EiiMnDBn-niEuws
Een reisverslag
DIRKSLAND/KENIA - Al geruime tijd geleden kon u in deze krant lezen
over een werkvakantie in Kenia, die toen nog op stapel stond. Dietrik de
Lange en Danielle Jelier uit Dirksland zouden hierin een niet onbelang
rijke rol spelen. Inmiddels zijn er heel wat maanden verstreken en zit ook
het verblijf in Kenia erop. Een boeiend verslag van Dietrik en Danielle,
hoewel het in de ikvorm is geschreven, is één van de restanten van hun
drieweekse werkvakantie, die voor de beleving wel een heel jaar kon heb
ben geduurd, of toch maar één dag...? In ieder geval was het ongelofelijk!
In twee afleveringen reizen we met hen mee. Vandaag de eerste afleve
ring, volgende week de tweede.
Voorbereidingen
De reis
Aankomst
Zondag
Start van de bouw
Medische zorg?
Niet om te knjgen
Hoezo, zwemmen?
PAGINA 11
WOENSDAG 22 DECEMBER 2004
Door goede buren, verre vrienden...
(1)
Daar staan we dan: 14 man sterk, de meeste
met één of meerdere dierbare uitzwaaiers aan
hun zijde, op het punt om met een onstellen
de snelheid in een uit de kluiten gewassen
koektrommel door het luchtruim naar Kenia
te zweven. Kijk je goed, dan hebben de
meeste wel een beetje last van kriebels, de
ene staat op het punt om voor het eerst lucht
reiziger te worden, een ander vraagt zich ver
twijfeld af of de spinnen in Kenia werkelijk
zo groot zijn als oom Piet op de laatste ver
jaardag in geuren en kleuren wist te vertellen.
Een derde denkt: zitten er toch genoeg kleren
in mijn tas? Een vierde denkt aan zijn meisje,
die hij zodadelijk voor 3 weken achter moet
laten. En ik.ik krijg knikkende knieën als
ik me afvraag of die lieftallige grondstewar
dess er net als ik van overtuigd is dat we als
groep niet te veel kilo's mee willen nemen en
of ze ons, met hamers en spijkers in onze tas
sen niet aanziet voor terroristen. Maar ook
voor haar is het vrijdagavond en even later
kan ik weer lachen, nu de rest nog.
Wat brengt deze jonge mensen, uit de verste
uithoeken van Nederiand hier bij elkaar op
Schiphol? Wel, om dit te achterhalen gaan
we bijna een jaar terug in de tijd. In septem
ber werd in Dirksland gestart met de voorbe
reidingen voor een werkvakantie naar Kenia.
Op heel wat avondjes zijn heel wat mogelijk
heden de revue gepasseerd en uiteindelijk is
besloten om letteriijk een steentje te gaan bij
dragen aan de bouw van een christelijke
basisschool in Koibakurio, niet ver van El-
doret. Na deze beslissing kon onze aandacht
pas volledig gegeven worden aan het voorbe
reiden van een reis met 14 man, van wie er
ongeveer 12 nog geen idee van hadden dat ze
meegingen. Ongeveer 10 maanden lang zijn
we clruk bezig geweest met het voorbereiden
en organiseren van de reis, de bouw van de
lokalen en het werven van fondsen.
Eén ding werd me hierbij wel duidelijk: ken
nis is niets, kennissen zijn alles! Vele mensen
zijn behulpzaam geweest bij de voorberei
dingen. Zonder de hulp van deze mensen,
zonder de hulp van u, had ons project nooit
het succes kunnen worden dat het geworden
IS. Aangezien het onmogelijk is om iedereen
onze persoonlijke dank over te brengen, aan
gezien het onmogelijk is iedereen de dank
van de Keniaanse schoolkinderen over te
brengen, wil ik proberen een beeld te schet-
sen,van waar u door uw betrokkenheid
onderdeel van geworden bent. HopeUjk kunt
u zich dan door mijn verhaal een beeld vor
men van het project, een project dat mede
dank zij u als geslaagd mag worden
beschouwd.
Langzaam laten we onze hoofdstad achter
ons en zijn we het erover eens dat vliegen
toch wel een geweldige aangelegenheid is,
maar eenmaal in de lucht gaat de lol er toch
wel een beetje af. Na een kwartiertje kijk ik
nog eens uit het raampje en zie ik op een
eiland nog net een dorpje, ook wel bekend als
'Klein Parijs'. En ik moet zeggen: vanuit dit
gezichtspunt doet deze bijnaam het dorp eer
aar, met name de aanduiding 'klein'; het is
nauwelijks groter dan op het prentje in de 52e
woudatlas.
Na een halfuur, halverwege België, zien we
nog een wildplasser. Maar verder kom ik tot
de conclusie dat vliegen toch vooral een saaie
aangelegenheid is. Bovendien worden, ter
wijl het vliegtuig met haar passagiers zich
steeds moeizamer door de brij van tijd en
afstand worstelt, de zitplaatsen steeds krap
per, 't Zal ook niet voor niets zijn dat overal
beeldschermen zijn opgehangen waarop je
een landkaart ziet waarboven zich een vlieg
tuigje verplaatst...
Maar terwijl ik voor de 983e keer op dit
scherm kijk om te zien of we alweer een mil
limeter vooruitgang hebben geboekt, kom ik
tot een wonderUjke ontdekking! Als je goed
kijkt zie je dat, terwijl ik nog maar net boven
Parijs vlieg, de passagiers op het voorste
bankje al ongeveer ter hoogte van Rome zit
ten.Aanvankelijk keek ik een beetje afgun
stig naar die mensen die al zo lekker opscho
ten, die al met al ruim een uur eerder in Nai
robi zouden zijn. Maar terwijl het vliegtuig
voor mij aardig in de buurt van Nairobi stop
te, moesten zij vanuit Johannesburg terug
komen lopen.
Echter, voor het zover was, hadden we om
twaalf uur nog een verzetje: er was er één
jarig, hoera! Om dit niet ongemerkt voorbij
te laten gaan, gingen we het vliegtuig versie
ren met meegebrachte slingers, totdat een
stewardess ons kwam vertellen hier niet van
gediend te zijn... We vertelden dat deze jon
geman voor het eerst van zijn leven 22 werd,
ook dat we eigenlijk wel heel lief waren, dat
we hem voor dit heugelijke feit niet luidkeels
hebben toegezongen en.ja, toen moest ook
zij de redelijkheid van onze argumenten wel
inzien. De stoel mocht dan worden versierd,
maar de gangpadjuffrouw wilde héér
domein, het gangpad, niet opgevrolijkt zien,
want daar zou ze zelf wel zorg voor kunnen
dragen. Tja, dat was het dan weer. Eens zien,
als ik nu véél naar het vUegtuigje op het
scherm kijk, of de tijd dan sneller gaat.
Met een duf hoofd en een stijf Uchaam, over
handig ik mijn paspoort aan een indrukwek
kende douanebeambte, die met grof geweld
een mogelijk nog indrukwekkender stempel
in mijn paspoort beukt. Zonder dat met al te
veel, laat staan vriendelijke, woorden duide
lijk te maken, schijn ik welkom te zijn in
Kenia. De rest van de groep vergaat het ook
zo en even later plukken we de laatste tas van
de band. Maar, oh, wat een schrik: één van de
tassen is behoorlijk gehavend; het lijkt wel of
hij klem tussen de deur van het vUegtuig hier
naar toe is meegevlogen. Nou, aan de slag
dan maar en proberen wat te gaan regelen
voor de verzekering en zo. Een paar uur later
weten we dat we veel tijd en de helft van onze
bevestigingsmaterialen hebben verloren. Als
de school straks instort, zullen we proberen
'de luchtvaartmaatschappij met de zwanen'
hiervoor aansprakelijk te stellen.
Van te voren al hadden we afgesproken dat
we met een busje vanaf het vliegveld zouden
worden opgehaald; ze staan ons dan ook keu
rig op te wachten. Als we naar buiten lopen,
valt ons op dat het eigenlijk best nog frisjes
is, dat hadden we niet verwacht in een stad
bijna op de evenaar. Nog even geld wisselen,
en even later voel ik me - met een stapel
bankbiljetten van vele centimeters dik in
mijn broek - net een zwangere Dagobert
Duck, en zie ook overal Zware Jongens
lopen.
Vanuit mijn zitplaatsje voorin naast de
bestuurder - in Kenia om onbegrijpelijke
redenen ook wel de 'dead mans seat'
genoemd, heb ik een uitstekend zicht op het
ietwat minder gestructureerde verkeersbeeld.
Al een paar keer zijn mijn haren ten berge
gerezen: de chauffeur presteerde het om een
tegenligger links te passeren en dat schijnt
hier vrij normaal te zijn. Sterker nog: ieder
een doet dat. Ik heb nog voorgesteld het net
zo te doen als in Nederland, maar volgens de
chauffeur "komen daar ongelukken van". Na
een poosje begint het allemaal wat te wennen
en kom ik ogen te kort om het uiterst kleur
rijke straatbeeld op te nemen. Chaos en rust
raken elkaar rond de straat: voertuigen bra
ken een misselijkmakende zwarte rook uit,
een kakofonie van brullende motoren, toe
ters, scheurend metaal, troep uit het raam,
troep op de straat, overal afval, onvoorstel
baar veel afval, voor hun leven rennende
overstekers, zwabberende fietsen, overste
kende, inhalende, remmende, optrekkende,
slippende, hobbelende, hortende, stotende,
voertuigen, gaten in de weg, bulten op de
weg, daartussen laverende voertuigen, blinde
bochten inhalende voertuigen, kamikazepilo
ten, schrik, opluchting. In de berm komt
langzaam een busje tot stilstand, er komt nog
een laatst rookpluimpje uit en alles is stil. De
chauffeur, die daarnet zijn medeweggebrui
kers nog naar het leven stond, stapt uit en
probeert op zijn gemak het busje weer aan de
praat te krijgen. De passagiers stappen berus
tend in hun lot uit; de ene maakt een praatje
met een groep luierende mannen onder een
boom; een ander koopt wat fruit bij een pas
serende vrouw; verderop sjokt een kudde
koeien met daarachter een herdersjongentje
voort en overal lopen, zitten, liggen of staan
mensen. Chaos, rust - een fascinerend
schouwspel.
Rijdend door een steeds wisselend land
schap, zien we al een beetje wat Kenia te bie
den heeft: adembenemende vergezichten,
bergen, wouden, grasvlaktes, apen, zebra's
en zelfs een heuse kameel. Hobbelend rijd
het busje de berm in en komt tot stilstand, "de
president komt, verboden foto's te maken"
aldus de chauffeur. Al het verkeer komt langs
de rand van de weg tot stilstand en wacht eer
biedig tot de president komt. Met een ont
stellende snelheid jaagt een tiental enorme
terreinwagens en snelle wagens met loeiende
sirenes over het slechte wegdek, dan volgt er
een Umousine met een vlag en een ster op de
motorkap, waarvan ik niet eens vermoede dat
ze zo groot gemaakt werden, dan volgens
weer een stuk of tien jankende auto's. Lang
zaam komt daarna het verkeer weer op gang.
Ik bedenk dat het toch wel wrang is dat één
persoon met dik 20 vervoermiddelen van het
allerduurste type verplaatst moet worden,
terwijl de meeste van zijn landgenoten (als ze
het zich al kunnen permitteren) met dik 20
man één aftands voertuig moeten delen. Als
ik het er met de chauffeur over heb, vindt hij
dat maar de normaalste zaak van de wereld.
Is wat hij vindt nu typisch Keniaans, of is wat
ik vind nu typisch Nederlands?
Na een uur of vier zijn we het reizen aardig
zat en informeren we eens voorzichtig hoe
lang het nog duurt, naar onze bestemming?
"Wel, die moet in een half uur wel te berei
ken zijn." Na een half uurtje informeren we
dan ook eens voorzichtig of we daadwerke-
üjk er nu 'zo' zijn. "Nu nog een half uurtje",
en ddn... Na nóg acht keer "over een half
uurtje" waren we er echt!
Meer dan vierentwintig uur geleden trok ik
de huisdeur achter me dicht. Langer dan een
etmaal zijn we nu continu aan het reizen,
moe, bezweet, plakkerig, bekaf. Twee din
gen die ik nu wil, een lekkere warme douche
en een zacht bed. "Hé, word eens wakker, dit
is Kenia!" Wie schetst onze verbazing als
even later een auto met op het dak 14 matras
sen komt aanrijden. Oh, wat een vooruit
zicht. Met het douchen zijn we wat minder
fortuinlijk, want het water is op rantsoen; tot
maandag hebben we per persoon slechts 2
hter waswater tot onze beschikking. Even
later sta ik buiten in een klein hokje, bij een
kaarslichtje bibberend van de kou kopjes
koud water over me heen te smijten. Doch
zelden voelde ik me zó opgefrist; en dan die
matrazzz.
's Zondagsmorgens vraagt de haan van de
buren zich luidruchtig af of Europeanen
gewend zijn om een gat in de dag te slapen.
Nou nee, maar nu zijn we in ieder geval op
tijd, straks worden we opgehaald om naar
kerk te gaan. Halverwege de morgen stopt er
een piclc-upje die ons naar de kerk, ongeveer
10 kilometer verderop, zal brengen. Er gaan
ook nog wat buren mee en zo hobbelen we
even later met ongeveer 20 man in het laad-
bakje over de rode paden. Als we het terrein
optoaien, worden we bestormd en verwel
komd door een waar leger van joelende kin
deren, die me even later vertwijfeld af doen
vragen of ik de rest van de dag moet funge
ren als klimrek. Het welkom van de ouderen
is, hoewel niet zo onstuimig, toch zeker niet
minder warm en hartelijk. Voorzichtig from
mel ik me in één van de schoolbankjes in het
kleine houten kerkje. Vanuit mijn niet al te
comfortabele positie kijk ik, met mijn oren
tussen mijn knieën, door de vuistdikke kieren
naar buiten, naar de naar binnen kijkende
mensen. Na een rumoerige, gezellige, muzi
kale en humoristische dienst staat er een war
me maaltijd op ons te wachten, met als ultie
me traktatie een flesje cola-coca. Nog even
nemen we een kijkje naar de op hetzelfde ter
rein in aanbouw zijnde klaslokalen, waar we
morgen met jeukende handen aan de slag
hopen te gaan.
Het grootste gedeelte van de groep is al gaan
lopen, de 10 kilometer denken ze zich van
gisteren nog wel te herinneren. Met een paar
man wachten we nog op enkele leden van het
schoolbestuur. Voor we gaan beginnen, heb
ben we nog een soort vergaderingetje, om
samen de plannen door te spreken. Een
Nederlandse vrijwilliger is al een aantal
maanden hier en heeft, in overleg met ons, al
een groot aantal zaken geregeld. Zo zijn
bouwmaterialen zoals stenen, zand, grind en
cement al aangevoerd, dit vanwege slechte
wegen in het regenseizoen, en verder is hij
met behulp van een aantal plaatselijke bouw
vakkers al gestart met de aanleg van de fun
dering. In deze vergadering zullen we alle
praktische en financiële zaken van hem over
nemen. Als we even later op de bouwplaats
arriveren, blijkt dat hij al behoorlijk wat werk
heeft verzet; zo is de fiindering al gereed, wat
ons een tijdswinst van ongeveer 3 dagen
oplevert. Even later arriveert ook de ernstig
verdwaalde groep en kunnen we eindeUjk
aan de slag. Een beetje twijfelachtig wordt
kennis gemaakt met de bouwvakkers, waar
mee we de komende weken zullen samen
werken en wordt iedereen aan het metselen
gezet. Met een groepje mensen haasten we
ons naar de stad voor inkopen en om een aan
tal zaken te regelen.
Een als ME-er uitgedoste beveiligingsbe
ambte zwaait een zwaar stalen hek voor ons
open en we stappen het bankgebouw birmen.
Voor de bouwkas en de groepspot willen we
een aantal dollars omwisselen voor keniaase
shillings. De dollars worden netjes geteld en
geïnd, waarna de dame vraagt me plaats te
nemen in de wachtkamer. Ze sluit het loket
en maakt aanstalten om te vertrekken. Een
beetje ongerust vraag ik haar wat hiervan
allemaal de bedoeling is. Ze vertelt me, alsof
het de normaalste zaak van de wereld is, dat
het geld op is, dat ze wat gaat halen en straks
terug is. Of ze nu snel de hypotheekrente is
gaan innen, is me niet helemaal duidelijk,
maar na anderhalf uur is ze terug met een
plastic tas vol bankbiljetten, waar ik netjes
mijn deel van krijg. Ondertussen zijn de
boodschappen voor de groep gedaan, maar
moeten er nog bouwmaterialen gekocht wor
den. Voordat we weer bij de school terug
zijn, is de dag dan inmiddels ook voor een
belangrijk deel voorbij.
Op de bouwplaats lopen al gauw zo'n 15 20
man rond: 6 plaatselijke bouwvakkers, wat
behulpzame ouders, bestuursleden of leraren
en leraressen, en dan onze groep, waarvan er
meestal zo'n 4 een hele dag op pad zijn voor
inkopen. Aangezien de school 6 bij 16 meter
wordt, is het vaak een hele toer om iedereen
aan de gang te houden, maar door de toege
paste bouwmethode en het arbeidsintensieve
karakter van bouwen in Kenia lukt dit vaak
wel. Op de al gestorte fundering wordt een
tiental betonnen pilaren of kolommen
gestort, daartussen worden 11 muren gemet
seld en naast de school worden 5 houten dak
spanten gemaakt die later op de kolommen
zullen worden gezet. In theorie kan er dus
gelijktijdig aan 11 muren, 10 kolommen en 5
dakspanten worden gewerkt, en terwijl het
dak gemaakt wordt kuimen de muren nog
worden opgemetseld. In de praktijk zal dit
niet helemaal opgaan, maar door deze metho
de kunnen veel mensen op veel plaatsen tege-
Ujk werken. Verder zijn er natuurlijk nog
allerlei ondersteunende werkzaarnheden,
zoals het maken van specie, beton, steigers
en de aanvoer van stenen en andere bouwma
terialen. Zo is het maken van een stevige en
veilige steiger van takken en boomstamme-
tjes heus geen sinecure en zorgt het met de
hand mengen van vele kruiwagens beton en
specie op 2000 meter hoogte heus wel voor
ademnood. Vooral de plaatselijke aannemer
is helemaal weg van de bouwmethode; op
deze manier bouwen is niet gebruikelijk en
wordt misschien ooit toegepast bij grote
gebouwen. Op een dag vertelt hij me: "aJs er
weer lokalen bij moeten komen, ücht ik het
dak gewoon van de school af, bouw er een
verdieping tussen en plaats het dak weer
terug". In zijn glinsterende ogen zie ik een
wolkenkrabber groeien.
De wielen van ons pick-upje hangen doelloos
draaiend in de lucht en veranderen gierend de
omstanders in modderzuilen; met zijn buik
rotsvast aan de grond is alle beweging uit ons
W.G. van der Hulst trekkertje verdwenen.
Heftig wordt er gediscuteerd, je moet links,
nee je moet rechts, trekken, nee duwen, voor
uit, nee achteruit, veel gas, nee weinig gas.
UiteindeUjk duwen 6 man, trekken 4 man,
maken 4 man foto's, gaan we links, rechts
vooruit, achteruit en komen we er met veel en
weinig gas weer uit. Regentijd in Kenia. We
worden weer netjes zoals iedere dag, zij het
nu wat later, bij school afgezet en kunnen dan
weer aan de slag. Zoals iedere dag rijden we
een uurtje later met wapperende haren achter
in het bakje Eldoret binnen en is onze eerste
gang naar de enige af en toe werkende pin
automaat, om hem het dagelijks toegestane
op te nemen bedrag voor de bouwkas te ont
futselen.
We brengen, evenals als elke dag, ook van
daag weer vele uren door in tientallen winkel
tjes, marktjes, timmerfabriekjes, glashandel
tjes, bouwmaterialenhandeltjes en belwinkel
tjes. Een oude, grijze, vale man, met op zijn
voorhoofd een rode stip, neemt ons vriende
lijk en enigszins verwonderd op. De meeste
winkels in Eldoret worden beheerd door Indi
sche types, en zo ook deze. In deze winkels
wordt over het algemeen in 4 talen geconver
seerd: de moedertaal van de winkeleigenaar,
het kalenging (een Afrikaanse stamtaal), het
kiswahili (de taal die algemeen in Kenia
gesproken wordt) en het engels, dat in Kenia
een officiële taal is. Als een van kleur ver
schietende kameleon bedienen de meeste
Kenianen zich naar gelang de simatie van één
van de laatste drie talen. Aangezien ik Engels
beperkt spreek en de rest al helemaal niet, ben
ik erg verguld met mijn Keniaanse vriend die
ons vergezelt op onze strooptochten. Met
handen en voeten proberen we duidelijk te
maken wat we nodig hebben. De winkelier
verdwijnt tussen de schappen en komt terug
met iets, tot een keer of tig en tevergeefs. Uit
eindeUjk strijkt hij zijn hand over zijn hart en
mag ik zelf achter de toonbank komen en aan
wijzen wat ik nodig heb. Maar lang niet alles
wat we willen, hebben ze óf niet óf niet in vol
doende mate. Gelukkig hebben de wmkeUers
weinig last van broodnijd en zijn ze altijd
bereid om uitgebreid te vertellen waar iets
dan wél te verkrijgen is. Zo kan het zijn datje
moeren hier koopt en bouten aan de andere
kant van de stad en ringen ergens daartussen
in, of 10 golfplaten hier en 10 golfplaten daar.
Soms is iets er echt niet en moeten we een
andere oplossing verzirmen, maar met impro
viseren hier en op de bouwplaats komen we er
altijd weer uit.
Zoals eUce dag verzamelen we ook vandaag
weer de meest noodzakelijke dingen voor
morgen en raakt het bakje van de pick-up
steeds voller en kunnen we vertrekken. Don
kere wolken pakken zich in de verte samen,
de chauffeur gaat steeds harder rijden. Als
een stel stuiters in een flipperkast worden we
door het bakje geslingerd; vertwijfeld hou
den we de zojuist aangeschafte dakgoten vast
die elke keer als we over een hobbel vliegen,
over de grond schrapen en een stukje korter
worden. Net als ik me afvraag of we alleen
nog maar gootjes overhouden voor poppen
huizen, stopt de chauffeur, we houden het
niet droog en de huif moet over het bakje. De
dakgoten steken meters boven de cabine uit,
daardoor kan de huif niet goed bevestigd
worden en moeten we onze toevlucht nemen
onder een stukje plastic. Als de eerste grote
druppels vallen, hervat de chauffeur zijn
woeste rit. Langzaam wordt ik nat en koud.
Liggend onder een stukje plastic worden we
weer alle kanten opgeslingerd en na een tien-'
tal van deze ritjes ben ik zo langzamerhand
compleet beurs. Regentijd in Kenia. Deze
middag willen we nog even naar de houtza
gerij in het woud, in de heuvels. Als we nog
maar net onderweg zijn, treffen we een hin
dernis in de vorm van een enorme modder
poel. Nu zullen we het misschien wel redden,
maar straks met een enorme lading hout op
zijn rug zal ons dappere W.G. van der Hulst
trekkertje toch zeker in de problemen komen.
Morgen hebben we eigenlijk hout nodig en
zo keren we even later, een beetje gefrus
treerd en onverrichter zake terug. Morgen
weer eens proberen. Regentijd in Kenia.
De broer van onze Keniaanse vriend is met
een vrij ernstige kwaal in het ziekenhuis
opgenomen en we ontkomen er niet aan om,
nu we in de stad zijn, hem met een bezoekje
te vereren. Als ik bij zijn bed sta, begrijp ik
waarom we mee moesten: genezing en spoe
dig herstel schijnen hier volkomen afhanke
lijk te zijn van de hoeveelheid misbaar
makende mensen dat zich rondom het bed
van de patiënt verzamelt. Ik zie een bed
waaromheen zich veel meer dan 10 jamme
rende mensen hebben geschaard. Dat is ech
ter niet de enige schokkende indruk die ik
opdoe. Het ziekenhuis bestaat uit vier slaap
zalen, die met elkaar in verbinding staan,
volgepropt met elk 16 bedden. Met een ver
troebelde blik meen ik zelfs bedden te zien
met daarin méér dan 1 patiënt. Het stucwerk
is gescheurd, de bedden zijn haveloos, het
beddengoed is grauw en versleten en boven
dit alles hangt een geweldige stank. Als even
later het ranzige eten uit idem dito ketels
wordt opgediend, vlucht ik naar buiten,
intens dankbaar voor mijn gezondheid en
voor de goede gezondheidszorg in Neder
land.
We verlaten de houtzagerij, wat eigenlijk niet
meer is dan een hutje in het woud, waar een
man met een motorzaag woont. Het pick-
upje kreunt, zucht en steunt onder de enorme
lading balken en de 8 mensen die daar nog
eens bovenop zitten. Ons W.G. van der Hulst
trekkertje worstelt, ploetert en glijdt zich een
weg over de verschrikkelijke wegen. Telkens
als we van de hoge weg in een spoor glijden,
hellen we enorm over. "Nu rollen we om en
moet ik springen", denk ik. Maar de doorn
struiken en het prikkeldraad langs de weg
weerhouden me er steeds van en steeds komt
ons trekkertje weer overeind... Met de
minuut krijg ik meer respect voor zijn Japan
se bouwers. Als ik de nonchalante gezichten
van de Kenianen zie, bedenk ik me dat ik ook
nog nooit een W.G. van der Hulst trekkertje
op zijn rug heb zien liggen, dus zal het wel
goed komen. Bij school aangekomen blijkt
dat slechts een deel van de bestelling gele
verd is! Maar de aap komt weldra uit de
mouw. De houtzager kon een gedeelte van de
partij leuk verkopen en moet zich bedacht
hebben. Immers: 1 Keniaanse vogel in de
hand is beter dan 10 Nederlandse in de
luchtNu maar weer eens zien of we bij zijn
collega's op korte termijn een grote partij
gedroogd balkhout kunnen vinden.
Iedereen is wat uitgeblust, maar ik heb in de
Lonely Planet Reisgids gelezen datje bij een
hotel in Eldoret ook kunt zwemmen. Op mijn
voorstel om te gaan zwemmen, is iedereen
enthousiast; lekker het stof en cement van
onze lijven afweken. We stoppen een paar
uur eerder met werken en haasten ons naar de
stad, de groep wordt bij het 'winkelcentrum'
afgezet en met een paar mensen rijden we
door naar het hotel, voor het bespreken van
het zwembad. Als we de poort doorrijden,
staan we voor een enorm en luxueus hotel.
En als we even later in onze werkleren en met
onze baggerschoenen dit summum van luxe
binnenbanjeren, veroorzaakt dit wel wat
gefronste wenkbrauwen; maar we worden
zeker vriendelijk te woord gestaan. Nadat ik
verteld heb dat we graag met 14 man willen
komen zwemmen, gaan de wenkbrauwen
nóg een meter de lucht in en wordt er heel
veel gebeld en gezocht. De zwembadma
nager is zoek, zodoende kan ons feest niet
doorgaan. Enigszins beteuterd en met een
afspraak voor over 2 dagen, druipen (nou ja
druipen) we af. Hoe vertel ik dit de groep?
We rijden wat door de stad, stoppen bij een
hotel, maken wat afspraken en halen de
groep op. "Helaas kunnen we niet zwemmen,
maar er zijn 3 hotelkamers gereserveerd,
waar we allemaal om beurten kunnen dou
chen." Na een paar uur en na 14 koude dou
ches zitten we allemaal voldaan te genieten
van een goede maaltijd in het restaurant; de
ontberinkjes van de afgelopen dagen verge
ten we, de geweldige ervaringen blijven
over. Knus en warmpjes bij elkaar zittend,
achter in het bakje, onder het huifje, rijden
we terug. De auto werpt een stofwolk op,
langzaam maar zeker gaan we steeds meer op
elkaar lijken en verdwijnen we onder een
dikke laag stof. We hebben het genoegen
gesmaakt, schoon te zijn geweest.
Volgende week hopen we u het vervolg van
onze reis te mogen vertellen!
Dirksland,
Dietrik de Lange en
Danielle Jelier