerde bij de ont
hulling de heer D. D. Konings uit Middelhar-
nis het woord. Uit Psalm 124 koos hij de
woorden: "Zij hadden ons levend vernield."
De heer Konings heeft de bevolking van de
gemeente Wierden voor alle geboden hulp op
die rampzalige Eerste Kerstdag van 1944,
hartelijk dank gezegd. Het monument staat er
nog. Na de plechtigheid werd ook nog een
krans gelegd op het graf van Job Spring-
vloed-Dubbeld, 21 jaar uit Middelhamis, die
tijdens zijn onderduikperiode op 4 april 1945
was omgekomen bij het proberen een VI te
demonteren waarbij tevens om het leven
kwam de 27-jarige heer Tonjes Zuidema.
Een korte beschrijving van een Ouddorpse
groep vanaf het Havenhoofd te Middelhar-
nis. Op het Havenhoofd van Middelhamis
was er in die dagen met één schip iets merk
waardigs aan de hand. Nadat de mannen,
hoofdzakelijk uit Ouddorp afkomstig, één
voor één door het geopende luik van het
gereedhggende vrachtschip naar beneden
waren gegaan, voer het schip na vertrek een
verkeerde koers.
De beste stuurlui stonden toen letterUjk aan
wal. In plaats van het Haringvliet over te ste
ken en dan het Spui op te gaan richting Rot
terdam, kwam het vaartuig terecht in het
Hollands Diep nabij Noord-Brabant. Ver
geet niet, dat Noord-Brabant reeds in sep
tember daaraan voorafgaande door de geal
lieerden was bevrijd. Daar lag dus in feite de
frontlijn!
Laat men er niet aan denken welke gevolgen
dit zou hebben gehad bij een eventuele con
frontatie!
Gelukkig kwam het schip, na op juiste koers
te zijn gebracht, evenals de andere schepen
bij de bananenloods van de K.N.S.M. in
Amsterdam aan. Ook deze gevangen geno
men mensen moesten te Amsterdam in een
ander schip overstappen, dat hen over het
IJsselmeèr naar Kampen bracht. De ervarin
gen welke zij in het scheepsruim hadden
opgedaan kwamen met die van de overige
groepen geheel overeen.
Deze Ouddorpse groep werd in Kampen
regelrecht op de trein gezet, zodat zij niet die
adempauze in de Van Heutzkazeme moch
ten meemaken, zoals dat met de andere groe
pen Flakkeese werkmensen het geval was
geweest.
Hun stond een zware en zeer langdurige
treinreis te wachten naar Hamburg. Toen ze
daar eindelijk arriveerden, moesten 115 man
op de Homer-renbaan, nabij het station van
Hamburg achterbüjven. Anderen werden in
kleine groepen verspreid tot in Wittenberge
toe, zo'n 175 km verder ten oosten van Ham
burg.
In een betonnen hok met vier kleine raam
pjes en zeer slechte sanitaire voorzieningen,
werden deze 115 Ouddorpers onderge
bracht. Elke ochtend moesten deze mensen
om 5 uur op het station zijn en zij kwamen
pas om 7 uur 's avonds terug. Zij moesten
van betonnen palen en platen, baraldcen bou
wen. Het vroor 20 °C. Met het houweel
moesten ze gaten van 60 bij 60 cm in de hard
bevroren grond hakken voor de fundering.
Later tijdens de dooi bleef er niet veel van de
gezette loods over.
De arbeid was enorm zwaar, de arbeidsduur
was bijzonder lang en het ergste waren de
voortdurende honger en koude. Het voedsel
bestond uit één pollepel soep met als hoofd
ingrediënt: koolbladeren. Deze soep werd
lorren en vlooien genoemd. Lorren waren de
koolblaren en de vlooien één of andere zaad-
soort. Brood oftewel kuch, werd mondjes
maat afgegeven en het was wel vier weken
oud. De broden waren gedateerd. Het brood
werd door en onder de mannen eerüjk ver
deeld. Wel kregen zij een bonnetje voor zeer
zware arbeid en om de veertien dagen een
stukje worst. Het enige wat zich ten aanzien
van de voedselsituatie voordeed, was een
klein overschot aan soep. Dat werd door P.
Westhoeve met een zogenaamde overschep
verdeeld. Iedereen kreeg op zijn beurt deze
overschep.Ondanks het enorme gebrek aan
voedsel werd er in het betonnen lager bij elke
'maaltijd' consequent gebeden en gedankt.
Ook werd er uit de Bijbel gelezen, een taak
die de heer C. Aleman op zich had genomen.
Een buitenkansje
Op een dag kwam er een trein voorbij die
was volgeladen met rode kool. Dat gebeurde
tweemaal per week, maar op die bewuste
dag vielen er pardoes 120 roden kolen uit de
wagon langs de spoorbaan neer. Niemand
heeft er het sein voor gegeven maar ze wer
den rap stuk voor stuk opgeraapt. De rode
kool was bevroren en dus als steen zo hard.
De Bahnmeister had de Ouddorpers gewaar
schuwd: "als jullie die kool opeten sterven
jullie allemaal." Doch de honger sloeg de
waarschuwing in de wind, waarin de kool
tenslotte is opgegaan!
Alles wat maar braikbaar zou kunnen zijn,
namen de mannen mee naar 'dat betonnen
hok'. Kleine stukjes hout namen ze mee in
hun broekzak. Hard bevroren potertjes lagen
soms met olie bevuild langs de spoorrails.
De mannen namen ze mee en poften ze op
een klein vuur. Ze kregen zo nu en dan een
stukje kleizeep, maar dat railden ze om voor
wat eten bij de Duitse burgers.
Honger, koude, gevangenschap, verzwak
king om niet te zeggen uitputting moesten ze
verduren. Was dat nog niet genoeg? Nee,
volgens rasverteller C. van der Bok moesten
daarenboven nog 241 keren vooralarm en 19
zware bombardementen worden meege
maakt. Soms ook van heel dichtbij, want de
Ouddorpers zaten nog altijd in het stedelijke
gebied van Hamburg.
In de schuilkelders was geen plaats voor
'Auslander'. Het valt te verwonderen dat
onder dergelijke omstandigheden niet meer
jongens of mannen zijn bezweken.
Eén man hebben zij uit hun groep verloren.
Dat was de heer A. Lokker uit Ouddorp, zee-
visser van beroep. Deze man is aan difteritis
gestorven. Een dokter kwam nog kijken
maar er viel niets meer aan te doen. Die dok
ter gaf nog wel het advies met zout de keel te
gorgelen, "anders wacht je hetzelfde lot." In
allerijl moesten er bij de burgers om keuken
zout worden gebietst.
Met 65 man, allemaal Ouddorpers, hebben
ze de heer Lokker ten grave gedragen. Het
was voor de eerste keer dat de gevangenen
vrijaf kregen. De heer Lokker liet een vrouw
en twee kinderen achter, maar was als vader
van nog maar het eerste kind vertrokken.
Het einde in zicht
De Duitsers werden minder streng. De oor
log naderde het einde. Veertien dagen voor
de bevrijding moesten twee mannen van uit
putting en ellende naar het ziekenhuis. Ze
hadden zich al die tijd niet kunnen wassen en
verschonen.
Juist toen ze beiden wat waren opgeknapt,
bereikten de Amerikaanse legers de haven
stad Hamburg. Velen vluchtten voor het
front uit, maar de Ouddorpers maakten de
bevrijding aan het front mee. Een Ameri
kaanse soldaat riep in het Nederlands: "Blij
ven staan, even geduld, je bent bevrijd!!"
Die soldaat bleek een Hollandse jongen te
zijn uit Enschede welke dienst deed op een
Amerikaanse tank.
De gebeurtenissen volgden elkaar snel op.
Nadat ze ontluisd en geregistreerd waren,
werd op georganiseerde wijze het vervoer
naar Nederland geregeld. In een of andere
krant, die na de bevrijding verschenen was,
stond vermeld dat meer dan 100.000 gevan
genen in Hamburg onder ongelooflijke
omstandigheden waren bevrijd. Aan de
grens bij Winterswijk in de Gelderse Ach
terhoek, speelde een muziekkorps het Wil
helmus. Eén van die 100.000 bevrijde ge
vangenen verklaarde: "alle jongens hebben
toen gehuild." Meestal in groepjes arriveer
de de één na de ander op Goeree en Over
flakkee waar hun thuis was.
De heer W. Neels uit Dirksland is na de raz
zia van december 1944 in Duitsland Sanita-
ter of ziekenverpleger geweest en heeft over
zijn ervaringen verteld op een herdenkings
bijeenkomst in het Kerkgebouw der Gere
formeerde Gemeente te Dirksland op don
derdag 28 juni 1945.
"Het peil van de verzorging kon niet gelden
als norm voor de verzorging van de zieken in
de verschillende lagers in Duitsland. Er was
een groot verschil mssen de reeds langer
bestaande lagers waar de jongens verbUjf
hielden die al enige jaren in Duitsland waren
en de noodlagers die ten behoeve van de
slachtoffers der razzia's waren opgericht.
In normale lagers kwamen jongens die eerst
in Holland waren gekeurd. Over het alge
meen waren die goed gezond. Ook waren zij
op een behoorlijke wijze vervoerd en niet als
beesten zoals bij de meeste, latere transpor
ten. Zij kwamen terecht in een barakken
kamp waar de hygiënische omstandigheden
niet slecht waren. Zij hadden aparte slaap
en eetgelegenheden en behoorlijke privaten.
Ook ziekenbarakken waren aanwezig."
(Daar kwam overigens snel verandering in
door de vele en zware bombardementen,
schrijver).
Neels vertelde eerst iets over de aankomst in
het lager: "Na een treinreis van 30 uur waren
zij in Nordhausen aangekomen. Zij hadden
veel koude geleden en ontberingen en moes
ten na het uitstappen nog uren in de rij staan.
In een groot lager kregen ze koffie en soep
en ze probeerden daama wat te slapen.
De volgende morgen moesten allen weer
aantreden en.wachten tot het weer donker
werd. Een trein reed voor en bracht hen in
een uur tijds op de plaats van bestemming:
Waldhausen.
In het dorpje waar ze om 8 uur 's avonds
aankwamen wist men nauwelijks van hun
komst. Zij kwamen terecht in een 'Ratskel-
ler' in een tamelijk grote zaal. Voor enkele
jongens was er een knb. Stro om op te slapen
was er niet. Ze kregen wat houtwol dat ze in
zakken stopten waarop ze zich op de vloer
neervlijden. Zo probeerden zij te rasten en
rast hadden zij werkelijk nodig. U kunt zich
niet voorstellen hoe blij ze met een dergelij
ke primitieve legerstede waren, na zoveel
ontberingen.
Langzamerhand werd hun lager beter inge
richt. Er werden strozakken gemaakt die ze
in kribben legden, wat ook beter was ter
bestrijding van ongedierte. Het was een
wonder, dat er zo weinig zieken waren na
zoveel ontberingen.
De zieken die er waren moesten in de slaap
zaal blijven liggen. Medische hulp was
schaars, de meeste dokters waren aan de
fronten. Af en toe werd er door een arts uit
de stad in de dorpen zitting gehouden. De
situatie was bij hen zo, dat er één zuster was
die over drie dorpen ging om de zieken na te
gaan. Deze had een geheel andere taak dan
bijvoorbeeld de wijkverpleegsters in Hol
land. Zij was een halve dokter, gaf zelf medi
camenten en moest de diagnose vaststellen.
Het werk dat zo'n verpleegster moest ver
richten was veelomvattend.
De mannen in het lager verkeerden in de
gunstige positie dat de zuster direkt de
patiënten kwam opnemen. Door haar was
ook het besluit genomen dat Abraham Gul-
demeester uit Dü-ksland wegens hoge koorts
naar het ziekenhuis moest worden vervoerd.
Toen de volgende dag, 1 januari 1945, werd
opgebeld hoe de toestand met hem was, ver
namen zij het ontzettende bericht dat hij het
tijdelijke met het eeuwige reeds had verwis
seld. Er was grote verslagenheid onder hen
en zij dachten: "zo spoedig reeds één onzer
overleden, wie zal de volgende zijn?"
Gezamenlijk hebben zij het lichaam van
Abraham Guldemeester te Langenhausen
begraven. Een Duitse predikant heeft de
begrafenis geleid. Het was de heer R. J.
Triemstra uit Dirksland niet toegestaan te
spreken, waarschijnlijk om politieke rede
nen. Zij schaarden zich met vele vrienden
rondom de kist in de kapel. Op het kerkhof
werd door de predikant een handje aarde op
de kist geworpen. Stil en bedroefd gingen ze
heen. Velen dachten, aldus Triemstra, aan
het Schriftwoord: "Geeft bevel aan uw huis,
want gij zult sterven."
Toen ze een poosje in het lager waren, werd
er een Sanitater aangesteld. Die taak viel
Neels te beurt. Neels vertelt daarover: "De
Sanitater werd met de gehele ziekenverzor
ging belast. De zieken lagen in de slaapzaal
waar gewoonlijk 50 tot 90 jongens sliepen.
De zaal was verduisterd, er konden dus geen
ramen worden opengezet. U kunt zich inden
ken welk een atmosfeer daar heerste en hoe
ongezond het daar vooral voor zieken moet
zijn geweest."
Neels moest elke dag rapport uitbrengen,
hoeveel jongens er aan het werk waren en
hoeveel er thuis waren gebleven. Er mochten
maar 5 of 6, hoogstens 7 zieken zijn, de rest
moest aan het werk. Toen er meer zieken
kwamen speelden zich vreselijke tonelen af.
's Morgens begon dan een scheldpartij op
die weke Hollanders, die te lui waren om te
werken en niets liever deden dan lekker eten
en drinken. De Sanitater liet de storm maar
over zich heengaan. Ze wisten echter steeds
te voorkomen dat jongens die werkelijk ziek
waren aan het werk moesten.
Moesten de zieken eerst in de slaapzaal der
gezonden toeven, later richtten zij een apar
te ziekenzaal in. Ze hadden daar kribben met
houtwolzakken en boven de kribben waren
bordjes bevestigd waarop de namen van de
patiënten stonden aangegeven, de datum
wanneer ze ziek waren geworden en de ziek
te zelf. Vooral de datum mocht niet op die
kaartjes ontbreken, want wanneer iemand
zeven dagen ziek was, mocht hij niet langer
te bed blijven, maar moest gaan werken.
De zuster kwam iedere dag bij Neels en zij
maakte uit wie ziek was. Toch was deze zus
ter goed voor hen. Zij verbond wonden of
bevroren voeten en deelde uit wat zij hen
geven kon. Zij schreef dieet voor, want ver
schillende patiënten hadden last van diarree,
ook waren er met griep en één met
gewrichtsreumatiek. Er deden zich ook
enkele gevallen voor van bloedvergiftiging.
De zuster deed wat zij kon. Daardoor kwa
men zij tenslotte in conflict met de
Lagerführer en mocht zij geen patiënten
meer ziek melden.
De dokter had af en toe zitting in het dorp,
waar de zieken zich moesten melden. Wan
neer zij dan spreekuur had en zijn wachtka
mer zat boordevol dan kwam hij even kijken
en zei: "Geen tijd voor buitenlanders."
Op een keer kwam de dokter op visite in het
lager. Hij stuurde alle jongens uit bed en aan
het werk. Er waren slechts drie zieken over,
maar de zieken kwamen terag en de
Lagerführer moest aanzien dat er voortdu
rend 6 of 7 zieken in de zaal werden ver
pleegd. Koorts was de maatstaf om in de zie
kenzaal te worden opgenomen.
In vergelijking met de andere lagers, was het
bij hen voor wat betreft de voeding niet
slecht. Zij hadden dikwijls kans gezien bij de
boeren aardappels te kopen, soms zelfs melk
en ze kookten daar een beetje pap van en dan
kregen de zieken nog wel eens wat extra.
Kreeg de Lagerführer (een klein ventje met
een grote bek) daar lont van, dan was hij
woedend. Hij protesteerde hevig als er een
pan op de kachel stond. Zieken behoefden
niet te eten. Als hij ziek was at hij ook niet!
Ze moesten dus voorzichtig te werk gaan. Ze
verstopten de aardappelen tussen de bedden,
alsof zij ze gestolen hadden. De Lagerführer
wilde niet dat de Hollanders meer eten had
den dan hun door de Duitsers werd toebe
deeld. Gelukkig heeft hij nooit kunnen ver
moeden hoeveel er werd gekookt en gege
ten.
Neels zei: "De Heere heeft over ons gewaakt
en ons dikwijls uitgeholpen." Het volgende
is daar een voorbeeld van. Op zekere dag
had Neels bij een boerin een zak aardappelen
gekocht. Toen het donker was sjouwde hij
de zak aardappelen het lager binnen. Hij
moest ermee naar boven en kwam op de trap
een jongen tegen die zei: "Geef die zak maar
hier, die is veel te zwaar voor jou. Ik zal hem
wel op je kamer zetten." Hij gaf de zak over
en waarschuwde op te letten dat Ruppe, de
Lagerführer, het niet zou zien.
Of het zo wezen moest, Ruppe kwam op de
kamer, zag de zak met aardappelen staan en
toen was het mis. Hij begon te tieren en te
schelden en schreeuwde: "Als je niet vertelt
waar je ze gehaald hebt, haal ik de wacht
meester er bij en als die er geen werk van
maakt, klaag ik de wachtmeester aan!"
Neels vertelde daarop eerlijk dat de aardap
pelen voor 5 cent per kilo waren gekocht en
bestemd waren voor patiënten, welke de zus
ter dieet had voorgeschreven. Dit argument
hielp niet, de aardappelen moesten en zou
den naar de keuken worden gebracht. De
Lagerführer beval en zij hadden te gehoorza
men. Zijn grootste grief was, dat de Hollan
ders meer los wisten te krijgen dan de Duit
sers. Hij ging woedend weg, maar ondanks
alle bedreigingen bleven de aardappelen
voor de zieken bewaard.
Zij hadden de gewoonte bij het eten en bij
het naar bed gaan regelmatig te lezen en te
bidden, 's Zondags lazen ze tweemaal een
preek. In het begin was hiervoor veel
belangstelling, doch op den duur werd het
minder. In plaats van naar de preek te komen
luisteren, hield men zich liever bezig met
kaartspel en werd op deze wijze Gods dag
misbraikt.
Later zijn de arbeidsslaven in een lager van
de Arbeidsdienst terechtgekomen. De man
nen moesten langer werken en de rantsoenen
werden verminderd. Het gebeurde wel dat er
jongens 's morgens het lager verlieten, zon
der voor de lange dag ook maar een enkele
boterham mee te kunnen nemen. Geen won
der dat er op het laatst meer zieken kwamen.
De weerstand verminderde en ieder wondje
veroorzaakte een zweerproces. Soms bleven
er wel 20 van de 70 in het lager achter, maar
ze zijn er doorheen gekomen. De bevrijding
bleek het beste medicijn te zijn!
Na de bevrijding zijn ze allen vervoerd naar
het voormalige concentratiekamp 'Dora' bij
Nordhausen. Tweede Pinksterdag 1945 ver
trokken deze jongens van daar. De zieken en
het verplegend personeel vertrokken enkele
weken later naar Erfurt, vanwaar een Ameri
kaanse ambulance-trein het transport naar
het Westen verzorgde.
Deze trein was van alle comfort voorzien.
Voor bedpatiënten waren er bedden, drie
hoog: er waren doktoren, verpleegsters en
verplegers, medicamenten en een prima keu
ken. De reis ging naar Luik, waar allen eerst
medisch werden onderzocht. De zieken
moesten achterblijven; de goedgekeurden
konden de reis vervolgen.
Neels vertelde op 28 juni 1945 iets over de
ziekenverzorging in zijn lager. Zij hebben er
een zeer moeilijke tijd doorgemaakt. "Ken
nelijk heeft de Heere ons bewaard en ons in
alle omstandigheden uit- en doorgeholpen.
Nu we weer thuis zijn rest ons de vraag: Wat
hebben we uit dit alles geleerd? Indien wij er
niets uit leren, zal ook dit eenmaal tegen ons
getuigen. De Heere geve ons te leren bukken
en buigen en ons te verootmoedigen voor
Zijn Aangezicht", aldus de heer W. Neels.
Woensdag 20 december
Om 12 uur 's middags van huis vertrokken
en om 3 uur met 63 man van de cichoreifa-
briek uit Ouddorp gaan lopen naar Stellen-
dam. Om 5 uur aangekomen in een kamer
met plaats voor 18 man. Goede ligging en
goede kost.
27 en 22 december
Verblijf in Stellendam.
Zaterdag 23 december
's Nachts om 2 uur met de tram vertrokken
naar het Havenhoofd te Middelhamis. Inge
scheept in een kolenschip, de luiken dicht,
het raim werd volgestouwd met mensen.
Zondag 24 december
Om 10 uur in een groot gebouw (bananen
loods K.N.S.M.) in Amsterdam waar 3000
mensen waren. Ds. Dijkstra van Amsterdam
heeft nog een rede gehouden. Eten, wassen
en scheren. Om 5 uur met 400 man in een
sleepkast gegaan op transport over het IJs
selmeèr.
Maandag 25 december
Kerstfeest, 's Nachts om 1 uur in Kampen
aangekomen in een groot gebouw (Van
Heutzkazeme) waar duizenden mensen
opgepropt lagen. Jan Akershoek voor het
laatst gezien, 's Avonds om 5 uur naar de
trein gelopen. Plaats genomen in een wagon
met kapotte raiten. Opeengepakt. Het vroor
hard. Van Kampen over Zwolle, Assen,
Meppel, Groningen, Nieuweschans.
(vervolg in nummer 29 december)
Overgenomen uit 'Blijvend Gedenken',
de Tweede Wereldoorlog op Goeree-
Overflakkee door D. Hoogzand