iilflridse
Polderen op Goeree-Overflakkee:
Ellllt1DB1.|1IEUWS
JF
MIDDELHARNIS - Goeree-Overflakkee is land uit water. Stukje by
beetje veroverd op de zee. Dijk na dijk, polder voor polder. De realisering
van een hele serie veroveringen was belangrijk voor de wording en ont
wikkeling van het eiland, maar het onderhoud van de waterkeringen was
dat nog veel meer. Evenals de zorg voor de afwatering en de polderwegen,
de handhaving van het polderpeil én het treffen van maatregelen als de
zee weer eens zijn tanden had laten zien. Allemaal taken die de eilande-
lijke polders en waterschappen eeuwenlang hebben uitgevoerd. En nog
steeds uitvoeren, per 1 januari 2005 in het grotere verband van water
schap Hollandse Delta. Ter gelegenheid van de fusie: een globale polder
geschiedenis van Goeree-Overflakkee.
Uitwatering op peil
Vijftig polders
Overheidsimpuls
Verdere concentratie
In één hand
Hollandse Delta
PAGINA 12
VRUDAG 17 DECEMBER 2004
'Die het water deert, die liet water Iceert'
Door Kees van Rixoort
Het wapen van het
waterschap Goeree-Overflakkee (1981-2004).
De oudste polders van het eiland liggen in
het uiterste westen, op Goeree. Veroverin
gen op de zee die het Oudeland van Ouddorp
- aanvankelijk het Oudeland van Diepen-
dorst geheten - en de Oude Oostdijk heten.
Wanneer deze polders zijn ontstaan, is
gehuld in het duister van de historie, maar
zeker is dat het Oudeland van Diependorst in
1170 en 1173 werd getroffen door het woes
te zeewater, De dijken die deze middeleeuw
se polders beschermden, waren bescheiden
van karakter. In feite ging het om eenvoudi
ge, niet al te hoge kaden, gemaakt van
zoden. Meer bescherming bood de duinenrij
aan de zijde van de Noordzee. In de veer
tiende eeuw groeide het eiland Goeree of
Westvoorne door de bedijkingen van het
Oude Nieuwland (1357) en de Nieuwe Oord
(1367).
Achter het restant van de strandwal en de
polders van Goeree lag in die tijd een diffuus
gorzengebied. Brokken oud veenland, over
spoelde opwassen, doorkruist door stromen.
De gorzen waren begroeid met schorrezout-
gras, dat wel een halve meter hoog kon wor
den en dat bij uitstek geschikt was voor het
weiden van schapen. Sommige gorzen, zoals
het Oudeland van Dirksland, werden
omringd door een zomerdijkje, waardoor er
van mei tot september zout gewonnen kon
worden. Een andere term voor deze vroege
vorm van zoutwinning is moemering. Zodra
het land was uitgemoerd werd het doorgaans
weer prijsgegeven aan de zee.
In de vijftiende eeuw - in het bijzonder na de
St. Ehzabethsvloed van 1421 - veranderden
de belangrijkste stromen in het gorzengebied
van richting. Brede zeearmen als het Haring
vliet en de Grevelingen ontstonden en voor
zagen de uitgemoerde gorzen van een
vruchtbare kleilaag. De noord-zuid geulen
slibden dicht, evenals hun dwarsverbindin
gen. Ideale omstandigheden om land te win
nen.
De oudste landwinning in dit gorzengebied
is de polder Dirksland. Hertog Jan van Bei
eren, graaf van Holland, gaf de plaat in 1415
uit ter bedijking. Pieter Claeszoon en con
sorten lieten er geen gras over groeien en
Het logo van het nieuwe waterschap.
kort daarop was het gors Dirksland reeds
voorzien van een echte dijk en een kerk. Het
eerste stuk Overflakkee.
Het lozen van overtollig water was in de
begintijd van de polders simpel: zodra het eb
was, ging de sluis open en liep het water van
zelf weg. Maar in de loop der tijd werd dat
steeds moeiUjker. In de eerste plaats door
aanshbbing en het ontstaan van nieuwe aan
wassen tegen de polder. En in de tweede
plaats door inklinking van de bodem. Om de
uitwatering op peil te houden, was het uit
diepen van de uitwateringsgeulen lange tijd
een noodzakelijke en frequent terugkerende
bezigheid.
De polderbesturen kregen allereerst hulp van
de wind. De eerste windmolen verrees in
1731 in Dirksland, enkele jaren later - in
1745 - gevolgd door Oude-Tonge. Deze
molens brachten het water buiten de dijk
door middel van een scheprad.
Toch bleef de afwatering een bron van zorg
en aandacht. De wind waaide immers niet
altijd en de inklinking ging verder. Hetzelf
de gold voor de aanslibbing. Bijvoorbeeld
voor de haven van Dirksland en de oude
kreek de Boomvliet ontstonden verscheide
ne gorzen en zelfs een zandplaat: de Kraaij-
erplaat. Het havenkanaal - dat niet alleen
belangrijk was voor de afwatering van de
polder, maar ook voor de scheepvaart van en
naar het dorp Dirksland - werd langer en
langer, en dreigde bovendien te verzanden.
Eind achttiende eeuw kwam de dijkgraaf
met een fraaie oplossing: het Dirkslandse
Sas.
Watermolens gaven polders een betere
afwatering. Maar deze wondere staaltjes van
vroege techniek werden ingehaald door de
tijd. Nieuwe uitvindingen maakten de
molens op den duur overbodig. Stoonmia-
chines - in de vroege jaren tachtig van de
negentiende eeuw werden er twee geplaatst
op Goeree-Overflakkee - konden immers
onder alle weersomstandigheden water
afvoeren, ook als er geen wind in de wieken
was. Daarna, vanaf begin twintigste eeuw,
kwamen de diesel- en elektrische gemalen.
Waarom al die gemalen? Ten eerste omdat
de eeuwenoude afwatering via een sluis
steeds minder voldeed. Zelfs in de polder
Dirksland, waarvoor toch een kapitale uit-
wateringssluis was gebouwd. Halverwege
de negentiende eeuw schrijft bijvoorbeeld
geschiedschrijver Boers dat vele wegen in
de polder in het natte jaargetijde onder water
staan en dat de uitwatering van de lage pol
der veel te wensen overlaat.
Maar er was nog een reden om tot mechani
sche bemaling over te gaan. De landbouw,
de meest prominente bedrijfstak op het
eiland, ging hogere eisen stellen aan de
bodem. Gewassen zouden op de zeeklei
beter gedijen als het polderpeil lager was. En
zonder een gemaal was dat lagere peil niet
bereikbaar. Sommige polderbesturen beslo
ten bovendien de afwatering nog verder te
verbeteren door de hoofdwatergangen -
richting het gemaal - te verbreden of te voor
zien van duikers en betoimen kokers. Dit
werk werd tussen beide wereldoorlogen
veelal uitgevoerd in de vorm van werkver
schaffingsprojecten voor de vele werklozen
op het eiland.
Op het moment dat de zee in 1953 bijna
geheel Goeree-Overflakkee bedolf, telde het
eiland meer dan vijftig polders en vijf water
schappen birmen de hoofdwaterkering. En
nog eens twintig polders daarbuiten. Van
grootschaHge samenwerking was nog geen
sprake.
Dit omdat het aloude idee opgeld bleef doen
dat elke indijking een onderneming op zich
is: elke polder onderhoudt zijn eigen dijk en
met de dijk van de buren heeft men in prin
cipe niets te maken. Maar als een dijk breekt
en het water van de ene polder naar de ande
re stroomt, begint de ellende. Wie is verant
woordelijk? Wie betaalt?
Met de overstromingen van 1715 en 1717 in
het achterhoofd en de vrees dat er door geld
gebrek polders opgegeven zouden moeten
worden, deden de Staten van Holland al in
1720 een poging om de polders op het eiland
Flakkee tot één centraal dijkonderhoud te
bewegen. Dat lukte niet. Aan zo'n generale
dijkagie had men geen behoefte. Onnodig en
veel te kostbaar. Het voorstel van de Staten
verdween in een la en de zorg voor de dijken
bleef voorlopig versnipperd. In de Franse
Tijd stierf het plan om het oppertoezicht
over de polderbesturen per 'ring' te regelen
een vroegtijdige dood.
'Die het water deert, die het water keert'Zo
was het en daar konden hogere bestuurders
weinig aan veranderen. Toch kwam er lang
zaam maar zeker een eind aan de afkeer van
samenwerking. Op vrijwillige basis zochten
verschillende polders elkaar op. Bijvoor
beeld vanwege het belang om de afwatering
over en door eikaars land te regelen, zoals de
Verenigde Polders het Oudeland (van Oude-
Tonge), het Noordland, het Oostende, de
Tille en de Molenpolder. Een verband dat
van de grond kwam in 1858.
Karakteristiek voor Goeree-Overflakkee: sloten, dijken en bomen.
De Generale Dijkagie van Stellendam is een
vrijwillig samenwerkingsverband dat dan al
bijna honderd jaar bestond. De Generale
Dijkagie van Stellendam is een indirect
gevolg van de aanleg van de Statendam in
1751. De verbinding tussen Goeree en Over
flakkee, gerealiseerd op initiatief van de Sta
ten van Holland, had te kampen met stor
men, zeewater en ijsgang. 'Vijandelijke sto
ten' die zo ernstig waren, dat er serieuze
plannen waren om de dam op te geven.
Dat was het sein voor 21 'geïnteresseerden'
om een particuliere onderneming te begin
nen. Ze namen de geteisterde dam in 1766
over, onder de voorwaarde van een 36-jarige
concessie voor het inpolderen van alle gron
den die tegen de dam zouden aanslibben.
Pas in 1957 ging de Generale Dijkagie van
Stellendam op in een groter geheel, toen -
met de Weeshuispolder, de Schaddeleepol-
der en de polders Woutrina, Nieuw-Stellen-
dam en het Molengors - de Generale Dijka
gie (nu zonder de toevoeging Stellendam) tot
stand kwam op initiatief van de provincie.
De samenwerking tussen polders - die altijd
nog vrijwillig was, maar midden negentien
de eeuw door de provmciale Algemene Pol
derreglementen wel een overheidsimpuls
kreeg - betrof veelal de afwatering of het
bestuur. De administraties bleven in veel
gevallen gescheiden. De grenzen van de
oude ambachtsheerlijkheden waren tevens
de grenzen van de samenwerkingsverban
den. Dat laatste was niet altijd logisch; het
kwam voor dat polders in de dagelijkse prak
tijk nauwelijks iets met elkaar te maken had
den, maar wel één samenwerkingsverband
vormden.
Daar kwam in 1890 een einde aan. De grote
polderreorganisatie op het midden van het
eiland, die in dat jaar z'n beslag kreeg, was
een operatie op basis van de afwatering. Niet
langer waren de aloude administratieve
grenzen het uitgangspunt voor samenwer
king, maar - veel meer voor de hand liggend
bij het werken aan de polder - het water
staatkundig belang. De uitkomst: een stuk of
wat nieuwe poldercombinaties rond Middel-
hamis, Sommelsdijk, Ooltgensplaat en
Oude-Tonge.
Een stap verder was de oprichting van de
Dijkring Flakkee op 1 juni 1909. Een eerste
aanzet daartoe was een actie van de provin
cie, die steeds nadrukkelijker de Ujnen ging
uitzetten voor de organisatie van de water-
staatzorg. Geïnspireerd door de stormvloed
van december 1894 maakte de provincie een
'opmeting' van de dijken, waaruit bleek dat
het eiland lang niet veilig was. Een algeme
ne ophoging en verzwaring van de hoofdwa
terkeringen was dringend noodzakelijk,
aldus de provincie. Een noodzaak die nog
groeide toen de Zeeuwse eilanden op 12
maart 1906 hevig werden getroffen door een
stormvloed.
De Dijkring Flakkee, opgelegd door de pro
vincie, nam de zorg voor de zeewering over
van 29 polders. Direct na de oprichting ging
de Dijkring Flakkee aan het werk om de bui-
Een peilschaal: het waterschap heeft de zorg
voor een juist waterpeil in de vele sloten
op het eiland
Een herkenningsteken dat werd gebruikt door de leden van het dijkleger van de Dijkring Flakkee.
tendijken te verzwaren en op de gewenste
hoogte te brengen. Het effect was enige
jaren later al zichtbaar: de stormen, die in
1916 zoveel schade aanrichtten in de provin
cie Noord-Holland, kregen op de Flakkeese
dijken geen vat.
Verder dan de dijkzorg ging de samenwer
king niet; de afzonderlijke polders bleven
zelf verantwoordelijk voor de waterbeheer
sing en de wegen. De binnenpolders, zonder
rivier- of zeedijk, bleven zelfstandig.
In diverse polders bleven de bezwaren tegen
samenwerking bestaan. Maar onder druk
van de provincie en van rampzalige vloeden
nam de weerstand af. Na de Ramp, na 'het
water', ging de concentratie verder. Birmen
eenjaar, op 1 januari 1954, kwam het 1400
hectare grote bemalingswaterschap De
Krammerse polders tot stand.
In het waterschap gingen zeven polders op -
Grooten Blok, Nieuwen Blok, Rrammerpol-
der. Heerenpolder, Magdalenapolder, Lode-
wijkspolder, Anna-Wilhelminapolder - en
het waterschap de Gemeenschappelijke Uit
watering met bemeding van en door de Hee
renpolder.
Doel van de samenvoeging was een verbete
ring van de afwatering en een vereenvoudi
ging van de administratie.
In 1956 was de Goereese polder een feit. De
Ramp had uitgewezen dat de waterkering
rond de haven van Goedereede zwak was.
Immers, de open haven boorde zich meer
dan tweeënhalve kilometer landinwaarts en
de dijk was bovendien bebouwd. Daar kwam
nog eens bij dat het dijkonderhoud nogal
versnipperd was. De aangrenzende polders
deden hun deel, de gemeente Goedereede
bekoirmierde zich om de havenkom en
Rijkswaterstaat nam het onderhoud van de
spuisluis voor haar rekening.
Het Rijk was bereid de haven af te dammen
met behulp van een uitwateringssluis, maar
stelde wel als voorwaarde dat de polders dan
alle waterstaatswerken achter die sluis zou
den gaan onderhouden. Voor de provincie
was dat aanleiding om met dwingende hand
een samenvoeging tot stand te brengen.
De versnippering van het zeedijkonderhoud
gold ook voor de rest van de waterkeringen
op Goeree. Naast de Generale Dijkagie van
Stellendam en Rijkswaterstaat hadden diver
se kleine polders het onderhoud van de
hoofdwaterkering in hun takenpakket zitten.
Het ging om Woutrina, Nieuw Stellendam,
Schaddeleepolder, Nieuw Westerloo, Preek-
hil. West Nieuwland en Springertpolder. In
1967 werd de situatie een stuk overzichtelij
ker toen de polder Goeree werd opgericht.
Midden jaren zestig nam de provincie nieu
we initiatieven om tot polderconcentratie te
komen. Het Rijk was van plan om de dijken
na de voltooiing van het Deltaplan over te
doen aan de waterschappen en verlangde
daarom sterke organisaties.
Vanzelfsprekend viel het oog ook op Goe
ree. Een sterke organisatie, vond de provin
cie, zou ontstaan met een fusie van de pol
ders het Oudeland, het Oude Nieuwland, het
West Nieuwland, de Springertpolder, de
Goereese polder en de in 1957 geformeerde
Generale Dijkagie. Argumenten voor con
centratie waren, naast de wens om het dijk
onderhoud na de Ramp onder te brengen bij
waterschappen van gewicht, de gemeen
schappelijke belangen van polders als het
ging om de hoofdwaterkeringen, de binnen
waterkeringen, de wegen en de bemaling. In
de ogen van de provincie zou een grotere
organisatie ook beter in staat zijn om de
belangen van de ingelanden te behartigen.
Goeree en de Hals werden één in 1967.
Kwam de fusie tot de polder Goeree er door
zonder tegenstand vanuit de polders? In fei
te wel, maar met de aantekening dat de fusie
partners door hun bereidwillige houding een
algehele samenvoeging op Goeree-Over
flakkee dachten te kunnen afwenden. In de
Provinciale Staten gingen reeds voorzichtige
stemmen op om zo'n groot eilandelijk
waterschap te vormen. In het westen - Goe
ree en de Hals - bestond grote moeite met
die gedachte. Dan maar één polder Goeree.
Maar het tij was niet meer te keren. De pol
der Goeree bestond maar veertien jaar. Per 1
januari 1981 voegde de provincie de polder
samen met het waterschap Flakkee, dat acht
jaar eerder het levenslicht zag. Na een lange
periode van decentraal waterbeheer was het
waterschap Goeree-Overflakkee een feit.
Alle eilandelijke polders in één hand.
Het waterschap Flakkee was een samenvoe
ging van de Dijkring Flakkee en de overige
polders ten oosten van de Hals, inclusief de
Gabriëllinapolder, die voor 1973 onder de
polder Goeree viel. De vorming van dit
waterschap was nodig omdat de provincie
anders problemen voorzag met de ruimtelij
ke ordening en de deugdelijkheid van de
waterkering en de waterhuishouding. De
kleine polders zouden bovendien niet in
staat zijn de kosten van mechanisch slooton-
derhoud te betalen en te weinig draagkracht
hebben om de geplande ruilverkavelingen
tot een goed eind te brengen. Voor een tota
le eilandelijke samenvoeging waren de gees
ten op dat moment nog niet rijp. Het water
schap Flakkee leek sterk op een eerste stap.
De provincie wilde meer, en zo gebeurde het
ook.
Goeree en Flakkee werden één, maar van
harte ging het niet. De polder Goeree vrees
de een grote lastenverzwaring en een grotere
afstand tot de burger. Daarnaast, zeiden de
polderbestuurders op de kop van het eiland,
kurmen kleine waterschappen ook goed
functioneren: "Kijk maar naar het Rijnland".
"En", gingen de bezwaarden verder, "voor
de uitvoering van de Wet Verontreiniging
Oppervlaktewateren hoeft geen eilandelijk
waterschap te worden opgericht, want die
taak gaat toch naar het zuiveringsschap." De
provincie was echter niet te vermurwen en
de polder Goeree zou worden bijgezet "in de
grafkelder der eeuwen", zoals de laatste
dijkgraaf opmerkte tijdens de opheffingsver
gadering van de polder. Het waterschap
Flakkee dacht anders over de fusie: men had
er niet om gevraagd. Maar dat was geen
reden om de integratie af te wijzen.
Bijna een kwart eeuw nadat het waterschap
Goeree-Overflakkee van start ging, ontstaat
een nieuwe, nog grotere organisatie: water
schap Hollandse Delta. Een organisatie die
het resultaat is van een jarenlang proces van
voorbereiding en besluitvorming. Een orga
nisatie die vier kwantiteitswaterschappen
samenbrengt - naast Goeree-Overflakkee
gaat het om De Brielse Dijkring, De Groote
Waard en IJsselmonde - plus het grootste
deel van zuiveringsschap Hollandse Eilan
den en Waarden. 1 januari 2005: de geboor
te van Hollandse Delta, één van de grootste
waterschappen van hel land.
Bundeling van kennis en kunde brengt orga
nisaties voort, die adequaat zijn toegerust
voor de steeds zwaardere en meer gecomph-
ceerde opgaven. Dat was vanaf het begin het
uitgangspunt voor verdere concentratie. Kli
maatverandering, zeespiegelrijzing, bodem
daling, meer regen - het zijn allemaal ont
wikkelingen die aandacht vragen en die de
waterschappen nopen tot nieuwe antwoor
den.
De meerwaarde van zo'n groot en sterk
waterschap zit bijvoorbeeld in de eenheid
van beleid en bestuur. Een ander punt is de
kwaliteit en robuustheid van de ambtelijke
waterschapsorganisatie. Opschaling moet
voor meer deskundigheid, flexibiliteit en
innovatief vermogen zorgen, naast een ver
mindering van de kwetsbaarheid en een
beter financieel draagvlak. Bij Hollandse
Delta is bovendien sprake van een logische
geografie. Het schap omvat één van de
zeventien deelstroomgebieden in Neder
land: de Zuid-Hollandse eilanden.
Hollandse Delta is een waterschap dat, net
als al die voorgangers, het water keert waar
dat dreigt, aanvoert waar dat nodig is en
wegpompt als het overtollig is. Maar ook:
een waterschap dat het water zuivert en
wegen beheert. Hollandse Delta is er boven
dien om een actieve bijdrage te leveren aan
een duurzaam landschap, waar het goed
wonen, werken en recreëren is. Gebiedsge
richt, dichtbij, met steunpunten in de regio's,
klantvriendelijk en betrokken. Met beide
benen op de grond. Ook op Goeree-Over
flakkee.
Dit artikel is gebaseerd op het boekje
'Water en Land, Van Goeree-Over
flakkee naar Hollandse Delta', dat
op 10 december verscheen ter gele
genheid van de opheffing van het
waterschap Goeree-Overflakkee en
de fusie per 1 januari 2005.
De in werking zijnde noodpompen bij gemaal Witte Brug bij Goedereede (augustus 2004)